FEUILLETON DE STRAFZAAK VAN DE VEENDAMMER HYPOTHEEKBANK ADVERTEERENDE ZAKEN DUREN HET LANGST BLOEDBROEDERSCHAP v<nn7°trTf*n'zal Maandag ZATERDAG 15 JUMI 1929 HET PROCES SALOMON LIEBERMANN pLSoope6;.ten yoIle vertr™ heeft DE WERKVERSCHAFFING EN DE WERKLOOZEN rk,-rkt Dit 'S echter geen ras-element. Dergelijke types treft men hier in Holland ook WERKVERSCHAFFING EN 1 ONGEREGELDHEDEN Toeftq ik heb jjjjt boodschap ontvangen. Dc behandeling voor de Amsterdamsche Rechtbank Vijfde dag Gister werd de behandeling van het proces Salomon Liebermann door de Vierde Kamer der Amsterdamsche rechtbank voortgezet. De belangstelling van het publiek schijnt, gezien het vrij groote aantal toehoorders op de tribune, zeer toenemende te zijn. Het einde is in het zicht. Gisteren moestem zeven getuigen gehoord wor den en de eerste van hen was mr. M. I. N. Spaargaren, die eenigen tijd is opgetreden als de raadsman van Liebermann. De president: Wij zullen tbans niet meer spreken over uw vroegere bemoeiingen tijdens de onderhandelingen met Sedeyn. U bent tegen woordig geweest bij de onderhandelingen die gevoerd zijn tusschen Liebermann en Paarden- kooper? De getuige: Dat i3 juist. Da president: U kende dus ook de overeen komst die getroffen is. De getuige: Precies wist ik 1 niet. Ik heb de onderhandelingen niet bijgewoond als raads man van een der partijen. De president: Zoo, van wie hebt u dan uw honorarium ontvangen? De getuige: Van Liebermann. De president: Nu, en voedt u dat de trans actie in orde was. De getuige: Achteraf bezien is 't misschien niet verstandig van me geweest. Maar destijds heb ik bet grootste vertrouwen gesteld in Paar- denkooper. D9 president: Waarop was dat vertrouwen dan gebaseerd? De getuige: Paardenkooper deed groote za ken. De president: Zoo, wist u dat Paardenkooper destijds surseance van betaling had gevraagd. De getuige: Dat wist Ik! De president: En dat Liebermann hem geld heeft gegeven om uit deze surseance te ko men? De getuige: Ik wist, dat Liebermann hem steun had beloofd. De president: En u meende, dat iemand, die steun noodig had, vijf millioen zou kunnen fourneeren? De getuige: Ja, Paardenkooper had uitge breide relaties; die zeker wel het benoodigde geld zouden kunnen bijeenbrengen? De president: Maar die relaties deden dat toch niet om niet. Zij zouden daarvoor toch wel een vergoeding hebben verlangd. De getuige: Ik had toen zeer sterk den in druk, dat Paardenkooper zijn verplichtingen zou kunnen nakomen. De groote transacties die hij tot stand kon brengen zouden hém daar toe zeker in staat stellen. De president: O ja, hét was immers het plan, dat hij kasteelen zou koopen voor een beetje geld, om die dan weer met groote winsten te verkoopen. Dat was toch allemaal nog maar toekomstmuziek. De getuige: Paardenkooper had toch al een zoodanige transactie op het oog. De president: Ja, het kasteel te Wiesbaden van de Russische gravin in Parijs. Ais lk me niet vergis, Is Paardenkooper met anderhalf millioen aan pandbrieven naar Parijs gegaan om die als onderpand te geven. De getuige antwoordt toestemmend. De president: Hebt u er niet aan gedacht dat hierdoor de koers van de pandbrieven nog meer gedrukt zou worden? Do getuige: Neen, ze werden immers niet op de markt gebracht, maar bij een particulier in bewaring gegeven. De president: Wat lk niet goed begrijp, is dat ln de voor deze transactie gemaakte over eenkomst alleen bepaald