HET GEHEIM ZWEEFT. Het avontuur van neef Lancelot. WOENSDAG 17 JUL! DERDE BLAD PAGINA 2 Naar GEORGES MONTIGNAC. 3). Todwy bracht Dalbray langs de trappen van het gebouw naar boven. Hier overzag men het plein en ook den weg, vanwaar de ongelukkige Jack Davidson dien morgen ge komen was. Gun mij nog twee minuten, zei de Roodhuid en bleef dan onbeweeglijk boven aan de trap staan. Eenige houthakkers voegden zich bij hen. de karabijn in de hand. Het huis is ingesloten, zei een hunner- Niemand kan ontsnappen. De Indiaan raakte den arrn van den dok ter aan en wees met een hoofdbeweging naar den weg. Een neger in linnen buis liep zoo hard hij kon den weg op in de richting der moerassen. Todwy nam een houthakker de karabijn uit de hand, legde op den neger aan en schoot. De zwarte viel neer éh bleef met gekruiste armen midden op den weg liggen. Dat is de moordenaar van den gou verneur. Op hem zul je vast en zeker het geschrift vinden, dat hij den rechter ontsto len heeft. Op Dalblay's hevel gingen vier man den gedooden neger halen en legden het lijk op het pletin neer. Onmiddellijk werd het door zocht. In den binnenpak van het buis vond de dokter een boekje in leeren band met een touwtje toegeknoopt, door den kogel door boord en met bloed bevlekt. Hij wischte het aan het linnen af en stak het bij zich. Zie zoo, sprak hij dan, nu verwacht ik de cohra-capello op mijn beurt. Ik bezit thans, wat noodig is om haar komst te mogen onderstellen. Een lichte glimlach, plooide de dunne lip pen van den Indiaan, toen hij zeide: Je ziet, Todwy heeft zijn belofte ver vuld. Vergeef mij, antwoordde Dalbray hem de hand reikend, en neem dit goudstuk om op het welzijn van het vrije Amerika te drin ken. Todwy's oogen omsluierden zich, en de geneesheer zag de<n gloeienden haat niet, die er een paar seconden lang uit straalde. Todwy kan je goud niet aannemen. Majestueus daalde hij de trappen van het Gerechtsgebouw af, stak het plein over en richtte zich naar de rivier. Na de noodige bevelen gegeven te hebben om het lijk van den gouverneur naar diens woning te brengen en den neger terstond te begraven, ging Dalbray het Gerechtsgebouw binnen, ten einde maatregelen te nemen voor de bijeenroeping van den Raad van Notabelen. Dien zelfden avond nog moest er overwogen worden, wat hun thans te doen stond. Todwy bad den oever der rivier bereikt- Hij bleef een oogenblik staan en sloeg een langen wijden blik om zich heen. Uit zijn mond haalde hij een balletje fijn gekauwd papier en wierp het in het water. Hij zag het in den snellen stroom verdwijeen, be steeg den oever weer en begaf zich. naar de buitenzijde der stad, naar de negerwijk Daar klopte hij aan een armoedig houten gebouwtje met plat dak. Een oude negerin, gebogen en met bevende handen, liet hem een laag vertrek binnengaan. Verlangt het groote opperhoofd vuur water en zijn calumet? vroeg ze. Neen. Laat me alleen. Je moet me op den schouder komen kloppen, als het geheel donker is, en in alle hutten de stilte van den slaap heerscht. De Indiaan strekte zich op een. matras van varenkruid uit en scheen weldra te slapen. De oude vrouw boog, sloot de deur weer en plaatste zich aan de buitenzijde met den rug er tegen, als een trouwe waakster. Langzamerhand daalde de nacht over de stad, terwijl de sterren aan den hemel be gonnen te schitteren- In de wijken der blan ken begaven gewapende groepen burgers zich naar de bijeenkomst in het Gerechts gebouw III. De Raad der Notabelen was een niet- oificieele vergadering, die door den gouver neur bijeengeroepen werd, wanneer er een ernstige beslissing viel te nemen. Hij bestond uit al degenen, die het burgerrecht ver worven hadden, hetzij door fortuin of door bet feit dat zij langen tijd in de provincie hadden doorgebracht. Kolonisten en hout hakkers disputeerden er in volle gelijkheid over kwesties, die het bestaan der stad zeil