m m FEUILLETON SCHAAKRUBRIEK. II lil I DAMRUBRIEK. KONING MANDRIJN. MAANDAG 6 MEI 1929 DERDE BLAD PAGINA 4 rk 'm wé wk w. C^wm m. Hf§ ■M wÊ. Wé WÉ Él Él Q éM Éi Üf 4m Jl wm.,, W Üp tm m§ m\ WW ïW/ im, m wm, m i ii tk i| Redacteur: P. A. KOETSHEID, Singel 82c. Schiedam. Verzoeke alle mededeelingen betreffende deze rubriek aan bovenstaand adres te richten. PROBLEEM No. 4145. J. VAN DIJK, te „De Lier." Eerste plaatsing. Mat in twee zetten. w//'/ vWZfv* 'vffif1// vZwffl, PROBLEEM No. 4146. E. BOSTRÖM. le en 2e prijs ex aequo „Ilvar 8 Dag 1928" Mat in drie zetten. PROBLEEM No. 4147. K. A. L. KUBBEL. Bekroning en tornooi als voren. Mat in drie zetten. w/y/, Oplossingen over drie weken. Men gelieve ons deze voor Dinsdag 21 Mei toe te zenden. PROBLEEMOPLOSSINGEN. Vo. 4135. 1 Lh4f6: enz. Dat het nemen van •en pion bij den eersten zet geen beletsel voor •en onderscheiding is, bewijst no. 4135, immers hieraan viel een eersten prijs ten deel. No. 4186. 1 Tg5eS een aardige opgave. No. 4187. 1 Kd6—e7 dreiging: 2 Dd5—c6 enz. 1Pd7, Pe«; 2 Dd3!, Db3! enz. Neven oplos baar door 1 Dc8 dreigt 2 Dc2 indien 1...., Tb6, dan 2 Db6:f enz. of 1 Pf7f; 2 Ke7 enz. Het spijt ons zeer, dat deze keurige compositie zulk een gebrek aankleeft, zonder de constructiet te schaden zal, vreezen we, een correctie moeilijk gevonden kunnen wor den. De zetten van Pf8 leiden ongewoon ver rassend spel in. No. 4138. 1 Ta5c5, Ke3: 2 Tc3f enz. 1 Lg3; 2 Tc6!Kf3:; 3 Tf6ff anders; 3 Tc2. 1Pg3; 2 Tel!, Kf3; 3 Tflf-f. Deze eerste prijs van den heer Hartong zal, ongetwijfeld allerwegen waardeering vinden. GOEDE OPLOSSINGEN. J. H. B. Feldbrugge, Montfoort, alle; J. L. v Grieken, Rotterdam, alle; D. de Jong, Soest, alle; J. MarceUs, Rotterdam alle; H. v. Gaaien, Rot terdam, alle beh, no. 4137; P. Welting, Neerloon, alle beh. no. 4138; N. L. Coene, den Haag, no. 4135, no. 4136; H. W. G. Kortman, Rotter dam, idem; H. J. Vervoort, Oldenzaal, no. 4135, no. 4137; D. Niekerk, Rijsenburg, no. 4135; W. H. Haring, Kethel, no. 4136; H. Smeets en J. v Geldrop. Roermond, idem. CORRESPONDENTIE. T. V. te V. In no. 4133 volgt op 1 Th5, Lg5 en daarmede wordt 2 Dföj-f verhinderd. De stand van no. 4136 was in orde. S. en G. te R. Een patstelling maakt de partij onbeslist gebruikelijk aangeduid als remise. Dit bereikt zwart na 1 Lg5, Th5j-2 Lh5 als wit zoo speelt. 1 Db3 faalt in no. 4137 door 1 Pf7-|- wanneer hierna 2 K ad lib. Dan 2.... De4:f. H. J. V. te O. De weerlegging van 1 Tf5 of 1 Tg7 levert in 1Lb2. In no. 4138 vangt u zwart niet 1Lg3. Op 2 Tbl volgt Kf3en na 3 Tbl—flf, Phl—f2. P. W. te N. Betreffende onze weerlegging van no. 4138 leze s.v.p. voorgaande correspon dentie. D. v. N., te R. Het nut van 1 De4, in no. 4136 zien we niet in, er dreigt hierna niets. Zwart speelt eenvoudig 1a3a2. In no, 4137 verdedigt zich zwart tegen 1 Dd3 door 1 Fh8—f7f enz. Dr. J. W. A. v. K., te- E. Als we dit schreven moesten we uw partij nog naspelen. Munt. zij uit door goed spel, dan plaatsen we haar gaarne, onze bevindingen hopen we u de volgende week mede te deelen. PARTIJ Not 904. De 31ste zet van zwart moest zijn: f4f3. PARTIJ No. 905. ALJECHINS-VERDEDIGING. Gespeeld in het tornooi te Bautzen 1929. Wit: J. Mieses. 