De auto maakt den man....niet
Dokterszwijgzaamheid Een zwerver over de wijde wereld
WOENSDAG 19 JUNI 1929
DERDE BLAD
PAGINA 2
'«i^£*SV1$'"
-^ï.. «tuiti
Je hebt nn eenmaal mensehen, wien let
terlijk alles meeloopt Totdat plotseling aan
het blind geluk een einde komt
Zoo iemand was Jacobus Kraay, voor
heen kapper en lijkbezorger-coiffeur en be
dienaar van begrafenissen, zooals zijn vrouw
zei, thans rentenier en wonende in bet
boomen- en bloemenkwartier onzer resi
dentie.
Wel was het hem aan het hart gegaan
zijn geboortestad te verlaten, maar zijn
vrouw had hoogere aspiraties en zed:
Jacques, geen profeet is geëerd in zijn
eigen land; laten we naar Den Haag gaan,
daar kent niemand ons en hier praat
iedereen over Kobus, den bidder.
Laat ze praten, had hij tegengewor
pen, maar ten slotte was hij gezwicht
vcor de argumenten van zijn vrouw, voor
al toen deze het onderwerp „belasting" 4te
berde bad gebracht, want Kobus was nooit
bijzonder gewetensvol bij zijn aangifte te
werk gegaan en vooral zijn „bddderschnp''
had hem revenuen opgeleverd, waar de heer
Inspecteur der Belastingen niet het minste
idee van had. De opbrengst van zijn kap
perszaak had hij vrij nauwkeurig opgege
ven, evenals de inkomsten uit de erfenis
van Oom Jan, maar wat hij ais bidder ver
diende, vermoedélijk had hij hiervan ook
zijn vrouw zelfs niet het juiste cijfer verteld.
Wel ging hij bij zijn hooggehoede colle
ga s door voor „gouwe Kobus", maar liet
fijne van de zaak kwam niemand te weten.
Zijn scheer affaire had hij goed verkocht
en zoo was hij met zijn vrouw vertrokken
naar het genoemde boomen- en bloemen-
kwartier, in het verre Westen van Don
Haag.
Vooral Mevrouw Kraay was hier in haar
element en voelde er zich thuis als een
visch in het water-
Luxe en mondainiteit waren altijd hiar
bartsverlangens geweest en in wend ;g bad
ze steeds een afschuw gehad voor het ordi
naire kappersvak en hot nog minder con
venabele bi derschap van haar ega.
Dit was echter grenzeloos ondankbaar,
want ze vergat, dat het vooral de geheime,
oncontroleerbare inkomsten van de laatste
branche waren, die hun veroorloofd had
den te gaan rentenieren en een auto aan te
schaffen.
Want zijn vrouw had net zoo lang ge-
zt-urd, tot Kobus bezweken was.
Mensch, had hij ten slotte gezegd,
ais je zooveel geloopen had als ik in mijn
leven, dan had je het wel geleerd. Maar
afijn, je zal een auto hebben. We zullen
er morgen een gaan koopen.
Je bent een schat! En ik wil ook
chauffeeren leeren. Maar ik wil niet zoo'n
ordinair goedkoop ding.
Als je maar op Tekent, dat ik geen
vier- of vijfduizend gulden ga betalen voer
een auto. Dat kost me alleen al aan rente
een dikke twee honderd gulden per jaar.
Bekencn kon Kobus heel goed en reke
ningen uitschrijven had hij nog beter ge
kund t
Mevrouw, Mijnheer, waarmee kan ik
TJ van dienst zijn, begroette de verkooper in
do showroom van de Pallanza het binnen
komende echtpaar Kraay.
Ik mot een auto hebben, of liever m'n
vrouw wil er een hebben, lichtte Kraay
hem in.
Dat was aan geen doovemans ooren ge
zegd en de verkooper had dan ook in zich
zélf al het plan gemaakt, de affaire bijna
uitsluitend met Mevrouw te regelen.
