FEUILLETON
DE STRAFZAAK VAN DE VEENDAMMER HYPOTHEEKBANK
ADVERTEERENDE
ZAKEN DUREN
HET LANGST
BLOEDBROEDERSCHAP
v<nn7°trTf*n'zal Maandag
ZATERDAG 15 JUMI 1929
HET PROCES SALOMON
LIEBERMANN
pLSoope6;.ten yoIle vertr™ heeft
DE WERKVERSCHAFFING EN DE
WERKLOOZEN
rk,-rkt Dit 'S echter geen ras-element.
Dergelijke types treft men hier in Holland ook
WERKVERSCHAFFING EN 1
ONGEREGELDHEDEN
Toeftq ik heb jjjjt boodschap ontvangen.
Dc behandeling voor de Amsterdamsche
Rechtbank
Vijfde dag
Gister werd de behandeling van het proces
Salomon Liebermann door de Vierde Kamer
der Amsterdamsche rechtbank voortgezet. De
belangstelling van het publiek schijnt, gezien
het vrij groote aantal toehoorders op de tribune,
zeer toenemende te zijn. Het einde is in het
zicht.
Gisteren moestem zeven getuigen gehoord wor
den en de eerste van hen was mr. M. I. N.
Spaargaren, die eenigen tijd is opgetreden als de
raadsman van Liebermann.
De president: Wij zullen tbans niet meer
spreken over uw vroegere bemoeiingen tijdens
de onderhandelingen met Sedeyn. U bent tegen
woordig geweest bij de onderhandelingen die
gevoerd zijn tusschen Liebermann en Paarden-
kooper?
De getuige: Dat i3 juist.
Da president: U kende dus ook de overeen
komst die getroffen is.
De getuige: Precies wist ik 1 niet. Ik heb
de onderhandelingen niet bijgewoond als raads
man van een der partijen.
De president: Zoo, van wie hebt u dan uw
honorarium ontvangen?
De getuige: Van Liebermann.
De president: Nu, en voedt u dat de trans
actie in orde was.
De getuige: Achteraf bezien is 't misschien
niet verstandig van me geweest. Maar destijds
heb ik bet grootste vertrouwen gesteld in Paar-
denkooper.
D9 president: Waarop was dat vertrouwen
dan gebaseerd?
De getuige: Paardenkooper deed groote za
ken.
De president: Zoo, wist u dat Paardenkooper
destijds surseance van betaling had gevraagd.
De getuige: Dat wist Ik!
De president: En dat Liebermann hem geld
heeft gegeven om uit deze surseance te ko
men?
De getuige: Ik wist, dat Liebermann hem
steun had beloofd.
De president: En u meende, dat iemand, die
steun noodig had, vijf millioen zou kunnen
fourneeren?
De getuige: Ja, Paardenkooper had uitge
breide relaties; die zeker wel het benoodigde
geld zouden kunnen bijeenbrengen?
De president: Maar die relaties deden dat
toch niet om niet. Zij zouden daarvoor toch
wel een vergoeding hebben verlangd.
De getuige: Ik had toen zeer sterk den in
druk, dat Paardenkooper zijn verplichtingen
zou kunnen nakomen. De groote transacties
die hij tot stand kon brengen zouden hém daar
toe zeker in staat stellen.
De president: O ja, hét was immers het plan,
dat hij kasteelen zou koopen voor een beetje
geld, om die dan weer met groote winsten te
verkoopen. Dat was toch allemaal nog maar
toekomstmuziek.
De getuige: Paardenkooper had toch al een
zoodanige transactie op het oog.
De president: Ja, het kasteel te Wiesbaden
van de Russische gravin in Parijs. Ais lk me
niet vergis, Is Paardenkooper met anderhalf
millioen aan pandbrieven naar Parijs gegaan
om die als onderpand te geven.
De getuige antwoordt toestemmend.
De president: Hebt u er niet aan gedacht dat
hierdoor de koers van de pandbrieven nog meer
gedrukt zou worden?
Do getuige: Neen, ze werden immers niet op
de markt gebracht, maar bij een particulier
in bewaring gegeven.
