Woensdag 17 Juli 1929
Derde Blad
Pagina 1
De toovenaar van Anjonc
De heilige zag den toovenaar en be
greepEn toenevenals ten tijde,
dat de goddelooze menigte hem vervolg
debedreigde.deed hij de steencu
gewelven sidderen bij zijn beschrijving
van de waarde der menschenziel. Zijn':
ontroerende en ernstige stem was slechts
een gebed, dat overvloeide van liefde ter
de menschen, de iiefde, die spaart; goed
heid, die vergeeft, En toen ïiij van zijn
barmhartigen God sprak. Iïij sloeg zien
op de borst... drong naar voren en zonk
weenend aan de voeten van den heilige.
Onder deze mijmeringen keek de kluize
naar naar de sneeuwvlokken, die langzaam
omlaag dwarrelden uit de dichte, grijze
lucht.Nu was de winter gekomen.en
op dit dik wit sneeuwbed,, dat geen einde
scheen te nemen, had hij sporen ontdekt,
die hem zoo'n angst aanjoegen
Zouden de wolven hem herkennen, als
hij plotseling weer voor hen verscheen....
met diien gelukkigen trek op zijn gelaat, die
getuigde van zijn diep, innig geloof?
Was hij nu niet een mensch, zooals alle
andere?
Op Zondagavond bad hij zeer lang ge
knield in zijn hol en den volgenden dag
daalde hij af naar het dorp. Op het pad,
dat hij volgde, kraakte de sneeuw onder
zijn voeten en op dit pad had hij ook hon
derden indruksels ontdekt
Dus vanavond! dacht hij.
Met snelle schreden spoedde hij zich
voort en bracht den geheelen dag in de
kerk door. Onder de H. Mis en gedurende
het Lof zong hij met minder aandacht dan
anders.Telkens bleef hij zwijgend in
gedachten voor zich uit zitten staren
sidderend de handen om de knieën ge
klemd.
Tegen 8 uur, nadat hij lang met den
priester gesproken had, sloeg hij den zoom
van zijn mantel over de schouders, wond
de riemen van zijn stok om de hand en
keerde terug naar het gebergte.
De maan verlichtte de sneeuw met mat
ten glansz'n adem bevroor in de kou
de Dreudey spoedde zich bergopwaarts,
Bij ieder geruisch, dat vain een donkere
massa tot hom doordrong, hield hij zijn
pas inkeek angstig rond. Maar dan
trok hij de schouders eens op.en stapte
weer door, alléénin de groote witte
woestijn.
Spoedig was de toovenaar in het woud
De duisternis was nu ondoordringbaar en
vol geheimen. Soms brak er een tak onder
den last der sneeuw en viel mot veel ge
ruisch naar beneden. Snel.snel ijlde hij
verder en na korten tijd was hij huiten het
woudZweet parelde rond zijn voor
hoofd. Nog een twee honderd meter was
hij van zijn grot, verwijderd: dan was hij
gered. Toen hij echter met zijn blik de
grauwe vlakt r overzag, bemerkte hij op de
sneeuw een- vlek.een zwa,i te vlek.
een vlek, die zich langzaamlangzaam
voortbewoogeen vlek waarin het
vuur van duizend oogén fonkelden... een
vlek, waaruit het geluid vou een hijgende
ademhaling tot hem doordrong.
Dreudey weck een sein -ie terug: de wol
vein bevonden zich voor hem.... zij ver
sperden hem den weg.
De toovenaar voelde reeds de doordrin
gende koude des doods, die hem da a i
wachtte. Intusschen kwamen de dieren op
hem toe, evenals vroeger. Hij schreed lang
zaam naar hem toe en als eertijds zong hij
zijn barbaarsch lied tot do wolvinnen; een
hongerig geluid klonk als antwoord uit hun
verdroogde kelen
Al nader en nader kwam de zwarte
vlekDreudey onderscheidde reeds de
spitse ooren, die hem in z'n droomen zoo
vaak verontrust hadden. Hij week niet te-
rug, doch leunde rustig tegen een denne
st am. Zijn mantel hinderde hem; hij wik
kelde hem ..over zijn linkeram en met de
rechterhand omklemde hij zijn stok. De
zwerm rukte voorwaarts.,., en het geruisen
hunner pooten in de sneeuw gelees op ho
gezang van den regen, die op de bladeren
druppelt. Meer dan duizend wolven kwa
men hem tegemoet sluipen. „O! verVloo-
tcn!" schreeuwde hij, „ge wilt me niet meer
kennen, omdat ik christen ben! Wee u.
