DE MOORD AAN DEN OOSTZEEDIJK TE ROTTERDAM. WOENSDAG 12 JUNI 1929 TWEEDE BLAD PAGINA 2 EEN ZEER UITGEBREIDE DAGVAARDING EN EEN LANGDURIG GETUIGENVERHOOR DE PROCURATIEHOUDER VOOR DE ROTTERDAMSCHE RECHTBANK r ZIJN ER MEER SCHULDIGEN? Verdachte blijft ontkennen ER WORDEN MERKWAARDIGE VERKLARINGEN AFGELEGD De vermogensdelicten Verdachte wordt staande voor het hekje ge hoord omtrent de vermogensdelicten en ant woordt uiteTlijk zeer kalm op alle vragen. Hij wordt over dit alles gehoord, terwijl de getuigen in de zaal zijn, doch slechts in het kort. Hij bekent de hem ten laste gelegde verduis teringen en valsehheid in geschrifte. Hoe komt het dat u al jaren lang in schul den steekt? vraagt de president. Verdachte: „Al het geld is in mijn huishou den verbruikt". De president wijst er op dat verdachte in de 6 jaren, dat hij bij de N.V. werkzaam was een inkomen heeft gehad van 4800. Toen hij in 1923 uit Indië terugkwam had hij een uïtkee- ring gekregen van 20.000. Verdachte geeft toe ruim 11.000 te hebben verduisterd en in 1025 met die verduisteringen te zijn begonnen, maar hij kon niet opgeven 'waaraan al het geld is weggegaan. De president rekent 'verdachte voor dat hij een jaarlijksch inkomen heeft gehad van onge veer 7000 en desondanks leefde verdachte in zeer armoedige omstandigheden, betaalde hij de meest eenvoudige schulden niet, en kreeg zelfs afgedragen kleeren van zijn schoonzuster. Verdachte zegt. dat er schulden waren. „Maar toen u uit Indië terug kwam hadt u toch geen schulden?" ...Veen toen niet. Maar ik heb te hoog ge leefd". „Wanneer?" „Tot nu toe". Volgens het door n overgelegde staatje van de uitgaven, leefdet u niet te hoog". De president begrijpt ook niet, dat verdachte er nooit eens met Lans over gesproken heeft, dat hij verduisteringen gepleegd had. Zoolang di:< verduisteringen het bedrag van het in do zaak gestorte kapitaal niet te boven gingen, zou verdachte wel zijn baantje kwijt geweest zijn. maar omdat er geen nadeel ontstaan was, zon er toch geen strafzaak uit ontstaan zijn. „Er is nooit over gesproken". „Ja, u is een gesloten mensch." De president gaat dan de wijze na, waarop d - verschillende verduisteringen zijn gepleegd. 'Iet is niet gebleken, dat u onder uw handel wijze gebukt ging, merkt de president op. Nie mand heeft ooit iets aan u kunnen merken. Ja zelfs nam u in den laatsten tijd nog viool les". 1 Verdachte houdt vol, nimmer Iets bijzonders m.ft al het geld te hebben gedaan. De president acht het absurd, dat hij, met zijn behoorlijk inkomen en indien al het geld alleen voor loo- pende uitgaven was gebruikt, door was gegaan met de onregelmatigheden, die een schandelijk misbruik van vertrouwen verrieden. Dok gebeurden deze verduisteringen listig. Verdachte heeft meestal als hij een cheque inde er een achter nit het cheque-boekje geno men. zoodat Lans dit, als hij het boekje zelf zoo moeten gebruiken, niet zou merken. Verdachte beweert, heusch geen prettig leven te hebben gehad in den tijd dat hij bij de N.V. in dienst was. Als verdachte zegt, dat zijn vrouw zooveel geld noodig had, vraagt de pre sident hem of zijn vrouw dan misschien in zijn plaats terecht moet staan, waarop van O. eerigszins verontwaardigd dit weerstreeft. ,.l! heeft overigens nergens den Indruk ge maakt een zwakke man te zijn, het zou dus wel vreemd zijn, indien dit nu juist wel geweest was ten opzichte van uw vrouw. U vóelde zich bi ïw gedragingen zeer wel. "rrdachte blijft volhouden, dat het stom van h n 13 geweest, doch dat hij nooit bijzondere uitgaven heeft gedaan, behalve dan voor het huishonden. H «ma begint het GETUIGENVERHOOR inzake verduisteringen. Getuige James