De president: Wat lk niet goed begrijp, is
dat ln de voor deze transactie gemaakte over
eenkomst alleen bepaald wordt, dat de winst,
die behaald zo.u werden, Liebermann ten goede
zou komen.
De getuige: Staat dat er in?
De president: Ja, blijkbaar heeft u Lieber-
man en de Veendammer vereenzelvigd.
De getuige: Liebermann bad bijna alle'macht
in banden, zoowel in de Discontobank als in de
Veendammer.
Da president: Maar u zult toch moeten toe
geven dat de belangen van de Veendammer
toch nog wel eenigszins verschilden van die
van Liebermann.
De getuige weet weinig tot zijn verdediging
aan te voeren.
De verdediger mr. H. Giltay Vetb: Weet de
getuige ook of de plannen van Liebermann-
ernst waren.
De getuige: Ongetwijfeld. Het plan van da
Atlas Hypotheekbank beschouwde ik als zeer
goed uitvoerbaar en anderen waren dezelfde
meening toegedaan.
Da verdachte: Heb ik ooit gesproken over
de aflossing of verkoop van hypotheken?
De getuige: Neen. Dat plan is van J. J. Whit
man afkomstig. Deze beweerde geen „cash" to
willen ontvangen voor zijn aandeelen, maar
hypotheken. Ik heb dat vroeger ook als eens
verklaard.
De verdachte: Beschouwde de getuige meneer
van der Toorn als een rijk of een arm man?
De getuige: Ik beschouwde hem als zeer rjjJc,
Hij was de grootste reeder van Schevenïngen.
De president: Ja, meneer van der Toorn had
dertig schepen, die een gezamenlijke waarde
vertegenwoordigden van honderd duizend gul
den. Een millionnair was bij dus zeker niet.
De verdachte: Dat kon ik immers niet weten.
De president: Ze hebben in Schevenïngen al
leen visscherssehepen. Of dacht u, dat ze er
daar oceaanstoomers op nahielden?
De verdachte: Herinnert de getuige zich nog.
of de koers van de pandbrieven gestegen is den
dag nadat de transactie met Paardenkooper tot
stand is gekomen?
De getuige zegt zich dit te herinneren.
De president: Paardenkooper schijnt werke
lijk den volgenden dag order gegeven te hebben
pandbrieven in te koopen.
Hierdoor wordt de koersstijging dus ver
klaard.
De president brengt de kwestie van de over
waarde in de belegging van de Maatschappij
„Noord-Hollandter sprake. Hij merkt daarbij
op dat de verdachte het bestaan van zulk een
overwaarde alleen kon hebben afgeleid uit een
passage uit een brief van Sedeijn.
Verdachte: Maar dat was niet bet kardinale
punt.
President: U bent daarmee anders wel wat
heel laat voor den dag gekomen.
De verdediger merkt op dat Liebermann deze
waarde al genoemd heeft in de „apologie" die
hij in het begin van de behandeling van zijn
zaak heeft geschreven.
Vervolgens wordt geboord de getuige M.
Mijnema, wien door Paardenkooper was ver
zocht, mede-directeur te worden van een hypo
theekbank.
President: Wanneer boorde u dat die baak
de Veendammer was?
Getuige: Dat was ongeveer 26 September 1927
President: loen u dus eenmaal directeur
was, hebt u zeker heel gauw gemerkt, dat de
zaak niet in orde was?
Getuige: Inderdaad. De heer Paardenkooper
had mij verzekerd, de aandeelen gekocht te
hebben voor vijf millioen, terwijl er voor drie
en een half millioen volwaardige hypotheken
ln de bank zouden zitten. Ik- heb mij toen al af
gevraagd hoe iemand iets koopen kon voor vijf
millioen als het maar drie en een half millioen
waard was.
President: En dan mag niet vergeten wordeo,
dat de fondsen een schuld beteekenden van de
bank aan de pandbriefhouders.
Getuige: Natuurlijk, maar bovendien bleek
mij, dat er niet eens voor drie en een half mil
lioen in de hank zat. De hypotheken, die er nog
in waren, vertegenwoordigden een waarde van
nog geen millioen gulden.
President: Hebt u dat aan Paardenkooper
gezegd
Getuige: Ja, Paardenkooper schrok er van en
zed dat men hem bedrogen had.
