I
s
O
fci
u
m
1
Woensdag 12 Juni 1929
Derde Blad
Pagina
m
Het kindschap Gods
De geheimzinnige moord
aanslag.
Zacht wiegden de teere bloesemknoppen
zich op den adem van den heerlijken lente
wind.... behaagziek bogen de gouden kopjes,
nog gedeeltelijk door groene blaadjes om
sloten, naar de vensterruiten, die schitterden
in het zonlicht... nieuwsgierig keken zij
naar binnen, wat daar achter die spiegel
ruiten in het koninkrijk van den mensch
toch wed omging.
Ren jonge vrouw is druk bezig, ijverig
gaat de naald op en neer... daar heft zij
het hoofd op... een weelde van golvend blond
haar omlijst het mooie aantrekkelijke ge
zicht.. Nu blijven de slanke vingers even
rusten..., het poperig kleine badjurkje ligt
op haar schoot., hare groote blauwe oogen
staren droomend door het venster... in stille
Verrukking zien zij naar de knoppen daar
buiten, de bodem van het wonderbaar ge
heim.... van nieuw jong leven...
Een paar weken laterDe knoppen zijn
ontloken, de bloesems stralen in volle pracht
de verschrompelde knopjes die den vorst niet
konden verdragen, zijn afgebroken en lig
gen op den grond... aan het hart van „Moeder
Aarde", die altijd bereid is om offers te
brengen, en toch telkens weer nieuw leven
schenkt
Ook het doode kindje van de jonge moeder,
de echtgenoote van dr. Lenz, had zij opge
nomen in haar moederschoot... een... ruw
had zij het ontrukt aan de beschermende
moederarmen, die reeds zoo lang vol ver
langen zich hadden uitgestrekt naar een
kindje.... Met starre oogen, waarin geen
traan eenige verlichting bracht, lag de jonge
bleeke vrouw op haar ziekbed.» blind voor
de smart van haar man, die toch zoo veel
leed... doof voor alles wat rondom haar
gebeurde. Haar leven was tot nu toe een
weg geweest waarop zij nog nooit eenigen
tegenslag had ontmoet... waarop de zon
van geluk nog nooit door de wolken ver
duisterd was... hare ouders hadden haar
altijd zoo teeder behoed voor alle verdriet
en haar man omringde haar steeds met de
teederste zorgen... de innigste liefde. Maar
thans was zij plotseling uit het schitterend
ste licht in de zwarte duisternis getreden-
bet zoo vurig verlangde geluk van hel
moederschap was met één slag voor altijd
vernietigd... En het was alsof met deze ver
nietiging ook al het leven in hare ziel mede
gedood was... Zij kon niet meer bidden... zij
kende niet meer den weg tot de Liefde-
Op zekeren morgen hoorde zij eensklaps
een kinderstemmetje, het geluid van een
Pas geboren kindje. Deze kreet riep de on
gelukkige móeder plotseling wakker uit dien
Verschrikkelijken staat van gevoelloosheid en
bracht haar terug in 't werkelijke leven.
Het geschrei steeg op uil de kelderwoning
en was doorgedrongen in het gewonde jonge
moederhart.
Vrouw Lastmann, die in de kelderwoning
buisde, had haar zesde kind ter wereld ge
bracht... haar zesde dat misschien niet eens
met blijdschap verwacht was! Hoe schreide
eh jammerde dit teere stemmetje tegen het
ruwe leven! De zwakke ongelukkige vrouw
daarboven hield beide handen voor de ooran
Zij wilde niet luisteren... en toch moest zij
bet... zij kon zich niet losmaken van den
kleine, evenmin als van het opstandige
«Waarom?", dat telkens weer opsteeg uit
bare ziel....