Polak, accountant licht het door hem uitgebrachte rapport toe. In totaal blijkt door verdachte in don loop der jaren 11.657 op onrechtmatige wijze aan de zaak omtrokken te zijn en elk jaar weid het ver duisterde bedrag hooger In 1923 werd 1.390 verduisterd, in 1926 ruim 2600 in 1927 onge veer 3000 en in 1928 ruim 41Ö0. .Mevr. Wed. G. Weyne Waanders, de schoon zuster van verdachte kreeg op haar giroreke ning steeds bedragen ove li rev -n van de N.v Ad:*. De Ha-.s. Get ivo z-gt niet begrepen P- 'ïeübon, dit de zaak ni-t in orde was. Da president zevt dat de re -.oti.ank niet kan aa.;, nemen, dn' getuige a et bogrep-n zou heb ben. dat zij al3 tuss'-hee perse on vertl g«bruikt bij handci'ng- n, die niet in der. ii„ak waren. Getuige: ,,'k b<d) er w-rhelljg niet bij ge dacht De piuvsri-nt zegt, d<t hot met de cheques o -li vree-nd g g«. Ais er g«>d was overge- s 'ircv-ü, scrrcef een cheque uit, die zo in het b-.cdu. ha ppea wondje deed. 's Morgens ka .m verdocht» s«n de cheque halen, die hij d n m«ar ui: hö' mandie behoefde te nemen d.t a-eter de ïkUei.Otnr hivg. De verdodiror ar. KDicaky vraagt getuige of z'j ooit eeuig voordeel van haar bemiddeling h»eft g*h«d. „Nooit"; aotwoo««t getuige. „Ik wist niet, dat er ict3 niet in dun haak zou zijn." .Mijn schoonbroer zeide mij wel eens, dat hij 'het geld, dut is kreeg uit ztjn salaris weer aan de N.V. zon terugbetalen. „Dat maakt het voor u niet beter! Dan hadt n zeker moeten weten, dat de zaak niet in orde was. U mocgt van geluk spreken, dat u hier ais gstuigo staat en niet als medeplichtige", z«gt de president. Nadat nog twee getuigen (leden van het per soneel van de firma Mees en Zoonen) over de uitbetaling van cheques zijn gehoord, begint de behandeling van den moord Er is beroering in de zaal als de president dit mededeelt. Verdachte verandert nauwelijks van houding, hij wordt alleen nog Iets aan dachtiger en volgt de getuigenverklaringen met de hand tegen het gezicht en een vinger tegen den mond. Zijn antwoorden zijn kalm en wor den op bescheiden toon geuit. De Inspecteur van politie, L Hermans legt verklaringen af, voor de identificatie van het Rjk. Getuige Commijs agent van politie heeft het lijk overgebracht van het pand aan den Oost zeedijk naar het ziekenhuis. De getuigen v. d. Most en Bruinants, beiden magazijnbediende bij de N.V. Adr. De Haas Jr's Handelmaatschappij hebben in het ziekenhuis het lijk, dat hun aangewezen was door getuige Commijs, herkend als dat van P. C. Lans. Getuige dr. E. C. v. Rijssel prosector-bacterio loog heeft de lijkschouwing verricht en gecon stateerd, dat het slachtoffer tal van. verwon dingen aan het hoofd had, voornamelijk aan de achter- en zijkant. Voorts waren er snijwonden aan den hals. Gebleken ls dat meer dan éénmaal was ge sneden, en dat deze wonden zijn aangebracht nadat de verwondingen aan het hoofd waren toegebracht. Uit de liggingen der verwondingen leidde getuige af, dat de aanvaller vóór of rechts op zij van het slachtoffer moet hebben gestaan. Volgens getuige zou -er geen worsteling hebben plaats gehad. Toen Lans overvallen was is hij zoodanig geslagen, dat hij niet meer in staat was zich te verroeren. Het complex slagen dat hem op het hoofd is toegebracht is zeker doo- delijk geweest Toen hem de hals afgesneden is was het slachtoffer nog niet overleden. Uit den aard der verwondingen meent getuige te moeten afleiden, dat de slagen op het hoofd zijn toegebracht door een stomp voorwerp, dat niet zoo hee] zwaar is. Getuige meent dat de slagen heel goed kunnen zijn toegebracht met een wandelstok van Van O., die ais stuk van overtuiging aanwezig is. De snijwonden moeten toegebracht zijn met