n
Van alles wat.
De biirrïe in huis»
Het venster, waarachter het
leven waift
WOENSDAG 17 APRIL 1929
DERDE BLAD
PAGINA 2
Yr^V\
-tz-
t
Noeö Gert, ik zou me dat plan maar
uit het hoofd zetten, Sientje is nog veel te
jong en dan er bij, er kwamen er hier al
meer met dezelfde vraag, meneer Hellens
ds een van je concurrenten.
Meneeer Hellens, dieën opschepper,
schamperde Gert.
Zuutjes, zuutjes Gert, suste boer Venne,
as iemand 'ncn boord aan heeft is ie nog
geenen opschepper; en 'nen bankdirecteur
kan toch niet gekleed gaan 'nen boer.
Hellens 'nen bankdirecteur spotte Gert,
hij zit alleen op 't kantoorke in Driewijk.
Ja maar, hij is er toch baas en heeft
het er denkelijk beter dan gij Gert op de
Beukenhoef.
Dat is nog lang niet zeker, onderbrak
Gert.
'tlvomt er ook niks op aan, bitste boer
Venne, 'tgaat hier niet over Hellens maar
over Sientje, Hellens heeft hier niks in de
pap te brokken, net zoo min as gij Gert en
as ge wilt dat we vrienden blijven dan moet
ge me niet meer over Sientje spreken.
De toon waarop boer Venne deze woor-i
den sprak overtuigde Gert dat hij met pra
ten niets meer kon beredken. Teleurgesteld
verliet ie langs de achterdeur de boerderij.
Op het erf, achter een hooischelf, stond
Sientje hem op te wachten.
En wat heeft vader gezegd, Gert
Dat ik er maar niet meer over moet
praten Sientje.
Ik had het wel gedacht, stamelde het
meisje, terwijl ze met een Hip van haar
schort een traan uit haar oog pinkte.
Be kan me maar niet hegrijpen dat je
vader in dat sladsch meneerke vertrouwen
kan hebben.
'k Zal je zeggen Gert, wat er tus
schen zit. Go weet, dat Louis Hellens te
Driewijk kantoorhouder is van een filiaal
der landbouw- en credletbank. En hij heefi
beloofd om een tweede hypotheek op de
boerderij te bezorgen, die we, jammer ge
noeg, noodig hebben. Sindsdien meent mijn
vader, dat bij tegenover Hellens verplich
tingen heeft, en Hellens tracht daarvan
te profiteeren. Hij denkt mij met flauwe
complimenten te kunnen winnen, zooals
hij mijn vader met schoone beloften paait.
Bij uw vader is het dus eenvoudig
een kwestie van geld, zei Gert op spotten-
den toon.
Van geld en goedetrouw, antwoordde
het meisje, want mijn vader gelooft alles
wat Hellens zegt.
En is er de hypotheek al, informeerde
Gert.
Neen, maar 't zal toch niet lang meer
duren, volgens Hellens.
Dan zal zij er niet komen ook, rtiep
Gert triomfantelijk uit, ik ga terug, ge
zult zien dat ik win.
En Gert ging terug naar de boerderij.
i
'k Zal er maar geen doekskes om
draaien begon Gert, ik heb Sientje gespro
ken en ik weet alles.
En wat zou dat, voer Venne uit, ik
moet toch weten wat Sk doe.
Juist omdat ge moet weten, wat ge
doet ben ik teruggekomen, hernam Gert,
ge moet weten dat die stadsche praatjes
maker U in de maling neemt.
Ik laat me niet in de maling nemen,
noch door jou Gert, mocW door Hellens,
mopperde Venne.
Ik ben maar een dorpsjongen, ant
woordde Gert, maar wat Hellens kan, dat
kan ik ook, ik kan u ook een hypotheek
beloven, geven dat zeg ik niet.
Gij, tartte boer Venne, maar jongen ik
donk dat ge er al net mee staat als ik;
het boerderijtje dat je ouders je nagelaten
hebben is ook nog lang niet vrij.
