De auto maakt den man....niet Dokterszwijgzaamheid Een zwerver over de wijde wereld WOENSDAG 19 JUNI 1929 DERDE BLAD PAGINA 2 '«i^£*SV1$'" -^ï.. «tuiti Je hebt nn eenmaal mensehen, wien let terlijk alles meeloopt Totdat plotseling aan het blind geluk een einde komt Zoo iemand was Jacobus Kraay, voor heen kapper en lijkbezorger-coiffeur en be dienaar van begrafenissen, zooals zijn vrouw zei, thans rentenier en wonende in bet boomen- en bloemenkwartier onzer resi dentie. Wel was het hem aan het hart gegaan zijn geboortestad te verlaten, maar zijn vrouw had hoogere aspiraties en zed: Jacques, geen profeet is geëerd in zijn eigen land; laten we naar Den Haag gaan, daar kent niemand ons en hier praat iedereen over Kobus, den bidder. Laat ze praten, had hij tegengewor pen, maar ten slotte was hij gezwicht vcor de argumenten van zijn vrouw, voor al toen deze het onderwerp „belasting" 4te berde bad gebracht, want Kobus was nooit bijzonder gewetensvol bij zijn aangifte te werk gegaan en vooral zijn „bddderschnp'' had hem revenuen opgeleverd, waar de heer Inspecteur der Belastingen niet het minste idee van had. De opbrengst van zijn kap perszaak had hij vrij nauwkeurig opgege ven, evenals de inkomsten uit de erfenis van Oom Jan, maar wat hij ais bidder ver diende, vermoedélijk had hij hiervan ook zijn vrouw zelfs niet het juiste cijfer verteld. Wel ging hij bij zijn hooggehoede colle ga s door voor „gouwe Kobus", maar liet fijne van de zaak kwam niemand te weten. Zijn scheer affaire had hij goed verkocht en zoo was hij met zijn vrouw vertrokken naar het genoemde boomen- en bloemen- kwartier, in het verre Westen van Don Haag. Vooral Mevrouw Kraay was hier in haar element en voelde er zich thuis als een visch in het water- Luxe en mondainiteit waren altijd hiar bartsverlangens geweest en in wend ;g bad ze steeds een afschuw gehad voor het ordi naire kappersvak en hot nog minder con venabele bi derschap van haar ega. Dit was echter grenzeloos ondankbaar, want ze vergat, dat het vooral de geheime, oncontroleerbare inkomsten van de laatste branche waren, die hun veroorloofd had den te gaan rentenieren en een auto aan te schaffen. Want zijn vrouw had net zoo lang ge- zt-urd, tot Kobus bezweken was. Mensch, had hij ten slotte gezegd, ais je zooveel geloopen had als ik in mijn leven, dan had je het wel geleerd. Maar afijn, je zal een auto hebben. We zullen er morgen een gaan koopen. Je bent een schat! En ik wil ook chauffeeren leeren. Maar ik wil niet zoo'n ordinair goedkoop ding. Als je maar op Tekent, dat ik geen vier- of vijfduizend gulden ga betalen voer een auto. Dat kost me alleen al aan rente een dikke twee honderd gulden per jaar. Bekencn kon Kobus heel goed en reke ningen uitschrijven had hij nog beter ge kund t Mevrouw, Mijnheer, waarmee kan ik TJ van dienst zijn, begroette de verkooper in do showroom van de Pallanza het binnen komende echtpaar Kraay. Ik mot een auto hebben, of liever m'n vrouw wil er een hebben, lichtte Kraay hem in. Dat was aan geen doovemans ooren ge zegd en de verkooper had dan ook in zich zélf al het plan gemaakt, de affaire bijna uitsluitend met Mevrouw te regelen. Wat had U gedacht: een torpedo, een conduite, een coach gaat U even mee. Ik heb hier de verschillende modellen s<aan- Mevrouw Kraay stootte haar man aan. Kijk, wat snoezig, die vuurrooie en wat een pracht van bekleeding". De verkooper keerde zich om: Ja, Mevrouw, TJ hebt een goede smaak: het is een chique wagen. Gesloten model met veel ruimte achterin. Dat is gemakke lijk voor Mevrouw met shoppen. Geen van beiden begreep, wat de welbe spraakte verkooper met dat laatste bedoelde. En wat zou die kosten, polste Kraay