raakten, of de bescherming der kolonie te gen mogelijke overvallen overgebleven In dianen stammen. Kleurlingen werden er niet toegelaten. Dien avond moest de raad wel geheel vol tallig zijn, want de groote gehoorzaal in het Gerechtsgebouw was geheel gevuld. Op de plaats, anders door den gouverneur en den recorder ingenomen, zaten nu dok ter Dalbray, Carter de postmeester en de eerwaarde OM vier, evangelisch bisschop van Florida, als vertegenwoordigers van de heoge functionarissen der stad. Dokter Dalbray klopte een paar maal cp de tafel vóór hem; onmiddellijk werden de gesprekken gestaakt, er ontstond een diepe stilte. Gentlemen, aldu3 L«gon da geneesheer, u allen is de moord op onzan hooggeacktcu gouverneur bekead, alsook de dood van ko lonel Davidson. Deze droevige gebeurtenissen hebben beide een zelfde oorzaak. Immers, juist op het oogenblik, dat de gouverneur ons den inhoud van het notitieboekje, op den kolonel gevonden, ging ontsluieren, werd hij getroffendus gewis door een hand, dat men niet zou weten, vanwaar kolonel Davidson gekomen was, en wat hij ons wil de openbaren over de gevaren, die de stad omringen. Dank zij een Indiaan, Todwy den slangenbezweerder hebben wij Davidson's boekje op een Eegor teruggevonden. Hier is het. Ik heb het niet willen openen, maar er slechts gezamenlijk kennis van willen nemen. De dokter maakte hjet, koordje los, en zijn bijzitters hogen zich belangstellend naar hem. Welnu? vroeg een der aanwezigen, be merkend, dat de drie mannen wel de blaad jes omsloegen, maar niet schenen tc lezen. Welnu? antwoordde Dalbray na eenlg zwijgen. Niets.... alles is blanco? Levendig gemompel in de vergadering. Dan is dat het bc-ekje van den kolo nel niet, riep een ander; wamt do gouverneur heeft ons een oogenblik vóór zijn dood nog gezegd, dat hij dingen gelezen had, die hij ons ging mededeelen. De dokter draaide het kleine voorwerp besluiteloos in zijn hand om en om. Ik ziie op den omslag vier beginletters. Herinnert Bauer zich wellicht de voornamen van kolonel Davidson? Neen, wij noemden hem altijd eenvou dig kolonel. De letters in het leer gegrift zijn: J. F. M. D. Jack, Fenimore, Mary Davidson! riep een heldere stem achter in de zaal. Aller oogen richtten zich naar dien kant een jonge man met gebronsden tint en regel, matig gelaat stond bij de deur tegen den muur geleund. Hij had schitterende, zwarte oogen en donkerrood haar, van achteren vrij lang, van voren met een scheiding in het midden; de armen hield hij over een leeren buis gekruist, zooals de prairieloopers dra gen, in zijn gordel prijkten een holster met revolver en een brcede dolk. Hij scheen bij het meerendecï onbekend. Bij het hooren dezer stem had de genees heer onwillekeurig opgekeken; scherp zag hij den jonkman aan, doch kon zich dat ge laat niet herinneren.. U kende den kolonel dus? vroeg hij. Dat is een andere kwestie, antwoordde de prariejager. Maar ik weet, dat dit zijn voornamen zijn; daar kan ik een eed op doen. Dan behoorde dit boekje hem ook, be sloot de geneesheer. Doch ik begrijp niet, hoe het zoo geheel onbeschreven kan we zen Heeft de dokter wel goed gekeken,, of er geen blaadjes uitgescheurd zijn? vroeg de jonge man op zijn beurt. De drie heeren aan de tafel stelden een nauwkeurig, onderzoek in. Ja, zei de geneesheer, u hebt gelijk. Er zitten vier blaadjes los, hetgeen er op wijst, dat hun andere helft weggenomen isNog eens, mijnheer, u heh gelijk, de neger heeft die blaadjes doen verdwijnen Dalbray had zich bij het uitspreken de zer woorden naar den jager gewend, doch dtze was weer in vroegere, onverschillige houding teruggevallen en scheen zicli om het geval niet te bekommeren. Nn zitten wij weer voor dezelfde moge lijkheden, hernam de dokter. Door een ge zegde van wijlen den gouverneur weten wij, dat een ramp onze kolonie bedreigt. Trou wens, Davidson heeft het ook aangekondigd