Voor onze Jeu^d
ri
4
De ladder van Sint Jozef
Vogels, die niet hunnen vliegen
Liesbeth
n
y
f
DE ERFENIS VAN OOME JOB EN TANTE JOL
B. L N. S.
p
1
c
m
r>
q
b
X
e
n
DOOR G. D. HOOGENDOORN
VRIJDAG 15 MAART 1929
Geheimschrift
abcdefghiklmn
bohmpaviwerqy
wedpwnqcdvpyba
lkrelsmorgenaf
CX
is
dL
JC.
V
O
rjp
c.De twee glazen
Overname uit deze rubriek zonder schriftelijke toestemming verboden
Naar een Vlaamsche legende.
Op een dag, zoo omstreeks Allerhei
ligen, waren in den hemel alle heiligen
druk in gesprek over allerlei, dat er al
zoo voorviel in de hemelsche stad.
Wat hen 't meest bezighield, was een
vraagstuk, dat zij maar geen van allen
konden oplossen. Er waren den laatsten
tijd in den hemel allerlei zonderlinge
muiters opgemerkt, die niemand kende,
en die daar heelemaal niet thuis sche
nen te hooren. Raar, haveloos volkje was
het, dat vreemd en onwennig deed, en
alle heiligen waren het er over eens, dat
het er in den hemel werkelijk niet ge
zelliger op werd, sinds je bij eiken stap
dien je zette, voor zoo'n verfromfraaiden
nieuweling kwam te staan, die zich zóó
schichtig gedroeg, of hij eigenlijk heel
goed wist, dat hij geen recht had,
daar te zijn! 't Was niet, dat de heiligen
dien armen drommels hun plaatsje mis
gunnen, neen, want nijd of afgunst ken
nen de heiligen natuurlijk niet, maar ze
maakten zich toch wel een beetje be-
zorgd voor de eer en het aanzien van
hun aller hemelsch tehuis!
Met algemeene stemmen werd besloten.
dat men gezamenlijk naar Sint Petrus zou j
gaan, en hem op den man af vragen, ot
't soms aan zijn nalatigheid te wijt er.
was, dat er tegenwoordig mensehen wer-
den binnengelaten van een soort, dat men
sinds heiligenheugenis nog nooit in den
hemel had gezien!
Sint Petrus had het juist erg druk met
wikken en wegen, tellen en meten en
boeken naslaan. Er stond een dronkaard
in de hemelpoort, die dolgraag naar bin- j
nen wilde en Sint Petrus wilde hem j
Juist eens aan het verstand gaan bren- j
gen, dat daar niets van inkwam, toen
Sint Adriaan, die aan 't hoofd van den j
stoet afgezanten liep, hem op den schou-
der klopte: „Sint Petrus, portier van de
hemelsche hallen
..Laat me met rust,'* bromde Sint Pe
trus, „en let op je eigen zaken, broe
der Adriaan. Ik heb het heel volhandig,
zooals je ziet!"
„Maar Petrus," zei Sint Adriaan weer,
duister toch eens een oogenbllk! Gooi
dien dronkaard er uit en hoor, wat we u
te zeggen hebben; 't is van veel belang!
We wilden 11 eens eerbiedig vragen, hoe
't toch zou kunnen komen, dat hier den
Jaatsten tijd van die wonderlijke gasten
gezien worden! Landloopers met lang
haar. ruwe gezellen met kielen en hooi
in hun klompen, jar, zelfs echte schelmen
met rooversbaarden en oogen om bang
van te worden, schijnen hier den laatsten
tijd als paddestoelen uit den grond te
groeien! Met allen eerbied voor uw wijs
beleid hoe u zulk volkje hier kunt
binnenlaten, is me een raadsel!"
„Wat nu?" vroeg Sint Petrus. „Meet
ik zulke verwijten aanhooren? Et die
hier dag en nacht de wacht houd zon
der ooit te rusten, die paspoorten nazie
en harten op de weegschaal leg; ik die
harder werk dan welke hemelbewoner
is opgelost!" zoo sprak hij en hij bracht
een pakje verzegelde papieren mee, waar
in 't Latijn opstond, datSint Jozef
de dader moest zijn!