wordt, dat de winst, die behaald zo.u werden, Liebermann ten goede zou komen. De getuige: Staat dat er in? De president: Ja, blijkbaar heeft u Lieber- man en de Veendammer vereenzelvigd. De getuige: Liebermann bad bijna alle'macht in banden, zoowel in de Discontobank als in de Veendammer. Da president: Maar u zult toch moeten toe geven dat de belangen van de Veendammer toch nog wel eenigszins verschilden van die van Liebermann. De getuige weet weinig tot zijn verdediging aan te voeren. De verdediger mr. H. Giltay Vetb: Weet de getuige ook of de plannen van Liebermann- ernst waren. De getuige: Ongetwijfeld. Het plan van da Atlas Hypotheekbank beschouwde ik als zeer goed uitvoerbaar en anderen waren dezelfde meening toegedaan. Da verdachte: Heb ik ooit gesproken over de aflossing of verkoop van hypotheken? De getuige: Neen. Dat plan is van J. J. Whit man afkomstig. Deze beweerde geen „cash" to willen ontvangen voor zijn aandeelen, maar hypotheken. Ik heb dat vroeger ook als eens verklaard. De verdachte: Beschouwde de getuige meneer van der Toorn als een rijk of een arm man? De getuige: Ik beschouwde hem als zeer rjjJc, Hij was de grootste reeder van Schevenïngen. De president: Ja, meneer van der Toorn had dertig schepen, die een gezamenlijke waarde vertegenwoordigden van honderd duizend gul den. Een millionnair was bij dus zeker niet. De verdachte: Dat kon ik immers niet weten. De president: Ze hebben in Schevenïngen al leen visscherssehepen. Of dacht u, dat ze er daar oceaanstoomers op nahielden? De verdachte: Herinnert de getuige zich nog. of de koers van de pandbrieven gestegen is den dag nadat de transactie met Paardenkooper tot stand is gekomen? De getuige zegt zich dit te herinneren. De president: Paardenkooper schijnt werke lijk den volgenden dag order gegeven te hebben pandbrieven in te koopen. Hierdoor wordt de koersstijging dus ver klaard. De president brengt de kwestie van de over waarde in de belegging van de Maatschappij „Noord-Hollandter sprake. Hij merkt daarbij op dat de verdachte het bestaan van zulk een overwaarde alleen kon hebben afgeleid uit een passage uit een brief van Sedeijn. Verdachte: Maar dat was niet bet kardinale punt. President: U bent daarmee anders wel wat heel laat voor den dag gekomen. De verdediger merkt op dat Liebermann deze waarde al genoemd heeft in de „apologie" die hij in het begin van de behandeling van zijn zaak heeft geschreven. Vervolgens wordt geboord de getuige M. Mijnema, wien door Paardenkooper was ver zocht, mede-directeur te worden van een hypo theekbank. President: Wanneer boorde u dat die baak de Veendammer was? Getuige: Dat was ongeveer 26 September 1927 President: loen u dus eenmaal directeur was, hebt u zeker heel gauw gemerkt, dat de zaak niet in orde was? Getuige: Inderdaad. De heer Paardenkooper had mij verzekerd, de aandeelen gekocht te hebben voor vijf millioen, terwijl er voor drie en een half millioen volwaardige hypotheken ln de bank zouden zitten. Ik- heb mij toen al af gevraagd hoe iemand iets koopen kon voor vijf millioen als het maar drie en een half millioen waard was. President: En dan mag niet vergeten wordeo, dat de fondsen een schuld beteekenden van de bank aan de pandbriefhouders. Getuige: Natuurlijk, maar bovendien bleek mij, dat er niet eens voor drie en een half mil lioen in de hank zat. De hypotheken, die er nog in waren, vertegenwoordigden een waarde van nog geen