een vlijmscherp mes. Een tafelmes met beenen heft, dat den des kundige wordt vertoond, kan voor het toebren gen van deze wonde hebben gediend. Dit mes was van Van O., hij gebruikte het om zijn bo terham te snijden. Op den avond van den moord is dit mes niet gevonden, terwijl v. O. het toch vermoedelijk dienzelfden dag mo-It gebruikt hebben. Later Is bet in een kastje op bet kan toor teruggevonden. Dr. v. Rijssel meent wat de bloedsporen be treft, dat het niet noodzakelijk is, dat de kleeren van den dader met bloed bespat waren. Bij het afsnijden van de keel moet er welis waar bloed zijn gespat, indien 't hoofd van het slachtoffer achterover wordt gehouden, wordt dit voorover gehouden dan hoeft er ech ter geen bloed te vloeien omdat de wonde wordt dichtgeknepen. Mr. Kokosky vraagt getuige of hij meent dat de móeten, die in de deur gevonden zijn daarin kunnen zijn gemaakt met den wandelstok, die als stuk van overtuiging aanwezig is. Het O.M. merkt op, dat deze stok in beslag genomen Is op het kantoor van Lans, waar ze tegen een bureau stond. De andere stok, die ten huize van verdachte in beslag genomen Is, is ook aanwezig, en deze past volkomen in de moeten die op de deur gevonden zijn. Getuig© Commijs, agent van politie heeft in een kastje op het groote kantoor, dat met gor dijnen afgesloten was het mes gevonden. Dade lijk na de misdaad was gezocht naar voorwer pen, waarmee de moord gepleegd zou kunnen zijn, maar toen is het mes niet gevonden. Eerst een paar dagen later, is het mesje op de mede- deeling van een werkster, dat er een mesje op het bordje lag, dat er voorheen niet gelegen had, gevonden. Getuige dr. D. Gerhardt heeft een scheikun dig onderzoek Ingesteld op de hem ter hand gesteide stukken. Op geen dezer, ook niet op hei, eenige dagen later gevonden tafelmes, was Iets bijzonders gevonden, behalve op een colbertjasje. Daarop is aan do binnenzijde een bloedvlek geconstateerd, maar getuige kan niets met zekerheid omtrent den ouderdom verklaren. Deze deskundige acht het echter zeer wel mogelijk, dat versch bloed, ook van een mes en schoenen met water wordt afgewasschen, mits dit terstond nadat het op de voorwerpen gekomen ia, geschiedt. De schoenen, die verdachte op den dag van den moord heeft gedragen, zijn, zoo merkt d« president op, kort na den moord aan een schoenmaker gegeven. De:© bevond toen dat de neuzen zeer siap wsren, alsof ze ais het ware waren uitgewrongen. Bovendien had hij er geen glans op kunnen krijgen. Dit laatste achtte do deskundige echter geenszins van waarde. Im mers mc-n kan met den neus van een schoen tegen een muur stooten of iets dergelijks, het ls dan zeer moeilijk ze op bepaalde plaatsen goed te poetsen. Hierna komt DE VERD ACHTE IN VERHOOR Hij verklaart nadrukkelijk, geheel onschuldig te zijn. houdt ook vol, dat h" niets weet van deze afschuwelijke misdaad. De president, wijst verdachte er op, dat er over bera een aantal rapporten zijn uitgebracht. In een daarvan verklaart iemand, die zijn naam niet wil noemen, dat verdachte een3 over zijn kind, dat lastig was, had gezegd: „Men moest zoo'n kind kunnen afmaken". Verdachte beweert dat het louter fantasie is, dat hij zich zoo zou hebben -uitgelaten.' Mr. Kokosky maakt er aanmerking op, dat hier verklaringen van onbekenden worden ge bruikt. Verdachte zegt dan wel te weten, wie het ls n.l. mevr. Logger of haar man. Verdachte zegt dien avond om half zeven van kantoor te zijn gegaan. Hij is naar het station Hofplein geloopen, doch wild© van het Station D.P. om 7.02 met den trein naar den Haag vertrekken. Toen hij op het Hofplein was gekomen, had hij gezien dat het al 2 mi nuten voor zeven