wantrouwend. Niet duur, meneer. Zesduizend gulden Als U de constructie van den motor ziet, zult U het direct toegeven. Meiean maakte hij de kap open. Nou, zei Kraay tot zijn vrouw, ik vind het nogal aardig geld. Als je nou re kent, dat onze lijkauto. Ja, meneer, neemt U me ndet kwalijk, maar dat is toch geen vergelijking, lachte de verkooper, „bovendien" Ik vind hem niet duur, viel Mevrouw hem vlug in de rede, nadat ze bekomen was van den schok, dien hot woord lijk auto bij haar teweeg gebracht had. „Als je alleen maar ziet naar de prima beklee ding en al het nikkel. Het lijkt me een what van een wagen". En wat U natuurlijk bekend is, Me vrouw: de Pallanza heeft een wereldrepu- tatie. Ik geef meneer toe, op het eerste ofigenbMk lijkt 6 mille misschien veel, maar L moet niet vergeten, dat de Pallanza een merk met cachet is. Uw kruidenier, uw slager, uw barbier zult U nooit in een Pal lanza zien rijden. Die menschen weten zich hierin eenvoudig geen houding te geven. Mevrouw vond het ellendig, maar bij het woord barbier voelde ze, dat ze een kleur kreeg. De verkooper had het zeker gemérkt, jvant hij vroeg: Is het U hier niet te warm, Mevrouw? Karei tot een jongen, die achter in de zaal zat te schrijr en zet eens een paar roosters opcnl Gaat U er gerust eens inzitten, Me vrouw en meteen opende hij een portier. Mevrouw zat en knikte. Verrukkelijk! Jacques, probeer jij ook eens. Kraay had het gevoel, dat hij verder uit geschakeld was en alleen nog maar had te betalen. Maar gewillig ging hij naast haar ziften en draaide wat aan het stuur. Ja, hij zit nog al gemakkelijk. Maar mijn vrouw moet maar beslissen. Ilc kan U nog wel andere modellen la ten zien, merkte de verkooper op, maar als ik een wagen moest koopen, nam ik deze. De firma had juist overwogen, of ze die knal-roode kleur maar niet zou laten over schilderen, omdat de meeste reflectanten hier een bezwaar tegen hadden en dus was de verkooper in zijn schik, toen hij kans begon te zien, den wagen op deze wijze kwijt te raken. Vind je dat rood niet een beetje op zichtig, waagde Kraay, die dacht aan al het stemmige zwatr van zijn voeger ambt Het is juist iets bijzonders, iets aparts, mijnheer. Het geeft den wagen iets sportiefs". Dat ben ik volkon&en met mijnheer eens. Het is niet opzichtig, maar juist iets, wat niet iedereen heeft. Wat denk je Jacques? Ja, maar ik wol hem eerst wel eens probeeren, als Ie loopt. Natuurlijk, meneer, U beeft volkomen gelijk. Mevrouw is reeds overtuigd, maar TJ bent zakenman, dat zie ik wel. Convenieert het U, dat ik morgenochtend vorkom? Goed, zei Mevrouw, morgenochtend half elf. Jacques, geef meneer even ons adres- De proefrit verliep uitstekend. De verkoo per onthulde onder het rijden nog meer won derbare eigenschappen van de Pallanza, zoo- dat Mevrouw, thuis gekomen, vriendelijk in viteerde: Meneer, een kopje koffie, dat kunnen we de zaak meteen afhandelen. Kraay had den geheelen rit niet veel ge zegd en dacht er over na, wat nu de vol gende verlangens van zijn vrouw zouden zijn De dagen daarop worden grootendeels doorgebracht met rij-oefeniingen en Mevr. had de vaardigheid eerder te pakken dan haar man. Deze was nog al zenuwachtig en vooral op critièke momenten waren zijn gedach ten totaal weg. Eenmaal was hem zelfs de verzuchting ontvallen: „Ik loop liever achter de auto dan dat ik hem moet besturen!" Gelukkig had de verkooper de portéeniet begrepen, maar Mevrouw had hem bij deze ongewensclite toespeling op zijn vroeger beroep woedend aangekeken. -Zij was trouwens den laatsten tijd hee- lemaal niet tevreden over de gedragingen van baar man. Kobus zag geen kans meer om de evolu ties van zijn vrouw te volgen. Zij was een