Wat had U gedacht: een torpedo, een
conduite, een coach gaat U even mee.
Ik heb hier de verschillende modellen
s<aan-
Mevrouw Kraay stootte haar man aan.
Kijk, wat snoezig, die vuurrooie en
wat een pracht van bekleeding".
De verkooper keerde zich om:
Ja, Mevrouw, TJ hebt een goede smaak:
het is een chique wagen. Gesloten model
met veel ruimte achterin. Dat is gemakke
lijk voor Mevrouw met shoppen.
Geen van beiden begreep, wat de welbe
spraakte verkooper met dat laatste bedoelde.
En wat zou die kosten, polste Kraay
wantrouwend.
Niet duur, meneer. Zesduizend gulden
Als U de constructie van den motor ziet,
zult U het direct toegeven.
Meiean maakte hij de kap open.
Nou, zei Kraay tot zijn vrouw, ik
vind het nogal aardig geld. Als je nou re
kent, dat onze lijkauto.
Ja, meneer, neemt U me ndet kwalijk,
maar dat is toch geen vergelijking, lachte
de verkooper, „bovendien"
Ik vind hem niet duur, viel Mevrouw
hem vlug in de rede, nadat ze bekomen
was van den schok, dien hot woord lijk
auto bij haar teweeg gebracht had. „Als
je alleen maar ziet naar de prima beklee
ding en al het nikkel. Het lijkt me een
what van een wagen".
En wat U natuurlijk bekend is, Me
vrouw: de Pallanza heeft een wereldrepu-
tatie. Ik geef meneer toe, op het eerste
ofigenbMk lijkt 6 mille misschien veel, maar
L moet niet vergeten, dat de Pallanza een
merk met cachet is. Uw kruidenier, uw
slager, uw barbier zult U nooit in een Pal
lanza zien rijden. Die menschen weten zich
hierin eenvoudig geen houding te geven.
Mevrouw vond het ellendig, maar bij het
woord barbier voelde ze, dat ze een kleur
kreeg. De verkooper had het zeker gemérkt,
jvant hij vroeg:
Is het U hier niet te warm, Mevrouw?
Karei tot een jongen, die achter in
de zaal zat te schrijr en zet eens een
paar roosters opcnl
Gaat U er gerust eens inzitten, Me
vrouw en meteen opende hij een portier.
Mevrouw zat en knikte.
Verrukkelijk! Jacques, probeer jij ook
eens.
Kraay had het gevoel, dat hij verder uit
geschakeld was en alleen nog maar had te
betalen. Maar gewillig ging hij naast haar
ziften en draaide wat aan het stuur.
Ja, hij zit nog al gemakkelijk. Maar
mijn vrouw moet maar beslissen.
Ilc kan U nog wel andere modellen la
ten zien, merkte de verkooper op, maar
als ik een wagen moest koopen, nam ik
deze.
De firma had juist overwogen, of ze die
knal-roode kleur maar niet zou laten over
schilderen, omdat de meeste reflectanten
hier een bezwaar tegen hadden en dus was
de verkooper in zijn schik, toen hij kans
begon te zien, den wagen op deze wijze kwijt
te raken.
Vind je dat rood niet een beetje op
zichtig, waagde Kraay, die dacht aan al het
stemmige zwatr van zijn voeger ambt
Het is juist iets bijzonders, iets aparts,
mijnheer. Het geeft den wagen iets sportiefs".
Dat ben ik volkon&en met mijnheer
eens. Het is niet opzichtig, maar juist iets,
wat niet iedereen heeft. Wat denk je Jacques?
Ja, maar ik wol hem eerst wel eens
probeeren, als Ie loopt.
Natuurlijk, meneer, U beeft volkomen
gelijk. Mevrouw is reeds overtuigd, maar
TJ bent zakenman, dat zie ik wel. Convenieert
het U, dat ik morgenochtend vorkom?