1. e2e4 2 Pblc3 8 e4e5 4 Pc3Xd5 5 Pd5e3 6 Pgl—f3 Zwart: I. Engert. Pg8—f6 d7d5 Pf6—d7 Pd7Xe5 c7c5 Pe5g6 Beter is Pf3f, wat in de partij v, Holzhausen Kmoch, Gieszen 1928 gescheidde. Minder goed is Pc 6, daar na 7 PeB:, Pe5:, Pe5: niet goed staat 7 b2b3 e7e5 8 Lelb2 f7f6 Dat Is bedenkelijk. Zwart speelt niet Pc6, daal de penning door Lb5 niet behaagd. Echter 8 Ld6 was mogelijk. Na 9 Pc4, 0—0; 10 Pe5:, Pe5: 11 Pe5:, Le5:; 12 Le5:, kon wit wegens TeS moeilijk ingaan. 9 Lflc4 LfSd6 10 d2d3 Pb8c6 11 0—0 Pg6—f4 Om rochade mogelijk te maken. 12 Pe3d5 Pf4—e6 Iets beter ware Pd5:, benevens De7: Zwart heeft evenwel bij den 8en verdubbeling van den pion door Lb5, benevens Lc6: vermeden en wilde ze nu niet onder ongunstiger omstandigheden toelaten 13 Pf3—h4 0—0 14 f2—f4 e6Xf4 Anders volgt f4f6 dreigende Dh5 16 Ph4f5 Pc6e5 In zijn moeilijke positie ontwerpt zwart een gunstig tegenplan, die deze partij tot één van de mooiste uit 't tornooi maakt. Anders kwam Kh8 in overweging. 16 Lb2Xe5 f6Xe5 17 Ddlg4 Dreigt Pde7f benevens Lc6f en Dg7ff Stand na den 17en zet van wit. 17 Tf8Xf5 De aardigheid door Pe5 ingeleid. 18 Dg4Xf5 b7b5! 19 Pd5Xf4! Voortreffelijk en de weerlegging van de com binatie des tegenstanders. Foutief ware 19 Lb5:, Pd4; 20 De4. Dreigt P©7 j* benevens Da8:) Lf5! benevens Pb5:. 19 b5Xc4 20 Pf4Xe6 Dd8e8 Na I>e7 redt wit zijn materieel voordeel door De4. 21 Pe6g71 Eerst deze zet verzekert de "winst. 21Kg7 is natuurlijk wegens 22 Df6-f zonder uitzicht. Zwart gaf daarom op. (Aanteekeningen van M. B. in de Deutsche Scbachzeitung.) Alle correspondentie te richten aan den dam- 'redaceur dezer courant. No. 63 (5 Mei 1929). Goede oplossingen ontvangen van: H. W. Borghardt, C. v. d. S., P. M. S„ Joh. L., J. P. H. en L. O., allen Rotterdam; A. Jansen en C. v. d. Laan, Den Haag. PROBLEEM No. 130. J. VARDON, Caen. Zwart. Wit. Zwart: 2, 10/4, 16/20, 23 en 25. Wit: 26/8, 32/3, 35/6, 42, 44 en 49/50. PROBLEEM No. 181. HENRI J. v .d. BROEK, Rotterdam. Zwart. Wit. Zwart: 7, 10, 13, 18, 22, dam op 15. Wit: 16, 20/1, 24, 29, 30, 33, 34 en 37. Partij, gespeeld op 24 April te Rotterdam tus- eelien H. Remery (Sempre Avanti) met wit en H. J. v. d. Broek (Rott. Dam Gen.) met zwart. 1. 31—26 Deze schijf kan op 26 niets uitvoeren en geeft alleen aan den tegenstander gelegenheid mot 1721 op het centrum te dreigen. Alleen zéér eterko spelers kunnen deze opening spelen zonder op den duur In het nadeel te komen. 1- 18—23 2. 33—28 12—18 3. 39—33 7—12 4. 4439 17 5. 37—31 2025 6. 50—44 Op 4137 zwart 23—29 (wit 34 23) 19 30, 1721 en 11 35. Een der vele typezetten, welke gebaseerd zijn op de opening 3126. 6 .14—20 7. 34—30 25 34 8. 39 30 2024 9. 43—39 4439 ging niet door 2429 en 1721. Maar 4137 ging evenmin door 2429, 1721, 11 33, 23 25 met winst van stukken. Zooais men ziet, heeft wit zich met 3126 in moeilijkheden be geven en komt er voorioopig niet van af. Alleen heeft zwart te zorgen geen schijf op 22 te bren gen, dan herstelt wit zich met 3127 en 26 37. 9. 10—14 10. 30—25 14—20 Een sterke afruil om het centrum te bedrei gen met 2430. 