tiental jaren jonger dan hij, doch toen ze nog de barbierszaak hadden, was dit ver schil hem nooit zoo opgevallen- Maar hier in de Besidemtie werd zijn vrouw als het ware nog jonger. Ze kleed de zich jeugdig, ging "s middags teaen in Centraal of bij Makker, bad zelfs stiekum een paar danslessen genomen en was nu ir. onderhandeling met een kustschilder om haar portret te late maken. Onze buren, de Van Meeterens, heb ben vanmorgen belet vragen, om vanmid dag een bezoek te brengen. Ik geloof, dax het chique lui zijn. Zorg, dat je er netjes uitziet. Die groene das bij je blauwe pak staat afschuwelijk. Hoe kun je toch zooiets koopen. Je neemt alles maar, wat zo je aansmeren. En doe alsjeblieft een schoone boord om. En maak je nagels schoon. Je hoeft met die rouwrandjes heusch niet te la ten zien, dat je bidder geweest bent. En vertel nou geen nonsens. Als je niet kan praten, hou dan maar liever je mond Be ter, dan mij een gek figuur te laten slaan- Je bent tegenwoordig soms onhebbelijk'. Ik geloof, dat ik hier langzamerhand te veel word. Vroeger had je al die aanmer kingen niet. Maar als je er maar om denkt, dat al jouw modegrillen betaald worden met. de centen, die ik als bidder verdiend heb. Zanik niet. Gedraag je als een net mensch, dan zal je van mij geen woord meer hooren, maar als je me langer een belachelijk figuur laat slaan door je on handigheidja, dan maak je iedere vrouw dol van woede. Kraay zei niets meer, maar dacht san zijn gelukkige dagon van vroeger, toen ze nog geen auto hadden en nog niet in Den Haag woonden en toen Doortje nog in den winkel de klanten hielp aan zeep en andere toiletartikelen..-. Het sloeg half drie. Kraay en zijn vrouw zolen keurig aangekleed bet bezoek van de buren af te wachten. Hij in zijn blauwe colbert, waarbij hij gewillig een stemmige das had aangedaan, alsmede een schoone boord, die hem vrij ongemakkelijk zat. Daar heb je ze, zei Mevrouw geagi teerd. Ik zal het woord wel doen. Mijnheer em Mevrouw van Meeteren k va*- men binnen. Wederzijdsche voorstelling en plaats nemen. We maken graag altijd kennis met onze buren, begon Mijnheer van Meeteren. Goede huren moet men op prijs «tellen, vindt U niet, meneer Kraay. Kraay keek zijn vrouw aan. Zou hij mo gen antwoorden? Zij was reeds In drukke conversatie met Mevrouw van Meeteren. Ja, waagde hij te zeggen, de men schen hebben elkaar noodig hier op de wereld- Heeft U altijd in Den Haag gewoond? vroeg van Meeteren. Nee, we komen nit Haarlem. Zoo, Haarlem! Mooie stad. Mijn broer woont er. We komen er nog als eens. Maar het kan toch niet halen bij Den Haag. of schoon de omstreken schitterend zijn, Bloe- mendaal, Overveen. Ach, hadden ze mij maar in Haarlem gelaten, maar U weet, als je vrouw het Wil.... ik weet niet of dat bij U ook zoo is! Mevrouw Kraay had al eenige woorden opgevangen en bemerkte dat het gesprek een ongewenschte richting nam- Wat zult U gebruiken, meneer van Meeteren? Mag ik U een glas port, ver mouth, sherry aanbieden en U mevrouw? Beiden bedankten. U heeft een mooiem wagen, hel) ik van de week gezien, merkte van Meete ren op. - Ja, antwoordde Kraay, terwijl hij zijn vrouw aankeek. Vindt U, vroeg Mevrouw. Hij loopt ook schitterend. Als U pleizaer hebt eens op een avondje een toertje met ons te gaan maken, dan zouden we dat' heel prettig vinden. Ik chauffeur zelf. Dat is wel een aardig idee. E:n col lega van me op het departement ik ben zelf referendaris aan Koloniën hoeft, ook een Pallanza, maar een torpedo. Die looi t ook zeer goed, maar ik zit liever in ren ge sloten wagen. Willem we meteen maar afspreken voor de volgende week, opperde Mevrouw Kraay. Goed, zei Mijnheer van Meeteren, kan het misschien