Goed, zei Mevrouw, morgenochtend
half elf. Jacques, geef meneer even ons adres-
De proefrit verliep uitstekend. De verkoo
per onthulde onder het rijden nog meer won
derbare eigenschappen van de Pallanza, zoo-
dat Mevrouw, thuis gekomen, vriendelijk in
viteerde:
Meneer, een kopje koffie, dat kunnen
we de zaak meteen afhandelen.
Kraay had den geheelen rit niet veel ge
zegd en dacht er over na, wat nu de vol
gende verlangens van zijn vrouw zouden
zijn
De dagen daarop worden grootendeels
doorgebracht met rij-oefeniingen en Mevr.
had de vaardigheid eerder te pakken dan
haar man.
Deze was nog al zenuwachtig en vooral
op critièke momenten waren zijn gedach
ten totaal weg.
Eenmaal was hem zelfs de verzuchting
ontvallen: „Ik loop liever achter de auto
dan dat ik hem moet besturen!"
Gelukkig had de verkooper de portéeniet
begrepen, maar Mevrouw had hem bij deze
ongewensclite toespeling op zijn vroeger
beroep woedend aangekeken.
-Zij was trouwens den laatsten tijd hee-
lemaal niet tevreden over de gedragingen
van baar man.
Kobus zag geen kans meer om de evolu
ties van zijn vrouw te volgen. Zij was een
tiental jaren jonger dan hij, doch toen ze
nog de barbierszaak hadden, was dit ver
schil hem nooit zoo opgevallen-
Maar hier in de Besidemtie werd zijn
vrouw als het ware nog jonger. Ze kleed
de zich jeugdig, ging "s middags teaen in
Centraal of bij Makker, bad zelfs stiekum
een paar danslessen genomen en was nu
ir. onderhandeling met een kustschilder om
haar portret te late maken.
Onze buren, de Van Meeterens, heb
ben vanmorgen belet vragen, om vanmid
dag een bezoek te brengen. Ik geloof, dax
het chique lui zijn. Zorg, dat je er netjes
uitziet. Die groene das bij je blauwe pak
staat afschuwelijk. Hoe kun je toch zooiets
koopen. Je neemt alles maar, wat zo je
aansmeren. En doe alsjeblieft een schoone
boord om. En maak je nagels schoon. Je
hoeft met die rouwrandjes heusch niet te la
ten zien, dat je bidder geweest bent. En
vertel nou geen nonsens. Als je niet kan
praten, hou dan maar liever je mond Be
ter, dan mij een gek figuur te laten slaan-
Je bent tegenwoordig soms onhebbelijk'.
Ik geloof, dat ik hier langzamerhand
te veel word. Vroeger had je al die aanmer
kingen niet. Maar als je er maar om denkt,
dat al jouw modegrillen betaald worden
met. de centen, die ik als bidder verdiend
heb.
Zanik niet. Gedraag je als een net
mensch, dan zal je van mij geen woord
meer hooren, maar als je me langer een
belachelijk figuur laat slaan door je on
handigheidja, dan maak je iedere
vrouw dol van woede.
Kraay zei niets meer, maar dacht san
zijn gelukkige dagon van vroeger, toen
ze nog geen auto hadden en nog niet in
Den Haag woonden en toen Doortje nog
in den winkel de klanten hielp aan zeep
en andere toiletartikelen..-.
Het sloeg half drie. Kraay en zijn vrouw
zolen keurig aangekleed bet bezoek van de
buren af te wachten.
Hij in zijn blauwe colbert, waarbij hij
gewillig een stemmige das had aangedaan,
alsmede een schoone boord, die hem vrij
ongemakkelijk zat.
Daar heb je ze, zei Mevrouw geagi
teerd. Ik zal het woord wel doen.
Mijnheer em Mevrouw van Meeteren k va*-
men binnen. Wederzijdsche voorstelling
en plaats nemen.
We maken graag altijd kennis met
onze buren, begon Mijnheer van Meeteren.
Goede huren moet men op prijs «tellen,
vindt U niet, meneer Kraay.