Maar ik heb toch geen Hellens noodig
om het te redden, dat kan ik zelf nog,
bitste Gert, zoolang ik handen aan m'in
lijf heb, en God wasdom geeft. Luister
Venne, we kennen elkaar al jaren. Als je
ln Hellens, die je pas een week of drie
kent, vertrouwen stelt, zou je toch ook wel
naar mij mogen luisteren. Je hebt me nog
nooit over *- geldelijke moeilijkheden g>
sproken, dat was ook niet noodig. Wellicht
heb je gemeend, dat ik je toch niet zou heb
ben kunnen helpen. Maar dat kan ik wel,
hoort ge Venne, dat kan ik wel. Zeg me
boe de zaken staan en ik zal zien wat ik
kan doen. Hoeveel is er noodig?
Ge weet, dat ik door de ziekte en het
sterven mijner vrouw veel achteruit ben
geboerd, ik heb de laatste drie jaar niets
af kunnen lossen, in October moet or vijf
duizend gulden zijn, zei Venne dof.
Ze zullen er komen, verzekerde Gert.
'■t&jSfünxM
„BERLING-SKE TIDENDE".
„Ik moet de eerste zwaluw voor de krant
fotografeeren, maar welke is nu de eerste?"
mits ge me belooft dat ge de hypotheek
van Hellens zult weigt ren.
Ik zal het nog errts afzien, zei Venne
aarzelend, kom nog maar eens aan.
Toen Gert thuiskwam, vond hij een
brief, die de postbode onder de deur ge
schoven had. Het was een mededeel tog van
het gouvernement, waarin hem bericht
werd dat een groot gedeelte van zijn noutv-
land, achter de beukenhoef gelegen, zcu
onteigend worden oor .10 aanleg van e„'
kanaal. Reeds maanden was er in het
dorp sprake van een te graven kanaal,
waarvoor verschillende landerijen onteigend
zouden worden. Er waren opmetingen ge
daan, en de boeren die grond af moesten
staan hadden bericht gekregen of waren
het wachtende. Voor sommigen, die veraf
gelegen akkers hadden, was de onteigening
een uitkomst. Er waren er zelfs, die er huis
en hof voor moesten verlaten, doch hel
zware scheiden werd verlicht door een
rudme schadevergoeding en menig arm
heikneuterke, wiens bouwvallig huikje,
het verkoopen niet meer waard, buiten de
onteigening gevallen was, hoopte nog in
stilte, dat „de heeren van X kanaal" terug
zouden komen. De gemeente-secretaris, die
van lachen htield, wist er den moed in te
houden door te verklaren, dat het traject
van het kanaal waarschijnlijk nog niet de
finitief was vastgesteld cn dat er nog nieu
we opmetingen zouden plaats hebben. Dit
gerucht was ook Gert Boelen ter oore ge
komen en had hem op een idee gebracht
Mij. wilde tot eiken prijs het plan van Hel
lens verijdelen en het bericht van de ont
eigening kwam hem daarbij te hulp. De
som die hij voor zijn akker zou ontvangen
bedroeg rond de aditduizccnd gulden en zou
hem op 't laatst van het jaar uitbetaald
worden. Hij kon dat geld goed gebruiken,
maar hij dacht aan Sientje en aan de hy
potheek die haar vader noodig had. En hij
besloot op zijn manier, boer Venne te hel
pen. Die manier was geheel in overeen
stemming met zijn oolijk karakter en met
z*n zuchit om Hellens onmiddellijk buiten
mededinging te stellen
Terwijl Gert de zaak zat te bepeinzen
kwamen er twee mannen binnen, als van
den hemel gezonden om hem behulpzaam
te zijn. Het waren Jaspers cn Van Wouw,
twee veekoopers ui Tilburg, 't Was de eerste
keer dat zc in t dorp kwamen, maar Gert
had ze vroeger in het naburige Driewijk,
meermalen ontmoet an kende ze als ras
echte grappenmakers.
Kijk, kijk, zei Jaspers, bij wijze van
begroeting, de eerste de beste stee die we
hier op *t dorp aandoen is diie van Gert
Roeien, we hadden er geen erg in dat gij
hier woonde Gert, hoe is T er nog mee?
Wel, hoe zou ét cr mee zijn, lachte
Gert, stillekcs aan, gezond-maoger en èrm.
Krek as wij, beaamde Van Wouw.
Maar g'het toch nog geld te veul voor
koeikes, spotte Gert.
'n Bietje; grinnikte Van Wouw.
Ja natuurlijk, veel geef d'r mie voor,
dat. weten de hoeren wel.