Dinsdag, dat schikt jou ook het beste, hé vrouw? Dinsdagavonds kwam de -wagen voor. Me vrouw Kraay zat achter het stuur. Als de heeren nu achterin gaan zit ten, stelde ze voor, dan kunnen ze gerust rooken. Welken kant wilt TJ uit? Ja, dat is nu weer het nadeel van Den Haag, dat je feitelijk maar één ri-:h- ting op kunt De Leidsche weg en dan verder. De rest is niets. Vindt U goed, dat we de kant van Noordwijk opgaan? Uitstekend, zei Mevrouw Kraa?. Het gesprek vlotte nogal en vóór ze er aan dachten, waren ze via Wassenaar en Noordwijk al bij Vogelenzang. Mevrouw Kraay, ik zeg daar juist te gen uw man, mag ik -U uitooodigen op Zandvoort een kopje thee gaan drinken. Het is een schitterende avond aan zee- Als we dan naar het Groot Badhuis gingen- Het was een prachtige zomeravond en tot groote voldoening van Mevrouw Kraay, die geregeld met één oor het gesprek van de beide heeren volgde, deden zich geen noemenswaardige moeilijkheden voor. was ingenomen: Tegen half tien opperde Mevrou wKraay, die hijzonder met haar nieuwe kennissen Wait dunkt U, zullen we eens gaan: dan rijden we niet den geheelen weg in donker en zijn we tegen elven thuis. Juist gingen ze het plein hij het Groot Badhuis over naar hun wagen, toen opeens een bijzonder luidruchtig drietal, "dat niet geheel frisch meer was, Kraay en zijn vrouw in de gaten kreeg. Potdorie, Hein, daar heb je waarach tig gouwe Kobus. Hé man, hoe gaat bet met jou. Waar woon je? Kerel, ga mee, dan pakken we er nog eentje. Gut, Door, wat ben ik blij dat ik je weer zie. Hé, wa's dat nou? Ken je Gerrit Boon niet meer? En zoo goed en kwaad als het ging waggelde hij achter de vurroode Mevrouw Kraay aan, die in den wagen ge vlucht was. Gaat U weg, als U blieft, ik heb niets met U te maken. Anders zal ik de politie roepen. Nou, wor nou niet kwaad; je hebt nog naast me gezeten op de fuif van rooie Hein. Gaat U nu, of ik roep politie, gilde ze buiten zich zelf. Gerrit haalde z'n schouders op en strom pelde naar de beide anderen, die intusschen bezig waren Kobus te overreden er nog eentje te pakken op de hernieuwde kennismaking. Is die fane auto van jou? Da's ook an ders dan dooien wegbrengen, faodertje! Meneer van Meeteren wilde tusschenbei- de komen, maar werd hiervan door zijn vrouw teruggehouden. Alles begrijpen deden zo direct niet, maar toch wel zooveel, dat drie menschen, hoewel meer krachtig vocht genoten hebbend, dan goed voor hen was, dingen vertelden, die eenige waarheid be vatten. Eindelijk had Kraay zich vrij kunnen ma ken met de belofte, dat Mj even dien heer en dame moest wegbrengen, doch dan terug zou komen, om er nog eentje -te nemen. Op den terugweg werd weinig gesproken. Dat was een mooi tochtje vanavond, merkte van Meeteren schamper op, toen hij met zijn vrouw thuis was. Ja, je ziet het, de auto maakt den nu-.u. niet. Nee, zei hij. JVtyiar de vrouw evenmin. ■f' -i jr- („Bes.bode In Engeland en Frankrijk pleegt men veel meer publiciteit te geven dan ten onzent aan gevallen, waarin medici, verpleegsters, kliniek- of ziekenhuispersoneel door nalatigheid of ver gissingen het leven of de gezondheid vanvpa tiënten hebben vernietigd, of in gevaar hebben gebracht. Zooals bij alio kwesties, waarbij de belangen van twee groepen (gelijk dit bij dokters en pa tiënten bet geval Is) op 't spel staan, kan men van tweeërlei standpunt redeneeren, wanneer men hét al of niet gewenschte van een derge lijke openbaarmaking gaat beoordeelen. Een deel, misschien wel de overgroote meer derheid der geneesheeren, zal zich op 't stand punt stellen, dat het algemeen belang der pa tiënten elseht, dat het fameuse „vertrouwen In den medicus", ('t Is bard om het te zeggen, maar