DE GEZELLEN -V EREENIGING Purol loorzi m FEUILLETON DE IDEALIST H&AR SOCIALE ROEPING IN ONZEN TIJD WOENSDAG 29 MEI 1929 TWEEDE BLAD PAGINA 2 ACTIEVE DEELNEMING AAN HET WERK DER STANDS- EN VAKORGANISATIES PINKSTEREN EN NIEUWE HARING EEN BIJEENKOMST VAN PRESIDENTEN EN BESTUURDERS Onder voorzitterschap van den Centraal- praeses der St. Joseph's Geaellem in Neder land, den ZeerEerw. heer J. Th. van Galen •werd gistermiddag in de groote zaal der St. Joseph's Gezellen-Vereeniging aan het Sta tionsplein te Rotterdam de zomerbijeenkomst gehouden van de presidenten, vice-presidenten en leden van de raden van bestuur der St. Joseph's Gezellen-Vereenigingen van Zuid- Holland, Bergen op Zoom en Nijmegen. Een gelijksoortige vergadering was voor eenige dagen te Haarlem gehouden voot de Noord- Hollandsebe atdeelingen. In zijn openingswoord kon de centraal-prae- ses een- groot aantal bestuurders van het ge- zellenwerk ln ons land welkom heeten, geeste lijken en leeken, en in het bijzonder Prof. J. H. Niekel, hoogleeraar aan het groot-seminarie te Warmond, die in deze bijeenkomst een bij zonder actueel onderwerp zou inleiden n.l.: welke is de sociale roeping van de gezellen- vereeniging in onzen tijd en hoe moeten wij daaraan medewerken Hierna volgden eenige mededeelingen over de actie, welke in de komende maanden van den Centralen Raad zal uitgaan. Vooreerst heft houden van een nationalen gezellendag be Den Haag in Juni a.s., waartoe de Centrale Raad aller medewerking en deelneming inroept. Ver volgens een retraite voor senioren en com missarissen in het retraitehuls te Bergen. Van nit alle atdeelingen moeten de senioren en commissarissen daaraan deelnemen. Zij zullen er heel bijzonder worden ingewijd over den godsdienstigen geest van het Kolpingswerk en als pioniers van bet retraitewerk zullen zij er van terngkeeren. En ten derde het in het na jaar honden op centrale punten van cursus sen voor senioren en commissarissen, waar gesproken wordt over de geschiedenis van het Kolpingswerk in binnen- en buitenland en over de taak der senioren en commissarissen. Uit dit allee blijkt, hoe in den komenden tijd alles gedaan wordt voor de scholing van het kader der gezellen-vereenigingen in den echten Kolpingsgeest. Hierna volgden nog eenige mededeelingen over de exploitatie en Tedactie van het Kol- pingsblad en over de verspreiding van het ge bed voor de beatificatie van Vader Kolping. Aller ingespannen aandacht ging dan uit naar de belangrijke inleiding van Prof. Niekel over het boven reeds genoemde actneele onder werp. Rede van Prof. Niekel Allereerst vestigde prof. Niekel er de aan dacht op, hoe de „Leidraad voor socialen ar beid ia de St. Joseph's Gezellen-Vereeniging" helder aantoont, hoe bij den Centralen Raad het besef levendig is, wat deze tijd van bestuur en gezellen vordert. Die leidraad is uitstekend en verdient een In 't oog loo pende plaats op de kamer van lederen gezellenvader en leder lid van een Raad van Bestuur, om zich iederen avond en iederen morgen af te vragen: wat heb ik er vandaag aan gedaan of wat kan ik er heden aan doen Want naaat de kennis van wat er gedaan en hoe er gehandeld moet wor den, komt het aan op de daad de daad van ieder uwer en de daad van uw gezellen. Als ik, zoo vervolgde spr., u dan heden mag stuwen tot de dood, zult u mij toestaan een greep te doen uit het vele, dat uw progTam behelst. Ik bedoel nl. de actieve deelneming aan 't werk der stands- en vakvereenigingen. Dat. Ik deze keuze doe, beteekent niet, dat hieT- voor te zorgen m.i. de bij uitstek sociale arbeid is en zeker zou ik geen afbreuk willen doen aan wat juist de glorie der gezellen- vereeniging uitmaakt, dat zij als een verbreed huisgezin de gezellen vormt en opvoedt tot