President: Wat hebt u daarna gedaan?
Getuige: Ik heb daarna niets anders gedaan
dan gepoogd van beide partijen het geld terug
te krijgen dat zij zich wederrechtelijk hadden
toegeëigend.
President: En is dat gelukt?
Getuige: Nee, Möhring, die accountant was,
begon mij alles voor te rekenen en als ik hem
geloofd had waren de hypotheken meer waard
dan 8.500.000.
President: En wat deed Liebermann?
Getuige: Liebermann heeft mij in Brussel
gezegd, dat de Veendammer een vuil en vies
zaakje was en dat lk mij er maar uit terug
moest trekken. Op de een of andere manier zou
Ik dan wel een douceurtje krijgen.
President: Heeft Liebermann u ooit gezegd,
dat hij de bank weer terug wilde koopen.
Getuige: Och, Liebermann heeft zooveel ge
zegd. Het ls wel mogelijk, maar lk herinner
het mij niet meer.
Verdachte: Ik heb tegen mijnbeer Mijnema
te Brussel gezegd, dat ik de bank wilde terug-
koopen van Paardenkooper, ais de hypotheken
inderdaad maar 1.000.000 waard waren, als
ik Paardenkooper bedrogen had, was bet to
goeder trouw gebeurd.
De kosten waren voor mijn rekening. Van
douceurtjes is geen sprake geweest.
Getuige: De eenige indruk dien ik gekregen
i-ab, i3 <h»-t Liebermann c.s. gedacht hebben in
mij een strooman te vinden, dié hun vuile zaak
jes zou opknappen en er dan waarschijnlijk
vuil voor gestraft zou worden.
De getuige verklaarde tenslotte, dat Lieber
mann in December nog geen geld wilde geven,
om de noodige uitbetalingen mogelijk te maken
Hij zou dit gedaan hebben op advies van mr.
van Gigh.
Verdachte ontkent dit en zegt vijf ton gefour
neerd te hebben, die mr. Coppens naar Neder
land zou brengen. Niemand heeft er echter
ooit meer iets van gehoord.
Ten slotte wordt gehoord W. van der Gies-
sen, bediende van de Veendammer Hypotheek
Bank. Dit verboor levert geen bijzondere fei
ten op.
De president stelt nog eenige vragen aan
den verdachte die meedeelt, dat Paardenkooper
hem van verschillende zijden warm was aan
bevolen.
Na de pauze wordt gehoord de beer P. J. F.
Vismans, directeur van de Incassobank te Rot
terdam. Get. verklaart, dat in Juni 1927 mevr.
Liebermann bij de Bank is geweest om effecten
te verkoopen; later kwam Liebermann zelf om
een rekening te openen. Eenigen tijd later ver
klaarde de Bank zich bereid om een millioen
te verschaffen op courante fondsen.
Vervolgens zet get. op verzoek van mr. Veth
uiteen, op welke v.-ijze men de „Veendammer"
dacht zaken te laten doen. Dat kon o i. gebeu
ren in verband met de omstandigheid dat men
in Duitschland 250.000 uitleent op vaste goe
deren en voor ƒ380.000 laat teekenen; dat was
ten minste zoo in den Inflatie-tijd! Voorts zegt
get. dat bij ervan overtuigd was dat, als Klop
penburg niet zijn particuliere belangen had
laten gelden, Paardenkooper ln staat geweest
zou zijn de „Veendammer" té saneeren. Alles
hing echter af van den beschikbaren tijd; ln
zes maanden zou natuurlijk geen saneering ver
wezenlijkt kunnen worden!
De verdachte vraagt den getuige mr. Dene
kamp of deze nog weet, dat hij den verdachte
gezegd heeft, hoe rijk de heer Woltmann wel
was?
De getuige: Inderdaad. Ik heb aan Lieber
mann verteld, dat Woltmann tien millioen rijk
was.
Ik had dat gehoord van den heer Bouwmees
ter.
De president: En wist de heer Bouwmeester
er Iets van af?
De getuige: In ieder geval kende hij den
heer Woltmann zeer goed. Hij was zelfs met
■hem bevriend.