een feit Is het, dat men bij gesprekken over dit onderwerp onder leeken niet zoo bijster veel ongerept vertrouwen in de dienaren van Esculaap meer aautreft) onverzwakt worde be waard. De leek echter, die zich na bet lezen van wel griezelige, maar niettemin ware verhalen over door aperte schuld, al of niet vergeeflijke nalatigheid of vergissing veroorzaakte medi sche misgrepen, min of meer als candidaat- slachtoffer van den medicus gaat gevoelen, meent het recht te hebben te vernemen, aan welke gevaren bij zich in bepaalde gevallen kan blootstellen. En wie zal hem dit recht willen betwisten? Heeft het er soms toch niet Teeds allen schijn van, of de medicus, als het om uw leven of ge zondheid en indirect dus om al uw daarmee samenhangend wel en wee en dat van uw fa milie gaat, zich tot stelregel gekozen heeft, daarover te beslissen buiten u zelf om: „over u, voor u, maar zonder u", d.w.z. zonder u vol doende In te lichten omtrent nw werkelijken toestand en de gevaren, die een bepaalde in greep voor u in gegeven omstandigheden mee brengt? Deze vraag, die in zekeren zin een affirmatie inhoudt, moge overdreven klinken, in werke lijkheid is zjj dat niet. Ik zou dit met eenige practische voorbeelden kunnen staven ge vallen, die ik min of meer van nabij heb mee gemaakt. Maar de discretie verbiedt natuurlijk, dergelijke gevallen zóó te vermelden, dat zij controleerbaar zouden zijn. En zonder dat heb ben zij geen bewijskracht en overtuigende waarde. Doch wat heb ik nog practische gevallen noodig? In de medische literatuur kan men zoowel goedpraterij van directe of indirecte mis leiding men kan ook misleiden zonder on waarheid te spreken, zelfs door heel diepzinnig en ernstig te zwijgen als critiek van eerlijke doctoren op die misleiding aantreffen. Het komisehe is, dat die misleiding altijd wordt verdedigd met een beroep op bet belang van den patiënt. Alsof het maar altijd in het werkelijk belang van den patiënt ware, hem een bepaalde operatie, waaraan een meer dan normaal percentage levensgevaar is verbonden „alle operaties zijn tenslotte gevaarlijk", boort men wel eens uit medischen mond ver klaren als een vrij onschuldige bewerking voor te stellen! Een typisch voorbeeld, hoe verkeerd een ge heimzinnig stilzwijgen van den medicus soms kan werken, is het volgende geval nit de prac- tijk: Een mijnheer X. doet een ernstigen val. Hij wordt naar een kliniek vervoerd, waar men, na nauwkeurig onderzoek, constateert, dat hij geen enkel aantoonbaar letsel bekomen heeft. Men geeft hem echter den raad, den volgenden dag zijn huisarts te ontbieden. Deze onderzoekt hem niet meer, maar trekt een gewichtig en geheimzinnig gezicht en geeft verschillende voorschriften, die nooit kwaad kunnen, als men een ernstigen yal heeft gedaan, o.a. het gebod van absolute bedrnst. Er is niets ernstigs aan den patiënt te mer kenvoor leekenoogen. Maar een leek is in dergelijke gevallen vaak een slecht waar nemer. Gebrekkige observatie eu onkunde doen bem vaak gevaar zien, waar geen gevaar is eu doen hem van den anderen kant geen vuiltje aan de lucht speuren, waar een heele wolken bank een absolute zonsverduistering heeft te weeg gebracht Is het dus wonder, dat de patiënt en diens omgeving zich doodelijk ongerust maakten, zeer ten nadeele van eerstgenoemde? Ziet de dokter misschien toch iets ernstigs? zoo vraagt men zich af. Of heeft hij misschien de kliniek die de eerste hulp verleende, opgebeld en heeft'men daar toch wel wat bedenkelijks geconstateerd en voor de betrokkenen verzwegen? Dat de dok ter op vragen zoo goed als geen antwoord geeft, moet toch wel zeker als een ongunstige om standigheid worden uitgelegd! zoo redeneert men. Een