degelijke Katholieken, levensblije, bekwame, den arbeid beminnende vakmenschen. Ook dit is sociale arbeid van den eersten rang, want zoo er ooit een weldaad aan de maatschappij be wezen wordt, dan is het deze, dat haar steeds meer van dergelijke mannen worden toege voerd. Wanneer het z.g. sociale vraagstuk dan ook niet meer omvatte, dan het allengs meer vormen van zulke arbeiders en wanneer wij wisten, dat het gemis daarvan uitsluitend gezocht moet worden in een gemis aan op leiding en opvoeding, dan zou naast het boven staande niets anders meer noodig zijn. Wij allen weten echter heel goed, dat het sociale vraagstuk meer omvat; het verminde ren van het aantal degelijke, arbeidsbekwame, in hun vak tevreden en gelukkige menschen is niet het eenige euvel en de oorzaak van dit euvel moet weer niet enkel gezocht worden in de gebrekkige vorming en opleiding van den mensch of in het gemis aan een godsdien stige levensbeschouwing. De oorzaak der ont stane moeilijkheden, die wij in het sociale vraagstuk samenvatten, ligt niet uitsluitend in het individu En daarom is het een bepaald te gemakke lijke Verklaring om achter de hij velen groei ende ontevredenheid niets anders te zoeken dan het stoken van den omwentelingsduivel of de 'zucht naar een zonder-arbeid-en-moei te ver worven aardsch paradijs. Natuurlijk, ook dit alles is er, en wij doen verstandig daarvoor ons oog geopend te houden en onze voorzorgen te nemen, maar 't ware onchristelijk hier enkel verkeerdheid te zien en er niet meer-idealis- tische beweegredenen achter te zoeken en rechtmatige wenschen naar een betere maat schappij-vormin g. Men behoeft volstrekt geen zedelijk minderwaardig en godsdienstloos mensch of een onbekwaam arbeider te wezen om tegen heersohende maatschappelijke en economische verhoudingen in verzet te komen. Wanneer ik hier op misstanden doel, denk ik weer niet aan de individueele gebreken van ondernemers of patroons en daardoor ont stane wanverhoudingen. De prikkel van het eigenbelang is een natuurlijke neiging in den mensch en een machtige drijfveer tot initia tief, durven, doorzetten en zich inspannen. Wij kunnen dan ook dien prikkel in 't economisch leven niet missen. Wanneer het eigenbelang evenwel ongebreideld kan heersohen, wanneer zelfs de onbeperkte vrijheid tot beginsel wordt uitgeroepen en de maatschappij hiertegen geen heveiligingsorganen heeft, dan komt het om zoo te zeggen natuurnoodzakelijk tot excessen en wordt het levensgeluk en de arbeidsvreugde van vele arbeiders opgeofferd en prijsgegeven aan wat eigenbelang den ondernemers ingeeft. Door harde noodzaak b.v. om de concurrentie het hoofd te bieden, zal dan het loon moeten dalen beneden het minimum voor het onder houd van een gezin benoodigd of zullen huis vaders moeten plaats maken voor jongere, goedkoopere krachten, enz. Wiens schuld is dit Is het een individueele hardvochtigheid van dezen of genen ondernemer, is het een individueel tekort aan gemeenschapezin; een gemis aan christelijke liefde en rechtvaardig heid In meerdere gevallen misschien ten deele, maar de grondfout ligt veel dieper n.l. in het stelsel der sociale economie zelf Vandaai', dat men ook hier niet klaar is, wanneer men degenen, die het waarschijnlijk tot patroon en ondernemer zullen brengen van jongs af tracht op te voeden in een meer maatschappelijken geest en leert hun nelgin gen, ook die van het eigenbelang, binnen de redelijke perken te houden. Men mag deze vorming niet nalaten, want maatschappelijke instellingen zonder maat schappelijk denkende en voelende menschen hangen in de lucht. Maar van den anderen kant is daarmede niet alles gedaan. Ook hier is meer noodig dan de menschen individueel beter te maken. Kan de godsdienst ons misschien helpen