Het bleek, dat verschillenden al heel
lang in een afgelegen hoekje van den
hemel hadden hooren schaven en klop
pen, zagen en hakken, en ten slotte wa
ren ze eens op zoek gegaan, waar dat
geluid vandaan kwam, en wat het te be-
teekenen had! Daar was, langs een heel
afgelegen pad, waar engelen en heiligen
op hun wandelingen nooit plachten te
komen, een hoekje dicht beplant, zoodat
men van de groote hemelpoort niet kon
zien, wat daar gebeurde. Daar achter
het pe'-ooTite hadden ze een timmerman
„Vaarwel!" zei hij toen minzaam, ter
wijl hfj welgemoed op de poort af ging.
„Vaarwel lk vertrek met mijn Vrouw en
Haar Kind en al wat me verder toebe
hoort!"
Maar toen had je ze allemaal eens
moeten hooren! Daar hadden ze zich
leelijk verpraat, door te elschen, dat St.
Jozef al de zijnen zou meenemen! Wat
zou de hemel zijn zonder Maria en Haar
Kindeke
En Shit Joris sloop stilletjes weg om
zijn harnas te gaan uitdoen, Sint Fau-
lus trok zich met Sint Ivo terug, alle
andere heiligen volgden hen, en ten slot
te bleef Sint Jozef heelemaal alleen over.
„Ik kan dus blijven met al de mij
nen?" vfoeg hij glimlachend aan Sint
Petrus. En hij kon op diens gezicht het
antwoord al lezen, enging regelrecht
naar zijn verborgen werkplaats en
maakte nog tweo nieuwe sporten aan zijn
ladder.
En het is te hopen, dat wij daar óók
eenmaal langs omhoog mogen klimmen!
MACHTELD
Toen Tilly, Ada, Jan en Gerrit na teekeningetje bij gedaan van een jongen
struisvogel, tien dagen oud (fig. 3). Nu,
Er stond een dronkaard in de hemelpoort
ook! Je weet toch ook wel, broeder
Adriaan, dat van mijn leven nog nooit
iets onreins met mijn toestemming hier
binnenging!"
.Maar Petrus," nam nu de heilige
Marcus het woord, ,.ik vraag u wel ex
cuus' maar als ik het nu zeggen mag
daarginds staat er nu juist een, zooals
ik bedoel, zoo'n snuiter, als we hier vroe
ger nooit gehad hebben!' Kijk nu eens,
hoe Vreemd hij alles en iedereen staat te
bekijken, hoe schuw hij iskijk, hij
kruipt al bijna weg, nu hij ziet, dat we
op hem letten!"
Sint Petrus scheen zelf heel verwon
derd te zijn; hij begon dadelijk met veel
ijver zijn boeken na te slaan, keek hier,
keek daar, prevelde voor zich heen al
lerlei namenMaar 't was -vruchte
loos. en de man bleef ver te zoeken.
Het was, onder ons gezegd en gezwe
gen. een echte deugniet geweest, die zon
derlinge hemelgast. Hij had gevloekt en
gedronken, zijn vrouw geslagen, zijn geld
verdobbeld, en ten slotte had hij op 't
laatste oogenbllk berouw gehad en ge
biechtGods wegen zijn wonderbaar:
daar tUaul de man nu!
Stat petrus keek hem lang en door
dringen»! aan; torn zei hij: „Nog nooit
Ja het ionsand gelukt, mij te bedriegen;
maai' ditmaal ls het toch gebeurd! Door
de deur ben jij niet binnengekomen,
vriend, maar ergens anders; wacht maar,
Ik zal er wel achter komen. Houdt hem
rast, en laat ons meteen een onderzoek
naar de zaak instellen! Sint Ivo, kom
naar voren; Je bent de eenige advocaat
hier; onderzoek dus, of er soms Iemand
ls, die Petrus' hoog amht durft te on
derkruipen! Wie kan 't zijn, die zulk
volkje onzen hemel insmokkelt?"