optimistisch huisgenoot, die geruststel lende factoren aanvoert voor de beoordeelïng van den toestand van den patiënt (hij heeft geen enkele ernstige klacht, is nimmer buiten kennis geweest en is, wat men noemt, vrij gved te spreken) wordt door de familie boos aangezien en zijn veronderstelling, dat bet wel met een sisser zal afloopen, wordt met gepaste vrijmoedigheid voor krankzinnigheid verklaard. Had de dokter eenvoudig aan de familie ge zegd, dat de mogelijkheid van „shok" rust en andere voorzichtigheidsmaatregelen wensche- lijk maakte, men bad zich niet noodeloos onge rust gemaakt over een betrekkelijk onschuldig geval, dat ook spoedig geheel naar wensch ver liep. Nu suggereerde de medicus door zijn ge heimzinnig en gewichtig zwijgen veel meer be denkelijks, dan er inderdaad aanwezig bleek te zijn en werkte dus daardoor misleidend ten nadeele van den patiënt en zijn omgeving. Gevallen, waarin noodelooze gewichtigdoene rij, mysterieus zwijgen, of schouderophalen meer onrust verwekken dan een eerlijk zeggen van de waarheid zon te weeg brengen er zijn doctoren, die 't ook eerlijk bekennen aan den patiënt en zijn omgeving, wanneer zij geen zekere diagnose kunnen stellen, ofschoon me nige domme leek dit als een bewijs van onbe kwaamheid van zijn huisarts beschouwt ont moet men meer. Het zeggen van onwaarheid, of het verzwij gen van de waarheid kan vaak gevolgen heb ben, waarvan men zich den ernst niet altijd eten goed realiseert. Wij weten heel goed, dat de kwestie „Moeten wij spreken, of moeten wij zwijgen?" voor den medicus biet altijd even gemakkelijk is op "te lossen. Maar wel mogen wij eischen, dat althans op aettelijk misleidend spreken of zwijgen zoo veel mogelijk worde voorkomen. Het zou niet de eerste maal zijn, dat een misleiding, die in het belang van den patiënt weTd geacht, achteraf noodlottig voor hem bleek te zijn. .,De waaTheid boven alias", schijnt toch nog niet zoo'n slechte stelregel te zijn. En wat het zwijgen betreft te veel en on- New-York—Bermuda—HaitiPanama. GalapagosTahitiTidzj iAustralië. TimorMauritiusMadagaskarKaapstad. St. HelenaMadeiraLe Havre. I Zestig duizend kilometer'. In een zeilboot. Terwijl ze thans op IJsland voorbereidingen treffen, om in een snellen sprong in lattelo wen den Atlantische®. Oceaan over te vlijen, rust AJain Gerbault uit van zijn solitaire reis can de wereld, die hem vijf jaren van zijn leven beeft gekost. Alain Gerbault was eens een Fransche tennis kampioen. Verder scheen er voor de wereld niets opvallends in hem te steken. Maar op een goeden dag, het was in 1923, zeilde hij uiit om im z'n eentje den Atlantische® Oceaan over te steken. Hij vertrok in alle stilte uit Cannes en kwam na honderd-twee-en-veer tig dagen een zaamheid te New-York aan, waar hij natuur lijk im het centrum van de belangstelling kwam te staan. Duizenden uit alle deelen yan de wereld schreven hem en talloos waren de verzoeken, om mede te mogen, die hem overstelpten, toen bij het voornemen te kennen gaf, met z'n „TUreerost" een reis rond de wereld te maken. Hij w-erd het ideaal van den modernen avon turier, van den modernen zwerver langs 's Heeren wegen. Zelfs marine-officieren, tot gepensionneerde admiraals toe, smeekten hem, waardig te wor den "bevonden, z'n kameraad te zijn. De „FirecTest'' is een kotter van negen meter lengte en meet tien ton. 