Wij hebben in een levensbeschouwing, die het leven doet zien als een dienen van God, een machtig middel tot innerlijke verheffing van den mensch, hetzij patroon, hetzij arbeider, het hehooren tot dezelfde kerkgemeenschap en het eerbiedigen van een zelfde godsdien- stig-zedelijk gezag kan een niet te versmaden hulpmiddel wezen om hen, wier cogenblikke- lijke belangen met elkander in botsing komen, tot elkander te brengen en hen uit godsdien stige motieven tot tegemoetkoming te bewe gen. En toch geloof ik, dat afgezien van het feit, dat zoovelen buiten den godsdienst invloed staan, zelfs onze godsdienst met alle bovennatuurlijke hulpmiddelen niet hij machte is afdoend te helpen, zoolang hij alleen de in dividuen .en hun individueel contact beïn vloedt. Kan wellicht de Staat helpen In tal van staten en bij ons niet het minst, is de laatste jaren veel gedaan om de ergste excessen, die voortvloeien uit het sociaal-economisch stelsel te bestrijden. Onder invloed der verschillende politieke partijen is er een einde gekomen aan de stelselmatige onthouding van staatsinmen ging in het economisch leven en is er een sociale politiek gevoerd, waarhij al te groote vrijheid van bovenaf werd Ingebonden. Die sociale politiek vond haar rechtvaardiging ln de dringende noodzaak en ln het ontbreken der organen die eigenlijk daarvoor aangewezen zouden zijn, de georganiseerde bedrijven zelve. Daarom wordt er in onze kringen naar ge streefd om de fout, die voor ruim een eeuw ■begaan is, met het uit elkaar rukken der maat schappelijke groepeeringen, te herstellen en blijvend verhand te leggen tusschen de in de onderscheidene bedrijven werkzame patroons en arbeiders. Van een nieuwe, op onzen tijd berekende, maatschappelijke ordening, voortgekomen uit de idee van saamhoorigheid, verwacht men een zegenrijken Invloed op den bedrijfsvrede en op het moreel dergenen, die in dat bedrijf werkzaam zijn: Me dunkt, dat hier onze weg ligt! En al is de praetische oplossing nog niet geheel gevonden, de idee nog niet tot aller tevredenheid in concrete Instellingen beli chaamd, wij mogen vertrouwen dat, gegeven de juistheid der solidaristische idee, ook de vorm dier samenwerking en maatschappij ordening zal gevonden worden. Daar doen zich evenwel meerdere moeilijk heden voorEene, waaraan wij direct niets kunnen doen en dat is het verschil in gods dienst of het verschil in levensbeschouwing, waarmede samengaat afwijkende doelstelling in het maatschappelijke en economische. De andere moeilijkheid komt van onze eigen menschen. Zoowel onder patroons als onder arbeiders zijn er veleé, die nog steeds niet inzien waar het in den grond om gaat. Kortzichtig als de mensch veelal is, zien zij slechts het eigene, nabije voor- -of nadeel en naarmate dit mee- of tegenvalt is ook hun ge zindheid ten opzichte' der organisatie. Het ergste is evenwel dat niet enkel puur egoïsme de menschen afhoudt van de vakor ganisatie. Er zijn ook goed godsdienstige, offer vaardige menschen menschen zelfs, die de kracht van het vereenigingsleven kennen en toch de vakbeweging niet gunstig gezind zijn. 't Zou niet eens zoo onmogelijk zijn of zij werden ook in onzen kring gevonden. Bij dezulken zit de gedachte voor, dat de vakbe weging (zooals zij die zien) te materialistisch is. 