Sint Ivo ging heen om te probeeren, of
hij meer van de zaak kon te weten ko
lden, «n het duurde niet zoo heel lang,
of hij was al weer terug. „Het raadsel
....hoe Sint Jozef een ladder tegen de
hemelmuur zette
hooren werken. En toen ze gingen kij
kenzagen ze juist, hoe Sint Jozef
een ladder tegen den hemelmuur zette!
„Ha ha" zei Sint Petrus „Sint Ivo,
het geheim is ontsluierd. Sint Jozef
brengt daar in 't geheim zieltjes naar
binnen! Ik heb ze wel voorbij zien ko
men, van die tobbers; ze prevelden al
door Sint-Jozefs-gebeden en droegen
medailles met zijn beeltenis om den hals,
precies als waar ls hij? precies
als die snuiter daar!"
Het gemompel en de beweging, die er
nu in den heelen hemel opstonden, is
werkelijk met geen pen te beschrijvep!
Overal stak men de hoofden bijeen, en
de opschudding scheen hoe langer hoe
erger te worden.
„Wat nu gedaan?" vroeg Sint Petrus,
„goede raad is duur! Wat beginnen we
met al die binnengesmokkelde sukke
laars? Wat moeten we aanvangen, Sint
Paulus? Ze kunnen toch maar niet zon
der meer bij de uitverkorenen blijven?
Waarom zou ik dan nog langer hemel-
portier moeten zijn? Ik geef nog veel
liever mijn ambt en mijn sleutels weer
af, dan dat ik hier menschen zou moeten
dulden, die niet op 'n eerlijke manier
met behulp van die sleutels zfjn binnen
gekomen! Wat zeggen de andere aposte
len ervan?
En alle heiligen riepen eenparig, alsof
ze slechts gewacht hadden, tot Sint Pe
trus him meening zou vragen: „Eruit
moeten ze, zonder pardon en zonder
dralen."
„Eruit!" riep Sint Joris, en velde zijn
lans, waarmee hij vroeger zoo dapper te
gen den draak had gevochten. „Eruit!"
riep Sint Paulus en greep naar zijn
zwaard, om al dat gespuis den hemel
uit te jagen.
Juist kwam toen Sint Jozef ootmoedig
het woord vragen. „Broeders," zoo zei
hij, „als ge 't met zooveel duizenden sa
men eens zijt, kan een arm man als ik
daar heel alleen niets tegen beginnen,
en ik moet dan wel dulden, dat mijn be
schermelingen van hier worden verdre
ven! Maar daar er nog nooit een arme
ziel tevergeefs op mij vertrouwd heeft,
kan ik hen niet in den steek laten. Als
zij wegmoeten, dan ga ik met hen mee!
„Zoo zij het!" riepen ze allemaal, en
Sint Guido, die koster geweest was, zei:
„Amen. We hebben hier ten slotte Sint
Jozefs genoeg, al zijn 't ook niet zulke
oude! Maar neem nu vooral de Uwen
mee, Sint Jozef!"
Sint Jozef begon dus dadelijk, zonder
tijd te verliezen, al de zijnen met hun
bezittingen om zich heen te verzamelen.
schooltijd thuiskwamen, lag er een brief
je op hen te wachten, van Henk en Toos.
Dat briefje hield het verzoek in dien
middag (het was een Woensdag) eens niet
te gaan schaatsenrijden, maar bü Henk
en Toos een clubvergadering te houden.
Met gespannen verwachting zat het vier
tal te wachten, toen Henk een groote en
veloppe, van vreemde postzegels voorzien,
voor den dag haalde.
„Van mijn oom uit Zuid-Afrika," ver
klaarde hij kalmweg.
Even zaten ze allen paf. Toen zei Ger
rit: „Heb je dan een oom in Zuid-Afri
ka?"