was, zoodat hij den trein van 7.02 op het D.P. niet meer kon pakken. Hij is toen om 7.15 van het Hofplein vertrokken. Ik hen het voorhek uitgegaan, dat was ge sloten, Ik had er een sleutel van, verklaart hij op een desbetreffende vraag. De tijd van weggaan. De president wijst er verdachte op dat het toch zonderling is, dat hij zich niet meer ge haast heeft, omdat hij des Donderdagsavonds van 8 tot 9 uur vloolies heeft, en meestal zorg de, dien dag omstreeks kwart voor 8 thuis te zijn. Van verdachte's kantoor naar het Hofplein is in gewonen pas 23 minuten loopen, maar hij heeft er 28 minuten over gedaan. Ook is het merkwaardig dat verdachte hoewel hij dus haast had den weg naar het station heeft ge loopen om het dubbeltje voor de tram uit te sparen, zooals hij tijdens de instructie heeft gezegd. Verdachte zegt daarop, dat dit ook niet waar is. Hij liep, omdat hij den geheelen dag op het bureau zat. Verdacht© kan echter niet zoo snel loopen, omdat hij lijdt aan aambeien. Juffrouw C. G. W. Lans, de oudste dochter van het slachtoffer verklaart hierop uitdruk kelijk dat van O. tegen haar gezegd heeft, dat het jammer was dat hij juist dien Donderdag avond al vroeg was weggegaan, n.l. om half zes. Verdachte betwist dit gezegd t© hebben. Hij heeft geen tijd genoemd, doeh het slechts be treurd dat hij dien avond vroeger is weggegaan en niet tegelijk met den heer Lans. Getuige houdt haar verklaring echter vol. Verdachte heeft wel degelijk gezegd half zes Getuige heeft dadelijk gedacht, dat van O. meer van den moord zou weten, doch toen zij hem dien avond laat zag, maakte hij zulk een zieligen indruk, dat zij haar verdenking van zich zette. Mevrouw Lans als getuige voorkomend ver klaarde, dat verdachte haar den Vrijdag vol gende op den moord heeft gezegd, dat haar mam tegen hem had gezegd: „Ga maar wat vroeger weg, en neem dan vast de post mee. Ik heb nog wat af te maken". Getuige wendt zich dan tot van O. en zegt: „Man, hoe heb je het kunnen doen, mijn man, die altijd zoo goed voor je was. „Ik zou je den hals kunnen afsnijden". Getuige J. J. Lans heeft verdachte den vol genden dag na den moord opgebeld. Verdachte heeft hem toen gezegd, dat hij en Lans op hef punt stonden samen weg te gaan, toen Lans plotseling zei: Ga maar vast, ik heb nog wat te doen. Toen verdachte informeerde naar de daders had verdachte gezegd: Terecht spreekt n van daders, want er zijn er zeker meer dan één geweest. Deze zeer belangrijke verklaringen worden in het bijzonder nauwkeurig herhaald en op schrift gesteld. De p resident maakt van O. erop opmerk zaam, dat het door de tegenstrijdigheden tus- schen zijn verklaringen en die der getuigen eenvoudig met een schouderophalen en „dat ls niet zoo" te willen verklaren, niet afdoende is. Verdachte is merkbaar vermoeid en staat te draaien. Hij houdt vol, dat wat de getuigen verklaringen betreft, alles onwaar is, voorzoo ver het met zijn verklaringen niet strookt, of dat hij er zich niets van kan herinneren Ook dat hij na ontboden te zijn op het Poli tiebureau den inspecteur Hermans lang heeft laten wachten en na te zijn opgebeld nog ge- ruimen tijd wegbleef, kan hij niet.verklaren. ,,Ik moest werken", zegt hij. Mr. Canes zegt, dat het eerstens heel vreemd is, dat iemand zich van zulke belangrijke fei ten, die toch al zijn aandacht moesten heboen, zoo weinig herinnert en verder, dat hij zijn werk op het kantoor liet gaan boven het In lichtingen geven aan de politie. Hiermede ls de ochtendzitting ten einde. E? werd gepauzeerd. Verdacht© kwam 's middags bleeker binnen dan gistermorgen. De belangstelling is even groot als hedenmor- gen. Begonnen werd met het onderdeel De