HET GEHEIM ZWEEFT.
Het avontuur van neef
Lancelot.
WOENSDAG 17 JUL!
DERDE BLAD
PAGINA 2
Naar
GEORGES MONTIGNAC.
3).
Todwy bracht Dalbray langs de trappen
van het gebouw naar boven. Hier overzag
men het plein en ook den weg, vanwaar de
ongelukkige Jack Davidson dien morgen ge
komen was.
Gun mij nog twee minuten, zei de
Roodhuid en bleef dan onbeweeglijk boven
aan de trap staan.
Eenige houthakkers voegden zich bij hen.
de karabijn in de hand.
Het huis is ingesloten, zei een hunner-
Niemand kan ontsnappen.
De Indiaan raakte den arrn van den dok
ter aan en wees met een hoofdbeweging naar
den weg. Een neger in linnen buis liep zoo
hard hij kon den weg op in de richting der
moerassen.
Todwy nam een houthakker de karabijn
uit de hand, legde op den neger aan en
schoot. De zwarte viel neer éh bleef met
gekruiste armen midden op den weg liggen.
Dat is de moordenaar van den gou
verneur. Op hem zul je vast en zeker het
geschrift vinden, dat hij den rechter ontsto
len heeft.
Op Dalblay's hevel gingen vier man den
gedooden neger halen en legden het lijk op
het pletin neer. Onmiddellijk werd het door
zocht. In den binnenpak van het buis vond
de dokter een boekje in leeren band met een
touwtje toegeknoopt, door den kogel door
boord en met bloed bevlekt. Hij wischte
het aan het linnen af en stak het bij zich.
Zie zoo, sprak hij dan, nu verwacht
ik de cohra-capello op mijn beurt. Ik bezit
thans, wat noodig is om haar komst te
mogen onderstellen.
Een lichte glimlach, plooide de dunne lip
pen van den Indiaan, toen hij zeide:
Je ziet, Todwy heeft zijn belofte ver
vuld.
Vergeef mij, antwoordde Dalbray hem
de hand reikend, en neem dit goudstuk om
op het welzijn van het vrije Amerika te drin
ken.
Todwy's oogen omsluierden zich, en de
geneesheer zag de<n gloeienden haat niet, die
er een paar seconden lang uit straalde.
Todwy kan je goud niet aannemen.
Majestueus daalde hij de trappen van het
Gerechtsgebouw af, stak het plein over en
richtte zich naar de rivier.
Na de noodige bevelen gegeven te hebben
om het lijk van den gouverneur naar diens
woning te brengen en den neger terstond te
begraven, ging Dalbray het Gerechtsgebouw
binnen, ten einde maatregelen te nemen
voor de bijeenroeping van den Raad van
Notabelen. Dien zelfden avond nog moest er
overwogen worden, wat hun thans te doen
stond.
Todwy bad den oever der rivier bereikt-
Hij bleef een oogenblik staan en sloeg een
langen wijden blik om zich heen. Uit zijn
mond haalde hij een balletje fijn gekauwd
papier en wierp het in het water. Hij zag
het in den snellen stroom verdwijeen, be
steeg den oever weer en begaf zich. naar de
buitenzijde der stad, naar de negerwijk
Daar klopte hij aan een armoedig houten
gebouwtje met plat dak. Een oude negerin,
gebogen en met bevende handen, liet hem
een laag vertrek binnengaan.
Verlangt het groote opperhoofd vuur
water en zijn calumet? vroeg ze.
Neen. Laat me alleen. Je moet me op
den schouder komen kloppen, als het geheel
donker is, en in alle hutten de stilte van
den slaap heerscht.
De Indiaan strekte zich op een. matras van
varenkruid uit en scheen weldra te slapen.
De oude vrouw boog, sloot de deur weer
en plaatste zich aan de buitenzijde met den
rug er tegen, als een trouwe waakster.
Langzamerhand daalde de nacht over de
stad, terwijl de sterren aan den hemel be
gonnen te schitteren- In de wijken der blan
ken begaven gewapende groepen burgers
zich naar de bijeenkomst in het Gerechts
gebouw
III.