Kraay keek zijn vrouw aan. Zou hij mo
gen antwoorden? Zij was reeds In drukke
conversatie met Mevrouw van Meeteren.
Ja, waagde hij te zeggen, de men
schen hebben elkaar noodig hier op de
wereld-
Heeft U altijd in Den Haag gewoond?
vroeg van Meeteren.
Nee, we komen nit Haarlem.
Zoo, Haarlem! Mooie stad. Mijn broer
woont er. We komen er nog als eens. Maar
het kan toch niet halen bij Den Haag. of
schoon de omstreken schitterend zijn, Bloe-
mendaal, Overveen.
Ach, hadden ze mij maar in Haarlem
gelaten, maar U weet, als je vrouw het
Wil.... ik weet niet of dat bij U ook zoo
is!
Mevrouw Kraay had al eenige woorden
opgevangen en bemerkte dat het gesprek
een ongewenschte richting nam-
Wat zult U gebruiken, meneer van
Meeteren? Mag ik U een glas port, ver
mouth, sherry aanbieden en U mevrouw?
Beiden bedankten.
U heeft een mooiem wagen, hel) ik
van de week gezien, merkte van Meete
ren op.
- Ja, antwoordde Kraay, terwijl hij zijn
vrouw aankeek.
Vindt U, vroeg Mevrouw. Hij loopt
ook schitterend. Als U pleizaer hebt eens
op een avondje een toertje met ons te gaan
maken, dan zouden we dat' heel prettig
vinden. Ik chauffeur zelf.
Dat is wel een aardig idee. E:n col
lega van me op het departement ik ben
zelf referendaris aan Koloniën hoeft, ook
een Pallanza, maar een torpedo. Die looi t
ook zeer goed, maar ik zit liever in ren ge
sloten wagen.
Willem we meteen maar afspreken voor
de volgende week, opperde Mevrouw Kraay.
Goed, zei Mijnheer van Meeteren, kan
het misschien Dinsdag, dat schikt jou ook
het beste, hé vrouw?
Dinsdagavonds kwam de -wagen voor. Me
vrouw Kraay zat achter het stuur.
Als de heeren nu achterin gaan zit
ten, stelde ze voor, dan kunnen ze gerust
rooken.
Welken kant wilt TJ uit?
Ja, dat is nu weer het nadeel van
Den Haag, dat je feitelijk maar één ri-:h-
ting op kunt De Leidsche weg en dan
verder. De rest is niets.
Vindt U goed, dat we de kant van
Noordwijk opgaan?
Uitstekend, zei Mevrouw Kraa?.
Het gesprek vlotte nogal en vóór ze er
aan dachten, waren ze via Wassenaar en
Noordwijk al bij Vogelenzang.
Mevrouw Kraay, ik zeg daar juist te
gen uw man, mag ik -U uitooodigen op
Zandvoort een kopje thee gaan drinken.
Het is een schitterende avond aan zee- Als
we dan naar het Groot Badhuis gingen-
Het was een prachtige zomeravond en
tot groote voldoening van Mevrouw Kraay,
die geregeld met één oor het gesprek van
de beide heeren volgde, deden zich geen
noemenswaardige moeilijkheden voor.
was ingenomen:
Tegen half tien opperde Mevrou wKraay,
die hijzonder met haar nieuwe kennissen
Wait dunkt U, zullen we eens gaan:
dan rijden we niet den geheelen weg in
donker en zijn we tegen elven thuis.
Juist gingen ze het plein hij het Groot
Badhuis over naar hun wagen, toen opeens
een bijzonder luidruchtig drietal, "dat niet
geheel frisch meer was, Kraay en zijn
vrouw in de gaten kreeg.
Potdorie, Hein, daar heb je waarach
tig gouwe Kobus.
Hé man, hoe gaat bet met jou. Waar
woon je? Kerel, ga mee, dan pakken we
er nog eentje.