'n Wezenlijk verschil van de eigen Katho lieke vakbeweging en de moderne zien zij niet, slechts een gradueel. In dezen gedachtengang is bet geen wonder, dat men aan bet Katholiek georganiseerd zijn geen andere dan negatieve waarde hecht n.l. ia zooverre een Katholiek georganiseerde buiten de moderne vakbeweging gehouden wordt. Men spreekt dan ook van een nood zakelijk kwaad. Evenmin is het verwonderend, dat men met zulk inzicht in de vakbeweging er gemakkelijk toekomt een .tegenstelling te construeeren tusschen de eigen vereenigings- idealen en die der vakbeweging, êen tegen stelling, die dan natuurlijk ten nadeele van de laatste moet uitvallen. De waardeering tusschen deze twee vraag stellingen: wat is heter de menschen beter te maken of hun levensomstandigheden moet natuurlijk ten gunste der eerste uitvallen. Een gevolg van deze waardeering fs dan weer, dat men zich voor de vakbeweging niet warm maakt en de eigen vereeniglngsleden niet krachtig in die richting stuwt. Er is hier evenwel van tegenstelling vol strekt geen sprake. Daar is wederkeerige aan vulling. Werkt de een voor de opvoeding of als de tijd daartoe voorbij is dan toch aan de persoonlijke verheffing, alzoo de een voor de individueele verbetering, de ander voor de nieuw-ordening der maatschappij Wil de een het individu doortrekken vau den christelijken geest, de ander wil de maat schappij in dien zelfden geest hervormen en zoekt die verbetering niet enkel in stoffelijke verhoudingen. - Mijn antwoord op de vraag: welke is de sociale roeping der St. Joseph's Ge-zellen- vereeniging in onzen tijd. is dan ook, dat uw vereeniging haar taak zoo moet opvatten, dat de jongemannen er niet slechts gevormd wor den tot individueel goede, degelijk Katho lieke, bekwame vakmenschen, maar tot man nen, die weten waar het in den strijd onzer dagen op maatschappelijk gebied om gaat en die de kracht in zich hebben om zich tot offers in het belang der eigen zaak te dwingen. Onze mannen moeten weten, waar ze moeten staan en waarom zij er staan. Tracht daarom uw jongemannen kennis bij te brengen van de verschillende stroomingen op maatschappe lijk gebied en van de middelen, waardoor men het eigen ideaal zoekt te verwezenlijken. Weten alleen is echter niet voldoende. Ook de wil van onze jonge mannen moet gevormd en gesterkt worden, opdat ze leeren offers te brengen voor ideëele waarden. De nieuw-vorming der maatschappij hangt niet alleen af van kennen maar eiseht ook daden, eiseht de menschen zelf. Ik acht het de taak der presidenten, vice- presidenten en leden van den Raad van Be stuur om na te gaan hij welke vakorganisatie de onderscheidene gezellen thuis hopren en door persoonlijke bewerking te zorgen, dat zij hun toetreden niet uitstellen tot later. Wan neer een gezel in een plaats, waar geen afd. voor gehuwden bestaat, als de tijd van ver laten der Gezellen-Vereeniging gekomen is, niet zon toetreden tot een standsorganisatie en geen lid is der vakorganisatie waartoe hij behoort, dan meen ik, dat, zoo es* al vol doende aan zijn sociale vorming is gewerkt, wij gerust mogen zeggen ons doel niet bereikt te hebben. Vervolgens wees inleider op het nut van een der wenken uit den leidraad, n.l. „de sociaie vorming en scholing onzer gezellen kan dan alleen naar hehooren geschieden en het ge- wénsehte resultaat hebben, wanneer de leiders onzer vereeniging zelf de noodzakelijkheid dezer vormign inzien, den socialen organisaties gunstig gezind zijn, in één woord: zelf over tuigde vereenigingsmannen zijn en deelnemen aan socialen arbeid". Hierop valt dus te letten ook hij de keuze van leden van den Raad van Bestuur. Teu slotte merkte Prof. Niekel op, dat het hier gezegde evenzeer geldt voor jonge mannen van het platteland als voor die ln de steden. Het is niet gezegd, dat zij altijd op het platte land blijven en ook zij moeten voor de onzekere toekomst gevormd worden. Deze heldere, logische en zakelijke uiteenzet- ling werd met veel bijval ontvangen en werd gevolgd door een geanimeerde gedachtenwisse- ling, waarbij de oud-centraal-praeses, pastoor van Adrichem, de woorden van Prof. Niekel om de gezellen te scholen voor de vakorganisaties volkomen onderschreef. Evenwel