De Raad der Notabelen was een niet-
oificieele vergadering, die door den gouver
neur bijeengeroepen werd, wanneer er een
ernstige beslissing viel te nemen. Hij bestond
uit al degenen, die het burgerrecht ver
worven hadden, hetzij door fortuin of door
bet feit dat zij langen tijd in de provincie
hadden doorgebracht. Kolonisten en hout
hakkers disputeerden er in volle gelijkheid
over kwesties, die het bestaan der stad zeil
raakten, of de bescherming der kolonie te
gen mogelijke overvallen overgebleven In
dianen stammen. Kleurlingen werden er
niet toegelaten.
Dien avond moest de raad wel geheel vol
tallig zijn, want de groote gehoorzaal in
het Gerechtsgebouw was geheel gevuld. Op
de plaats, anders door den gouverneur
en den recorder ingenomen, zaten nu dok
ter Dalbray, Carter de postmeester en de
eerwaarde OM vier, evangelisch bisschop
van Florida, als vertegenwoordigers van de
heoge functionarissen der stad.
Dokter Dalbray klopte een paar maal cp
de tafel vóór hem; onmiddellijk werden de
gesprekken gestaakt, er ontstond een diepe
stilte.
Gentlemen, aldu3 L«gon da geneesheer,
u allen is de moord op onzan hooggeacktcu
gouverneur bekead, alsook de dood van ko
lonel Davidson. Deze droevige gebeurtenissen
hebben beide een zelfde oorzaak. Immers,
juist op het oogenblik, dat de gouverneur
ons den inhoud van het notitieboekje, op
den kolonel gevonden, ging ontsluieren, werd
hij getroffendus gewis door een hand,
dat men niet zou weten, vanwaar kolonel
Davidson gekomen was, en wat hij ons wil
de openbaren over de gevaren, die de stad
omringen. Dank zij een Indiaan, Todwy den
slangenbezweerder hebben wij Davidson's
boekje op een Eegor teruggevonden. Hier is
het. Ik heb het niet willen openen, maar
er slechts gezamenlijk kennis van willen
nemen.
De dokter maakte hjet, koordje los, en
zijn bijzitters hogen zich belangstellend naar
hem.
Welnu? vroeg een der aanwezigen, be
merkend, dat de drie mannen wel de blaad
jes omsloegen, maar niet schenen tc lezen.
Welnu? antwoordde Dalbray na eenlg
zwijgen. Niets.... alles is blanco?
Levendig gemompel in de vergadering.
Dan is dat het bc-ekje van den kolo
nel niet, riep een ander; wamt do gouverneur
heeft ons een oogenblik vóór zijn dood nog
gezegd, dat hij dingen gelezen had, die hij
ons ging mededeelen.
De dokter draaide het kleine voorwerp
besluiteloos in zijn hand om en om.
Ik ziie op den omslag vier beginletters.
Herinnert Bauer zich wellicht de voornamen
van kolonel Davidson?
Neen, wij noemden hem altijd eenvou
dig kolonel.
De letters in het leer gegrift zijn: J.
F. M. D.
Jack, Fenimore, Mary Davidson! riep
een heldere stem achter in de zaal.
Aller oogen richtten zich naar dien kant
een jonge man met gebronsden tint en regel,
matig gelaat stond bij de deur tegen den
muur geleund. Hij had schitterende, zwarte
oogen en donkerrood haar, van achteren vrij
lang, van voren met een scheiding in het
midden; de armen hield hij over een leeren
buis gekruist, zooals de prairieloopers dra
gen, in zijn gordel prijkten een holster met
revolver en een brcede dolk. Hij scheen bij
het meerendecï onbekend.
Bij het hooren dezer stem had de genees
heer onwillekeurig opgekeken; scherp zag
hij den jonkman aan, doch kon zich dat ge
laat niet herinneren..
U kende den kolonel dus? vroeg hij.
Dat is een andere kwestie, antwoordde
de prariejager. Maar ik weet, dat dit zijn
voornamen zijn; daar kan ik een eed op
doen.