Do verdachte (tot den getuige): Herinnert
u zich nog, dat ik u een hypotheek heb aan
geboden.
De getuige: Ik begrijp u niet goed.
De president: Is het waar, dat Liebermann
u een hypotheekbank heeft willen cadeau ge
ven.
De getuige: Van cadeau geven was eigenlijk
niet zoozeer sprake. Hij wilde mij directeur
maken van een hypotheekbank.
De president: Was dat de Middenstands
hypotheekbank?
De getuige: Ja.
De president: Waren de aandeelen van die
bank volgestort.
De getuige: Dat weet ik niet. De zaak is
niet doorgegaan.
De president: Als de aandeelen niet volge
stort waren was die bank nn niet bepaald zoo'n
heel prettig cadeaux, nietwaar?
De verdachte vraagt dan of getuige den in
druk heeft gehad, dat de onderhandelingen met
Paardenkooper serieus gemeend waren.
De getuige antwoordt bevestigend
De verdacïfte vraagt of de getuige 'weet, dat
Ook dit bevestigt de getuige
Den getuige A. C. Möhring'wordt door den
erdediger mr, H, Giltag Veth gevraagd of Lie
bermann wist, dat de boeken van de Disconto-
DanK met bijgehouden waren.
De getuige Möhring: Liebermann wist het
niet. Eigenlijk bad ik het moeten doen, maar
n AZ0° druk' dat er Dlets van tornen is.
vraast den getuise waarom de
„Maraboe eigenlijk is opgericht
,nDlZr-T: Er SChijnt hler eea kandelaar
ln», maatschappijtjes te zijn, die er
altijd een stuk of twintig in voorraad heeft
Aan de beurt om gehoord te worden is dan
tr!T SS Paa^enkooper. Deze is echte Set
verschenen en de president schorst in verband
biermede de zitting gedurende een kwartier
WIE EN WAT IS LIEBERMANN?
„Wel scherpzinnig, maar overschat zijn eigen
capaciteiten"
Stopzetten of hervatten?
Namens do Commissie voor de werkver-
,te kenter heeft te Zwolle een con
ferentie plaats gehad tusschen de heeren Kel-
i™! ®a,7an Sant> leden dier Commissie
en (En Rijksinspecteur voor de werkverschaf
fing, den heer Mesu.
Besproken werd het stopzetten van de werk
verschaffing te Barchem, naar aanleiding van
het neerleggen van den arbeid aldaar door de
Deventer werkloozen. Het resultaat van de be
sprekingen was, dat, hoewel moedwillige ver
lating van het werk gewoonlijk met een maand
schorsing wordt gestraft, de arbeiders op
Maandag 24 Juni a.s. het werk mogen hervat
ten en dan te Laren (G.) aan den arbeid wor
den gezet.
BRAND TE BATOERADJA
PALEMBANG, 13 Juni. (ANETA). Te Baboe-
radja zijn negen toko's en zes woonhuizen af
gebrand. De schade -beloopt 100.080 gulden.
Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor.
door CHARLES BRUCE.
(Geautoriseerde vertaling).
DE PRESIDENT ACHT DE GEVANGENIS
STRAF WEL WAT ZWAAR
De getuige, die geboord wordt nadat de pre
sident de zitting weer heropend heeft, is dr.
H. J. Overbeek, die een psychiatrisch rapport
over Liebermann beeft uitgebracht.
De getuige deelt mede, dat Liebermann een
van die menschen is, die gemakkelijk hun eigen
capaciteiten overschatten en meer aandurven,
dan waartoe zij eigenlijk in staat zijn.
De verdediger: Hoe is de Invloed van Lieber-
mann op andore menschen.
De getuige: Liebermann brengt door zijn
optreden anderen spoedig onder den indruk.
Omgekeerd echter zijn anderen even gemak
kelijk in staat indruk te maken op Lieber
mann.
De verdediger: Is de verdachte erg gevoelig
voor uiterlijk vertoon, waardigheden, relaties?
De getuige: Dat heb ik niet bemerkt. Moge-
lijk is liet echter wel.