moet worden vastgehouden aan de eigen Kolpingsgedachte en het eigen sociale program en de standsorga nisatie moet hierbij ons werk van opvoeding der gezellen tot sociaal-voelende menschen steunen door niet vóór de vrucht - er is, de groeiende plant uit den grond te willen trekken. In verhand met een gemaakte opmerking over sommige leiders in de vakbeweging, wees Prof, Niekel nog op den plicht juist in de gezellen te werken tot vorming van geschikte krachten, die later hun taak in de vakbeweging met eere zullen vervullen. Met een woord van opwekking sloot de een- traal-praeses hierop de bijeenkomst. EEN ANDERE LEZING Schitterende kwaliteit..... Naar aanleiding van het door ons uit „Voe ding en Hygiëne" overgenomen artikel „Pink steren en Nieuwe Haring", schrijft in ons Blad van 24 Mei j.l., schrijft men ons uit reederskringen: De heer dr. A. van der Laan generaliseert in zijn beschouwingen te veel en kan als direc teur der Vischvoorziening te Amsterdam toch zeker niet willen bedoelen het publiek van ha ring afkeerig te maken. Een feit is het, dat dit jaar de goede maat jes veel vroeger zijn verschenen dan anders en dat de kwaliteit buitengewoon goed is, ook van de z.g. kolmaatjes, die schrijver als „klein, slap, dun en waterig" gelieft te betitelen. Trouwens, ondanks de dit jaar zeer vroeg val lende Pinksteren, werd de eerste goede, werke lijke maatjesharing reeds vóór Pinksteren aan H.M. de Koningin aangeboden, namelijk op 18 Mei, derhalve drie weken vóór den door den heer v. d. L. genoemden (vasten?) datum. Hoewel ik niet op het geheele betoog van den geachten schrijver wil ingaan, wil ik toch nog opmerken, dat deze vergeet, dat tegenwoordig de visseherij veel vroeger en ook veel Zuidelij ker wordt begonnen, namelijk op 57 gr. en 58 gr. N. Br., waar men vroeger toen alleen zeilloggers in gebruik waren nooit vischte. Ik kan slechts hopen, dat het betoog van den directeur der Gemeentelijke Vischvoorziening te Amsterdam niet tot gevolg zal hebben, dat er minder haring gegeten wordt, want ieder, dié reeds thans en vóór Pinksteren met het n i e u- w e product kennis maakte, zal toegeven, dat de kwaliteit schitterend en de haring dit jaar een werkelijke lekkernij is. „NIEUW NEDERLANDSCH TOONEEL". Wat de uitgebreidheid van het gezelschap mogelijk maakt Het gezelschap van het „Nieuw Nederlandsch Tooneel", onder artistieke leiding van Louis Saalborn, aal, naar ons door de zakelijke leiding van dat gezelschap wordt medegedeeld, vau 1 September 1929 tot 30 April 1930 zijn vasto speelgelegenheid hebben in den Hollandschen Schouwburg te Amsterdam. Daar de sam .nstelling van het gezelschap voor het speelseizoen 1929-1930 zéér uitgebreid, is, kan met twee gezelschappen gewerkt worden, zoodat gelijktijdig te Amsterdam en eldeTs voor stellingen gegeven kunnen worden en als Tegel ook twee stukken tegelijkertijd zullen worden ingestudeerd. VEREENIGING „LANDVERHUIZING" Actie tegen afkeuringswaardige wervingspractjjken noodzakelijk Dezer dagen werd onder voorzitterschap van gep. luit. generaal H. H. A. Swart de jaar- lijksche algemeene vergadering gehouden van de vereeniging „Landverhuizing" in het mi nisterie van Arbeid, Handel en Nijverheid. Alle aanwezigen stemden in met het oordeel van den voorzitter, dat de vereeniging moet voortgaan met stelling te nemen tegen de af keurenswaardige praktijken, die hier te lande in het emigratiebedrijf nog steeds door de geldelijk belanghebbenden wordt uitgeoefend, maar dat eerst met .den steun van een goede wet op de landverhuizing aan die praktijken een einde zal kunnen worden gemaakt. VRIJ NAAR HET ENGELSCH VAN E. P. ISPHILL - Er zal niemand komen, om naar hem te luisteren, antwoordde Stephen Hurd met over tuiging. De menschen