11. 25 14 9 20 12. 4034 49 Oogenschijnlijk lijkt 2429 enz. sterk, omdat op wit's korten vleugel de stcunschijf 45 weg gaat. Zwart zou dan echter zijn linkervleugel te veel van schijven ontblooten en straks gedwon gen worden zijn stelling rechts te verbreken. 13. 4440 to-qmp Op 42—37 wit 24—29, 20 40, 17—21 en ïi 1# met winst van een stuk. 13. 24—29 Zet den aanval op wit's centrum voort 91 dreigt vervolgens weer wit 1721. 14. 33 24 20 29 15 39—33 Nog de beste. Op 4944 zwart 2933 e|| 1721 wint een schijf. 15. 5—10 16. 33 24 ]9 39 17. 28 19 13 24 18. 49—43 39—44 19. 40 49 8—13 20. 32—28 Zwak, nu kan 3127 niet meer wor en ge speeld 3833 was te verkiezen, daarr i 3$ en 4742. Zwart kan nu weer opniei - .i 'gen met 17—21. 20. 28 21. 38—33 10—14 22. 4944 1420 23. 43—39 4238 is beter. 23. 20—25 Belet 4540 of 4238 door 1823. 24. 39—34 9—14 25. 44—40 Op 4439 zwart 2530, 2429 en 17—21. 25. 14—19 Beter dan 1420. Nu dreigt zwart met 24—30, 19 39 en 17—21. 26. 41—37 Hier was 3430 te verkiezen. Op 3429 zwart 39 en 15 24 waarna 4034 niet kan wegens de hier voor vermeldde dreiging 2430. Wit overziet de schijf verlies. 26. 24—30 1 27. 35 24 19 39 J 28. 33 14 17—21 1 29. 26 17 11 33 WW?'WWSa 30. 48—43 Wit gaat trachten zijn verloren schijf terug te winnen. 30. 18—23 31.40—34 Moet nog even wachten. Op 4338 zwart 23—29; op 43—39 zwart 13—19. Op 37—32 zwart 16—21. Zou wit nu 31—26 of 27 spelen, dart zwart 33—38 (42 33 gedw.) 23—28 (32 23 Of 33 22 gedw.) en zwart 13 of 1218 wint. 31. 3— 9 32. 43—38 Fout, verliest nu op slag. 32. 25—30! 33. 38 18 Wit geeft op. 30 50 OPLOSSINGEN. Probleem no. 125 (W. J. v. d. VOORT). Zwart: 6, 8, 12/4, 16/7, 19, 24 en 35. Wit: 21, 27/8, 33, 37/8, 43/4, 48 en 50. Wit 43—39, 37—31, 27—21, 4440, 28—23, 83 42 en 38 7. Probleem no. 126 (W. J. v. d. VOORT). Zwart: 7, 8, 14, 17, 21, 22, 27, 29, dam op 25. Wit: 15, 23, 32, 34, 38/40, 42, 43, en 45. Wit 32—28 (zw. 22 35) 38—33 (zw. 25 19)] en 33 31. door MAY WYNNE Een voorspel tot de Fransche Revolutie. Geautoriseerde vertaling 58). Zonder op de oude vrouw te letten stoof hij zijn mannen voorbij, tot ze op hot voorplein kwamen. De oude vrouw kwann hen spoedig achterna. Ja daar boven Dat lijkt Raoul wel.... Mon Dieu het is de Pontenac. Hij schijnt niet meer te' leven... Nee, edele heer, vulde Margot aan, hij is dood Zien jullie hem dan niet daarboven Mees ter Raoul! Monsieur Raoul! Die ik als jongen ter Raoul! Monsieur Raoul! Dien ik als jongen der dat eens had moeten beleven. Nu hadden allen ziüh overtuigd van het verschrikkelijke drama, dat zicih daareven had afgespeeld. Een in onmacht gevallen gestalte hing machteloos over de borstwering van den langs alle kanten «door 't vuur bedreigden toren Doordat de wind de vlammen soms opnam in zachte cadans kreeg men het akelige schijn- effect dat die personen zelf heen en weer be woog in het afgrijselijke decor. Ja, voordat een nieuwe rookkolom de gestalte aan hun oog ont trok had de Fréscines zich alles duidelijk ge maakt. Onder du as oh en had het vuur zich aan de be lendende zalen meegedeeld. Donderend stortte het dak van