ontdekking van den moord Inspecteur Hermans komt als eerste getuige, mr. Cannes is evenals van het begin af, scherp zinnig en kort. Inspecteur Hermans vertelt: Toen ik op de plaats van het misdrijf kwam, waren er reeds twee agenten. Beneden in het portaal vond ik de leege actetasch van Lans met een plas bloed. Op de trap was geen bloed te vinden. Rechts boven vond ik bloedvlekken op den muur. In de wachtkamer waarvan de deur open was (aan die deur waren kleine bloedvlekken) is ean fonteintje, daarin lag een natte handdoek. Het lijk lag hier dicht bij op den grond er lag een plas bloed bij en een mesje, doch dit was absoluut droog. Op den spiegel die rechts tegen den zijwand hing waren bloedvlekken. Over het lijk lag een handdoek over de beenen. Aan dezen handdoek is een politiehond de lucht gegeven. Het privé kantoor dat naast de wachtkamer is gelegen wekte geen bijzonderen indruk. De lessenaars waren niet doorzocht. „In het kantoortje naast hot privékantoor stond de brandkast open; de sleutels zaten er op. Deze sleutels waren nat en toonden kleine versch e roestvlekjes, alsof ze pas te voren met water in aanraking waren geweest. Een portefeuille, waarin open en bloot een briefje van 25 gulden zat lag op den grond, alsmede eenige losse guldens. Ik kreeg den indruk alsof er in het willde weg zoo maar een en ander uit de brandkast was gehaald". Was het lijk nog niet aangeraakt? „Neen". Getulgë zeide verder, dat er geen vingeraf drukken van het lijk waren genomen. Aanvankelijk was mijn indruk, dat er van roofmoord sprake was, -doch al kort daarna liet ik deze gedachte varen. Hierna komt mej. Lans, die evenals in de ochtendzitting bijzonder kalm is. Zij vertelde uitvoerig hoe zij op den bewusten avond naar hot kantoor ia gegaan, na eerst zonder resultaat oip twee nummers van h©t kantoor te hebben opgebeld; het hek ge sloten vond, omliep naar de Oost Admiraliteits kade, ook hier het hek aan de achterzijde van het pand gesloten vond ea tenslotte van den huurman de Korte den slentel van het voorhek krc-eg en naar binnen ging. Het was donker in de gang, welke toegang geeft tot de trap. Toen zij den schakelaar van het licht omdraaide zag zij de actentasch van haar vader liggen hij een plas bloed. Toen ging zij met de Korte naar boven en deed de verschrikkelijke ontdekking. De ge neesheer, die even later hij het lijk was geko men dr. H. Mees, had, toen deze getuige tegen acht uur weer ln het ouderlijk huis was, tot haar gezegd, dat de moord ongeveer twee uur tevoren (dus omstreeks zes uur) moest hebben plaats gehad. Juffrouw Lans had toen gezegd, dat van O. de dader was, waarop de dokter haar toevoeg de; ,,Dat mag je niet zeggen." Dr. van Rijssel komt nu als deskundige voor en legt eenige verklaringen af over bloedon derzoek in het algemeen. Juffrouw Lans zeide nog, dat als haar va der later bleef, hij dat alleen deed om haast werk af te maken. Het schrijven van facturen was geen haastwerk en daarbij zou haar vader als hij een faetuur niet had afgemaakt deze in de brandkast geborgen hebben. Een factuur heeft getuige op de lessenaar van haar vader gevonden, en dat is tegen de gewoonte van haar vader. Verdachte geeft toe, dat het schrijven vrn facturen niet als haastwerk beschouwd moest worden. Op een vraag van het O. M. zegt het meisje, dat in de tweede brandkast geen geld aanwe zig was. De president: Was er nog meer geld aanwe zig in de brandkast, dan het bankbiljet van 25 en een paar gulden. Getuige: Er was dien dag bijna geen geld. De president: Is het niet vreemd, dat alleen de brandkast is opengemaakt, die het geld be vatte? Iemand, die op het kantoor onbekend was zou toch beide