Gij denkt, dat we er altijd op uit zijn
om de hoeren af te zeiten, maar vandaag
zijn we voor de lol uit, beweerde Jaspers.
Op Driewijk kwamen we bij 'ncn boer, d;ie
meende dat we „de heeren van *t kanaal"
waren, we hebben 'n maar zoo wijs gela
ten.
De heeren van *t kanaal, ge brengt
me op 'm idee, gelli komt. as geroepen,
juichte Gert.
En hij vertelde de twee veehandelaars
de historie van boer Venne en z'n Sientje
en van zijn medeminnaar Louis Hellens
We zullen oe wel helpen, zei Jaspers,
toen Gert uitgepraat was, dieën kantoor
kwast zal z'n streken thuis krijgen en
boer Venne zijn hypotheek, 't Is voor mekaar
wij zijn de heeren van 't kanaal, ge zult
er wel van liooren.
Eenigc minuten later waron de twee
veekopers bij boer Venne.
We komen van liet ministerie v m Wa
terstaat, zei Jaspers, en hebben opdracht 't
terrein bier op te meten voor onteigening
Wa wa Waterstaat, stotterde
boer Venne, ddan ben ik er ook bij,
bij 't kanaal.
Juist, zei Jasjers, het nieuwe traject
loopt over uw erf, misschien staat ook de
boerderij in den weg.
Heerejee nog toe, riep Venne uit, waar
moet ik dan blijven!
Maak }e maar niet bezorgd, ant
woordde Van Wouw op emstigen toon, als
je boerderij onteigend wordt krijg je er
geld genoeg voor om 'n mooie nieuwe te
bouwen en er nog een flink stuk land bij
te koopen.
Accoord, sprak Venne opgelucht, dan
is 't in orde eneh, wat zullen de hee
ren drinken?
't Is mij gelijk, zeijaspers.
Mij 't zelfde, bromde Van Wouw.
Sientje breng de heeren 'n glas Lier,
beval Venne zijn dochter die in de keuken
was.
Dag heeren, groette Sientje, terwijl
ze een kan bier en glazen aandroeg.
'tZijn de heeren van 't kanaal Sientje,
zei Venne, we krijgen 'n nieuwe boerderij.
Och w'en goeie heeren toch, gicheldo
Sientje, en van blijdschap groot ze het bier
naast het glas.
Boer Venne was er inmiddels in ge
slaagd uit z'n Zondagsche pak twee siga
ren op te diepen, die hij de pseudo-ambte-
narero aanbood. Toen ze hun sigaren aan-
GÖTZ
Voorjaar 1929.
gestoken en een slok van hun bier genomen
hadden, togen „de heeren van et kanaal"
aan 't werk. De een haalde een notitieboes.je
uit zijn zak, de_ ander een duimstok. Vanaf
de voordeur schof Jaspers zijn duimstok, van
meter op meter, naar de achterdeur en Van
Wouw schreef het aantal meters op. Daar
na begonnen ze op het erf tot bij de koren
schuur en gingen, al metend, terug naai
de boerderij. In 't midden der huiskamer,
onder de tafel hielden ze op.
-Hier is 't, zei Jaspers wijsgeerig. dit
is de oeverlijn, we zullen er een paal moe
ten zetten.
Ja maar de tafel staat er, is dat niiet
voldoende, vroeg Sientje gealarmeerd.
Als de heeren zeggen, dat de tafel weg
moet, dan moeit ze weg. mopperde Ixier
Venne, en de daad bij het woord voegend
school hij de zware tafel een eind opzij.
We hebben er niet aan gedacht een
paal mee te nemen en we moesten er toch
een hebben, anders zijn onze opmetinge.o
ongeldig, zöi Jaspers.
Op de deel ligt nog een oude burrie,
kan die niet dienen, roeg boer Venne ge
dienstig.
Ja, zeker, bevestigde Jaspers, haal ze
maar even.
Siijtje schonk inmiddels een tweede glas
bier to en de heeren van 't kanaal wipten
het beiden in een teug leeg. Toen boo- Von
ne terugkwam, begon hij, op aanwijzing
vain Jaspers, in 't midden der kamer de
plavuizen uit te breken en een gat te gra
ven waarin hij de oude burrie plantte Hij
wierp het zand weer in den kuil, stampte
het rond den paal aan en begon de nlivui-
zen te leggen. Hij was juist klaar toen
Hellens binnenkwam. De bankbediende
dacht dat boer Venne krankzinnig gewor
den was en ontsteld riep hij uit:
Maar Sientje, wat is er met vader aan
de hand, gaat hij nu in huis hoornen
planten?