vóór hij den geest gaf. Wat moeten wij be ginnen? Wenscht iemand het woord om iets ter tafel te brengen? Een der aanwezigen, Berbi een scheeps kapitein, stond op. Ik was er bij, toen de kolonel ter aar de stortte. Hij heeft twee dingen genoemd, waarvan wij de verklaring moeten zoeken; het oerwoud en heit wespennest. Daaruit schijnt te blijken, dat het gevaar uit bet oerwoud zal komen, en wij door een ramp vernietigd zullen worden als een wespen nest. Misschien door een overval der Semi n ooi-Indianen? vroeg de postmeester. Dat is zeer onwaarschijnlijk, antwoord de Rouxelle, een oude houthakker. Ik ken het woud al twintig jaar lang. Er schui len nog wel van die benden in de ontoe gankelijkste deelan, maar dat zij een ge vaar voor de stad zouden zijn, daar twii fel ik sterk aan. Als zij vijf honderd krijgs lieden op den been kunnen brengen, zal dat wel hot maximum wezen. Er zijn belangrijker vragen, meende de eerwaarde Olivier. Vanwaar kwam de kolonel? Waarom was hij zoo deftig ge kleed? De Indianen kennen de waarde vmn juweelen; waarom hebben zij hem zijn rin gen en diamanten knocpon niet afgeno men? v Bovendien, hernam Carter, da Indianen bewaren hun gevangenen nooit. Zij seal- peeren ben en laken ze dan liggen. David son werd dus niet door Semtnool India nen aangehouden. (Wordt vervolgd]. Logisch „Als U mij uw telsfoonumncr geeft, zal ik V opbellen „Het nummer staat in het telefoonboek". „Prachtig! En hoe ia uw naam?" „Die staat achter het nummer". (Een verhaal in visscherslatijn) De man met het kleine zeemansbaardje nam een slok bier en voegde aan zijn ge schiedenis nog enkele woorden toe, die nader hadden te verklaren, wat er uit dit verhaal viel te leeren. Ja, zei hij, de echte afloop kun je bijna nergens van voorzien. D'r komen toch altijd weer de wonderlijkste verrassingen. Wij knikten. Hij had vertéld, hoe een hond bij vergissing naar een tentoonstelling van katten was opgezonden en in „zijn" afdee- ling een eersten prijs had verworven! Zoo gaat 't, zei Miiner. Iets dergelijks passeerde mijn neef Lancelot. Na de veie bijeenkomsten en. lange ge sprekken in café „Tengelaars Rust" hadden we langzamerhand, geteerd ongeveer alles te gelaoven, wat ons omtrent Milner's verre verwanten en vrienden kon worden verteld. Maar dezen keer hadden wij toch allen een vaag vermoeden, dat dit te ver ging. Je wilt toch niet zeggen, dat je neef op een Nee, nee, haastte Milner ziek. den ver teller te onderbreken. Nooit in mijn leven ben ik ook maar een streep van de waarheid afgeweken en ik hoop, dat ik dit ook nimmer zal doen. Nog nooit heeft een Milner een kans gehad op een tentoonstelling; op wat voor een tentoonstelling dan ook. Ik bedoel de alleen, dat we den afloop van iets zelden kunnen voorzien. Mijn neef Lancelot heeft zich toch ook eens in een positie bevonden die niet heeemaal ongelijk was aan die van dien hond die zieh plotseling hij: de familie der katten zag ingedeeld. Zijn geschiedenis is ook een frapante illustratie van het be kende gezegde, dat de verrassingen meestal voor het einde bewaard blijven en dat de duisternis het ergst is kort voor het aan breken van don dag. Wij begrepen onzen vriend niet erg goed, maar veel tijd, om over den ietwat duisteren zin van zijn inleiding te peinzen, hadden wij niet. Want hij vervolgde bijna onmiddellijk: Mijn neef was op 't oogenblik, dat mijn geschiedenis begint 24 jaar oud. Hij was toen juist op een vacaritic-reisje met den ouden Jeremiah Briggs, den directeur cn eigenaar der bekende Brigg's Pickles, de fa brieken van specerijen, mosterd, piccalilTy enz. De oude Briggs maakt het reisje met zijn eigen jacht. Jeremiah Briggs was een oom van Lance lot. De oude man had zich sinds lang al erg geïnteresseerd voor mijn neef. Voor Briggs was het een erge teleurstelling, toen hfj op een mooien zomermorgen, een der eerste dagen al, dat zij