Dan behoorde dit boekje hem ook, be
sloot de geneesheer. Doch ik begrijp niet,
hoe het zoo geheel onbeschreven kan we
zen
Heeft de dokter wel goed gekeken,, of
er geen blaadjes uitgescheurd zijn? vroeg
de jonge man op zijn beurt.
De drie heeren aan de tafel stelden een
nauwkeurig, onderzoek in.
Ja, zei de geneesheer, u hebt gelijk.
Er zitten vier blaadjes los, hetgeen er op
wijst, dat hun andere helft weggenomen
isNog eens, mijnheer, u heh gelijk, de
neger heeft die blaadjes doen verdwijnen
Dalbray had zich bij het uitspreken de
zer woorden naar den jager gewend, doch
dtze was weer in vroegere, onverschillige
houding teruggevallen en scheen zicli om
het geval niet te bekommeren.
Nn zitten wij weer voor dezelfde moge
lijkheden, hernam de dokter. Door een ge
zegde van wijlen den gouverneur weten wij,
dat een ramp onze kolonie bedreigt. Trou
wens, Davidson heeft het ook aangekondigd
vóór hij den geest gaf. Wat moeten wij be
ginnen? Wenscht iemand het woord om iets
ter tafel te brengen?
Een der aanwezigen, Berbi een scheeps
kapitein, stond op.
Ik was er bij, toen de kolonel ter aar
de stortte. Hij heeft twee dingen genoemd,
waarvan wij de verklaring moeten zoeken;
het oerwoud en heit wespennest. Daaruit
schijnt te blijken, dat het gevaar uit bet
oerwoud zal komen, en wij door een ramp
vernietigd zullen worden als een wespen
nest.
Misschien door een overval der Semi
n ooi-Indianen? vroeg de postmeester.
Dat is zeer onwaarschijnlijk, antwoord
de Rouxelle, een oude houthakker. Ik ken
het woud al twintig jaar lang. Er schui
len nog wel van die benden in de ontoe
gankelijkste deelan, maar dat zij een ge
vaar voor de stad zouden zijn, daar twii
fel ik sterk aan. Als zij vijf honderd krijgs
lieden op den been kunnen brengen, zal
dat wel hot maximum wezen.
Er zijn belangrijker vragen, meende
de eerwaarde Olivier. Vanwaar kwam de
kolonel? Waarom was hij zoo deftig ge
kleed? De Indianen kennen de waarde vmn
juweelen; waarom hebben zij hem zijn rin
gen en diamanten knocpon niet afgeno
men? v
Bovendien, hernam Carter, da Indianen
bewaren hun gevangenen nooit. Zij seal-
peeren ben en laken ze dan liggen. David
son werd dus niet door Semtnool India
nen aangehouden.
(Wordt vervolgd].
Logisch
„Als U mij uw telsfoonumncr geeft, zal ik
V opbellen
„Het nummer staat in het telefoonboek".
„Prachtig! En hoe ia uw naam?"
„Die staat achter het nummer".
(Een verhaal in visscherslatijn)
De man met het kleine zeemansbaardje
nam een slok bier en voegde aan zijn ge
schiedenis nog enkele woorden toe, die nader
hadden te verklaren, wat er uit dit verhaal
viel te leeren.
Ja, zei hij, de echte afloop kun je bijna
nergens van voorzien. D'r komen toch altijd
weer de wonderlijkste verrassingen.
Wij knikten. Hij had vertéld, hoe een hond
bij vergissing naar een tentoonstelling van
katten was opgezonden en in „zijn" afdee-
ling een eersten prijs had verworven!
Zoo gaat 't, zei Miiner. Iets dergelijks
passeerde mijn neef Lancelot.
Na de veie bijeenkomsten en. lange ge
sprekken in café „Tengelaars Rust" hadden
we langzamerhand, geteerd ongeveer alles te
gelaoven, wat ons omtrent Milner's verre
verwanten en vrienden kon worden verteld.
Maar dezen keer hadden wij toch allen een
vaag vermoeden, dat dit te ver ging.