„Zeker," antwoordde Henk. „Oom An
ton, die woont in Johannesburg. Hu ver
trok een jaar of tien geleden. Maar hij
schrijft zelden. Nu heb ik in de Kerst-
yacantie hem een uitvoerig verslag ge
daan over onze B. L. N. S. en dat vond
hfj zoo aardig, dat hij een langen brief
terugschreef met een beschrijving van een
struisvogelboerderij, zooals die in Zuid-
Afrika zooveel bestaan. Ik zal hem voor
lezen, terwijl Toos jullie een kopje thee
inschenkt. Hij heeft er ook teekeningen
bijgémaakt, die ik jullie zal laten zien."
Toen allen weer rustig zaten, begon
Henk te lezen:
Beste Henk,
Toen je me schreef, dat jullie een club
hadden, die zich met studies over de le
vende natuur bezighield, dacht ik on
middellijk: daar wil ik ook eens een bij
drage voor geven. Ik ging daarom naar
Piet Zanders, een echten Zuidafrikaan-
schen boer van den ouden stempel, die
nog in het laatste gedeelte van den boe
renoorlog heeft meegevochten. Nu oefent
hij het vreedzaam bedrijf van struisvogel-
boer uit, „Oom Piet", zooals hij in de
wandeling wordt genoemd, was direct be
reid iets van zijn ervaringen te vertellen.
Om te beginnen worden de struisen des
morgens vroeg losgelaten. Ze loopen dan
soms wel een paar honderd meter weg,
draalen zich plotseling om en draaien in
de rondte, tot ze er duizelig van worden
en op den grond rollen. Niet zelden ge
beurt het dan, dat ze de pooien breken.
Een mooi gezicht geven bij dat rond
draaien de uitstekende staartveeren. Zien
kunnen de struisvogels uitstekend, hooren
ook heel goed, maar ruiken en proeven
waarschijnlijk slecht, 't Voedsel van den
struis bestaat uit gras; soms pakt hij ook
insecten of andere kleine dieren. Eens
zag oom Piet, hoe 'n struisvogel een kui
kentje, dat toevallig in den weg liep, op
pikte en verslond. Drinken doen de strui
sen veel. Ook pikken ze graag steenenop,
die ze in hun maa,g bewaren. De struis
vogelkuikentjes zijn leuke diertjes, die,
totdat ze twee maanden oud zijn, meer
op stekelvarkentjes, dan op vogels lijken.
Dat komt, omdat ze met geelachtige vee-
ren bedekt zijn, die uit niets anders dan
harde pennen bestaan.
Pas veel later verschijnen de mooie
struisveeren, die als sieraad zoo'n groote
waarde hebben. Elke acht maanden wor
den de veeren uitgeplukt of liever afge
sneden. Op bijgaand plaatje zie je een
vergelijking tusschen een kippenei en een
struisvogelei (fig. 2)en ook heb ik er een
Tij.»
beste jongen, ik hoop, dat jullie aan dezen
brief wat hebt; 't is wel aardig, eens wat
uit de practijk te hooren. Je vader krijgt
hierbij een brief met bijzonderheden om
trent ons allemaal, waar hij je nog wel
een en ander uit vertellen zal. Je lief
hebbende oom Anton."
o*g«
't Lezen van den brief had den heelen
middag geduurd ën allen hadden vol be
langstelling geluisterd. Tot slot stelde Jan
voor, hem in 't archief te bewaren, met
de teekeningen erbij. Niemand had hier
tegen natuurlijk bezwaar. En na Henk be
dankt te hebben voor zijn activiteit, waar
ze een prettigen middag aan te danken
hadden, gingen allen uiteen.
A. L.
Het gebruik maken van geheimschrif t is
bjjna zoo oud als de menschheld. Steeds
is men er op uit geweest, om mededee-
lingen, die men schriftelijk te doen had,
in zoo'n vorm te „gieten", dat 'n buiten
staander, die er niets mee te maken had,
er ook-finaal niets uit wijs kon worden.