Sientje wilde antwoorden, doch Leer
Venne was haar voor:
Boomen planten, spotte hij, je kunt
wel merken dat je nliks van Waterstaat
kent.
Van Waterstaat
Ja van Waterstaat, bulderde boer
Venne, dat Is 'me paal van Waterstaat, die
moet jou hypotheek vervangen ik heb nt
of het crediert van je bank niet meer noo
dig.
Hellens twijfelde er geen oogenblik aart,
of Venne was krankzinnig geworden en
hij achtte het raadzaam maar st.iekum te
verdwijnen.
ie komt niet meer terug, ze; boor
Venme.
Gelukkig, jubelde Sientje.
Ja gij ziet liever Gert Boelen en ge
hebt nog maar schoon gelijk ook, erkende
haar vader.
Jaspers en Van Wouw wisselden bij het
hooren vain den naam Roeien een blik
van verstandhouding.
Kom Sientje, schenk nog eens in
voor de heeren, commandeerde Venne.
De heeren van t kanaal namen nog een
derde glas hier en, ma verzekerd te hebben
dat de zaak in orde kwam, gingen ze heen.
net kanaal is reeds jaren gegraven, en
de oude burrie staat mog altijd bij boer
Venne midden in huis. Het is een mijlpaal
in het leven van Gent Boelen, die reeds
lang met Sientje getrouwd is en zijn schoon
vader uit alle financieele moeilijkheden
heeft weten te redden.
Hellens, de bankbediende, 4s sinds enkele
jaren met de noordezon vertrokken. De kas
van hot bankkantoor te Driewijk heeft hij
ook maar meegenomen, alsmede de ach
ting, die hij in het dorp en speciaal bij
boer Venne had weten te verwerven. Venne
dankt de hemel en de heeren van 't kanaal
dat hij van Hellens „dieën prulleman",
zooals hij hem noemt, geen hypotheek
noodig heeft gehad.
Alleen is hij hert niet eens met de burge
meester van het dorp, die hem aanraadt de
burrie maar uit zijn hulis te verwijderen,
omdat het kanaal nu toch al gegraven is.
Boer Venne houdt het echter mert den ge
meente-secretaris, die beweert dat „de paal
van Waterstaat" moet blijven staan totdat
er weer eens een kanaal gegraven wordt.
En de gemeentesecretaris, een grappenma
ker van de ergste soort, kan het weten.
Helt was ©en kille dag, de eerste na een
reeks van emoorheete dagen. De hemel was
egaal witgrijs; en een frïssche wind streek
over hort land, bracht weJigen dennengeur
in de «tad.
De soldaten liepen in hert gelid vrij door
een lange boomenlaan, die reeds huiverde
van^herfsitgedachten. De wind floort tusschen
de gaatjes van de helmen. Ruisehend klonk
hert onregelmatig gesrtap van al die beslagen
laarzen op het gruizig grïnrt. Tusschen die
groengrijze menschenmassa, die voontdeinde
door de zuchtende boomenlaan, weg van de
roodgedakte en hooggespi-tste garnizoensstad
liep Event van Kempen. Kleine rare fantast,
met zijn open blauwe kijkers en zijn eeuvrig-
•spottenden glimlach. Helt zwaarbepakte ran
sel knelde hem nn al, ze hadden nog geen
kilometer geloopen. Dart zou vandaag weer
uitvallen worden. Maar gelukkig was er
wind, tintelende herfstwind, die ritselde, sui
zelde en floot. Een wind om bij te zingen.
De jongens zongen van je heela, hoola,
houdt-er-den-moed-maar-in. Hert gezang voer
meit snellen wiekslag over de helmen heen,
worstelde tegen den wind en vluchttte tus
schen de bootnen weg naar afgelegen boe
renhuizingen waar menschcn naar buiten
kwamen om te kijken.
Evert van Kempen sjorde zijn geweer wat
op en fanltazeerde. Soms keek hij om naar
de stad. De stad trok hem aan, met haaT
grillig stilhouet tegen de grijze regenlucht.