Daar beneden was het kind slechts ge
boren tot last, hier boven stond het een
heerlijk onbezorgd leven te wachten... Hare
Wel was steeds vervuld geweest van een
diepen, heiligen eerbied voor den oorsprong
des levens... Hoe had zij zich op haar vurig
^erlangd moederschap voorbereid door ge
bed en heiligen levenswandel... ja iedere ge
dachte van hare zuivere ziel was gericht
°P het goed vervullen van haar heerlijke
taak. Zij verwachtte niet enkel een men-
Schenkind, neen, het kindschap Gods wilde
in hem vormen, dat had zij zich als haar
hoogste, haar verheven en heerlijkste taak
Rosteld. En nu? Niets... niets... en daar be
zoden schreide het arme wezentje, dat ver
Verwijderd zou blijven van het Rijk Gods,
v^ant het was een kind van een verbitterde
^ciaal-democraat en toch, telkens en
telkens moest de arme gekwelde vrouw
V'eer luisteren... de kleine doordringende
"Onderstem sneed haar door de ziel...
Toen de bleeke jonge vrouw weer opstond,
t^tging en met droeve oogen aan de zijde
haar bezorgden man door haar vreugde
loos ieven schreed, ontmoette zij op zekeren
twee kinderen van Lastmann, die op
®traat speelden... Eerst wilde zij vlug voorbij-
c°pan. Het zien van de vreemde kinderen
®ed haar pijn tot diep in haar ziel... Toch
®ef zij staan, gedwongen door een inwen-
macht. Zij boog zich naar de beide
kleine kindertjes en nam hunne smoezelige
handjes vol liefde in de hare...
Je hebt een broertje gekregen, klonk
het zacht van hare lippen, daar zul je zeker
wel veel van houden.
Met energiek gebaar schudden beide kin
deren de ongekamde krulltkopjes.
Of wij er veel van houden? vroeg het
kleine meisje met een stem die haast rauw
klonk uit den kindermond:
Het schreit bijna altijd, en zoo viel het
broertje bij, het zal nog veel eten ook... Een
leelijke oude vrouw heeft hem vannacht ge
bracht... is het geen schande, we zijn toch
al met vijven en we hebben het niet breed
zegt vader. Als 't nu nog een meisje geweest
was, maar jongens hebben altijd honger.
Begeerig keken de kleinen naar het witte
zakje, dat de jonge vroyw in haar hand
hield en waaruit zoo'n verlokkelijken geut-
kwam. Plotseling hield hij het zelf in zijn
vuile vingertjes.
Eet nu maar op wat daarin zit, zei
de jonge vrouw met sidderende stem, maar
dan moet je ook een beetje van je kleine
broertje houden.
Het eerste deden zij allebei onmiddellijk
maar het tweede vergaten zij.
Ja, niemand van het geheele gezin Last
mann, scheen er ook maar aan te denken
dat het kleine teere schepseltje ook liefde
noodig had; voor hem was het een nieuwe
last voor den man die werkloos was een
doorn in het oog... voor de vrouw, die toch
al zooveel werk had, een lastpost meer
vooral op dit oogenblik, nu zij de kelder
woning wilden verlaten, om in een andere
plaats werk te zoeken voor haar man.
Was het wurm toch maar dood ge
weest! Hard als steenen vielen de woorden
van de wanhopige lippen der moeder, toen
zij op zekeren dag hoorde spreken wat er
voorgevallen was bij de voorname dame
daarboven... de gelukkige vrouw die geen
kinderzorgen had... maar wel veel geld..
mooie kleeren... prachtige kamers...
Maar de „gelukkige" die zoo benijd werd,
kon deze woorden niet meer vergeten. Haar
moederhart dat geen voldoening meer ken
nen zou in het bezit van eigen kinderen,
werd vervuld met een oneindig medelijden,
ja met een groote liefde voor het kleine
mensehenkind, dat. door niemand bemind
werd...
Toeri dr. Lenz 's avonds thuis kwam
vond hij zijne vrouw in vreemde opwinding;
de ziekelijke levensmoeheid scheen geweken,
liefdevol smeekend zag zij hem in de oogen...
Zouden wij het arme kindje van beneden
niet als ons kind aannemen om het te leg
gen in onze ^/icg, die zoo leeg gebleven is?...