millioen gulden. President: Hebt u dat aan Paardenkooper gezegd Getuige: Ja, Paardenkooper schrok er van en zed dat men hem bedrogen had. President: Wat hebt u daarna gedaan? Getuige: Ik heb daarna niets anders gedaan dan gepoogd van beide partijen het geld terug te krijgen dat zij zich wederrechtelijk hadden toegeëigend. President: En is dat gelukt? Getuige: Nee, Möhring, die accountant was, begon mij alles voor te rekenen en als ik hem geloofd had waren de hypotheken meer waard dan 8.500.000. President: En wat deed Liebermann? Getuige: Liebermann heeft mij in Brussel gezegd, dat de Veendammer een vuil en vies zaakje was en dat lk mij er maar uit terug moest trekken. Op de een of andere manier zou Ik dan wel een douceurtje krijgen. President: Heeft Liebermann u ooit gezegd, dat hij de bank weer terug wilde koopen. Getuige: Och, Liebermann heeft zooveel ge zegd. Het ls wel mogelijk, maar lk herinner het mij niet meer. Verdachte: Ik heb tegen mijnbeer Mijnema te Brussel gezegd, dat ik de bank wilde terug- koopen van Paardenkooper, ais de hypotheken inderdaad maar 1.000.000 waard waren, als ik Paardenkooper bedrogen had, was bet to goeder trouw gebeurd. De kosten waren voor mijn rekening. Van douceurtjes is geen sprake geweest. Getuige: De eenige indruk dien ik gekregen i-ab, i3 <h»-t Liebermann c.s. gedacht hebben in mij een strooman te vinden, dié hun vuile zaak jes zou opknappen en er dan waarschijnlijk vuil voor gestraft zou worden. De getuige verklaarde tenslotte, dat Lieber mann in December nog geen geld wilde geven, om de noodige uitbetalingen mogelijk te maken Hij zou dit gedaan hebben op advies van mr. van Gigh. Verdachte ontkent dit en zegt vijf ton gefour neerd te hebben, die mr. Coppens naar Neder land zou brengen. Niemand heeft er echter ooit meer iets van gehoord. Ten slotte wordt gehoord W. van der Gies- sen, bediende van de Veendammer Hypotheek Bank. Dit verboor levert geen bijzondere fei ten op. De president stelt nog eenige vragen aan den verdachte die meedeelt, dat Paardenkooper hem van verschillende zijden warm was aan bevolen. Na de pauze wordt gehoord de beer P. J. F. Vismans, directeur van de Incassobank te Rot terdam. Get. verklaart, dat in Juni 1927 mevr. Liebermann bij de Bank is geweest om effecten te verkoopen; later kwam Liebermann zelf om een rekening te openen. Eenigen tijd later ver klaarde de Bank zich bereid om een millioen te verschaffen op courante fondsen. Vervolgens zet get. op verzoek van mr. Veth uiteen, op welke v.-ijze men de „Veendammer" dacht zaken te laten doen. Dat kon o i. gebeu ren in verband met de omstandigheid dat men in Duitschland 250.000 uitleent op vaste goe deren en voor ƒ380.000 laat teekenen; dat was ten minste zoo in den Inflatie-tijd! Voorts zegt get. dat bij ervan overtuigd was dat, als Klop penburg niet zijn particuliere belangen had laten gelden, Paardenkooper ln staat geweest zou zijn de „Veendammer" té saneeren. Alles hing echter af van den beschikbaren tijd; ln zes maanden zou natuurlijk geen saneering ver wezenlijkt kunnen worden! De verdachte vraagt den getuige mr. Dene kamp of deze nog weet, dat hij den verdachte gezegd heeft, hoe rijk de heer Woltmann wel was? De getuige: Inderdaad. Ik heb aan Lieber mann verteld, dat Woltmann tien millioen rijk was. Ik had dat gehoord van den heer Bouwmees ter. De president: En wist de heer Bouwmeester er Iets van af? De getuige: In