in het dorp weten alle maal, wat miss Thorpe-Hatton van zijn komst tier denkt Dat zal zeker voldoende zijn. Wilhelmina stond op. Laten we het hopen, merkte zij droogjes 'op. Herinner jullie je allemaal, asjeblieft, dat het hier het Paleis van ongedwongenheid is. Doé jullie allemaal precies, wat je wilt, tot vijf uur. Dan ben ik bij de hand voor bridge. Lady Peggy stond vlug op. rk weet wel, wat ik doe, zei ze. Ik ga rusten. Deyes glimlachte. Ik zal den middag in den rozentuin door brengen, zeide hij. Ik heb ontwikkeling noodig. Wilhelmiua keek hem vragend aan. Toe, wees niet onbegrijpelijk, smeekte ze. Het is te warm. Rezen c-n sentiment worden verondersteld, samen te gaan, verklaarde hij. Ik wensch in overeenstemming te komen met mijn omgeving. V/Jibelmina zweeg een oogenblik. Als je hier sentiment gevonden hebt, zei ze achteloos, dan moet je heel diep gegraven hebben. Integendeel, antwoordde hij, ik heb nau welijks gekrabd. Stephen Hurd keek onbehagelijk van Deyes naar zijn gastvrouw. Nooit geheel op zijn ge mak, hoewel hij reeds de meest terloopsche uit- noodiging op „Thorpe" gretig aannam, had hij altijd een idee, dat achter de allergewoonste opmerking een bedoeling stalt, die men met opzet voor hem verborgen hield. Mr. Deyes ziet er geheimzinnig uit, merkte bij op. Deyes keek naar hem, door zijn lorgnet. Het Is een verrukkelijke omgeving, zei hij. Tusachen haaltjes, mir. Hurd, hebt u wel eens de rozentuinen van Carrow gezien? Neen, nooit, antwoordde Hurd afgunstig, ik heb gehoord, dat ze buitengewoon mooi zijn. Wilhelmina ging naar de deur. De tuinen zijn mooi, zei ze, omziende, maar de rezen zijn als alle andere rozen. Zè verwelken snel. Tot vijf uur, jullie allemaal! IX Stephen Hurd liep de kamer in, die hij| en zijn vader met elkaar deelden als een heiligdom, balf kantoor, half zitkamer. Mr. Hurd senior had zijn gewone Zonodagsche pak aan; dezelfde zwarte jas van harde, sombere stof, en donker grijze pantalon, waarmee hij 's Zondags méér jaren had rondgeloopen, dan velen van de dor pelingen zich konden herinneren. Stephen daar entegen was gekleed, in avondtoilet van den laat. sten snit. Zijn witte vest was van een kleer maker ln Londen gekomen, en zijn witte das had hem aanmerkelijke moeite gekost. Zijn vader nam hem van het hoofd tot de voeten op met een gezicht, waarop geen enkele uitdruk king te lezen was. Je gaat weer naar hét huis, Stephen? vroeg hij kalm, Ik ben er te dineeren gevraagd, vader. antwoordde hij. Het spijt me, dat ik u alleen moet laten. Ik heb er geen bezwaar tegen, om alleen te zijn, antwoordde mr. Hurd. Ik geloof, dat je dat wel weet. Je hebt er ook geluncht, is 't niet? Stephen knikte. Miss Thorpe-Hatton vroeg me vanmorgen, antwoordde hij. En speel je kaart? De vraag was te rechtstreeks, om haar te kunnen ontwijken. Stephen bloosde, toen hij antwoordde. Ze spelen bridge. Misschien word ik ge vraagd om mee'te doen. Itet is een soort van whist, ziet u. Dat kan ik me voorstellen, zei de oude man. Dienaangaande heb ik niets op te merken. Wijzen en gewoonten veranderen met de ge slachten, denk Ik. Jij bent jong, en Ik ben oud. Ik heb nooit getracht, om je met mijn vooroor- deelen lastig te vallen. Jij hebt méér van de wereld gezien, dan Ik ooit gezien heb. Misschien heb je daar wijsheid opgedaan. Stephen was niet op zijn gemak. Dat weet ik niet, vader, antwoordde hij. Natuurlijk, de Zondag wordt tegenwoordig niet meer zoo streng gehouden, als vroeger. Ik mag zelf graag een rnstigen dag, maar het is hier gewoonlijk vrij vervelend, en ik geloof ook niet, dat het verstandig zou zijn om een uit- noodiging van miss Thorpe-Hatton niet aan te nemen. Misschien niet, antwoordde Mr. Hurd. Aan den anderen kant zou ik je eraan kunnen her