aan boord waren, van zijn neef moest hooren, dat deze niets voor het zakenleven voelde, maar dichter wilde worden. Het was Brigg's geheime wensch geweest, dat zijn neef hem in de bloeiende zaken opvolgde. En wanneer ben je °P die onzalige ge dachte gekomen, om een dichter te willen worden? liad de oude Briggs gevraagd. Kort na m'n tweereo-twinltigst en ver jaardag. Briggs ging kwaad naar beneden; mijn neef trok er zich bitter weinig van aan. Het was zomer, de zon scheen, de lucht was blauw. En hij was verliefd! Juist toen hij hier over dacht zag hij haar! Zij stond dicht aan de railing van een jacht, dat op korten afstand kwam aanva ren. Het hart van Lancelot bonsde. In het gezicht van dit meisje geloofde hij alle schoonheid van alle tijden vereenïgd. Ofschoon mijn neef in zijn hart een droo- mer was, had hij niettemin ook eenig gevoel voor de eischen der practijk. En hij bewees dit, door erin te slagen binnen drie dagen met zijn aangebedene kennis te maken 't Ge beurde op een dans-matin) in een deftig ca fé. Hij vroeg haar voor een dans en daar mee was de eerste kennismaking ingeleid. Ik moet hier wat kort zijn en ik vertel dus alleen, dat mijn neef het meisje al kor ten tijd later ten huwelijk vroeg. Maar mijn vader zal er van opzien was het eerste bezwaar van het meisje. Mijn vader is een graaft Een graaf? De graaf van Biddlecombe. Nu, zei mijn neef, de Milner s (de naam van mijn neef is George Milner), de Milner's zijn óók een oude en achtenswaardige fa milie. Maar mijn «ader zal ei' van opzien. De Biddlecombe's zij® *n de geeehie- nis vaak eervol ver meld. Ook al in h un huidige positie van hun adel isv vooral hun financieel» positie niet zoo rooskleurig. Rammel met hun geldkistje cn weinig ge luid zul je vernemen! En daarom ook is, wat mijn vader betreft, geen andere, dan een rijke bruidegom welkom! Kun je hem ook op dit punt tevreden stellen? Op het oogenblik niet, antwoordde Lan* celot, maar mijn oorn Jeremiah Briggs is fameus. Ik ben zijn eenige erfgenaam. En in ieder geval, kan ik een mooio betrekking krijgen aan zijn fabriek en dan kunnen we verder zien. Laten we dat doen Lancelot was vol goeden moed. Toen hij dien avond thuis kwam besloot hij een lof dicht te maken op de Brigg's piccalilly. Daar mee dacht hij een aanstelling te zullen krij gen als reclame-chef in zijn ooms fabrie ken Ilij stelde zich voor, maar hij was al bezig in te slapen en dat gedeelte van zijn gedachten was reeds tehuis in het rijk der droomen een salaris van vijf duizend pond te zullen ontvangen. Dat droomen echter bedrog zijn; onder vond mijn neef den volgenden morgen op hardhandige wijze. Hij zat heel gezellig met zijn oom In diens paleisachtige woning. Jij komt zeker vertellen, zei Jeremiah en hij gaf Lancelot een fikschen slag op den schouder, jij komt zeker vertellen, dat je er spijt van hebt dat je mij vertelde, niet in. zaken te willen gaan. Je hebt het misschien een beetje te min gevonden, van onder af aan te beginnen en je langzamerhand op te werken? Maar, ja jongen, je moet eerst leeren loopen voor je kunt springen. En je zult toch ook niet van mij verlangen, dat ik je meteen tot onderdirecteur van de fabriek maak! Terwijl je nog nergens ervaring van hebt! Als ik u 'even mag uitleggen, oom Wat En reeds verkoelde het enthousi asme van den ouden heer. Zou je toch nog bezwaren hebben? Ja en nee, zei Lancelot. Het eigenlijke zakenleven interesseert me nog maar weinig, maar ik wil... mijn dichtelijke gaven in dienst stellen der firma.. Nu, dat is beter dan niets, vond de fa brikant. Wc-hebben, wel. eens zulke rijmp jes noodig. En hij las er een ver, een erbarmelijk, slecht, dat de een of andere* rijmelaar ge maakt had George kwam onmiddellijk met het zijne voor den dag, een vers, dat zes keer zoo lang en volmaakt onbegrijpelijk was. Er ontstond een pauze. De- oude heer scheen over iets na