den bijbouw in, die er later aan was toegevoegd. Onmiddellijk werden de paarden naar de weiden gebracht, want de beesten wer den bang en onhandelbaar. Vervloekte rekel, ging d.e Fréscines te keer toen hij te midden van een hoop edelen en manschappen op het voorplein stond. Zijn loon heeft hij in ieder geval. Maar hij had iets minder snel moeten verdwijnen. Nu we toch zoo'n verren tocht achter den rug hebben had ik zijn grimassen in de folterkamer wil len meemaken. Dat zei Jean ook, riep Margot, die onge merkt tussohen al die mannen was gekropen. Wat zei Jean en wie is Jean? wendde de Fréscines ziöh met barsche stem tot die ou-Ie vrouw. Joan was de grootste vijand van die daaT bo ven staat, zei Margot, en hij vond dat hij nog rveel te mooi dood was gegaan. Toen maakte ze zich haastig uit de voeten. De Fréscines dacht aan de verwijten, die Julie de Rénouille en madame de Pompadour item zouden toevoegen, nu hij hun slachtoffer Ris een mrken aan het braadspit had gestoken yam diens eigen huis en zijn huis tevens. En die [Woede «ou zich natu/urijjlk het eer et doen gelden ®!P *Un Trouw en zoo kwam het dat de Fréscines Est angst en vreeze het oogenibllk tegemoet zag, t hfl „la petite Dldereau" «ou moeten berich ten, dat Koning Mandrijn hem zelfs tot in den dood had weten te ontsnappen. HOOFDSTUK XXVI. DE DANKBAARHEID VAN EEN GOED VRIEND. Het kasteel staat in brand! Raoul! Raoul, het kasteel staat in brand! Wat zou er aan de hand zijn? Geen wonder, dat Claude op haar avondwan deling deze verwonderde vragen stelde. De kleine Pierre was al meer dan een half uur thuis. Maar hij had een groot gat in zijn hoofd en was huilend naar zijn moeder geloo- pen. Die had hem eerst op zijn broek gegeven, omdat ze dacht, dat hij van een hooiwagen was gevallen, wat ze hem altijd had verboden het kruipen op den hooiwagen bedoel ik en toen onmiddellijk onder de wol gestopt. In zijn hoofd renden wel honderd paardenmaar de herinnering aan zijn boodschap werd door al die hoeven stukgetrapt. Het kasteel? De Pontenac had met den boer zitten praten over de lasten van het land en de zorgeloosheid der groote heeren. Hij sprong onmiddellijk op, toen Claude de deur had opengedaan en met die alarmeerende woorden hun gesprek had ge stoord. Het grijze huis was hem dubbel dierbaar ge worden, nu hij voor het laatst in zoo korten tijd een weerzien en afscheid kwam vieren. Kom mee naar de wei, stelde Claude voor. Ik weet zeker, dat ik me niet vergis. Het kan de zon niet zijn, want daarvoor is het veel te Iaat. Wat zou er toch aan de hand zijn! Waar is Jean Fougat? Het zal de zon zijn, stelde Raoul haar ge rust, maar toen ook hij den rooden gloed aan den hemel zag, twijfelde hij niet langer aan de Juistheid van haar veronderstelling. Samen staken ze het erf over en gingen den landweg op, niet meer lettend op de hoogstnoo- dig© voorzichtigheid tegen spion nee-ren de rent meesters. Door het lage hout kwamen ze op een groote vlakke wei. Daar was de heuvel goed zichtbaar. Nu torste hij een groote vlammende toors. Prachtig zou het geweest zijn, Indien het kas teel van hout en de brandstof uit pek