Gut, Door, wat ben ik blij dat ik je
weer zie. Hé, wa's dat nou? Ken je Gerrit
Boon niet meer? En zoo goed en kwaad als
het ging waggelde hij achter de vurroode
Mevrouw Kraay aan, die in den wagen ge
vlucht was.
Gaat U weg, als U blieft, ik heb niets
met U te maken. Anders zal ik de politie
roepen.
Nou, wor nou niet kwaad; je hebt nog
naast me gezeten op de fuif van rooie Hein.
Gaat U nu, of ik roep politie, gilde
ze buiten zich zelf.
Gerrit haalde z'n schouders op en strom
pelde naar de beide anderen, die intusschen
bezig waren Kobus te overreden er nog eentje
te pakken op de hernieuwde kennismaking.
Is die fane auto van jou? Da's ook an
ders dan dooien wegbrengen, faodertje!
Meneer van Meeteren wilde tusschenbei-
de komen, maar werd hiervan door zijn
vrouw teruggehouden. Alles begrijpen deden
zo direct niet, maar toch wel zooveel, dat
drie menschen, hoewel meer krachtig vocht
genoten hebbend, dan goed voor hen was,
dingen vertelden, die eenige waarheid be
vatten.
Eindelijk had Kraay zich vrij kunnen ma
ken met de belofte, dat Mj even dien heer
en dame moest wegbrengen, doch dan terug
zou komen, om er nog eentje -te nemen.
Op den terugweg werd weinig gesproken.
Dat was een mooi tochtje vanavond,
merkte van Meeteren schamper op, toen hij
met zijn vrouw thuis was.
Ja, je ziet het, de auto maakt den nu-.u.
niet.
Nee, zei hij. JVtyiar de vrouw evenmin.
■f' -i jr- („Bes.bode
In Engeland en Frankrijk pleegt men veel
meer publiciteit te geven dan ten onzent aan
gevallen, waarin medici, verpleegsters, kliniek-
of ziekenhuispersoneel door nalatigheid of ver
gissingen het leven of de gezondheid vanvpa
tiënten hebben vernietigd, of in gevaar hebben
gebracht.
Zooals bij alio kwesties, waarbij de belangen
van twee groepen (gelijk dit bij dokters en pa
tiënten bet geval Is) op 't spel staan, kan men
van tweeërlei standpunt redeneeren, wanneer
men hét al of niet gewenschte van een derge
lijke openbaarmaking gaat beoordeelen.
Een deel, misschien wel de overgroote meer
derheid der geneesheeren, zal zich op 't stand
punt stellen, dat het algemeen belang der pa
tiënten elseht, dat het fameuse „vertrouwen
In den medicus", ('t Is bard om het te zeggen,
maar een feit Is het, dat men bij gesprekken
over dit onderwerp onder leeken niet zoo bijster
veel ongerept vertrouwen in de dienaren van
Esculaap meer aautreft) onverzwakt worde be
waard.
De leek echter, die zich na bet lezen van
wel griezelige, maar niettemin ware verhalen
over door aperte schuld, al of niet vergeeflijke
nalatigheid of vergissing veroorzaakte medi
sche misgrepen, min of meer als candidaat-
slachtoffer van den medicus gaat gevoelen,
meent het recht te hebben te vernemen, aan
welke gevaren bij zich in bepaalde gevallen kan
blootstellen.
En wie zal hem dit recht willen betwisten?
Heeft het er soms toch niet Teeds allen schijn
van, of de medicus, als het om uw leven of ge
zondheid en indirect dus om al uw daarmee
samenhangend wel en wee en dat van uw fa
milie gaat, zich tot stelregel gekozen heeft,
daarover te beslissen buiten u zelf om: „over
u, voor u, maar zonder u", d.w.z. zonder u vol
doende In te lichten omtrent nw werkelijken
toestand en de gevaren, die een bepaalde in
greep voor u in gegeven omstandigheden mee
brengt?