Je wilt toch niet zeggen, dat je neef op
een
Nee, nee, haastte Milner ziek. den ver
teller te onderbreken. Nooit in mijn leven
ben ik ook maar een streep van de waarheid
afgeweken en ik hoop, dat ik dit ook nimmer
zal doen. Nog nooit heeft een Milner een
kans gehad op een tentoonstelling; op wat
voor een tentoonstelling dan ook. Ik bedoel
de alleen, dat we den afloop van iets zelden
kunnen voorzien. Mijn neef Lancelot heeft
zich toch ook eens in een positie bevonden
die niet heeemaal ongelijk was aan die van
dien hond die zieh plotseling hij: de familie
der katten zag ingedeeld. Zijn geschiedenis
is ook een frapante illustratie van het be
kende gezegde, dat de verrassingen meestal
voor het einde bewaard blijven en dat de
duisternis het ergst is kort voor het aan
breken van don dag.
Wij begrepen onzen vriend niet erg goed,
maar veel tijd, om over den ietwat duisteren
zin van zijn inleiding te peinzen, hadden wij
niet. Want hij vervolgde bijna onmiddellijk:
Mijn neef was op 't oogenblik, dat mijn
geschiedenis begint 24 jaar oud. Hij was
toen juist op een vacaritic-reisje met den
ouden Jeremiah Briggs, den directeur cn
eigenaar der bekende Brigg's Pickles, de fa
brieken van specerijen, mosterd, piccalilTy
enz. De oude Briggs maakt het reisje met
zijn eigen jacht.
Jeremiah Briggs was een oom van Lance
lot. De oude man had zich sinds lang al erg
geïnteresseerd voor mijn neef. Voor Briggs
was het een erge teleurstelling, toen hfj op
een mooien zomermorgen, een der eerste
dagen al, dat zij aan boord waren, van zijn
neef moest hooren, dat deze niets voor het
zakenleven voelde, maar dichter wilde
worden. Het was Brigg's geheime wensch
geweest, dat zijn neef hem in de bloeiende
zaken opvolgde.
En wanneer ben je °P die onzalige ge
dachte gekomen, om een dichter te willen
worden? liad de oude Briggs gevraagd.
Kort na m'n tweereo-twinltigst en ver
jaardag.
Briggs ging kwaad naar beneden; mijn
neef trok er zich bitter weinig van aan. Het
was zomer, de zon scheen, de lucht was
blauw. En hij was verliefd!
Juist toen hij hier over dacht zag hij
haar!
Zij stond dicht aan de railing van een
jacht, dat op korten afstand kwam aanva
ren. Het hart van Lancelot bonsde. In het
gezicht van dit meisje geloofde hij alle
schoonheid van alle tijden vereenïgd.
Ofschoon mijn neef in zijn hart een droo-
mer was, had hij niettemin ook eenig gevoel
voor de eischen der practijk. En hij bewees
dit, door erin te slagen binnen drie dagen
met zijn aangebedene kennis te maken 't Ge
beurde op een dans-matin) in een deftig ca
fé. Hij vroeg haar voor een dans en daar
mee was de eerste kennismaking ingeleid.
Ik moet hier wat kort zijn en ik vertel
dus alleen, dat mijn neef het meisje al kor
ten tijd later ten huwelijk vroeg.
Maar mijn vader zal er van opzien was
het eerste bezwaar van het meisje. Mijn
vader is een graaft
Een graaf?
De graaf van Biddlecombe.
Nu, zei mijn neef, de Milner s (de naam
van mijn neef is George Milner), de Milner's
zijn óók een oude en achtenswaardige fa
milie.
Maar mijn «ader zal ei' van opzien.
De Biddlecombe's zij® *n de geeehie-
nis vaak eervol ver meld. Ook al in h un
huidige positie van hun adel isv vooral hun
financieel» positie niet zoo rooskleurig.
Rammel met hun geldkistje cn weinig ge
luid zul je vernemen! En daarom ook is, wat
mijn vader betreft, geen andere, dan een
rijke bruidegom welkom! Kun je hem ook
op dit punt tevreden stellen?