had be staan. Nu sprongen den jongen man de tranen In de oogen. Zijn kasteel, het familiegoed van een roemrijk geslacht, de herinnering aan een eeuwenoud bestaan ging daar voor hem op in het vuur. Niet lang werd hun echter de tijd gelaten om toe te geven aan deze weemoedige gedach ten, want dwars over de wei kwam een kerel op hen afgerend. Tegen den rossigen hemel was hij een groote zwarte massa en toen hij naderbij kwam, zagen ze zijn kleeren aan flar den, zijn gezicht vuil van roet en rook. Zulk een afschuwelijken Indruk maakte hij, dat Claude bij haar man beschutting zocht en het uitgilde van angst. Kom, Claude, sprak deze sussend, Zoodra hij den bode herkende. Het is Jean, die zal ons wel zeggen wat er aan de hand is. Jean zelf scheen nog het meest in de war door hun tegenwoordigheid. Heb ik jullie geen boodschap gezonden, dat je als de mollen moet verdwijnen in den grond, wil je morgen niet op het schavot han gen? blafte hij zijn vroegeren meester woest aan. Denk je dat ik daarvoor mijn leven waag? De Pontenac schudde het hoofd en keek hem verbaasd aan. Wij hebben vandaag geen enkel bericht ontvangen, antwoordde hij. We vroegen ons al verbaasd af wat er met Jou gebeurd was. Fougat grinnikte en gaf den ander met een teeken te verstaan hem naar de boerderij te volgen. Wat er met mij gebeurd is, begon hij op den overmoedlgen toon van onontwikkelde menschen, die zich plotseling heel gewichtig vinden, ik heb een wolf gedood, hem gestoken In een schapevacht en hem daarboven te rooste ren gezet, zoodat de gasten die met een uitge hongerde maag naar de Pontenac zijn gekomen tenminste tevreden kunnen zijn. Maar dat is allemaal zoo maar voor pleizier gebeurd zeker, dat jullie me het genoegen doen, je lamsvleesch aan den openbaren weg te koop te bieden. Heb Je nou bepaald zoo'n zin om direct aan reepjes te worden gesneden? De Pontenac keek hem wrevelig aan. Ik ben die smoesjes niet gewoon, sprak hij uit de hoogte. Zeg me onmiddellijk wat er aan de hand is. Ik kan niet geloóven dat mijn vijan den werkelijk in den omtrek zijn. Zoo, kun jij dan niet gelooven, riep Jean hem geërgerd terug. En dan wil je zeker ook niet van me aannemen, dat ze al weer van plan zijn te vertrekken ook. Want dat zo geen bed en geen stal kunnen vinden in dien uitgebran- den boel daarboven. Vertel op, zei Raoul, kalmer nu. En Jean deed hun bet ruwe verhaal van zijn kletsen tegen Loisette, bet gesnap van het klei ne kind, zijn vlucht, de wijziging in zijn plan nen door de komst van den rentmeester en wat er daarna was gebeurd. Toan Claude hoorde, op welke noodlottige manier de rentmeester was gestorven, sloeg ze een kruis; God hebbe zijn ziel, sprak ze. Ik help" het je hopen, maar ik geloof er niks van, zei Jean. Do Pontenac was philosophischer aangelegd. Het ging er om.bij.of wij, zei hij. Hij stak Jean zijn hand toe. Jean, jij heb je een goed volgeling van Mandrijn getoond. Och ja, zei Jean, wij hebben van de die ren geleerd, dat je niet moet aarzelen. Die vent hield er slangenmanieren op na en dan kan het je wel eens overkomen, dat ze je op je kop tikken voor je er erg in hebt. Maar