Deze vraag, die in zekeren zin een affirmatie
inhoudt, moge overdreven klinken, in werke
lijkheid is zjj dat niet. Ik zou dit met eenige
practische voorbeelden kunnen staven ge
vallen, die ik min of meer van nabij heb mee
gemaakt. Maar de discretie verbiedt natuurlijk,
dergelijke gevallen zóó te vermelden, dat zij
controleerbaar zouden zijn. En zonder dat heb
ben zij geen bewijskracht en overtuigende
waarde.
Doch wat heb ik nog practische gevallen
noodig? In de medische literatuur kan men
zoowel goedpraterij van directe of indirecte mis
leiding men kan ook misleiden zonder on
waarheid te spreken, zelfs door heel diepzinnig
en ernstig te zwijgen als critiek van eerlijke
doctoren op die misleiding aantreffen.
Het komisehe is, dat die misleiding altijd
wordt verdedigd met een beroep op bet belang
van den patiënt. Alsof het maar altijd in het
werkelijk belang van den patiënt ware, hem
een bepaalde operatie, waaraan een meer dan
normaal percentage levensgevaar is verbonden
„alle operaties zijn tenslotte gevaarlijk",
boort men wel eens uit medischen mond ver
klaren als een vrij onschuldige bewerking
voor te stellen!
Een typisch voorbeeld, hoe verkeerd een ge
heimzinnig stilzwijgen van den medicus soms
kan werken, is het volgende geval nit de prac-
tijk:
Een mijnheer X. doet een ernstigen val. Hij
wordt naar een kliniek vervoerd, waar men,
na nauwkeurig onderzoek, constateert, dat hij
geen enkel aantoonbaar letsel bekomen heeft.
Men geeft hem echter den raad, den volgenden
dag zijn huisarts te ontbieden.
Deze onderzoekt hem niet meer, maar trekt
een gewichtig en geheimzinnig gezicht en geeft
verschillende voorschriften, die nooit kwaad
kunnen, als men een ernstigen yal heeft gedaan,
o.a. het gebod van absolute bedrnst.
Er is niets ernstigs aan den patiënt te mer
kenvoor leekenoogen. Maar een leek is
in dergelijke gevallen vaak een slecht waar
nemer. Gebrekkige observatie eu onkunde doen
bem vaak gevaar zien, waar geen gevaar is eu
doen hem van den anderen kant geen vuiltje
aan de lucht speuren, waar een heele wolken
bank een absolute zonsverduistering heeft te
weeg gebracht
Is het dus wonder, dat de patiënt en diens
omgeving zich doodelijk ongerust maakten, zeer
ten nadeele van eerstgenoemde? Ziet de dokter
misschien toch iets ernstigs? zoo vraagt men
zich af. Of heeft hij misschien de kliniek die
de eerste hulp verleende, opgebeld en heeft'men
daar toch wel wat bedenkelijks geconstateerd
en voor de betrokkenen verzwegen? Dat de dok
ter op vragen zoo goed als geen antwoord geeft,
moet toch wel zeker als een ongunstige om
standigheid worden uitgelegd! zoo redeneert
men.
Een optimistisch huisgenoot, die geruststel
lende factoren aanvoert voor de beoordeelïng
van den toestand van den patiënt (hij heeft
geen enkele ernstige klacht, is nimmer buiten
kennis geweest en is, wat men noemt, vrij
gved te spreken) wordt door de familie boos
aangezien en zijn veronderstelling, dat bet wel
met een sisser zal afloopen, wordt met gepaste
vrijmoedigheid voor krankzinnigheid verklaard.
Had de dokter eenvoudig aan de familie ge
zegd, dat de mogelijkheid van „shok" rust en
andere voorzichtigheidsmaatregelen wensche-
lijk maakte, men bad zich niet noodeloos onge
rust gemaakt over een betrekkelijk onschuldig
geval, dat ook spoedig geheel naar wensch ver
liep. Nu suggereerde de medicus door zijn ge
heimzinnig en gewichtig zwijgen veel meer be
denkelijks, dan er inderdaad aanwezig bleek te
zijn en werkte dus daardoor misleidend ten
nadeele van den patiënt en zijn omgeving.