De verdediger: Welken indruk hebt u van
Liebermann s denk- en handelwijze?
tisch tgetU!Se: Ik gGl00f' dat zii nIet syetema-
De verdediger: Mist Liebermann niet bet ge
voel voor proportie?
De getuige: Dat is veel te sterk uitgedrukt.
De president: Ik heb den indruk gekregen,
dat Liebermann wel scherpzinnig is, maar dat
u« een groote zaak niet altijd geheel overziet.
.verd(Khger: de verdachte niet de
OoPsÏÏode„Tmerken d€ °0St ElVrf>PCanen- do
doDOosTwn n hebT°0lt *tUdie gemaakt
de Oost-Joden. De verdachte heeft veel fantasie
waarvan hij blijkbaar niet altijd een goTg*
De president: Voor zoo iemand is de gevan
genisstraf echter wel bijzonder zwaar.
De getuige: Ja, daarom zou ik in geval van
veroordeeling ook adviseeren den verdachte
onder te brengen in een bijzondere strafgevange-
De verdediger doet nog mededeeling dat dr
Friedmann, de Finsche advocaat, die Liebï
SnliikTf'""f"* heGft georgaa^erd, waar-
n! ^aandag te Amsterdam aankomt
M-mnsfc schorst daar°p <3e zitting tot
Maandagmorgen tien uur.
Maandag het werk hervat
EEN TWINTIGTAL ARBEIDERS
UITGESLOTEN
J""e^kverachaIfin« in Overijssel, die half
Mei is stopgezet, omdat er ongeregeldheden
vat. In totaal is echter een twintigtal Rotter
dammers en Amsterdammers van verdere deel.
neming aan de rijkswerkverschafflng uitge
sloten wegens ongepast optreden.
DE STAKING TE ZUTPHEN GEëINDIGD
Het werk op de oude voorwaarden hervat
Nadat een vertegenwoordiger van het hoofd
bestuur van den Centralen Bond van Trans
portarbeiders 'n onderhoud had gehad met de
m staking bij de N. V. Spieker en
ferlnks Transport- en Handel-MaatschappU
te Zutphem opgeheven. Alle stakers hebben op
dezelfde voorwaarden het werk bevat
33.)
Nee, Toean. Kabong had ons uitgezonden om
te zien hoeveel manschappen er bij den Toean
waren en of ze van plan waren om op te
breken
Wie is Kabong? vroeg Desmond aan Am-
pau. Ik ken dien naam niet, voegde hij er zach
ter aan toe.
Het is de tweede zoon van Tiang, Toean,
fluisterde de ander. Hij zal Ansokol's plaats
als leider hebben Ingenomen.
Een laatste rilling doorschokte het lichaam
aan hun voeten. Toen was alles stil.
Dood! zei Ampau, lakoniek. Zal ik met
mijn mannen verder trekken, Toean?
Wacht een oogenblik. Waar ligt dat
nieuwe fort waarover hij het had? Heb jij hem
dat nog gevraagd?
,k>at kan Hf u wol verteilen. Toean, viel
bem ln de rede. Ondanks Desmond's
protesten en bevelen had ze geweigerd om bij
de draagkoelies achter te blijven. Neen, voor
aan in de eerste linies d,er gevechtstroepen,
daar was de p.aats voor de dochter van Pu
langga. Ik heb Ansokol afgeluisterd, toen hij'
In Tiang's huis over het fort sprak. Recht
door naar de bron van de Sopi rivier. Zij heb
ben het boven op een verbazend steile rots ge
bouwd waar twee takken van de rivier samen
komen.
Het pad voert regelrecht naar de rots, maar
wie daar aankomt wordt reeds halverwege
onthaald op strikken, gepunte palen en klem
men. Wie ook maar waagt om een voetbreedte
van bet uiterst smalle spoor af te wijken komt
er niet levend vandaan. Zoekt men steun aan
een uitnoodigend neerhangenden stengel dan
èleurt men zelf reuzen rotblokken naar 'bene
den, die verpletterend op den argeloozen be
zoeker neerstorten. Een verschrikkelijke onder
neming, Toean, indien men ontdekt wordt Er
is gewoctni eg geen ontkomen aan. Van boven
de vergiftigde pijltjes uit hun blaaskokers
links en rechts hinderlagen, zooals aileen in
landers ze weten uit te denken. Maar we be
hoeven de versterking ook niet van voor aan
te vallen. Er is een pad, waardoor men aan
den achterkant zonder risico's van dien aard
Roven kan komen.