kasten opengemaakt heb ben. Verdachte geeft op desbetreffende vragen toe, dat er in den tijd, dat hij bij de N. V. werkzaam was er driemaal is ingebroken te', kens in den nacht. De president vindt het merkwaardig, dat ln het halve uur dat verioopen is sedert verdach te is weggegaan volgens zijn opgave en het vinden van het lijk iemand op het kantoor is gekomen, die blijkbaar met de situatie goed op de hoogte was en den moord plus den diefstal zou gepleegd hebben. Mevr. de wed. Lans verklaart dat haar man altijd opbelt als hij later thuiskomt. Dr. Mees heeft haar verklaard dat haar man reeds 2 uur dood was. Dat was toen tusschen 8 uur en kwart over 8. Haar man vertrouwde van O. volkomen. Voor zijn werk was hij niet bijzonder geschikt maar haar man was toch niet be reid om hem zijn ontslag te geven, omdat ver dachte geen ander werk zon kunnen vinden, en daarbij had haar man het altijd gewaardeerd, dat verdachte zender hem te kennen bereid was geweest 10.000 gulden in de zaak te steken. Verdachte sloop op het kantoor als een geest rond. Men noemde hem daar „de rubberhak". Op een vraag van mr. Kokosky zegt getuige nog, dat. toen de cijfers in de boeken niet klop ten naar de meening van Lans, deze aan ver dachte de opdracht had gegeven de boeken na te zien. Deze schoot daarmee echter niet op en toen Lans de opmerking maakte dat een accountant de boeken maar eens moest nazien, was het Lans opgevallen, naar hij aan zijn doch ter Christine had gezegd, dat van O. ineens van kleur verschoot, alsof hij, „met permissie" zei getuige, iets.... De telefoon Getuige J. R. Valk bediende de telefooncen trale op het kantoor van Lans. Zij had voor zij weg ging de nacht verbindingen gemaakt, waar door iemand diie opbelde dadelijk sprak met hot privékantooa-. Na den moord waren de verbin dingen verbroken. De president wees er op, dat het verbreken van die verbindingen alleen, van belang was voor iemand, die wist hoe de nachtverbindin gen waren en die er tevens belang bij had die verbindingen op te heffen. Door het verbreken van die verbindingen, gaf de telephoon geen bei-signaal, alleen maar een zacht getik. Op een vraag van mr. Kokosky geeft getuige* toe, dat er den vorigen dag twee mannen op het kantoor waren geweest, om werk te zoeken. Getuige S. S. de Korte woont bij het hek aan den Oostzeedijk. Getuige had niets verdachts opgemerkt, voordat mej. Lans bij hem den sleu tel van het hek kwam halen. Getuige heeft dr. Mees tegen een agent van politie hooren zeg gen, dat de dood van Lans kwart voor zes was ingetreden en dat hij nog hoogstens drie minu ten na den aanval had geleefd. Getuige heeft tusschen kwart voor zeven en zeven unr het lijk gezien, dat weet hij zeker, omdat hij dien avond bijzonder op den tijd had gelet, daar hij ergens heen moest. De president wijst van O. op den zonderling korten tijd, waarin de moordenaar gewerkt moet hebben, nog geen half uur. Getuige J. Zandman, agent van politie, was de eerste politieman die op het terrein van de misdaad aanwezig was geweest. Het bericht was omstreeks '10 minuten over 7 binnen gekomen. Dr. Mees had gezegd, dat de dood spoedig moest zijn ingetreden in verband met de ernstige verwondingen, die waren toege- hracht. De verdediger vraagt dezen getuige of dr. Mees niet gezegd heeft, dat Lans pas kort dood was, hetgeen deze ontkent. De politie-agent M. A. de Graaf verklaart op dien avond gehoord te hebben dat Lans reeds om 8 uur 1% A 2 uur dood moet zijn geweest. Dat dr. Mees gezegd zou hebben, dat de moord om kwart voor zessen gebeurd moest zijn, ont kende deze getuige echter pertinent. Dr. Mees buitenslands Hierna zou dr. Mees zelf gehoord