Gevallen, waarin noodelooze gewichtigdoene
rij, mysterieus zwijgen, of schouderophalen
meer onrust verwekken dan een eerlijk zeggen
van de waarheid zon te weeg brengen er zijn
doctoren, die 't ook eerlijk bekennen aan den
patiënt en zijn omgeving, wanneer zij geen
zekere diagnose kunnen stellen, ofschoon me
nige domme leek dit als een bewijs van onbe
kwaamheid van zijn huisarts beschouwt ont
moet men meer.
Het zeggen van onwaarheid, of het verzwij
gen van de waarheid kan vaak gevolgen heb
ben, waarvan men zich den ernst niet altijd
eten goed realiseert.
Wij weten heel goed, dat de kwestie „Moeten
wij spreken, of moeten wij zwijgen?" voor den
medicus biet altijd even gemakkelijk is op "te
lossen.
Maar wel mogen wij eischen, dat althans op
aettelijk misleidend spreken of zwijgen zoo veel
mogelijk worde voorkomen. Het zou niet de
eerste maal zijn, dat een misleiding, die in het
belang van den patiënt weTd geacht, achteraf
noodlottig voor hem bleek te zijn.
.,De waaTheid boven alias", schijnt toch nog
niet zoo'n slechte stelregel te zijn.
En wat het zwijgen betreft te veel en on-
New-York—Bermuda—HaitiPanama.
GalapagosTahitiTidzj iAustralië.
TimorMauritiusMadagaskarKaapstad.
St. HelenaMadeiraLe Havre. I
Zestig duizend kilometer'. In een zeilboot.
Terwijl ze thans op IJsland voorbereidingen
treffen, om in een snellen sprong in lattelo
wen den Atlantische®. Oceaan over te vlijen,
rust AJain Gerbault uit van zijn solitaire reis
can de wereld, die hem vijf jaren van zijn leven
beeft gekost.
Alain Gerbault was eens een Fransche tennis
kampioen. Verder scheen er voor de wereld
niets opvallends in hem te steken.
Maar op een goeden dag, het was in 1923,
zeilde hij uiit om im z'n eentje den Atlantische®
Oceaan over te steken.
Hij vertrok in alle stilte uit Cannes en
kwam na honderd-twee-en-veer tig dagen een
zaamheid te New-York aan, waar hij natuur
lijk im het centrum van de belangstelling kwam
te staan.
Duizenden uit alle deelen yan de wereld
schreven hem en talloos waren de verzoeken,
om mede te mogen, die hem overstelpten, toen
bij het voornemen te kennen gaf, met z'n
„TUreerost" een reis rond de wereld te maken.
Hij w-erd het ideaal van den modernen avon
turier, van den modernen zwerver langs
's Heeren wegen.
Zelfs marine-officieren, tot gepensionneerde
admiraals toe, smeekten hem, waardig te wor
den "bevonden, z'n kameraad te zijn.
De „FirecTest'' is een kotter van negen meter
lengte en meet tien ton. 't Is dus volstrekt geen
schuit, waarin men nu eens heerlijk kan uit
rusten tijdens een vaart over de kobaltblauwe
zeeën van het Zuidelijk halfrond.
Een tocht met de „Firecrest", die slechts oen
middelmatig, zeil jacht j is, behoort niet tot
de vacantie-pretjes. Het is er hard werken ge
blazen voor de bemanning, vooral indien die
uit zegge één kop bestaat.
Alain Gerbault weigerde alle verzoeken. Hij
ging er weer alleen op uit.
En zoo zeilde hij met den wind mee en met
de stroom ingen van de zee, precies als de
oudste zeevaarders, die op ontdekking uit
gingen in den tijd van den primitieven mensch.
Met zijn anachronistiechen bodem voer hij
door het trotsche Panama-kanaal en over den
Stillen Oceaan bereikte hij het paradijs Tahiti.