Op het oogenblik niet, antwoordde Lan*
celot, maar mijn oorn Jeremiah Briggs is
fameus. Ik ben zijn eenige erfgenaam. En in
ieder geval, kan ik een mooio betrekking
krijgen aan zijn fabriek en dan kunnen we
verder zien.
Laten we dat doen
Lancelot was vol goeden moed. Toen hij
dien avond thuis kwam besloot hij een lof
dicht te maken op de Brigg's piccalilly. Daar
mee dacht hij een aanstelling te zullen krij
gen als reclame-chef in zijn ooms fabrie
ken
Ilij stelde zich voor, maar hij was al
bezig in te slapen en dat gedeelte van zijn
gedachten was reeds tehuis in het rijk der
droomen een salaris van vijf duizend pond
te zullen ontvangen.
Dat droomen echter bedrog zijn; onder
vond mijn neef den volgenden morgen op
hardhandige wijze.
Hij zat heel gezellig met zijn oom In diens
paleisachtige woning.
Jij komt zeker vertellen, zei Jeremiah
en hij gaf Lancelot een fikschen slag op den
schouder, jij komt zeker vertellen, dat je
er spijt van hebt dat je mij vertelde, niet in.
zaken te willen gaan. Je hebt het misschien
een beetje te min gevonden, van onder af
aan te beginnen en je langzamerhand op te
werken? Maar, ja jongen, je moet eerst
leeren loopen voor je kunt springen. En je
zult toch ook niet van mij verlangen, dat ik
je meteen tot onderdirecteur van de fabriek
maak! Terwijl je nog nergens ervaring van
hebt!
Als ik u 'even mag uitleggen, oom
Wat En reeds verkoelde het enthousi
asme van den ouden heer. Zou je toch nog
bezwaren hebben?
Ja en nee, zei Lancelot. Het eigenlijke
zakenleven interesseert me nog maar weinig,
maar ik wil... mijn dichtelijke gaven in
dienst stellen der firma..
Nu, dat is beter dan niets, vond de fa
brikant. Wc-hebben, wel. eens zulke rijmp
jes noodig.
En hij las er een ver, een erbarmelijk,
slecht, dat de een of andere* rijmelaar ge
maakt had
George kwam onmiddellijk met het zijne
voor den dag, een vers, dat zes keer zoo
lang en volmaakt onbegrijpelijk was.
Er ontstond een pauze. De- oude heer
scheen over iets na te denken, waarvan hij
den zin maar niet kon achterhalen.
Wat beteekent dat allemaal? vroeg
Briggs ongeduldig.
Lancelot kon zich niet voorstellen, dat iets
in zijn vers niet glashelder en duidelijk als
de dag was.
Ilij probeerde een en ander uit te leggen
en stelde verder voor het op zwaar creme
papier in twee kleuren te drukken.
Lijkt je dat noodig? vroeg Briggs. Zijn
hand zocht de bel.
Ja cn later de verzen bundelen in zwaar*
leer, in een beperkt genummerde oplaag. Elk
nummer zal ik teekenen...
U belde, mijnheer-? Het was de huisr
knecht, die binnenkwam.
Bewstridge, zet mr. Lancelot aan de
deur.
Goed mijnheer.
En let er op, vervolgde de verbolgen
oude heer, terwijl de huisknecht reeds zijn
werk deed, dat dit jongmensclr nooit meer
don drempel van mijn huis overschrijdt
Wanneer je klaar bent, hel dan m'n notaris
op. Ik moet mijn testament veranderen.
Met de jeugd is het, zooals iedereen weet,
eigenaardig gesteld. Misschien hebben jul
lie gedacht, dat Lancelot's tocht door dé
straten der stad, na dit bezoek aan zijn
oom, eenige overeenstemming zal hebben
gelrad met Napoleon's terugtocht uit Mos
kou. Dit was echter in 't geheel niet 't ge
val. Lancelot was besloten naar graaf
Biddlecombe te gaan en hem heel zijn ge
schiedenis. te vertellen. Dan zou de graaf
ongetwijfeld een enkele traan van medege
voel storten en hij zou onmiddellijk toege
ven dat in deze omstandigheden Lancelot's;
huwelijk met Angela dit was de naam
van het meisje absoluut bespoedigd
moest worden.