ieder geval kende hij den heer Woltmann zeer goed. Hij was zelfs met ■hem bevriend. Do verdachte (tot den getuige): Herinnert u zich nog, dat ik u een hypotheek heb aan geboden. De getuige: Ik begrijp u niet goed. De president: Is het waar, dat Liebermann u een hypotheekbank heeft willen cadeau ge ven. De getuige: Van cadeau geven was eigenlijk niet zoozeer sprake. Hij wilde mij directeur maken van een hypotheekbank. De president: Was dat de Middenstands hypotheekbank? De getuige: Ja. De president: Waren de aandeelen van die bank volgestort. De getuige: Dat weet ik niet. De zaak is niet doorgegaan. De president: Als de aandeelen niet volge stort waren was die bank nn niet bepaald zoo'n heel prettig cadeaux, nietwaar? De verdachte vraagt dan of getuige den in druk heeft gehad, dat de onderhandelingen met Paardenkooper serieus gemeend waren. De getuige antwoordt bevestigend De verdacïfte vraagt of de getuige 'weet, dat Ook dit bevestigt de getuige Den getuige A. C. Möhring'wordt door den erdediger mr, H, Giltag Veth gevraagd of Lie bermann wist, dat de boeken van de Disconto- DanK met bijgehouden waren. De getuige Möhring: Liebermann wist het niet. Eigenlijk bad ik het moeten doen, maar n AZ0° druk' dat er Dlets van tornen is. vraast den getuise waarom de „Maraboe eigenlijk is opgericht ,nDlZr-T: Er SChijnt hler eea kandelaar ln», maatschappijtjes te zijn, die er altijd een stuk of twintig in voorraad heeft Aan de beurt om gehoord te worden is dan tr!T SS Paa^enkooper. Deze is echte Set verschenen en de president schorst in verband biermede de zitting gedurende een kwartier WIE EN WAT IS LIEBERMANN? „Wel scherpzinnig, maar overschat zijn eigen capaciteiten" Stopzetten of hervatten? Namens do Commissie voor de werkver- ,te kenter heeft te Zwolle een con ferentie plaats gehad tusschen de heeren Kel- i™! ®a,7an Sant> leden dier Commissie en (En Rijksinspecteur voor de werkverschaf fing, den heer Mesu. Besproken werd het stopzetten van de werk verschaffing te Barchem, naar aanleiding van het neerleggen van den arbeid aldaar door de Deventer werkloozen. Het resultaat van de be sprekingen was, dat, hoewel moedwillige ver lating van het werk gewoonlijk met een maand schorsing wordt gestraft, de arbeiders op Maandag 24 Juni a.s. het werk mogen hervat ten en dan te Laren (G.) aan den arbeid wor den gezet. BRAND TE BATOERADJA PALEMBANG, 13 Juni. (ANETA). Te Baboe- radja zijn negen toko's en zes woonhuizen af gebrand. De schade -beloopt 100.080 gulden. Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor. door CHARLES BRUCE. (Geautoriseerde vertaling). DE PRESIDENT ACHT DE GEVANGENIS STRAF WEL WAT ZWAAR De getuige, die geboord wordt nadat de pre sident de zitting weer heropend heeft, is dr. H. J. Overbeek, die een psychiatrisch rapport over Liebermann beeft uitgebracht. De getuige deelt mede, dat Liebermann een van die menschen is, die gemakkelijk hun eigen capaciteiten overschatten en meer aandurven, dan waartoe zij eigenlijk in staat zijn. De verdediger: Hoe is de Invloed van Lieber- mann op andore menschen. De getuige: Liebermann brengt door zijn optreden anderen spoedig onder den indruk. Omgekeerd echter zijn anderen even gemak kelijk in staat indruk te maken op Lieber mann. De verdediger: Is de verdachte erg gevoelig voor uiterlijk vertoon, waardigheden, relaties? De getuige: Dat heb ik niet bemerkt. Moge- lijk is liet echter wel. De verdediger: Welken indruk hebt u van Liebermann s denk- en handelwijze? tisch tgetU!Se: Ik gGl00f' dat zii nIet syetema- De verdediger: Mist Liebermann niet bet ge voel voor proportie? De getuige: Dat is veel te sterk uitgedrukt. De president: Ik heb den indruk gekregen, dat Liebermann wel scherpzinnig is, maar dat u« een groote zaak niet altijd geheel overziet. .verd(Khger: de verdachte niet de OoPsÏÏode„Tmerken d€ °0St ElVrf>PCanen- do doDOosTwn n hebT°0lt *tUdie gemaakt de Oost-Joden. De verdachte heeft veel fantasie waarvan hij blijkbaar niet altijd een goTg* De president: Voor zoo iemand is de gevan genisstraf echter wel bijzonder zwaar. De getuige: Ja, daarom zou ik in geval van veroordeeling ook adviseeren den verdachte onder te brengen in een bijzondere strafgevange- De verdediger doet nog mededeeling dat dr Friedmann, de Finsche advocaat, die Liebï SnliikTf'""f"* heGft georgaa^erd, waar- n! ^aandag te Amsterdam aankomt M-mnsfc schorst daar°p <3e zitting tot Maandagmorgen tien uur. Maandag het werk hervat EEN TWINTIGTAL ARBEIDERS UITGESLOTEN J""e^kverachaIfin« in Overijssel, die half Mei is stopgezet, omdat er ongeregeldheden vat. In totaal is echter een twintigtal Rotter dammers en Amsterdammers van verdere deel. neming aan de rijkswerkverschafflng uitge sloten wegens ongepast optreden. DE STAKING TE ZUTPHEN GEëINDIGD Het werk op de oude voorwaarden hervat Nadat een vertegenwoordiger van het hoofd bestuur van den Centralen Bond van Trans portarbeiders 'n onderhoud had gehad met de m staking bij de N. V. Spieker en ferlnks Transport- en Handel-MaatschappU te Zutphem opgeheven. Alle stakers hebben op dezelfde voorwaarden het werk bevat 33.) Nee, Toean. Kabong had ons uitgezonden om te zien hoeveel manschappen er bij den Toean waren en of ze van plan waren om op te breken Wie is Kabong? vroeg Desmond aan Am- pau. Ik ken dien naam niet, voegde hij er zach ter aan toe. Het is de tweede zoon van Tiang, Toean, fluisterde de ander. Hij zal Ansokol's plaats als leider hebben Ingenomen. Een laatste rilling doorschokte het lichaam aan hun voeten. Toen was alles stil. Dood! zei Ampau, lakoniek. Zal ik met mijn mannen verder trekken, Toean? Wacht een oogenblik. Waar ligt dat nieuwe fort waarover hij het had? Heb jij hem dat nog gevraagd? ,k>at kan Hf u wol verteilen. Toean, viel bem ln de rede. Ondanks Desmond's protesten en bevelen had ze geweigerd om bij de draagkoelies achter te blijven. Neen, voor aan in de eerste linies d,er gevechtstroepen, daar was de p.aats voor de dochter van Pu langga. Ik heb Ansokol afgeluisterd, toen hij' In Tiang's huis over het fort sprak. Recht door naar de bron van de Sopi rivier. Zij heb ben het boven op een verbazend steile rots ge bouwd waar twee takken van de rivier samen komen. Het pad voert regelrecht naar de rots, maar wie daar aankomt wordt reeds halverwege onthaald op strikken, gepunte palen en klem men. Wie ook maar waagt om een voetbreedte van bet uiterst smalle spoor af te wijken komt er niet levend vandaan. Zoekt men steun aan een uitnoodigend neerhangenden stengel dan èleurt men zelf reuzen rotblokken naar 'bene den, die verpletterend op den argeloozen be zoeker neerstorten. Een verschrikkelijke onder neming, Toean, indien men ontdekt wordt Er is gewoctni eg geen ontkomen aan. Van boven de vergiftigde pijltjes uit hun blaaskokers links en rechts hinderlagen, zooals aileen in landers ze weten uit te