En woest sloeg hij met zijn sfok om zich
heen.
Een wolvin, die juist op hem toesprong,
zonk ter aarde....met verbrijzelde rug en
bloedende muil.
De dans was begonnen.
De reus sloeg om zich heen in dolle ra
zernij. De schedels, die hij trof, spleten in
stukken. Het bloed spatte hem in 't gezicht.
Met heit doodsgerochel van de getroffenen
vermengde zich af en toe zijn triomfkreet.
Bij iederen slag viel een dier en een scha
duw meer rolde in de sneeuw. Dreudey
voelde zijn krach-ten vermeerderen, terwijl
hij er op los beukte en zijn ecnige gedachte
was aan God, aan Wien hij zich onderwor
pen had. Dochhoe meer lijken hij maak
te, des te grootcr scheen de vlek te wor-
dlNa een uur begon zijn arm te verslap
pen Do man nam zijn wapen in de linker
hand; beukend en zweepend baande hij
zich een weg door de donkere massa s. Te
gen middernacht brak plotseling de stok,
hij wierp de stukken in de lucht en weerde
zich met zijn stevige vuisten. Een wolf
greep hij bij de keel, juist, op de gevoelige
plek; met een welgekozen hauw brak hij
't monster den halswervel. In een wijden
kring slingerde hij 't lijk van zicli af.....
Maar toch.... Dreudey raakte uitge-
pU; Tegen het aanbreken van den dag
gelukte het een wolf op zijn schouders te
springen en hem een vrecselijken beet in
den hals toe te brengen. De pijn, die Dreu
dey leed, was ontzettend, cn het warme
bloed gutste over zijn rug In dit oogen-
blik kon Dreudey ontkomen. Hij draaide
zich plotseling om en vluchtte naar zijn
schuilplaats. Eindelijk was hij er! Met een
laatste krachtsinspanning schoof hij het
rotsblok voor de opening en was gered..
En terwijl de wilde dieren door de sple
ten hem beloerden, zonk de toovenaar op
den grondslaakte een langen zucht
en was dood.
Den volgenden morgen bemerkten eenige
kolenbranders, die naar hun werk gingen,
een menigte lijken van dieren. Zij gingen
er heen en herkenden de wolven. In het
midden was,in een wijden ronden kring
de plaats afgeteekend, waar de toovenaar
z'n laatsten strijd gestreden had.
In het voorjaar bedekte een bergbeekje
met zijn Wateren deze gedenkwaardige plek.
Aldus ontstond, volgens de legende, de liefe
lijke, kleine vijver, die men tegenwoordig
nog in de Alphen zien kan en die in den
volksmond den naam draagt van „Dreu-
dey's bron".
zich
Met snelle schreden repte Dreudy
voort.
Voor de tweede maal bleef hij «taan, de
handen om de heupen geklemd; zijn gestalte
leek wel die van een reus, z.oools hij daar
Stond in het donker der denneboomen Hit
h-eel zijn doen en laten bleek dat hij ,/nrui-lig
was
Het kraak-geritsel in het boseh, de slui
pende schreden, die hij uit het duister ver
nam, de flitsende lichten die hij in de on
doordringbare duisternis van het struik
gewas ontwaarde, brachten Hem de angstige
droomen van den afgeloopen nacht weer in
herinnering. En plotseling voelde hij zich
evenals alle menschen zwak, zonder krach
ten om zich te verweren en gereed om hij
het eerste gekraak van een tak te vïfmhten
Hij vatte intusschen weer moed en mom
pelde:
Bah!... Dat zou toch..
Zoo verjoeg hij de vrees, die hem besloop
en ging in gewoon tempo weer zijns we :ga
Met zijn gespierde vuist omklemde hij den
z war en stok dien hij daags te voren uit hel
hout van een jongen steekpalm gesneden
had. Het sap sijpelde nog langs zijn vingers,
als uit een versche wonde.
Een plotselinge schrik deed hem echter
vaak den pas inhouden. Hij verbleekte., een
rilling voer door zijne leden... Haastig door
zocht hij het struikgewas... boog zich over
de sneeuw, om de talrijke sporen na te ?ien.
die alle gelijk waren en den vorm van een
klaverblad hadden, ongeveer zoo breed a's
de helft van een hand.