te denken, waarvan hij den zin maar niet kon achterhalen. Wat beteekent dat allemaal? vroeg Briggs ongeduldig. Lancelot kon zich niet voorstellen, dat iets in zijn vers niet glashelder en duidelijk als de dag was. Ilij probeerde een en ander uit te leggen en stelde verder voor het op zwaar creme papier in twee kleuren te drukken. Lijkt je dat noodig? vroeg Briggs. Zijn hand zocht de bel. Ja cn later de verzen bundelen in zwaar* leer, in een beperkt genummerde oplaag. Elk nummer zal ik teekenen... U belde, mijnheer-? Het was de huisr knecht, die binnenkwam. Bewstridge, zet mr. Lancelot aan de deur. Goed mijnheer. En let er op, vervolgde de verbolgen oude heer, terwijl de huisknecht reeds zijn werk deed, dat dit jongmensclr nooit meer don drempel van mijn huis overschrijdt Wanneer je klaar bent, hel dan m'n notaris op. Ik moet mijn testament veranderen. Met de jeugd is het, zooals iedereen weet, eigenaardig gesteld. Misschien hebben jul lie gedacht, dat Lancelot's tocht door dé straten der stad, na dit bezoek aan zijn oom, eenige overeenstemming zal hebben gelrad met Napoleon's terugtocht uit Mos kou. Dit was echter in 't geheel niet 't ge val. Lancelot was besloten naar graaf Biddlecombe te gaan en hem heel zijn ge schiedenis. te vertellen. Dan zou de graaf ongetwijfeld een enkele traan van medege voel storten en hij zou onmiddellijk toege ven dat in deze omstandigheden Lancelot's; huwelijk met Angela dit was de naam van het meisje absoluut bespoedigd moest worden. De graaf van Biddlecombe woonde in Ber- gelcy Square. Lancelot belde aan en een stevige huisknecht deed open. Ik kom om graaf Biddlecombe te spre ken. Verwacht de graaf u? Ja, antwoordde Lancelot die meende er wel op te kunnen rekenen, dat het meisje haar vader op een bezoek zou hebben voor bereid. Een stem klonk uit een kamer links in het achterste gedeelte van den gang. Is dat die vent, Totlreringay? Breng hem dan hier! Lancelot bevond zieh tegenover een wat knorrig uitzienden ouden heer. Morgen zei hij. Goeden morgen, mijnheer, zei Lancelot En hoe vindt u nu deze kuitbroek7 Pardon? Deze kuitbroek, of u denkt, dat deze me goed kleedt of dat ik beter een ander model- of een andere kleur kan nemen, ofwel dat er niets van deugt? Wilt u werkelijk mijn meening weten? Ja, natuurlijk, daarom heb ik u toch laten komen. U is toch van de firma Gusset en Mainprice? Pardon? Van de firma Gusset! bulderde de graaf. Nee, zei Lancelot kalrp. Dat is een ver gissing. Mijen naam is Lancelot Millner. Graaf Biddlecombe rukte aan de hel. Fotheringay! Je vertelde me, dat dit een vertegenwoordiger van Gusset en Mainprice was; Ja dat dacht ik ook Hij is 't niet. Hij heet Lancelot Milner. Maar waar 't op aan komt wat komt hij hier doen? Ik kwam bier, graaf Biddlecombe, viel Lancelot hem in de rede om u toestem ming te vragen voor mijn zeer spoedig huwelijk met uw dochter. Mijn dochter? Uw- dochter Angela. U wilt met mijn dochter Angela trou wen? Ja. Fotheringayschreeuwde de graaf. Zet den heer Milner aan de deur Gauw! Eerlijkheid De kelner kuchte even beseheiden achter den dagelijkschen gast. „Mijnheer.... fluisterde hij. „Wel, kan ik wat voor je doen?" vroeg de minzame gast. „Ja, mijnheer, morgen ga ik hier weg, ep nu wil de baas mij geen getuigschrift geven. Ik dacht zoo, mischien wil U, dien ik altijd bediende, wel getuigen, dat ik altijd eerlijk was".. „Maar ik weet niets van jouw eerlijkheid afj zei de gast. „Maar ik ben toch altijd eerlijk tegenover U geweest", verklaarde de kelner. „Goed dan", zei de gast, „geef mij pen en*-pa- pier en ik zal getuigen, dat je eerlijk bent. De kelner vouwde het papier verheugd toe; „Ik kan u niet genoeg zeggen, hoe dankbaar ik u ben. Weet U wat, als U morgen terug komt, dan dien ik U gratis 'n diner op". Laten wij hopen dat 't niet gebeurt. In de „Peel en Maas" lezen wij een mededee- Ung van kap. Geurts