De graaf van Biddlecombe woonde in Ber-
gelcy Square. Lancelot belde aan en een
stevige huisknecht deed open.
Ik kom om graaf Biddlecombe te spre
ken.
Verwacht de graaf u?
Ja, antwoordde Lancelot die meende
er wel op te kunnen rekenen, dat het meisje
haar vader op een bezoek zou hebben voor
bereid.
Een stem klonk uit een kamer links in
het achterste gedeelte van den gang.
Is dat die vent, Totlreringay? Breng hem
dan hier!
Lancelot bevond zieh tegenover een wat
knorrig uitzienden ouden heer.
Morgen zei hij.
Goeden morgen, mijnheer, zei Lancelot
En hoe vindt u nu deze kuitbroek7
Pardon?
Deze kuitbroek, of u denkt, dat deze me
goed kleedt of dat ik beter een ander model-
of een andere kleur kan nemen, ofwel dat
er niets van deugt?
Wilt u werkelijk mijn meening weten?
Ja, natuurlijk, daarom heb ik u toch
laten komen. U is toch van de firma Gusset
en Mainprice?
Pardon?
Van de firma Gusset! bulderde de graaf.
Nee, zei Lancelot kalrp. Dat is een ver
gissing. Mijen naam is Lancelot Millner.
Graaf Biddlecombe rukte aan de hel.
Fotheringay! Je vertelde me, dat dit een
vertegenwoordiger van Gusset en Mainprice
was;
Ja dat dacht ik ook
Hij is 't niet. Hij heet Lancelot Milner.
Maar waar 't op aan komt wat komt hij
hier doen?
Ik kwam bier, graaf Biddlecombe, viel
Lancelot hem in de rede om u toestem
ming te vragen voor mijn zeer spoedig
huwelijk met uw dochter.
Mijn dochter?
Uw- dochter Angela.
U wilt met mijn dochter Angela trou
wen?
Ja.
Fotheringayschreeuwde de graaf. Zet
den heer Milner aan de deur Gauw!
Eerlijkheid
De kelner kuchte even beseheiden achter
den dagelijkschen gast.
„Mijnheer.... fluisterde hij.
„Wel, kan ik wat voor je doen?" vroeg de
minzame gast.
„Ja, mijnheer, morgen ga ik hier weg, ep
nu wil de baas mij geen getuigschrift geven.
Ik dacht zoo, mischien wil U, dien ik altijd
bediende, wel getuigen, dat ik altijd eerlijk
was"..
„Maar ik weet niets van jouw eerlijkheid afj
zei de gast.
„Maar ik ben toch altijd eerlijk tegenover U
geweest", verklaarde de kelner.
„Goed dan", zei de gast, „geef mij pen en*-pa-
pier en ik zal getuigen, dat je eerlijk bent.
De kelner vouwde het papier verheugd toe;
„Ik kan u niet genoeg zeggen, hoe dankbaar
ik u ben. Weet U wat, als U morgen terug
komt, dan dien ik U gratis 'n diner op".
Laten wij hopen dat 't niet gebeurt.
In de „Peel en Maas" lezen wij een mededee-
Ung van kap. Geurts over een bedevaart naar
Nijmegen:
„Wij gaan te Hatert bij Nijmegen aan wal
en dan in processie met muziek naar dek e r k
van dé Eeuwige aanbidding te Brakkenstein.
Daar wordt koffie gedronken (koffie 12
cent per persoon en middageten a ƒ1.20.)
Een sportieve Schoische Pastoor.
De „Universe" meldt, dat de 8Q-jarige pries*
ter pastoor Conwa-y, rustend geestelijke te Win-
bur gli, onlangs, nog de gouden, medaille won
bij het golfspel".
Een nog sportiever meisje wordt
Zuster.