Prachtig, Simuk. Je hebt je waarde weer
schitterend getoond. Maar den weg erheen?
Ken je dien ook?
Vanaf Tiang's huis gaat er een spoor. Dat
weet ik wel. Maar waar het precies begint
hoe het loopt en waarlangs ben ik niet te we-'
ten kunnen komen. Maar dat zullen we toch
wel zien uit te vinden, Toean. Zooveel moei
lijkheden zal dat wel niet opleveren
kunnen het in ieder geval probeeren.
Hij wendde zich weer tot Ampau.
Zij bevinden zich niet langer in Tiang's
uis. Hun posten zullen hen intussehen wel
gewaarschuwd hebben, dat wij op komst zijn.
We behoeven ons dus niet te haasteu. We zul
len hier wachten tot de koelies ons hebben
ingehaald. Ze moeten eerst dien armen drom
mel een behoorlijke begrafenis bezorgen.
Toen zij daar bij de rivier zaten te wachten
vertelde Ampau fluisterend dat die doode krij
ger hem^het laatste gedeelte van Pulangga's
heldhaftige verdediging had meegedeeld.
Ze hebben hem gewoon laten liggen waar
hij in elkaar is gestort, Toean. De anderen
hun eigen menschen, hebben ze alle zes be
graven. We zullen zijn lijk spoedig vinden
Toean. En dan die dochter in ons gezelschap!
Desmond schudde z'n hoofd.
Juist. Ik moet eeins overleggen, hoe ik
dat zal oplossen. In ieder geval bedankt voor
de mededeeling.
Toean.
Een uur later trokken ze lui en loom ver
der. Dat is dikwijls het geval in de jungle.
Zoolang men een vast doel voor oogen heeft,
zoolang het wild moet worden nagejaagd, dé
dood zelf langs alle kanten loert, kent men
geenvermoeienis, kent men geen tijd. Maar
is de reactie eenmaal ingetreden, is de stimu
lans die tot spoed en doorzetten wist aan te
zetten, verdwenen, dan doen de drukkende
falitoren van het Oosten als om strijd zich gel-
den. Zoo ook met Desmond. De groote haast
was geweken, en met haar de spanning die
alle vermoeienis had uitgesteld tot na' den
strijd. Tiang's huis was verlaten en er moest
nog heel wat worden voorbereid, voordat ze
een aanval op het fort zouden mogen wagen.
Desmond neuriede een liedje en overdacht in
middels hoe hij 't best dat geval met Pulang-
ga zou kunnen oplossen. Hij moest Simuk op
een of andere voorzichtige manier van het
nieuws op de hoogte brengen. Maar hij kon
maar niet besluiten waar en wanneer dit zou
moeten gebeuren. Zon hij het nu maar doen,
terwijl ze rustig doorstapten? Of zou hij wach
ten tot ze plotseling voor het lijk zouden ko
men te staan? Pulangga was blijkbaar gestor
ven in een gevecht van man tegen man. Dan
ziet een lijk er niet op zijn voordeellgst uit.
Het zou natuurlijk heel wat moeite bosten, om
Simuk kalm te houden, haar te vertellen, dat
ze beter deed fe wachten tot men den d'oode
geheel had bedekt met palmtakken, om hem
do laatste eer te bewijzen. Het was even wreed
haar niets te zeggen en plotseling tegenover
het vreeselijk verminkte lijk van haar vader
te brengen. Hij wist geen raad en verwerkte
binnensmonds een serie soldatenvloeken.
Wacht eens. Hij zou er Ampau op af sturen!
Een schitterend idee. Hij versnelde zijn passen
om de vooruitgeschoven patrouille in te halen
en legde in enkele woorden Ampau zijn moei
lijkheden voor.
Ga jij terug Ampau en zoek het meisje
te overreden. Vraag haar kalm weg wat wij
moeten beginnen. Zoolang jij weg bent zal lk
wel op deze mannen letten. Schiet een beetje
op, want we zijn er al tamelijk dldht bij, ver
moed ik en dan moet alles al voor mekaar' zijn.