over een bedevaart naar Nijmegen: „Wij gaan te Hatert bij Nijmegen aan wal en dan in processie met muziek naar dek e r k van dé Eeuwige aanbidding te Brakkenstein. Daar wordt koffie gedronken (koffie 12 cent per persoon en middageten a ƒ1.20.) Een sportieve Schoische Pastoor. De „Universe" meldt, dat de 8Q-jarige pries* ter pastoor Conwa-y, rustend geestelijke te Win- bur gli, onlangs, nog de gouden, medaille won bij het golfspel". Een nog sportiever meisje wordt Zuster. Uit San Francisco, wordt gemeld, dat mej., Vivian Hartwick de 17 jarige houdster van een wereldkampioenschap voor meisjes, het noviciaat der zusters (Indiania) is ingetreden. De extase van het realisme 't Was op het bescheiden atelier van een jong schilderes, dat eenige kirnstgenooten boo- mend bij elkaar zaten int de toenemende duis ternis van den; vroegen winterdag. Opeens stond een hunner op en wees in een. artistieke be vlieging, met een wijdsch gebaar naar een der. haast geheel donkere hoeken van het atelier. „Wat 'n kleur!" riep hij pathetisch. „Zie je die prachtige, groen-schemerende waas in dien hoek?" Waarop, een ander, die als vele vakgenooten permanent aan den grond zat, en wiens gar derobe ook daarvan de zichtbare teekenen ver toonde, doodnuchfer opmerkte: „Och kerel!: Dat is m'n jas!:" Hij wist 't. Criticus tot z'n buurman op een concert. „Die vrouw kan buitengewoon haar sten» beheerschen". Buurman: „En of! Ze kau alles met haar stem doen, behalve haar stil houden. Ze Is m'u vrouw". Toen Lancelot op liet harde plaveisel van Berkeley Square neerkwam, belette de woe de hem eenigen tijd het denken en het spre ken! Hij zat nog een tijdje versuft toen een vreemdeling hem met een parapluie op den arm tikte. Maar Lancelot had geen zin zich ook maar, een oogenblik met een ander in te laten. Hij had: nu nog maar één doel hij moest Angela spreken. Wamt, volgens hem was er nu nog- slecht» één ding mogelijk: Angela zou nu zeker met hem willen trouwen. Liever zou ze armoede met hem deelen, veel liever, dan... zijn ge dachten waren een- beetje verward, toen hij het tennisveld bereikte, waar Angela, naar hij wist, gewoonlijk op. dat uur tenniste. Bij, den. ingang van het clubgebouw trof hij het meisje. Er is een kleine verandering in 't. pro gram gekomen, begon hij. Mijn oom heeft zich van me teruggetrokken en ik ben uit zijn testament verdwenen. Verder heeft je vader me van de trappen laten gooien. Maar wat doet 't er allemaal- toe? Niets en- nog 'ns niets! Met geld kom je er toch niet! Maar liefde is 't licht van den hemel, een vonk van dat vuur, dat de engelen 't Spijt me, Lancelot. Maar ik ga met Purvis trouwen. En al binnen een, naaandt Margison!" (Dit was die portier van 'fc clubgebouw). Mejuffrouw. Regent 't niet? Is 't plaveisel een beetje schoon? Zet den heer Milner dan aan. dfi deur! Het was dezelfde vreemdeling, die Lan celot ook bij de woning der Biddlccombes iets had wiillen vragen. Ik weet precies, wat cr is gebeurd, zei hij. Mammon heeft Cupido verslagen Hoe weet u? Uw gezicht vertelde 't me. Wie is u? Ik ben de vertegenwoordiger van de Brighter Nation Photo Company. En als u me nog zoudt vragen wat ik verlang-.. Ik verlang u! Luister, iemand op wiens ge zicht zóóveel te lezen is; en zóó duidelijk spreektNoem maar een salaris, dat je verlangt. Vijf duizend pond int de mas ad? Op dat punt hebben wij gessen» 6» zware®? Wan neer wij ons iema t hebben uitgekozen en met. iemand: een p'.-n hebben, dan zou ons weerhouden,, eve® moeilijk en onmogelijk zijn als de Nlagara-wat-erval teg n te houden met een, tennisracket? Lancelot had werkelijk geen verdere aan sporing meer noodig.. Beter had hij het niet kunnen droomen. Wérkelijk hij heeft niets meer hoeven te doen dan zijn naam te «et- ten onder het contract, dat de ander voor. hem klaar maakte. -a,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 10