Uit San Francisco, wordt gemeld, dat mej.,
Vivian Hartwick de 17 jarige houdster van
een wereldkampioenschap voor meisjes, het
noviciaat der zusters (Indiania) is ingetreden.
De extase van het realisme
't Was op het bescheiden atelier van een
jong schilderes, dat eenige kirnstgenooten boo-
mend bij elkaar zaten int de toenemende duis
ternis van den; vroegen winterdag. Opeens stond
een hunner op en wees in een. artistieke be
vlieging, met een wijdsch gebaar naar een der.
haast geheel donkere hoeken van het atelier.
„Wat 'n kleur!" riep hij pathetisch.
„Zie je die prachtige, groen-schemerende waas
in dien hoek?"
Waarop, een ander, die als vele vakgenooten
permanent aan den grond zat, en wiens gar
derobe ook daarvan de zichtbare teekenen ver
toonde, doodnuchfer opmerkte:
„Och kerel!: Dat is m'n jas!:"
Hij wist 't.
Criticus tot z'n buurman op een concert.
„Die vrouw kan buitengewoon haar sten»
beheerschen".
Buurman: „En of! Ze kau alles met haar
stem doen, behalve haar stil houden. Ze Is m'u
vrouw".
Toen Lancelot op liet harde plaveisel van
Berkeley Square neerkwam, belette de woe
de hem eenigen tijd het denken en het spre
ken!
Hij zat nog een tijdje versuft toen een
vreemdeling hem met een parapluie op den
arm tikte.
Maar Lancelot had geen zin zich ook maar,
een oogenblik met een ander in te laten. Hij
had: nu nog maar één doel hij moest
Angela spreken.
Wamt, volgens hem was er nu nog- slecht»
één ding mogelijk: Angela zou nu zeker met
hem willen trouwen. Liever zou ze armoede
met hem deelen, veel liever, dan... zijn ge
dachten waren een- beetje verward, toen hij
het tennisveld bereikte, waar Angela, naar
hij wist, gewoonlijk op. dat uur tenniste.
Bij, den. ingang van het clubgebouw trof
hij het meisje.
Er is een kleine verandering in 't. pro
gram gekomen, begon hij. Mijn oom heeft
zich van me teruggetrokken en ik ben uit
zijn testament verdwenen. Verder heeft je
vader me van de trappen laten gooien.
Maar wat doet 't er allemaal- toe? Niets en-
nog 'ns niets! Met geld kom je er toch niet!
Maar liefde is 't licht van den hemel, een
vonk van dat vuur, dat de engelen
't Spijt me, Lancelot. Maar ik ga met
Purvis trouwen. En al binnen een, naaandt
Margison!" (Dit was die portier van 'fc
clubgebouw).
Mejuffrouw.
Regent 't niet? Is 't plaveisel een beetje
schoon? Zet den heer Milner dan aan. dfi
deur!
Het was dezelfde vreemdeling, die Lan
celot ook bij de woning der Biddlccombes
iets had wiillen vragen.
Ik weet precies, wat cr is gebeurd, zei
hij. Mammon heeft Cupido verslagen
Hoe weet u?
Uw gezicht vertelde 't me.
Wie is u?
Ik ben de vertegenwoordiger van de
Brighter Nation Photo Company. En als
u me nog zoudt vragen wat ik verlang-..
Ik verlang u! Luister, iemand op wiens ge
zicht zóóveel te lezen is; en zóó duidelijk
spreektNoem maar een salaris, dat je
verlangt. Vijf duizend pond int de mas ad? Op
dat punt hebben wij gessen» 6» zware®? Wan
neer wij ons iema t hebben uitgekozen en
met. iemand: een p'.-n hebben, dan zou ons
weerhouden,, eve® moeilijk en onmogelijk zijn
als de Nlagara-wat-erval teg n te houden
met een, tennisracket?
Lancelot had werkelijk geen verdere aan
sporing meer noodig.. Beter had hij het niet
kunnen droomen. Wérkelijk hij heeft niets
meer hoeven te doen dan zijn naam te «et-
ten onder het contract, dat de ander voor.
hem klaar maakte.
-a,