Voordat ze er erg in hadden waren Desmond
en zijn klein escorte op het kleine rotsachtige
plateau gekomen. Een gesmoorde uitroep deed
hem opzien. Daar voor hem, ln de schaduw
van den groeten belunuboom, zag bij Pulangga
liggen. Het gezicht was naar den grond ge
wend, het grjjze hoofd rustte op de armen,
alsof de oude man een middagdutje deed. Al
les ademde vrede en stilte. Geen blad bewoog.
Het witte licht op het platgetrapte gras de
duistere zwarte schaduwen onder de boomen
schenen hem onwerkelijk toe, eerder een
sprookje, dbn een tastbaar stuk werkelijkheid.
De slapende figuur, was eigenlijk maar even
zichtbaar en deed niet ln 't minst vermoeden
dat hier enkele uren eea kamp van man tegen
man was uitgevochten. Dat hier natuur was
opgestaan tegen trouw aan nieuwe wetten. Dat
deze kalme vlakte het tooneel was geweest van
een versohrlkkelijken strijd. Toen hij scherper
toezag kwam er onmerkbaar, stuk voor stuk
verandering in het tooneel. Hij zag de bloed
vlekken op den grond; hij zag het platgetrap
te en afgerukte gras, waar de mannen hadden
gevochten en hun doodsstrijd hadden uitge-
tobd. Hij zag den krijgshelm van een strijder,
afgerukt, vertrapt, ineengedrukt, met gebro
ken en besmeurde veeren. Toen hij langzaam
op de vredige gestalte toestapte, ontdekte hij
tot zijn groeten schrik de ontelbare wonden
op bet bruine lichaam. In onbegrensde haat
hadden de aanvallers op den stervende en
later op den doode ingehakt, zoodat hij door
kerfd en doorzeefd was van zwaardslagen en
speerstooten. Nn wist hij, dat Pulangga niet
langer sliep.
Desmond nam zijn vullen grijzen hoed In
eerbiedigen-groet af. Nog haA hij dit hulde
betoon niet beëindigd toen een schaduw op
den grond hem verraste. Zwijgend was leinand
aafist hem getreden.
Hier en nu zal ik zelf het antwoord komen
brengen. Ik ben zijn kind, gij zijt zijn broe
der. Het is rechtvaardig en goed dat wij hier
samen naast zijn lijk staan. Kijk, Toean, ik
ween niet. Wij bruine menschen hebben even
goed dingen waar we trotsch op zijn als de an-
ren. Ilc ben trotsch dat hij zoo'n dood heeft mo
gen vinden. Dat hij naar den Arutop heeft mo
gen trekken overladen met wonden, de mooi
ste zegeteekenen voor een opperhoofd der Sa-
lomgs. Hij heeft zich eerst verzekerd van een
groote schare slachtoffers, Toean, die hem
voorgaan als slaven en als herauten van zijn
roem, nu bij de steile hoogten naar den berg
der moedigen beklimt. Goed geteld minstens
elf, Toean. Zijn vader zal hem vreugdevol be
groeten en hem toespreken: Goed gedaan, goed
gedaan, mijn zoon. Toean, ik zou u een gunst
willen vragen. Ze sprak hem kalm toe, maar
er lag iets van overwinning, van vreugde in
haar stem. De trots van verwantschap met der
gelijke moedige mannen, de trots der 'inboor
lingen in de groote daden van bun rasgenoo-
ten, scheen haar in zijn macht te hebben en
alle verdriet te doen -geweken.
Welke gunst, Simuk? vroeg bij. De klei
ne tragedie had hem diep getroffen. Zijn stom
beefde bij het uitspreken dezer weinige woor
den.
Dat hij hier begraven mag worden, bier
waar hij ligt. Als de mannen hier later zullen
komen, zullen zij zijn graf zien, het graf van
het laatste waardige stamhoofd der Salongs.
Het verhaal van zijn dood zal nimmer sterven
en de mannen en vrouwen en kinderen zullen
weten dat Pulangga tot aan den dood ls trouw
gebleven aan zijn plechtig gegeven woord.