worden, doch deze was volgens een schrijven dooT een verblijf in het buitenland verhinderd. Mr. de Visser heeft nog speciale moeite gedaan, dat hij wel op de zitting zou verschijnen, de advo caat van dr. Mees heeft hem geschreven dat het zeer raadzaam zou zijn wel te verschijnen, niettemin is hij niet gekomen. De verdediger wijst er op dat dr. Mees zijn aanvankelijk op den avond van den moord ge uite meening, dat Lans omstreeks zes uur dood moet zijn geweest in zijn rapport niet vol houdt. Dr. van Rijssen wordt hierna nogmaals als deskundige gehoord en beweert pertinent, dat er, vooral daar dr. Mees volgens eigen ver klaring het lijk dien avond niet heeft aange raakt, z.I. geen sprake kan zijn door het zien van het bloed en de wonden eenige conclusie t« trekken omtrent het vermoedelijke uur van den dood. Bij den een stolt het bloed in een minuut, bij een ander zijn er wel twintig minuten voor noodig. Bovendien hangt dit geheel af van de atmosfeer. Commissaris S. Dijkstra zegt toen hij in het kantoor kwam, zeer spoedig den Indruk te hebben gekregen, dat er hier niet van roof moord sprake is geweest. Hij had dan ook het vermoeden gekregen dat de procuratiehouder de dader moest zijn, omdat deze het laatst bij Lans was geweest en er open en bloot geld op den grond lag. Op een vraag van mr. Kokoksky antwoordt deze getuige, dat hij zijn vermoeden omtrent de schuld van van O. den avond van den moord niet aan den officier van justitie heeft ken baar gemaakt, evenals zijn indruk dat het hier een gefingeerde inbraak gold. Wel heeft hi) dit later gedaan. De verdediger oppert de veronderstelling dat de dader door het opbellen van juffrouw Lans zon zijn gestoord. Komt het dan niet meer voor, dat waarden, dié voor de hand liggen, niet worden mee genomen? Het O. M. wijst er op dat, zoo de dader ge stoord is, deze dan toch nog den tijd gehad heeft, de hekken aan vóór en achterzijde te sluiten. De politiehond Hierna komt de agent G. de Jong, die den politiebond de lucht heeft gegeven aan den handdoek die over de beenen van Lans lag. Het regende dien avond, doch niettemin ls d« hond naar het achterhek geloopen. De ver dachte merkt op, dat de hond ook verschillende keeren op dien avond langs hem is heen ge loopen, doch zonder dat er iets bijzonders gebeurde. De agent zegt, dat het onderzoek toen was afgeloopen, het was reeds veel later. Hierna komt de belangrijke kwestie van de sleutels - aan de orde. Verdachte zegt weer, dat hij op 29 November, door het voorhek is weggegaan. Een sleutel van het achterhek was niet in zijn bezit, wel moest er een op het privé kantoor hangen, deze lag echter meestal in zijn lessenaar. Bovendien had de expeditie een sleutel. Nu was het zijn gewoonte, als het mooi weer was en hij niet samen met den heer Lans de zaak verliet en dat was meestal op Zaterdag, door het achterhek de zaak te verlaten. Het was op de Oost-Admiraliteltskade minder druk en volgens v. O. ia de weg vandaar naar het station even lang als die van den Oostzeedijk af. Deze sleutel van het achterhek borg hij Za terdags na gebruik in zijn actetasch om hem Maandags weer in de lessenaar te leggen. Getuige L. H. H. J. Vermaas, chef bij d© N. V. Adr. de Haas verklaart, dat van O. hem meermalen gezegd had: sluit het voorhek maar, ik ga wel achter uit. Verdachte merkt op, dit gezegd te hebben om dan zeker te zijn, dat het voorhek gesloten werd. Verdachte ging dan toch door het voor hek weg. Getuige Bruinaarts heeft verdachte wel op Zaterdagmiddag door het achterhek zien ver trekken. De president vraagt verdachte, waarom hij altijd ontkend had den slentel gehad te heb ben. Ik heb er niet zoo aan gedacht. Inspecteur