denken. Maar we be hoeven de versterking ook niet van voor aan te vallen. Er is een pad, waardoor men aan den achterkant zonder risico's van dien aard Roven kan komen. Prachtig, Simuk. Je hebt je waarde weer schitterend getoond. Maar den weg erheen? Ken je dien ook? Vanaf Tiang's huis gaat er een spoor. Dat weet ik wel. Maar waar het precies begint hoe het loopt en waarlangs ben ik niet te we-' ten kunnen komen. Maar dat zullen we toch wel zien uit te vinden, Toean. Zooveel moei lijkheden zal dat wel niet opleveren kunnen het in ieder geval probeeren. Hij wendde zich weer tot Ampau. Zij bevinden zich niet langer in Tiang's uis. Hun posten zullen hen intussehen wel gewaarschuwd hebben, dat wij op komst zijn. We behoeven ons dus niet te haasteu. We zul len hier wachten tot de koelies ons hebben ingehaald. Ze moeten eerst dien armen drom mel een behoorlijke begrafenis bezorgen. Toen zij daar bij de rivier zaten te wachten vertelde Ampau fluisterend dat die doode krij ger hem^het laatste gedeelte van Pulangga's heldhaftige verdediging had meegedeeld. Ze hebben hem gewoon laten liggen waar hij in elkaar is gestort, Toean. De anderen hun eigen menschen, hebben ze alle zes be graven. We zullen zijn lijk spoedig vinden Toean. En dan die dochter in ons gezelschap! Desmond schudde z'n hoofd. Juist. Ik moet eeins overleggen, hoe ik dat zal oplossen. In ieder geval bedankt voor de mededeeling. Toean. Een uur later trokken ze lui en loom ver der. Dat is dikwijls het geval in de jungle. Zoolang men een vast doel voor oogen heeft, zoolang het wild moet worden nagejaagd, dé dood zelf langs alle kanten loert, kent men geenvermoeienis, kent men geen tijd. Maar is de reactie eenmaal ingetreden, is de stimu lans die tot spoed en doorzetten wist aan te zetten, verdwenen, dan doen de drukkende falitoren van het Oosten als om strijd zich gel- den. Zoo ook met Desmond. De groote haast was geweken, en met haar de spanning die alle vermoeienis had uitgesteld tot na' den strijd. Tiang's huis was verlaten en er moest nog heel wat worden voorbereid, voordat ze een aanval op het fort zouden mogen wagen. Desmond neuriede een liedje en overdacht in middels hoe hij 't best dat geval met Pulang- ga zou kunnen oplossen. Hij moest Simuk op een of andere voorzichtige manier van het nieuws op de hoogte brengen. Maar hij kon maar niet besluiten waar en wanneer dit zou moeten gebeuren. Zon hij het nu maar doen, terwijl ze rustig doorstapten? Of zou hij wach ten tot ze plotseling voor het lijk zouden ko men te staan? Pulangga was blijkbaar gestor ven in een gevecht van man tegen man. Dan ziet een lijk er niet op zijn voordeellgst uit. Het zou natuurlijk heel wat moeite bosten, om Simuk kalm te houden, haar te vertellen, dat ze beter deed fe wachten tot men den d'oode geheel had bedekt met palmtakken, om hem do laatste eer te bewijzen. Het was even wreed haar niets te zeggen en plotseling tegenover het vreeselijk verminkte lijk van haar vader te brengen. Hij wist geen raad en verwerkte binnensmonds een serie soldatenvloeken. Wacht eens. Hij zou er Ampau op af sturen! Een schitterend idee. Hij versnelde zijn passen om de vooruitgeschoven patrouille in te halen en legde in enkele woorden Ampau zijn moei lijkheden voor. Ga jij terug Ampau en zoek het meisje te overreden. Vraag haar kalm weg wat wij moeten beginnen. Zoolang jij weg bent zal lk wel op deze mannen letten. Schiet een