De diplomaten en de legercommando's
maakten en maken er nog gebruik van,
om gewichtige mededeelingen met een
geheimzinnigen sluier te bedekken. Wij
hebben zulke geheimzinnigheid bij onze
correspondentie niet noodig, maar toch is
het mischien wel eens interessant "npaar
eenvoudige manieren van geheimschrift
eens even te bekijken.
I.
HET LETTERSYSTEEM.
Onder de 25 letters van het alphabet
(de j wordt weggelaten) die we naast
elkaar opschrijven, zetten we ze nog
eens, maar d'an in willekeurige volgorde.
Vooraf moet' ik je nog even vertellen, dat
men uitsluitend gebruik maakt van klei
ne letters en de hoofdletters thuis Iaat,
om zoo min mogelijk aanleiding tot ont
dekking te geven. Nemen we dus de twee
alphabets als volgt:
opqrstuvwxyz
czxdnugk t fsl
De eerst rij heeft de gewone volgorde,
de tweede de willekeurig gekozen.
Dit noemen we nu den sleutel. Met be
hulp van dezen sleutel kunnen we het
geheimschrift
wedpwnqcdvpyba
gemakkelijk ontcijferen, wanneer we on
der bovenstaande letterreeks de goede
letters maar plaatsen; als volgt dus:
ik reis morgen af,
II.
HET KLINKERSYSTEEM.
De sleutel voor dit geheimschrift be
staat uit een vierkant met 6x6 hokjes.
In de hokjes, die in de eerste bovenste
rij en die aan den linker kant liggen,
schrijft men de klinkers a e i o u in
verschillende volgorde; in het eene geval
van links naar rechts, in het andere van
onderen naar boven. Daarna worden de
25 letters van het alphabet in de restee-
rende 25 hokjes (het hokje in den linker
bovenhoek blijft leeg) willekeurig neerge
schreven.
m
Willen we nu bijvoorbeeld den zin
vertrek direct
in geheimschrift schrijven, dan zoeken we
letter voor letter in den bovenstaanden
sleutel op, en schrijven in plaats daarvan
de beid'e klinkers, die in dezelfde hori
zontale en vertikale rij staan.
vertrek direct
iouoeiuaeinouueeeoeiuoaoua
De ontvanger weet nu natuurlijk, dat
2 klinkers een letter beteekenen, en met
behulp van den sleutel, waarvan hij na
tuurlijk ook 'n exemplaar bezit, kan hij
het geheimschrift heel gemakkelijk ont
cijferen, door eerst tusschen elke 2 klin
kers een scheidingsstreëpje te trekken,
om het opzoeken der letters te vergemak
kelijken.
Je kunt natuurlijk maar dit dan
van te voren afspreken tusschen iedere
twee klinkers 'n niets beteekenenden
medeklinker plaatsen, om het geheel nog
een geheimzinniger aanzien te geven.
III.
HET LÏJNEN-GEHEIMSCHRIFT.
De sleutel tot dit geheimschrift is
een rechthoek met 3x9 hokjes. In 26
hokjes zijn alle 26 letters, dus ook de J,
op onwilkeurige wijze geplaatst.
i
j
Het gebruik er van is als volgt:
We leggen 'n blaadje doorzichtig pa
pier op dezen sleutel, en trekken vanaf
de beginletter der woorden, die we sei
nen willen, en welke beginletter we door
een klein kruisje aangeven, 'n lijn naar
de tweedt letter, van deze naar de derde,
van deze naar no. 4 enz. enz. Het eind
geven we aan met 'n pijlspitsje.
Waar de lange lijn telkens ombuigt, zit
'n letter.
Legt de ontvanger van dit doorzichtig
papiertje met lijnen het nu op zijn sleu
tel, dan kan hij, te beginnen met het
kruisje, de geheimzinnige lijnentrekkerij
heel gemakkelijk ontcijferen.
Probeer jullie nu maar eens even uit te
vinden, wat ik je hieronder vertellen wil.