Angstig blikte zij in het ernstige gezichl
van haar man.
Maar je vergeet wat een ondankbare
taak het is, de zorg van een vreemd kind
op zich te nemen.... het kind kan best en
dit is zelfs zeer waarschijnlijk eigen
schappen geërfd hebben, waartegen je niet
opgewassen bent., waarschuwde de dokter
bezorgd.
Je hebt gelijk... alleen hen ik er niet
tegen op gewassen, maar God zal ons beiden
met Zijne Genade bijstaan en versterken
om in dit versmade wezen het kindschap
Gods te wekken... Is deze taak niet veel
verhevener dan de opvoeding van zijn eigen
kind... is het niet eene kleine bijdrage tof
verbetering van de sociale toestanden in
dezen bitter-zwaren tijd?"
Dr. Lenz zag zijn jonge vrouw in de
schitterende oogen, waarin het Goddelijk
vuur van den II. Geest straalde... en hij had
den moed niet meer om haar tegen te
spreken...
Met. verbaasde ongeloovige oogen stond
den volgenden dag het heele gezin Lastmann
rond den dokter en zijn vrouw.
Zeker wilden zij het kindje geven... liever
vandaag nog dan morgen De vader van
het groote gezin ademde verlicht op.
Doe met het kind wat u wilt... voor mijn
part moge u het in uw eigen geloof opvoeden.
Hoofdzaak is maar dit: het is good verzorgd
en wij hebben een mond minder aan tafel-
Vrouw Lastmann hield het kind met het
gele, onbehoorlijke kopje in den arm, die
plotseling sidderde; een oogenblik drukte zij
't kleine wichtje krampachtig aan haar bon
zend hart. Haar oogen, verhard do®r het
vele lijden, de vele bekommernissen kek an
naar haar man... dan gleden zij over de
kinderschaar met de hongerige gezichtjes.
Toen ging er een vreeselijke schok door haar
lichaam....
Daar... en zij schoof het kind in de
armen van de andere... de voorname.de
gelukkige vrouw..,. Maak u het kind ge
lukkig, zoo sprak zij met van ontroering
bevende lippen.
Daar stonden twee moeders recht tegenover
elkaar; zij zagen elkaar diep in de oogen
en peilden 't leed tot in de diepste van hun
gewonde zielen. Op hetzelfde oogenblik werd
er een onzichtbare brug gespannen van hart
tot hart... over alle kloven van klassenhaat
en vooroordeelen heen. Zacht woei de avond
wind door de bloeiende bloesemtakken. Week
en licht als engelenvieugels bogen zij zich
droomerig naar de spiegelramen... In het
hemelsblauwe bedje van de doktersvrouw
lag een klein bleek wichtje... de teedere
vuistjes tegen de witte wangetjes gedrukt.
De kleine borst ging regelmatig op en neer-
de zwakke longen ademde gretig de gezonde,
zuivere lucht.Daar boog zich een blond
vrouwenhoofd over het wiegje heen, met
teedere moederzorg- met oneindige liefde-
twee slanke handen vouwden zich in innig
dankgebed.
Een gouden zonnestraal der ondergaande
zon drong door in de droomerig kille kamer-
gleed over het beeld der Moeder Gods aan
het hoofdeinde der wieg. de Moeder van
Smarten... doch haar smartvolle trekken
schenen verhelderd door ten glimlach...
Wat gij den geringste der mijnen ge
daan hebt, dat hebt gij aan Mij gedaan.
Zoo had haar Goddelijk Kind gesproken.
Uit deze woorden zou de jonge moeder de
kracht putten, om in het armzalige kleine
meaischenkind het kindschap Gods te wek
ken.
Troef
Boer: Mijnheer, neemt u me niet kwa
lijk, maar wat verkoopt u hier eigenlijk?
Kantoorbediende (den boer van uit de
hoogte opnemend):
Ezelskoppen, waarde vrind.