Dreudy kon zich niet vergissen. Hij was
maar te goed bekend met de kleinste ge
heimen van het gebergte, dan dat hij falen
kon in zijn oordeel. En daar de sporen hem
.Verlichtten en tegelijkertijd verschrikten,
sloeg hij de oogen op naar den nog don
keren winterachtigen morgenhemei cn sprak
De wolven zijn teruggekeerd!
Reeds lang verwachtte Dreudy de wolven
Sinds het voorjaar had hij a! maar be
nauwende droomen gehad, van ondieren met
spit30 ooren, lange snuiten en gloeiend0
"tongen. Dsn zag hij, hoe ze in de lange
Winternachten in de onherbergzame Alpen
Ronddwaalden; vurige lichtpunten in de
.verstikkende duisternis, kleine scherpe
'dwaallichten, die ronddansten en voort
durend in aantal toenamen. Hij hield ze vroor
de voorboden van den dood, die rondwaart,
geheimzinnig en tragisch, begeleid door een
somber gehuil.
En iederen avond, voor hij met den reus
achtigen steen den ingang tot zijn hul af
sloot, stelde Dreudy eerst nog een onderzoek
in het woud in... luisterde naar de duizend
verschillende geluiden, die zich met de stilte
vermengden. Ook vandaag weer had hij op
'de vochtige zijpaden naar sporen gezocht en
lederen dorren tak, die op het pad lag, had
hij nagezien, lederen avond alvorens hij zich
0p zoo'n stroozak te slapen legde, had hij
Jot zichzelf gezegd:
Geduld maar. Zij komen pas met do
jmeeuw.
Onder deze gedachten en mijmeringen
Sing hij fluks naar huis en zoodra was hij
liet in zijn hol teruggekeerd, of hij diepte
kit zijn herinnering het verhaal zijner Le
peering nog eens op
De afgeloopen winter was ontzettend
Streng geweest en pas aan het eiinde van het
een SCHITTEREND HOEKJE VAN DE G. R. G. A. (GroSse Ruïtrlandische Gar-temhau
Ausstelluug) die dezer dagen te Essen in Dultscliland geopend zal wo-rden en waar deze
week door Hollandisclie journalisten een bezoek gebracht wordt Op onze foto zien wij het
warmwaterbekken voor de „Victoria'', een der mooiste bloemen van de expositie.
voorjaar verdween de sneeuw in het. ge
bergte. Nu de zo-n de onvruchtbare berg
kammen der Aljwn weer in gouden g!ood
zette, leek de berg Anjonc wel een reusachtig
gezwel, bedekt met zwarte dennen en woeste
rotsblokken.
De hoeren beneden in het dal keken naai
de roode schijf, die langzaam achter de ber
gen verdween, maakten het. kruisteeken cn
mompelden:
De toovenaar heeft iets kwaads in den
zin. En zij dachten aan hunne kudden, waar
onder de wolven reeds zoo vaak een vreese-
lijke slachting hadden aangericht-
De wolven, die door den toovenaar van
Anjonc met woeste kreten uit het gebergte
opgejaagd werden, zoodra de duisternis viel.
Dit voorjaar echter waren zij niet zoo be
vrcesd, want zij dachten:
Tegen het midden van Juni komt de
Heilige naar Brege.
Dit was voor de bergbewoners, die rond
het open vuur in den schouw zaten een
nieuwe straal van hoop.
Gij zult bet zien, zoo sprak een grijs
aard met grooien ernst: de Heilige zal den
tooverman en zijn wolven uit het gebergte
verjagen.
Daarop zwegen allen; en in hun eenvou
dige verbeelding zagen ze den toovenaar in
wilde vlucht wegrennen, voortgestuwd door
den II. Franciscus van Sales, Aartsbisschop
van Genève, die sinds een maand predikend
o. r het land van Chahlais trok, ontelbare
wonderen deed, de godd&loozen tuchtigde en
de 1 au wen tot inkeer bracht.
Onbeweeglijk luisterden de kinderen vaak
naar deze gesprekken en waagden schuch
ter in het midden te brengen'
Wanneer de heilige hem geboeid heeft,
sleuren wij Dreudly naar het dorpsplein en
verbranden hem op een groote houtstapel!