In al de weken dat hij hier in de kazerne
lag, had hij de sltad leeren kennen als een
kleurige provincieplaat)? met haar driehoe
kige markt, de oude Sitevenskerk, de hoog-
oploopende hobbelstralten tiaar h©t„ park
kwartier.
De rechte singels met groene sfeer.
Hert stille statige heerenhuis bij de tram
halte...-
Het rechrtsche bovenraam...
Het bleek meisjeskopje met groote zachte
oogen. Een wuivende hand—
Nu zongen de jongens een dramatisch
lied van „Moedertje, uw kind". Evert zong
niet mee, hij neuriede en piekerde zoo'n
beetje over helt meisje in het heerenhuis aan
den singel met groene sfeer.
De troep sjorde voort. De stad verdween
achiter bosschages. De laan met hoornen liep
uit met kronkelpaden over de heid. Dan
kwamen ze in een dicliltbeplanrt sparren-
woud, dat de geur van heiligheid uitwa
semde. Heel in de verte hoorden ze nog het
fluiten van den trein, die door de vallei
stoomdedat was de groeit van domstad.
Voorhij het sparrenbosch lag de einde-
looze golvende hei, heerlijk paars, maar ste
kelig. Hier was helt: afhangen. De ransels
beukten den grond, de geweren ratelden
neer, de helmen vielen af.
Ginds in het boschje begonnen de jongens
te kooiten met groote dikke siteenen.
Event zocht een plaatsje op onder een
struik en ging languit liggen staren. Hij was
moe van heit locpen. Zijn voeten brandden
en zijn hoofd gloeide.
De herfstwind woei door hert struikje en
voerde de diepe heiluchlt mee. Er liep een
klein, klein torretje door de erica. Evert
volgde het beestje en zette zijn vinger er
voor als een mijlpaard. Hij zog méér bees
ten. Het krioelde er van, een heele Stad daar,
in den grond.
Er was dien morgen, dien somberen mor
gen op de hei iets avontuurlijks en ic-ts wa ar
lijk grooitsch in de lucht. Dat was nu waar
schijnlijk „hert leven, overdacht Event, ter
wijl hij op een takje knabbelde. Ilij draaide
zich om, op zijn rug en keek star uit naar
dien grijzen reuze-hemel daarboven cn mot
een moest hij weer denken aan dat wuiven
de meisje voor helt hooge raam aan den
singel met groene sfeer.
Toen kwamen er een paar jongens, die
ploften bij Evert neer en geeuwden lang en
luidruchtig.
Het eerste signaal van verzamelen kon
digde zich aan door heesch gezucht uirt hert
koper.... Een alarmkreun.
Helt was Evert alsof hij het venster, waar
achter hij helt venster hacl zien wuiven, lang
zaam dicht zag doen voor het naderend on
weer: den gespeelden veldslag.
Rare fanitaslt, die Evert: kleine .soldaat,
mert zijn open blauwe kijkers e-n zijn eeuwig
spottenden glimlach.
Gehoorproeven bij visschen
Eenigen tijd geleden heeft Dr. Karei van
Prichs, zoöloog en professor aan de Univer
siteit te Miinchen in de Beiersohe academie
voor wetenschappen eene lezing gehouden over
den gehoorzin der visschen.
Het is een oud probleem, dat intusschsn tot
heden nog niet afdoende opgelost ls, of de
visschen al dan niet kunnen hooren. De vraag
is van groot belang. "Want in het inwendig ge-
hoor-orgaan der visschen ontbreekt het ge
deelte, dat in de anatomie aangeduid wordt als
„Slakkenhuis" en hij de menschen en ook hij
de gewervelde dieren algemeen beschouwd
wordt als voornaamste en eenige gehooror
gaan.
Gaat met dus van dit standpunt uit, dan
zou men ook moeten aannamen, dat de vis
schen doof zijn. Velen, die een bijzondere stu-
die van de visschen gemaakt hebben, beweren
daarom, dat deze dieren heelemaal niet rea-
geeren op sterke geluiden. Men moet hierbij
echter bedenken, dat die geluiden ln het ge
heel geen bijzondere beteekenis hebben voor d©
visschen, zoodat eigenlijk geen reactie te ver
wachten is.