beetje op, want we zijn er al tamelijk dldht bij, ver moed ik en dan moet alles al voor mekaar' zijn. Voordat ze er erg in hadden waren Desmond en zijn klein escorte op het kleine rotsachtige plateau gekomen. Een gesmoorde uitroep deed hem opzien. Daar voor hem, ln de schaduw van den groeten belunuboom, zag bij Pulangga liggen. Het gezicht was naar den grond ge wend, het grjjze hoofd rustte op de armen, alsof de oude man een middagdutje deed. Al les ademde vrede en stilte. Geen blad bewoog. Het witte licht op het platgetrapte gras de duistere zwarte schaduwen onder de boomen schenen hem onwerkelijk toe, eerder een sprookje, dbn een tastbaar stuk werkelijkheid. De slapende figuur, was eigenlijk maar even zichtbaar en deed niet ln 't minst vermoeden dat hier enkele uren eea kamp van man tegen man was uitgevochten. Dat hier natuur was opgestaan tegen trouw aan nieuwe wetten. Dat deze kalme vlakte het tooneel was geweest van een versohrlkkelijken strijd. Toen hij scherper toezag kwam er onmerkbaar, stuk voor stuk verandering in het tooneel. Hij zag de bloed vlekken op den grond; hij zag het platgetrap te en afgerukte gras, waar de mannen hadden gevochten en hun doodsstrijd hadden uitge- tobd. Hij zag den krijgshelm van een strijder, afgerukt, vertrapt, ineengedrukt, met gebro ken en besmeurde veeren. Toen hij langzaam op de vredige gestalte toestapte, ontdekte hij tot zijn groeten schrik de ontelbare wonden op bet bruine lichaam. In onbegrensde haat hadden de aanvallers op den stervende en later op den doode ingehakt, zoodat hij door kerfd en doorzeefd was van zwaardslagen en speerstooten. Nn wist hij, dat Pulangga niet langer sliep. Desmond nam zijn vullen grijzen hoed In eerbiedigen-groet af. Nog haA hij dit hulde betoon niet beëindigd toen een schaduw op den grond hem verraste. Zwijgend was leinand aafist hem getreden. Hier en nu zal ik zelf het antwoord komen brengen. Ik ben zijn kind, gij zijt zijn broe der. Het is rechtvaardig en goed dat wij hier samen naast zijn lijk staan. Kijk, Toean, ik ween niet. Wij bruine menschen hebben even goed dingen waar we trotsch op zijn als de an- ren. Ilc ben trotsch dat hij zoo'n dood heeft mo gen vinden. Dat hij naar den Arutop heeft mo gen trekken overladen met wonden, de mooi ste zegeteekenen voor een opperhoofd der Sa- lomgs. Hij heeft zich eerst verzekerd van een groote schare slachtoffers, Toean, die hem voorgaan als slaven en als herauten van zijn roem, nu bij de steile hoogten naar den berg der moedigen beklimt. Goed geteld minstens elf, Toean. Zijn vader zal hem vreugdevol be groeten en hem toespreken: Goed gedaan, goed gedaan, mijn zoon. Toean, ik zou u een gunst willen vragen. Ze sprak hem kalm toe, maar er lag iets van overwinning, van vreugde in haar stem. De trots van verwantschap met der gelijke moedige mannen, de trots der 'inboor lingen in de groote daden van bun rasgenoo- ten, scheen haar in zijn macht te hebben en alle verdriet te doen -geweken. Welke gunst, Simuk? vroeg bij. De klei ne tragedie had hem diep getroffen. Zijn stom beefde bij het uitspreken dezer weinige woor den. Dat hij hier begraven mag worden, bier waar hij ligt. Als de mannen hier later zullen komen, zullen zij zijn graf zien, het graf van het laatste waardige stamhoofd der Salongs. Het verhaal van zijn dood zal nimmer sterven en de mannen en vrouwen en kinderen zullen weten dat Pulangga tot aan den dood ls trouw