Boer: Daar schijnt u geen grooten om
zet in te hebben, want ik zie er nog maar
een in uw win kei i
rr
KONING FOEAD IS IN BERLIJN AANGEKOMEN. Het door een schitterend park omgeven
palels van Prins Albrecht is voor hem gereserveerd
Er zijn toch wel eens oogenblikken,
meende Charles van Pelt bij zichzelf, waar
op het vrijgezellenleven verveelt! En hij
zette zich wat dichter voor de nog gezellig
snorrende kachel.
AI is 't gelukkig niet dikwijls! krab
belde hij terug alsof de een of andere vrij
gezel onder zijn kennissen hem had kun
nen hooren. Een bewijs, dat hij door on
dervinding geleerd had, want, voor zoover
hij wist, was hij geheel alleen thuis.
Z'n hospita had hem z'n avondeten ge
bracht, en was heengegaan, den stroomen
den regen in, om nog gauw wat boodschap
pen te verrichten-
Hij was niet gewoon om alleen den
avond door te brengen, zooals hij nochtans
heden zou moeiten doen. Het eenige, wat
hem eenige afwisseling kon bezorgen, was
z'n radio
Hij draaide vergeefs aan het toestel om
Parijs, Weenen of Londen te krijgen, toen
plotesling de telefoon in de gang overging.
Vol hoop snelde hij naar het toestel, en
zijn oogen glinsterden van blijdschap toen
hij de stem van zijn ouden vriend Jacques
van Duyn herkende.
Over 'n paar minuten ben ik bij je,
kerel! lachte Charles tevreden. Ik zat
me al half dood te kniezen en vroeg me af,
hoe de avond om zou moeten komen, zoo
alleen!
En hij greep jas en hoed, stapte op de
tram, die juist toen hij de deur uitstapte,
voor z'n kosthuis stil hield, en stond een
kwartier later op het. atelier van z'n vriend
van Duyn.
Als bij de meeste, ik zeg niet alle artis-
ten, was het op de ruime kamer van zijn
vriend den schilder alles behalve ordelijk.
Charles smeet hoed en Jas dan ook maar
in een hoek en drukte de aanwezigen har
telijk de hand.
Kerel, riep Jacques van Duyn, goed
dat je komt. We kwamen juist een vierde
man te kort bij het bridgen.
Het antwoord dat Charles gaf werd over
stemd door het knallen van een brult en
bet klokken van den rooden wijn in het
reeds gereedstaande glas.
Maar hoe het zij, erg gelukkig scheen
het gezelschap dien avond niet te zijn
want één hunner, een jonge dokter, werd
na een uurtje voor een ernstig geval weg
geroepen, zoodat van doorspelen niet veel
meer kwam, en men rond de kachel geze
ten, behagelijk drinken bleef van het uit
stekende wijntje, onder het verslinden van
onnoemelijke hoeveelheden sigaretten. Tot
dat tegen een uur of elf de wijnvoorraad
opraakte en Charles voorstelde om het ge
zellige avondje maar bij hem thuis voort
te zetten.
De regen had imtuschen opgehouden,
en vroolijk stapten de drie vrienden in de
richting van Charles' kosthuis.
Maar nauwelijks had de laatste de voor
deur geopend of even snel en geruischloos
trok hij haar weer dicht.
Wat is er aan de hand, ouwe jongen?
vroeg Jacques van Duyn. 't Is hier ver
draaid winderig: gaan we naar binnen of
blijven we buiten staan?
Ssst! siste Charles. Kom eens hier
jelui, en de deur opnieuw openend op 'n
kier, wenkte hij hun te luisteren.
Wat ze deden.
Binnen, in de kamer aan het eind van
de gang hoorden ze gegons van stemmen
Zoodat Charles de deur weer geruisch
loos naar zich toe trok en afsloot, en z'n
vrienden met een ondeugende tinteling in
de oogen aankeek.
Er moet hier van avond zeker nog
een partijtje worden gebokst, van avond,
meende Piet Kessels.
En ze trokken zich eenigszins in de scha
duw terug om heit plan van den veldtocht
tegen de ongenoode gasten te bespreken.