7 O «ff»"
e;41<3 „,:J £96*81
255 „Hei ho, mijn zus, nu niet gedraald,
Wij springen op dat beest,
Ik spoor hem met mijn prikspeer aan
En 't naarste is geweest."
Het stier-beest, door Job's prik verschrikt,
Dat holde hopsa hop,
En heel den neger helden r chaar
Haalde een reuzen strop.
256 Maar och, die lieve negerin,
Toen zij het nieuws vernam,
Dat men haar Job niet vangen kon,
Zong zij wel dagen lang.
Maar 't was geen lied van blije vreugd.
Doch van verdriet en romv.
Totdat na weken droefenis,
Haar hart bevroor van koü.
257 Zoo vluchtten Oom en Tante Jol
Weer uit de wildernis
En vielen neer van uitputting
En van vermoeienis.
„Maar o, mijn Jol, mijn lieve zus,"
Riep Job, „O, zie je dat:
Hier vlak beneden in het dal,
Daar ligt een groote stad."
Ik moet je nog even vertellen, dat dit
geheimschrift zich natuurlijk niet leent
voor het overbrengen van lange mededee
lingen. Dat zou 'n vreeselijke ljjnenwar-
boel worden.
Moet tweemaal dezelfde letter ge
noemd worden, dan zetten we er 'n klein
kringetje bij.
Liesbeth had al-.Jd van moeder geleerd?
Vragen is heel onbeleefd!
Ts er wat lekkers, dan wacht je maar stil,
Tot men je iets ervan geeft.
Laatst' ging ze 's middags met Moes en
Paulien
Mee naar een jarigen oom,
Bèrgen van taartjes hadden ze daar,
Kanjers, met schuim en met room!
Tante, die deeld'e de schoteltjes rond,
t Zat er vol menschen dien dag!
Toen ging een nichtje ze langs met da
schaal,
Dveral kwam ze, maar ach
Uesbeth zat vrij achteraf, en nu zag
Sichtje haar glad over t hoofd I
Dapper hield Liesbeth zich stil als een
muis,
Toen haar die kool werd gestoofd.
/ragen, dat wou en dat zou ze nu nUH.
Stijf kneep ze haar lipjes opéén,
Haar wie haar oogen zag tlnt'len, die
dacht!
.Liesbeth, jij bent me er een!"
Sventje later, daar morst me die Oom
Dp Tante's schoteltje asch!
't Nichtje liep vlug om een schoon, macur
toen bleek
Dat er niet ééntje meer was!
Plots klinkt een stemmetje ver uit dea
hoek,
Liesbeth zegt lief en gewoon:
„Tante, neemt u maar gerust dat van mij,
Dat is nog heelemaal schoon!"
TEPP,
'n Ander heel aardig kunststukje kun
Je met twee doodgewone drinkglazen uit
voeren.
Neem echter niet te dikke glazen, an
ders gaat het niet. Verder heb je nog
noodig een klein stukje kaars en een
vochtig gemaakt zacht papier.
Je begint met de kaars aan te steken
en daarna op den bodem van een der
beide drinkglazen te zetten. Nadat de
kaars *n poosje gebrand heeft leggen we
het vochtige papier over het glas heen
en zetten nu het tweede glas op het eer
ste, rand op rand. Je snapt ik vergat
iIiiiihniimThv
d'afc nog te vercellen dat het precies
dezelfde glazen moeten zijn.
Nu zie je gebeuren, dat je kaarsje hoe
langer hoe fiauwer begint te branden en
eindelijk vanzelf uitgaat.
Pakken we nu het bovenste glas beet
en beuren dit op, dan zul je zien ge
beuren, dat het onderste er aan blijft
hangen, zooais je op onderstaand plaat
je ziet.
De verklaring van dit kunststukje is
ook al weer heel gemakkelijk te geven.
Door de kaarsvlam wordt de zuurstof in
het glas opgebruikt, waardoor dus ln
het onderste glas An luchtverdunning
plaats heeft en door don luchtdruk van
buiten wordt het andere glas er dus-vast
tegen aan gedrukt,