Daar leefde hij tusschen de naïeve bewoners
van dit wondermooie eiland en slaagde er-
zelfs in, de in strenge afzondering •levende
koningin Marau Taarva, de treurende echt-
genoote van den gestorven Pomaré V, te aan
schouwen.
Hij zag de wolkenkrabbers van New-York en
de paalwoningen van de Papoea's op Nieuw-
Guinea,
Hij was de zon tegemoet gegaan en haar
achterna gesneld. En, 't is eigenlijk wonder
lijk, nergens op de wijde wereld heeft hij be
hoefte gevoeld, aan zijn eenzaamheid een einde
te maken.
Vele handen werden hem toegestoken, duizen
den keken hem kameraadschappelijk in de
©ogen. Maar er was er niet één bjj, dien hij
een plaats in zijn „Firecrest" aanbood, teneinde*,
samen den dood te troteeeren.
Is deze Alain Gerbault een zonderling en
een eigenzinnige kerel, die het nn eenmaa^
in zijn hoofd heeft gezet om zijn Iwavour-
stlikjes heelemaaJ alleen klaar te spelen?
Of is hij een groot menschenkenner, die
zich er terdege rekenschap van geeft, dat men
pas in den nood zijn ware vrienden 'leert ken
nen en het dan wellicht te laat zal zijn?
Het is moeilijk, op deze vraag een juist ant
woord te geven.
Misschien, dat hij in het boek waaraan hij
bezig is, hieromtrent iets loslaat, waaraan men
houvast heeft.
Dat hij een verachter is van hot goede der
wereld en de eenzaamheid lief heeft, is een
goed teeken. En hij moet ook wel éea wijs
man wezen, wijl hij de glorie van de spc ver
achtte, toen hij zich kampioenstitels vc. wierf.
Maar m ieder geval hebben we hier te doen
met een prachftype, dat oen waardige plaats
inneemt in de bonte wereld en daarom ook in
„De Bonte Waereld" een plaatsje kreeg.
Menschen als Alain Gerbault zijn voor deze
rubriek de beste medewerkers.
Wanneer zijn boek A la Heneoatre du
Soleil" is verschenen, zullen we dan ook niet
nalaten, iets van zijn wedervaren te ver
tellen
Zweivers over de wijde waereld zooals hij
zijn er niet veel. Men houde er rekening mede,
dat hij niet met den verkoop van prentbrief
kaarten in zijn onderhoud voorziet".
Van dezulken wordt in „De Bonte Waereld"
niet gerept, tenzij bij wijze van critiek, wat
nog wel eens gebeurt.
Altijd Zakenman
„Nu wij samen zoo vlot zaken hebben ge
daan, en de koop is afgesloten, permitteer mij
nu mijnerzijds u een kistje met vijftig fijne
sigaren aan te bieden".
„Pardon, mijn firma verbiedt persoonlijk ooit
iets aan te nemen".
„Goed, dan verkoop ik u die kistje voor.
vijftig cents".
„Prachtig, dan neem ik dadelijk twintig
kistjes".
oordeelkundig zwijgen heeft het yertrouwen in
sommige medici evenzeer geschokt als te veel
spreken.
De medicus ziet zich echter niet zelden voor
een moeilijk diiemma geplaatst. Want het
spreken brengt hem, wegens de elementen van
onzekerheid, waarmede de medische weten
schap in vele gevallen te werken heeft, vaak
met zichzelf of met zijn collega's in tegen
spraak.
Dat dit laatste onvermijdelijk is, lee:a men
den leek begrijpen en vanzelf sprekend vinden.
Er zal dan weer een verzoeking tot misleiding
te minder aanwezig zijn voor den medicus dia
ten slotte toch ook mensch blijft en wiens per
soonlijke belangen soms danig au den knel ko
men bjj de uitoefening van zijn veel verant
woordelijkheidsgevoel en opoffering eLrhend
beroep. - .La' M.