Ik geloof dat we het zaakje zelf maar
op moeten knappen, jongeens! meende
Charles. Als we 't alleen niet af kunnen
bellen we de politie op.
't Is een goede praktijkoefening, ua
de bokslessen die ik den afgeloopen «.vin
ter heb genomen, fluisterde Piet Kessels.
Dan kan de politie straks de gewonden bet
huis uit komen halen.
Ze keerden weer naar de deur terug, en
voor de derde maal stak Charles den sleu
tel in het slot.
Het eenige geluid wat ze nu tot hun ver
bazing te hooren kregen, was een akelig
vreemd, beangstigend, adembenemend kla
gen, een kreunen van laag naar hoog, van
hoog naar laag, als van iemand die op
sterven ligt.
V
EEN LÜCHTSOE1P TAN KLEIN MODEL
heeft vanaf het vliegveld te Pommeren
een proefvlucht ondernomen, die uitstekend
geslaagd is
Toen hield het geluid plotseling op en
hoorden de drie bij de deur opeengedron
gen mannen nog slechts hun eigen adem
haling.
Voorzichtig begon de een na den ander
de veters van z'n schoenen los te maken,
ten einde ongehoord in de kamer vanwaar
het vreemdsoortige geluid kwam, te kun
ne nbinnendringen. Ze waren op alles voor
bereid: op geesten en spoken, op moord
aanslag, en op dit laatste wel het meest,
mogelijk ook op een plotseling sterfgeval.
Op dat oogenblik heerschte er in het huis
een beklemmende stilte, alsof degene die
zich in doodstrijd bevonden had, bewuste
loos was neergestort of dood was.
Dan opeens werden zij opgeschrikt door
een stem, alsof iemand in korte, snelie
woorden een bevel uitdeelde, de woorden
verstonden ze niet dan weer dat klage
lijk geluid, en opnieuw doodsche stilte.
In die kamer, op korten afstand, dst.
voelden zij, speelde zich een of ande- lu
guber tooneel af: iets dat hun een koude
rilling bezorgde, ondanks hun jeugdigen
overmoed.
Toen begonnen ze voorzichtig langs den
grond te kruipen, Charles, die den weg
het best kende, voorop. Ondertuss :hcn
hoorden ze nu doffe slagen, die op een
zacht oppervlak schenen neer te komen,
en iets als een duivelschen schaterlach van
voldoening, het zachte kreunen overheer-
schend.
Alvorens verder te gaan, werd nog even
fluisterend overleg gepleegd: of het beter
was gedrieën de kamer binnen te stormen,
of te wachten in hinderlaag totdat de vol-
voerder der misdaad zich buitén de kamer
waagde. Ten slotte werd tot het eerste be
sloten, wijl, zoo redeneerden zij, de aan
val de beste verdediging is. Charles zou
de deur openwerpen, het licht opdraaien
en de beide.anderen zouden zich do kamer
inwerpen, gereed om ieder, die hun wilde
voorbijstormen, te overrompelen en buiten
westen te slaan. Ze waren gereed.
Charles greep vastberaden de deur kneu,
wierp de kamerdeur open, een greep naar
den afsluiter, en terwijl het licht opgloeide
sprongen de beide anderen de kamer bin
nen.
Deze was leeg-
Maar uit het er achter gelegen vertrek,
de kamer van Charles van Pelt zelf, waar
van de deur nog half open stond, klonken
de woorden, thans beter verstaanbaar:
The Fleetwav-orchestra at the Maxim
Hotel will now play you a one-step, en
titled: Oh, what a Sell!
Hot was gelukkig voor het luisterend
publiek en voor den leider van het Radlo-
omroep-orchest in het bijzonder, dat zich
in de kamer van Charles geen zendappa
raat bevond
Niet trouwen
Rechter: U bent aanwezig geweest bij
de vechtpartij tusschen het jomge echtpaar.
Welken indruk hebt u van het voorgeval-!
lene gekregen.
Getuige: Dat men het best doet niet tQ
trouwen. a.M