gebleven aan zijn plechtig gegeven woord. Het zal gebeuren, zooals je wenscht, ant woordde Desmond. Hij wendde zich tot Ampau. Hoor je het! Laat alles geschieden, zooals Simuk het jullie aangeeft. Roep ons dan, wan neer je klaar bent. Kom. Simuk, wij 'zullen hier wat op zij gaan zitten en wachten tot ze zoo ver zijn. Ieder zat zijn eigen gedachten uit te plui zen. Ondertusechan luisterden ze naar den doffen zwaren stap der koelies die met de bagage kwamen aangezeuld. Daartussehen door klonk het hardere geklop van staal tegen de rotsen. Stuk voor stuk braken de mannen den hardten bodem aan stukken, tot ze ten slot te het graf zouden hebben gedolven. Eindelijk trachtte Desmond met bevende stem zijn geweldige spijt te betuigen over Pu- laagga's dood en zijn diepe deelneming in SI- muk's verdriet. Ik kan je ,11161 zeggen, boe zeer bet me neerdrukt, Simuk, dat ik eigenlijk de oorzaak ben van je vader's dood. Ik had er geen ver moeden op, dat mijn eenvoudig beroep op onze bloedbroederschap, nu twee dagen geleden, zul ke verschrikkelijke gevolgen zou hebben Dat hij.... en jij niet minder, Simuk, daar zoo'n hoogen prijs voor zouden betalen. Ik geef toe dat ook ik geen andere bedoeling had dan de' missy te verlossen uit de handen van onze vijanden. Zij is nu buiten gevaar Maar ik vermoedde toen niets anders of jij'en je va der zouden er door een of andere list, door een speciaal beroep op Ansokol's redelijkheid in slagen haar weer bij ons terug te brengen. Maar dat hijmijn broer.... dit met zijn dood zou moeten bekoopenneen Simuk Uw broer, viel ze bem ln de rede uw broer is ook veilig en wel, veilig en gelukkig, daar behoeven we niet aan te twijfelen. Hij stierf terwijl het bloed in zijn lichaam vroolijk en snel stroomde van de genoegens van den strijd op leven en dood. Hij was oud. Toean en zijn uur was niet ver meer. Ik kan u verzekeren, dat mijn vader gebakt ging onder den last van dien naderenden dood. In deze dagen van vre de en orde duurt bet zoolang eer men eindelijk wordt opgeroepen. De oude man zat Jaren en jaren op hem te wachten, terwijl hij bedroefd en mistroostig dacht aan de woelige jaren van het verleden. Wat zouden zijn makkers hem zeggen, indien hij als een versufte oude bij ben zou aankloppen? Waar is Si Gajah zouden ze hem vragen? Dan had hij moeten antwoorden dat men er het gras mee heeft gesneden. Waar Is Si Munal, zouden ze hem vragen. En hij zou beschaamd antwoorden, dat een blanke de speer heeft meegenomen om er in een stad der blanken een muur mee te versieren. Wie 1* gelukkiger, denkt ge Toean? De kemphaan, die vergeten, onverzorgd, omdat hij toch niet meer vechten kan, lederen dag zijn voedsel oppikt, dat hem rijkelijk wordt toegestrooid, waarvoor hij -nooit een stap behoeft te verzetten, of de andere, die vol schrammen en wonden óm zich heen slaat, die aan flarden wordt gerukt door de scherpe vechtsporen, maar die, voordat hij ten slotte zijn laatste uitdaging uitkraait de lijken van al zijn overwonnen tegenstanders om zich heen ziet liggen? Neen, Toean, om Pu langga moet ge u niet langer bekommeren- Het ls een onverwachte uitkomst voor mijn vader geworden. Nooit werd zijn eer gelukki ger gered. Maar jij dan, Simuk? Moet ik met jo« geen medelijden hebben? Nee, Toean, nee, want het is alles goed zoo. Maar zie, ze zijn ai gereed. Laat ons naar het.graf gaan. (Wordt vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 2