het gevaar is nog niet geweken, Mandrijn. Ik zal dien klei nen rakker eerst eens een pak rammel geven, dat hij zijn boodschap zoo schandelijk heeft ver geten! Nee, zei Claude, de arme jongen is van een hooiberg gevallen. Een groot gat in zijn hoofd. Dat zijn de lessen waarmee je paardrijden betaalt, zei Jean. Ik heb hem op het paard ge zet en zag hem wel vertrekken, maar nog niet op de boerderij aankomen. In Ieder geval, als een van die mannen het lil zijn kop krijgt om hier op dé boerderij een onderkomen te vragen en ze krijgen jullie in de gaten.... Verder kwam hij niet. Zijn hand greep naar het gevaarlijke mes. Ook de Pontenac had zijn hartsvanger in de hand. Van den landweg kwa men de zware slagen van een paard in galop. Claude voelde haar bloed stilstaan, terwijldeze zelfde gebeurtenis op de twee andere mannen juist het tegengestelde effect had. Ha! De Pontenac had Claude zacht van zich afge duwd, zoodat ze achter een struik kon schui len Juist toen ze Fougat zich zag bukken om een doodelijken uitval te doen, werd de vreem deling zichtbaar. Wat nu volgde scheen dienzelfden vreemde ling aanvankelijk een scène uit een volksroman toe. Twee worstelende mannen en een vtouw, die daar gillend naar stond te kijken. Hij vond echter spoedig de oplossing en lachte hartelijk, toen hij zijn vriend Raoul bezig zag. Die had all© krachten noodig om Fougat in toom te hou den. Zooals steeds had zijn knecht weer de spreuk willen gestand doen, dat de dooden niet veel kunnen verklappen. Maar weer dreigde de driftkop door zijn onbezonnen handelen een ramp over hen allen te brengen. Laat los! riep Fo-ugat, die niet eens zijn eigen Mandrijn herkende. Idioot! riep de Pontenac hem schuimbek kend van woede toe. Blijf met je tanden uit mijn polsen, je vreet me nog op! Het is de Moulins, kaffer, mijn Gaspard de Moulins, knul, en die zou jij met je stomme streken kalm overhoop hebben gestoken. Raoul, riep de vreemdeling, die ondertus- schen door een fikschen trap den onbezonnen knecht schadeloos had gemaakt. Er is een zeker soort menschen die meer vatbaar zijn voor sla gen en trappen dan goede woorden. EeTSt nu hij danig had kennis gemaakt met een ridder laars, kwam Jean tot bezinning en begon hij allerlei verontschuldigingen te brommen. Niemand minder dan de Moulins zelf! Man, je komt als door den hemel gezonden, sprak Raoul. Gaspard de Moulins verklaarde nog dienzelf den avond de reden van zijn komst. Een derge lijke, vertrouwelijke en omzichtige opdracht dorst hij zelfs zijn besten bediende niet toe te vertrouwen. Die was het veiligst bij den vriend zelf. Waar nog bij kwam, dat een bediende nooit zou hebben gevonden om wie het ging. Men zou natuurlijk ook van den anderen kant na speuringen doen en daarom achtte hij het ge raden wel te kijken maar niets te vragen. Vandaar het uitstel. Met zijn bekende vrij moedigheid vroeg hij om vergeving. Die ging vergezeld van een kleine toespeling op de ver goeding die de jonge bruidegom gevonden had in het lieve boerinnetje, dat hem de lange uren zeker wel zou hebben verkort. Als het gevaar op handen is, zijn plichtple gingen en