Men kan echter aan die geluiden een bij
zondere beteekenis toekennen. Genoemde pro,
fassor heeft in verband hiermede eens pToe-
ven genomen met een kleinen, blinden meer
val. Telkens voor hij hem voedsel gaf, floot
hij. Het duurde niet lang, of de visch begreep,
waar het om ging en kwam direct als er ge
floten werd, uit zijn schuilhoek te voorschijn,
om zijn voedsel in ontvangst te nemen Hij
was met succes op de fluit „gedresseerd". Een
leerling van den professor, Stetter, heeft deze
proeven voortgezet en bereikte verrassende re
sultaten ,die we als vrl~t kunnen samenvatten:
De visschen, waarop de proeven genomen
werden (zes verschillende soorten), lieten zich
dresseeren op diverse geluiden (verschillende
fluiten, strijkinstrumenten, stemvork enz.) De
grondelingen toonden zich het hevattelijkst
voor geluidsindrukken. Bij deze visschen kon
men ook de scherpte van liet gehoor bepalen.
Als zij goed gedresseerd waren," reageerden ze
zelfs op geluiden, die zóó zacht waren, dat
iemand, die naast het vlschaquarlum stond, ze
slechts bij gespannen aandacht zou hooren.
Verder kon ook bewezen worden, dat de gron
delingen verschillende geluiden van elkander
konden onderscheiden.
Bij een zekeire bepaalde toon kreeg een
visch lekker voedsel, bij een anderen boogeren
of lageren toon kreeg hij iets, dat hem slechts
matig beviel. Na lange dressuur reageerde hij
direct op den „voedertoon", ook al was er
geen voedsel met gretig toehappen. Hoorde
hfj echter den anderen toon „de waar3chu.
wing" dan reageerde hij er heelemaal niet op,
of kroop zoover mogelijk weg. Met deze me
thode kon ook vastgesteld worden, hoe ver dit
onderscheidingsvermogen van geluiden bij
visschen gaat. Over het algemeen worden to»-
nen, die een octaaf verschillen, nog goed onder,
scheiden. De vlugste dieren (ook de dieren too-
nen zeer verschillenden indivklueelen aanleg)
leerden een kwint, een terts en zelfs de kleina
terts goed onderscheiden. Een visch kon zelfs
zóóver gebracht worden, dat hij vijf verschil
lende hooge tonen (3 voedertonen en twee tus-
schenliggende waarschuw-tonen) gced beant,
woordde.
Zulke prestaties zou men reeds als echt
„hooren" willen beschouwen. Het voornaam»
ste bewijs ontbreekt echter nog: er ls n.l. geen
bewijs geleverd, dat er een inwendig gehoor,
orgaan bestaat, daar het „slakkenhuis" ont
breekt. Het kan ook wel een zeer fijn ontwik»
kelde tastzin der opperhuid zijn, waardoor de
visschen op bepaalde klanken, dus trihlngen,
reageeren.
Een waak gans
Voor een slagerswinkel te Londen doet een
groote grijs-witte gans dienst als waakhond.
Het beest is gruwelijk gebeten op alle honden
en katten uit de buurt, die 't probeeren den win
kel binnen te sluipen. Onvervaard pakt de
lang niet domme gans eiken hond en kat bij
den -staart en mikt hen 'n eind verdeT de straat
in.
De eigenaar van de zaak vertelde dat hij de
gans met nog 'n andere met Kerstmis kreeg
thuis gestuurd. De eene werd smakelijk opge
geten, de andere als huisdier opgeleid.
Daisy is thans populair in de buurt en weet
zich zeer verdienstelijk te maken. Behalve dat
ze den winkel bewaakt en honden en katten
weert, legt ze ook eieren, die de baas nog voor
een goeden prijs verkoopt.
X
Het halve werk
Iemand wilde een radiotoestel koopen en
vroeg nog eenige inlichtingen hoe er mee om
te gaan.
„Ben je getrouwd, vroeg de radiohandelaar".
„Ja, zeker", zei de man.
„Nou dan zal alles wel gauw leeren, want
dan ben je het luisteren gewoon."
Hij had toch gelijk
Toerist: „Wordt dit dorp verlicht met electri-
citeit?"
Inwoner: „Alleen als 't onweert."
„LONDON OPINION".
1
„Wei, professor, wils had ooit gedacht, dat
u zou komen
Professor: „Kijk eens, beste jongen, Jik waa
mu plan de afspraak te vergeten, maar ilk heft»
het vergeten te vergeten".