inneren, dat ik in al die 40 jaar, dat ik hier rentmeester ben geweest, nooit behalve dan een glas wijn de gastvrijheid heb aan genomen, die mij door den vader en grootvader van miss Thorpe-Hatton, en door de jonge dame zelf werd aangeboden. Naar mijn idee Is dat niet, zooals het behoort. Ik ben eén dienaar van den eigenaar van deze bezittingen. En ik geef er de voorkeur aan, om mij eerlijk en naar krachten van mijn plichten als dienaar, te kwijten. Stephen fronste zijn wenkbrauwen, terwijl hij zich in den spiegel bekeek. Hij voelde zich allerminst als een dienaar. Dat is wel een beetje ouderwetsch stand punt, vader, verklaarde hij. Dat is mogelijk, antwoordde zijn vader. In ieder geval heb ik geen bedoeling, om je dat op te dringen. Je bent vrij, om te gaan en te kpmen, zooals je zeft goedvindt. Mhar je bent jong, en ik kan niet toezien, dat je jezelf blootstelt aan moeilijkheden, zonder dat ik je althans eenïgszins waarschuw. Miss Thorpe- Hatton is geen vrouw, die je verstandig doet, al te veel in de buurt van te wezen. Deze rechtstreeksche woorden brachten den jongeman tamelijk wel van zijn stuk. Ikze lijkt me heel vriendelijk en aardig, stamelde hij. Zelfs jou niet, vervolgde zijn vader ernstig, kan ik dingen verreden, als te mijner kennis zijn gekomen in dienst van deze bezittingen en deze jonge dame. Haar vader was een voortreffelijk, zichzelf respetetearend menscfli, zooals alle Thorpe-Hatton's waren. Haar moeder was van een aanzienlijke, maar minder respectabele familie uit Frankrijk. Ik, die hier een leven zon der afwisseling leid, diie den tijd afmeet naar de jaren, en de jongelui groote menschen heb zien worden, ik zie vele dingen en zie ze, zooals ze zijn. De slechte eigenschappen van haar moeder zitten deze jonge vrouw in het bloed. Ze. leeft, zooals het haar behaagt, en alleen om zichzelf te behagen. Stephen fronste geprikkeld. De koude, afge meten woorden van zijn vader waren als drop pels ijs. Maar vader, wierp hij tegen, zij staat vooraan in de beste kringen, zij komt aan het hof, en haar naam wordt genoemd onder de allsr-eerste. Als er iets niet in orde was met haar, zou ze zóó niet ontvangen worden. Van eerste kringen, of wat daar vereischt wordt, weet ik niets van, antwoordde zijn vader. Ze heeft verstand, en geld, en ze is een ■vrouw. Daarom is de wereld aan haar kant, denk ik. Ik heb alles gezegd, wat ik zeggen wil. Je kunt misschien de reden gis1-:!, waarom ik feitelijk gesproken heb. Ze zou niet de moeite nemen, om me voor den gek te houden, antwoordde Ster hen bitter. Ik maak het daar net voltallig dat is alles. Ik ben blij, dat je de jonge dame zoo goed begrijpt, antwoordde zijn vader. Wil je zoo goed zijn, vóór je gaat, mij even dat boek en mijn bril aan te geven; en zag Maxy, dat mr. Stuart vanavond hier komt eten. Stephen gehoorzaamde zwijgend. Hij herin nerde zich den tijd niet zoo lang geleden nog dat zij vader hem zou verzocht hebben, om aan den anderen kant van den haard te gaan zitten, eveneens met een boek in zijn hand. Zijn gedachten gingen terug naar de dagen, dat hij langzaam de breede, met gras begroeide laan naar het huis opging, en zorgvuldig uitkeeki waar hij liep, om niet den glans van zijn mooi-- gewreven lakschoenen te bederven. Hij verge leek dien tijd nieuwsgierig, met den avond, die nu vóór heiH was: de ronde tafel naar het midden van de schitterende eetzaal geschoven» als een oase van fijn-getemperd licht en kleur Lady Peggy, vrooüjk als altijd, Deyes met zijn moe gezicht en zijn losse tong en de meesteres van Thorpe zelf, ietwat stemmiger ln haaf. spreken, misschien, maar met altijd diezelfde geheimsinnigheid in haar geheele wezen. (Wordt vervolgd) J

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 6