Het zal gebeuren, zooals je wenscht, ant
woordde Desmond. Hij wendde zich tot Ampau.
Hoor je het! Laat alles geschieden, zooals
Simuk het jullie aangeeft. Roep ons dan, wan
neer je klaar bent. Kom. Simuk, wij 'zullen
hier wat op zij gaan zitten en wachten tot
ze zoo ver zijn.
Ieder zat zijn eigen gedachten uit te plui
zen. Ondertusechan luisterden ze naar den
doffen zwaren stap der koelies die met de
bagage kwamen aangezeuld. Daartussehen
door klonk het hardere geklop van staal tegen
de rotsen. Stuk voor stuk braken de mannen
den hardten bodem aan stukken, tot ze ten slot
te het graf zouden hebben gedolven.
Eindelijk trachtte Desmond met bevende
stem zijn geweldige spijt te betuigen over Pu-
laagga's dood en zijn diepe deelneming in SI-
muk's verdriet.
Ik kan je ,11161 zeggen, boe zeer bet me
neerdrukt, Simuk, dat ik eigenlijk de oorzaak
ben van je vader's dood. Ik had er geen ver
moeden op, dat mijn eenvoudig beroep op onze
bloedbroederschap, nu twee dagen geleden, zul
ke verschrikkelijke gevolgen zou hebben Dat
hij.... en jij niet minder, Simuk, daar zoo'n
hoogen prijs voor zouden betalen. Ik geef toe
dat ook ik geen andere bedoeling had dan de'
missy te verlossen uit de handen van onze
vijanden. Zij is nu buiten gevaar Maar ik
vermoedde toen niets anders of jij'en je va
der zouden er door een of andere list, door
een speciaal beroep op Ansokol's redelijkheid
in slagen haar weer bij ons terug te brengen.
Maar dat hijmijn broer.... dit met zijn
dood zou moeten bekoopenneen Simuk
Uw broer, viel ze bem ln de rede uw broer
is ook veilig en wel, veilig en gelukkig, daar
behoeven we niet aan te twijfelen. Hij stierf
terwijl het bloed in zijn lichaam vroolijk en
snel stroomde van de genoegens van den strijd
op leven en dood. Hij was oud. Toean en zijn
uur was niet ver meer. Ik kan u verzekeren,
dat mijn vader gebakt ging onder den last van
dien naderenden dood. In deze dagen van vre
de en orde duurt bet zoolang eer men eindelijk
wordt opgeroepen. De oude man zat Jaren en
jaren op hem te wachten, terwijl hij bedroefd
en mistroostig dacht aan de woelige jaren van
het verleden. Wat zouden zijn makkers hem
zeggen, indien hij als een versufte oude bij ben
zou aankloppen? Waar is Si Gajah zouden ze
hem vragen? Dan had hij moeten antwoorden
dat men er het gras mee heeft gesneden. Waar
Is Si Munal, zouden ze hem vragen. En hij zou
beschaamd antwoorden, dat een blanke de
speer heeft meegenomen om er in een stad der
blanken een muur mee te versieren. Wie 1*
gelukkiger, denkt ge Toean? De kemphaan, die
vergeten, onverzorgd, omdat hij toch niet meer
vechten kan, lederen dag zijn voedsel oppikt,
dat hem rijkelijk wordt toegestrooid, waarvoor
hij -nooit een stap behoeft te verzetten, of de
andere, die vol schrammen en wonden óm zich
heen slaat, die aan flarden wordt gerukt door
de scherpe vechtsporen, maar die, voordat hij
ten slotte zijn laatste uitdaging uitkraait de
lijken van al zijn overwonnen tegenstanders
om zich heen ziet liggen? Neen, Toean, om Pu
langga moet ge u niet langer bekommeren-
Het ls een onverwachte uitkomst voor mijn
vader geworden. Nooit werd zijn eer gelukki
ger gered.
Maar jij dan, Simuk? Moet ik met jo«
geen medelijden hebben?
Nee, Toean, nee, want het is alles goed
zoo. Maar zie, ze zijn ai gereed. Laat ons naar
het.graf gaan.
(Wordt vervolgd).