Maar wanneer de nacht weer gekomen
was en alles in het diepste duister hulde,
dan keerde ook de vrees weer terug.
Laten we er maar niet meer over
spreken, fluisterde heel zachtjes een grijs
aard. Men kan nooit weten! Toovenaars
hooren alles, en die booze man van Anjonc
heeft nog volop tijd om voor de komst van
HET ss VIENNAVAN PD FIRMA HÜD1G EN PIETERS TE ROTTERDAM, zal op de
lijn Rotterdam—Londen in dienst worden gesteld.
den heilige veel onheil cn kwaad te stich
ten!
Het was op hef einde der maand Juni.
het dal van Brege lag in feestelijken zonne
glans... de heilige was aangekomen en werd
hartelijk verwelkomd door een talrijke
menigte... De bergbewoners waren in groote
groepen op de weide gekomen. Knielend
wachtten ze zijn komst en zongen een lofzang
ter eere van God. De boerinnen hadden zich
op hun Paaschbest uitgedost. Zij baden met
luider stem en hielden hunne kinderen
tegen, die vooruitdrongen, om toch maar
niets van het schouwspei verloren te laten
gaan en alles, in het werk stelden om den
man te zien, die met zooveel ongeduld ver
wacht werd.
Dreudey was ook van alles op de hoogte.
Van uit zijn hooge standplaats staarde hij
naar den vromen stoet, die zich naar het
dorp voortbewoog. Zijn oogen schoten
vlammen.met beide vuisten klemde hij
zich aan de rotsen vast en mompelde: „Die
man is een lasteraar.hij noemt zich
een kind Gods en kent niet de macht der
tt-ekenen.de macht der dieren.Zijn
Meester is een zwak man, die zich niet te
gen zijn heulen verweren kon.De mij
ne lacht mot alle zwakheid en leert don
toovenaar het geheim der Sarabanden en
de macht der maan.Als hij hier komt
om mij te verdrijven, zal ik me wel te
weer stellen, dat .het hem nog lang heugen
zal."
O! Wat haatte hij den bleilige! Op ze
keren avond was hij tersluiks tot vlak bij
de plaats geslopen, waar de boeren zich
over het aanstaande einde van den toove
naar verheugden. Met schrik had liij naar
de beschrijving van zijn marteling geluis
terden op alle gezichten een onheil
spellend lachen waargenomen.
Dien avond had hij meer geleden dan
anders, want hij had begrepen dat de men
schen iedereen verafschuwen, wier ont
staan aan een toeval te danken is. En toch
had Dreudey zijn medemonschcn liefBe
wijst dat niet de geschiedenis van zijn mis
daden? Nooit had hij een reiziger overval
len, nooit had hij een enkel dier uit een
kudde gestolen. Hij leefde eenzaam, omdat
hij de eenzaamheid liefhad. Doch dat reeds
was voldoonde, om iedereen vrees in te
boezemen.
Zijn stok zwaaiend, schreeuwde blij:
„Dadelijk spreekt de lasteraar in de kerk
Ik zal hem antwoorden!"
En met reusachtige kracht, draaide hij
z'n stok in het rond.
De man had verschillende urcin n xV.'.g
om naar het dorp af te dalen. Toon hij op
het plein kwam, lagen meer dan 500 men
schen voor de kerk neergeknield en luister
den aandachtig naar de woorden van den
Jleilige. Deze preekte °P den kansel met
beide armen omhoog gestrekt, terwijl zn
oogen straalden van 'n hemelsche verruk
king
Dreudey baande zich, met den staf in de
vuist een weg door de memschenmassa.
Een huivering van schrik ging door de
menigte, de dappersten onder de bergbe
woners weken terug en sloegen haastig het
kruisteeken-.
Hij trad de kerk binnen, die met, goeden
vaandels heerlijk versierd was en nam in
't midden plaatsDe zon, die haar tee-
der licht door de vensters wierp, omspeel
de de grove gestalte van den reus. Er ging
een huivering van hem uit zooals hij da«i
stond, hoog opgonicht z'n uur.
HET PROCES VAN MINISTER-PRESIDENT BRAVN ens H1 bove„
wordt thans voor de vierde Kamer van het Landgencht m Berlun tehandeia.
Freiherr von Medem en redacteur Flemmmg van de „Tas met hun verdedl»