beraadslagingen zeer onnutte sta-in- den-wegs. Als je vijanden je op de hielen zitten, is het eenige parool: zorg dat je weg komt! Dat be- heerschte ook hier het afscheid van de geheele familie Luchon. Want de Moulins kwam ver tellen, dat alles in orde was, dat de kapitein van het schip slechts wachtte op hun komst om van wal te steken. Claude voelde haar adem even stilstaan toén ze dacht aan de hoegrootheid van hun onder» nemen. De Moulins wist een en ander van Ca»< nada af en maakte hen vertrouwd met de vela voordeelen en de gevaren, de geneugten en dé tegenheden van dat nieuwe bestaan. Maar dé Pontenac, wien niets ontging, trok haar naar zich toe. Ze ademde weer rustiger. Met zoo'n man als beschermer dorst ze allé gevaren te trotseeren. Ondertusschen hadden Pierre Luchon en zijn zoons de paarden gezadeld. De kleine rakker, die weer uit bed was gekropen, speelde voor koerier naar en van het kasteel. En nu was het oogenblik van het definitieve afscheid eindelijk gekomen. Mère Luchon en, haar dochters konden natuurlijk haar tranen, niet bedwingen, toen ze de lieve gast voor het laatst zoenden en telkens herhaalden dat zé voor haar zouden bidden. Alleen Loisette stond een beetje opzij. Haar hand hing zwaar aan de slip van Jean Fougat'8 jas. De knecht scheen een hevigen strijd te voeren. Het eerste gevolg kwam als steeds met een burleske beweging. Tot hun groote verwondering zagen allen deni grooten kerel plotseling snikkend voor zijn, meester op de lenieën vallen. Nou is het voor goed, vaarwel, Mandrijn, zei hij. Nee, nou ga ik niet meer met je mee. Ik ga Père Bessoit al mijn zonden biechten en dan met Loisette trouwen. De Pontenac keek hem eerst met wat minach ting aan. Maar die maakte spoedig plaats voor een glimlach. Hij wenkte Loisette om nader te komen. Zoo zoo, vriend, zei hij, terwijl hij een hand op Jean's schouder legde. Je bent dus ooljt tot de slotsom gekomen, dat het maar dwaaé» heid is tegen onze meerderen te vechten en op dol avontuur uit te trekken. In het vervolgf loop jij dus aan den leiband van een vrouw. Ik twijfel er aan of ze minder streng zal zijni dan Mandrijn. Sta op, Jean, ik kan hc! ine best indenken, en ik hoop, dat je lang en gelukkig met haar zal mogen leven in dezen kring van hartelijke vrienden. Onder het applaus dat hierop volgde maakte hij zich echter snel met de Moulins en Claude uit de voeten. Den geheelen nacht reden ze door Nnrmandië zij aan zij. De Moulins had het fijne excuus ge vonden om wat vooruit te rijden, teneinde hun als gids te dienen. Achter hen, vele mijlen lang, lag do toren in' den gloed aan den hemel. Raoul de Pontenac zag er nog eenmaal om. Hij voelde de knellende pijn in de aanklacht van het verleden. Toen keek hij niet meer. Wij waren de kinderen van een verdorven geslacht, Claude. Wij boeten door enze daden voor 't langzame verderf dat in den Franschen adel vreet. Kom, laat ons het allemaal vergetert. Vóór ons ligt het geluk. Lange uren reden ze zwijgend verder, tot Claude ineens juichend riep; De zon! In het Oosten lichtte een nieuwe dag. EINDE.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 12