't Is dus volstrekt geen schuit, waarin men nu eens heerlijk kan uit rusten tijdens een vaart over de kobaltblauwe zeeën van het Zuidelijk halfrond. Een tocht met de „Firecrest", die slechts oen middelmatig, zeil jacht j is, behoort niet tot de vacantie-pretjes. Het is er hard werken ge blazen voor de bemanning, vooral indien die uit zegge één kop bestaat. Alain Gerbault weigerde alle verzoeken. Hij ging er weer alleen op uit. En zoo zeilde hij met den wind mee en met de stroom ingen van de zee, precies als de oudste zeevaarders, die op ontdekking uit gingen in den tijd van den primitieven mensch. Met zijn anachronistiechen bodem voer hij door het trotsche Panama-kanaal en over den Stillen Oceaan bereikte hij het paradijs Tahiti. Daar leefde hij tusschen de naïeve bewoners van dit wondermooie eiland en slaagde er- zelfs in, de in strenge afzondering •levende koningin Marau Taarva, de treurende echt- genoote van den gestorven Pomaré V, te aan schouwen. Hij zag de wolkenkrabbers van New-York en de paalwoningen van de Papoea's op Nieuw- Guinea, Hij was de zon tegemoet gegaan en haar achterna gesneld. En, 't is eigenlijk wonder lijk, nergens op de wijde wereld heeft hij be hoefte gevoeld, aan zijn eenzaamheid een einde te maken. Vele handen werden hem toegestoken, duizen den keken hem kameraadschappelijk in de ©ogen. Maar er was er niet één bjj, dien hij een plaats in zijn „Firecrest" aanbood, teneinde*, samen den dood te troteeeren. Is deze Alain Gerbault een zonderling en een eigenzinnige kerel, die het nn eenmaa^ in zijn hoofd heeft gezet om zijn Iwavour- stlikjes heelemaaJ alleen klaar te spelen? Of is hij een groot menschenkenner, die zich er terdege rekenschap van geeft, dat men pas in den nood zijn ware vrienden 'leert ken nen en het dan wellicht te laat zal zijn? Het is moeilijk, op deze vraag een juist ant woord te geven. Misschien, dat hij in het boek waaraan hij bezig is, hieromtrent iets loslaat, waaraan men houvast heeft. Dat hij een verachter is van hot goede der wereld en de eenzaamheid lief heeft, is een goed teeken. En hij moet ook wel éea wijs man wezen, wijl hij de glorie van de spc ver achtte, toen hij zich kampioenstitels vc. wierf. Maar m ieder geval hebben we hier te doen met een prachftype, dat oen waardige plaats inneemt in de bonte wereld en daarom ook in „De Bonte Waereld" een plaatsje kreeg. Menschen als Alain Gerbault zijn voor deze rubriek de beste medewerkers. Wanneer zijn boek A la Heneoatre du Soleil" is verschenen, zullen we dan ook niet nalaten, iets van zijn wedervaren te ver tellen Zweivers over de wijde waereld zooals hij zijn er niet veel. Men houde er rekening mede, dat hij niet met den verkoop van prentbrief kaarten in zijn onderhoud voorziet". Van dezulken wordt in „De Bonte Waereld" niet gerept, tenzij bij wijze van critiek, wat nog wel eens gebeurt. Altijd Zakenman „Nu wij samen zoo vlot zaken hebben ge daan, en de koop is afgesloten, permitteer mij nu mijnerzijds u een kistje met vijftig fijne sigaren aan te bieden". „Pardon, mijn firma verbiedt persoonlijk ooit iets aan te nemen". „Goed, dan verkoop ik u die kistje voor. vijftig cents". „Prachtig, dan neem ik dadelijk twintig kistjes". oordeelkundig zwijgen heeft het yertrouwen in sommige medici evenzeer geschokt als te veel spreken. De medicus ziet zich echter niet zelden voor een moeilijk diiemma geplaatst. Want het spreken brengt hem, wegens de elementen van onzekerheid, waarmede de medische weten schap in vele gevallen te werken heeft, vaak met zichzelf of met zijn collega's in tegen spraak. Dat dit laatste onvermijdelijk is, lee:a men den leek begrijpen en vanzelf sprekend vinden. Er zal dan weer een verzoeking tot misleiding te minder aanwezig zijn voor den medicus dia ten slotte toch ook mensch blijft en wiens per soonlijke belangen soms danig au den knel ko men bjj de uitoefening van zijn veel verant woordelijkheidsgevoel en opoffering eLrhend beroep. - .La' M.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 10