Hermans verklaart, dat verdacht© steeds pertinent ontkend heeft een sleutel van het achterhek te hebben gehad. Als een vreem de de moordenaar was geweest, dan zou deze niet de moeite genomen hebben na zijn daad het hek weer zorgvuldig te sluiten. En getuig© heeft geconstateerd, dat het hek gesloten was. En dat iemand over dit hek dat 5 A 6 M. hoog is geklommen zou zijn, achtte de inspecteur niet wel mogelijk. Als de president nader op deze sleutelkwestie ingaat moet verdachte toegeven, op den dag van de begrafenis van Lans, toen hij bij zijn schoon zuster de weduwe Weijne alhier was gekomen om van hoed te verwisselen, haar een sleutel ln bewaring te hebben gegeven. „Ik vermoedde dat deze sleutel van het ach- terhek was", zegt verdachte. Maar waarom hadt u dien dan bij u en niet, zooals gewoonlijk, Maandags weer In de les senaar gelegd, want n hadt hem na den Zater dag voor den moord toch niet meer noodig ge had. Verdachte geeft toe, dezen sleutel van den Zaterdag af in zijn bezit te hebben gehad, hoe wel het ook wel kan zijn dat hij den sleutel van het archief waarnaar de politie gevraagd heeft, verwisseld heeft met dien van het ach terhek. „Ik had zelf de mogelijkheid onder het oog gezien, dat er verband gelegd zou worden tus schen dengene die fraude gepleegd had, en dengene, die den moord gepleegd heeft. Daar om ben ik bang geworden en heb gedacht: Men moet bjj my geen sleutel van het achterhek vinden". De president: Dit zou alleen mogelyk zyn, als u wist dat de moordenaar door het achter hek was gegaan. De verdediger mr. v. d. Meer: „Verdachte had toch in de krant gelezen dat de politiehond naar het achterhek geloopen was!" De wed. Weyne geeft toe, op den Maandag van de begrafenis een sleutel van haar zwager te hebben gekregen om te bewaren. „Heeft u dit niet vreemd gevonden?" vraagt de president. „Nee, liet was erg dom van me." „Ja, nu zegt u alweer dat het dom was, maar daarmee bent u er niet af. U bent over het algemeen zoo dom niet, het was toch aller vreemdst, dat als iemand u één sleutel In bewaring geeft, n niet vraagt waarom dat is. Als het een heele bos sleutels was geweest, had ik het me desnoods kunnen begrepen. Is het niet waar dat verdachte eenige dagen later toen u den sleutel wilde terug geven, gezegd heeft: houdt 'm nu maar, werkeiyk 't betee- kent niets?" Getuige geeft dit toe en moet ook bekennen den dag daarna, van O. was toen by zyn raadsman in Amsterdam naar den Haag te zyn gegaan met een sleutelbos, waaraan zy den door haar zwager gegeven sleutel had bevestigd, zoodat zy niet precies meer wist, welke het was. „Ik vond 't zoo naar dat ik hem had", ge tuigde zij, „ik heb den sleutelbos toen aan myn zuster gegeven". De president acht heit merkwaardig, dat deze sleutelgetuige zoo zeer brandt, dat zij daarvoor een reis naar Den Haag maakte Getuige zegt, dat zy In dien tyd eiken dag naar Den Haag ging. Getuige mevr. van O., echtgenoote van ver dachte maakt bezwaar in de zaak van haar man verklaringen af ie leggen en wordt daar om niet gehoord. Mevr. H. Logger violiste, was vriendin van de fam. van O. Zy gaf verdachte Donderdags- avonds vioolles. Het beginuur kwam er niet erg op aan, maar in den regel kwam getuige om 8 uur, en» dan was verdachte altyd thuis. Hy was dan altyd klaar of byna klaar met eten. Den avond waarop de moord gepleegd is, was getuige wat later gekomen, omdat zy een ziek kind had. Zy was toen omstreeks half negen gekomen. Dadelijk was het haar opge vallen dat het vreemd was, dat verdachte rijn vrouw, die haar van haar woning had afge haald en nu samen met haar binnen kwam,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 6