Jantjes eerste pak
De geschiedenis van luien Hein
VRIJDAG a AUGUSTUS 1929
DERDE BLAD
n
Het gehypnotiseerde ei
Spreekwoorden Rebussen
H. pocua
Oplossing raadsels
dlijven! En wanneer je er nog maar bij
ken gaan liggen en lijn 'n dutje doen!
Maar nee, dan moet je nog voortdurend
c,iIe,ten, dat ze de jonge boompjes niet
beschadigt, niet door de heg in een ol
anderen tuin dringt of heelemaal weg
loopt. Hoe kun je op die manier tot rust
komen en schik in je leven hebben!"
Hij ging er eens op zijn gemak bij zit
ten, liet er rustig zijn gedachten over
gaan en overlegde, hoe liy zich van die
zware taak zou kunnen ontlasten. Lan
gen tijd was al zijn peinzen tevergeefsch,
maar toen opeens scheen hem een
licht op te gaan. „Ik weet wat ik doe!"
riep hij uit. „Ik trouw met dikke Trine;
die heelt ooi: een geit en dan kan ze de
mijne meteen naar 't veld brengen en Ik
hoef me niet meer af te tobben."
Hein heesch zich moeizaam op, zette
zijn moc-de beenen in beweging, stak
dwars de straat over, want langer was de
weg niet, tot waar de ouders van dikke
Trine woonden, en vroeg hun om de
hand van hun werkzame en brave doch
ter. De ouders bedachten zich niet lang.
„Soort zoekt soort." vonden ze en gaven
hun toestemmign. Nu werd dikke Trine
Kein's vrouw en dreef allebei de geiten
naar het veld. Hein beleefde nu goede
dagen en hoefde van geen ander werk
meer uit te rusten dan van zijn eigen
luiheid. Een dood enkelen keer trok hy
er nog wel eens mee op uit, en dan zei
hij: „Dat doe ik alleen maar, omdat 't
rusten daarna des te heeriyker is; an
ders besef je dat op 't laatst heelemaal
niet meer."
Maar dikke Trine deed niets voor haar
man onder, wat luiheid betreft!
„Lieve Hefh," zei ze op een goeden
dag, „waarom zullen we ons het leven
nocdelocs zuur maken; waarom zullen
we onze kostelijke jonge jaren zco ver
knoeien? Zou het niet beter zijn, dat we
die twee geiten, die ons eiken morgen
met haar geblaat in onzen besten slaap
storen, aan onzen buurman geven en in
"uil ervoor een bijenkorf aan hem vroe
gen? Dien bijenkorf zetten we dan op een
zonnig plekje achter het huis en bekom
meren ons er verder niet om. De bijen
hoeven niet gehoed en niet naar het
veld gedreven te worden; ze vliegen uit
vinden den weg naar huis vanzelf weer
en verzamelen honing, zonder dat we er
den minsten last van hebben."
„Dat noem ik spreken als een ver
standige vrouw," zei Hein, „dat plan zul
len we zonder talmen uitvoeren; boven
dien smaakt honing lekkerder dan gei
tenmelk; ook is hij voedzamer en je kunt
'm langer bewaren!"
MUISJE
D'r zijn er onder jullie wed ik ook
nog, die op het geschreeuw van een
mms! een muis!" halsoverkop op een stoel
springen en om het hardst mesroepen'
„sla 'm dood! Sla 'm dood!"
En toch onze huismuis hoewel we
natuurlijk haar snoeperijen en haar plun
dertochten door onze provisiekast met
katten en vallen moeten verhinderen, is
eigenlyk een der aardigste schepseltjes,
die Onze Lieve Heer geschapen heeft.
Je moet zoon beestje maar eens goed
bekijken in z'n zacht, grijs velletje, het
fijne, altijd snuivende neusje, die kleine
kraaloogjes, die sieriyke voetjes. Moet je
'ns opletten, hoe kwiek ze op haar achter
pootjes staat en strykt en poetst. Daar
zou menigeen van m'n schooljongens non-
een puntje aan kunnen zuigen.
Interessant is het te zien, hoe slim de
muis de plaats van haar nest uitkiest.
Bij onze buren had zich een muizenmoe
der in de matras van een weinig gebruikt
logeerbed gehuis
vest, terwijl er bij
ons in den kelder
eentje een gebar
sten Weckfleseh,
die dus niet meer
gebruikt werd, tot
kinderkamer
ingericht.
In den tuin von-
den we een winter-
koninkje. Met
groote slimheid had
I de muis zoodoen-
j de haar nest van
Op een heel byzondere manier had een
j andere muizenfamilie zich een onderko
men gezocht. We hadden het is al een
paar jaar geleden in Maart een broed-
sche kip gezet in een ouden mand met
een graszode er onder in, zooals een Gel-
dersehe boer het ons als de beste manier
aangeprezen had.
Omdat het vooral 's nachts koud kon
zijn in ons schuurje, had ik onder en
rondom de mand wat' aardappelzakken
gelegd.
Het was een mooi beest, dat we gezet
hadden, 'k Geloof, dat het zco'n soort
Brahma-kip was met veelkleurige veeren
en een sierlijken staart.
Maar na een paar dagen kreeg deze
staart een heel ander uiteriyk en ten
slotte was er niets meer van over dan een
armzalig stompje.
De hsele familie werd er bij gehaald
en zelfs kippendeskundigen onder m'n
kennissen zaten met dezen verdwijnen
den Brahma-kippenstaart verlegen
Maar toen de kuikens uitgebroed
waren en ze met
hun moeder naar
hst kuikenrennetje
werden gebracht,
kwam de oplossing
van het raadsel.
Onder de zakken
had een muis zich
een heerlijk nestje
gebouwd, warm ge
stoffeerd met vezels
van de zakken,
met hooi en gras
van het kippennest
enmet de
Woorden van E. N. Wao.
Muziek van Lena Kruithof-van Diggelen.
yjjx. i cite/&b*rtve/m,as:z, UJét Lt^d a-n herdv fessLd t- veV:
De pot viel van de plank
De buurman gaf voor de twee mooie
geiten graag een korf met by en! De by-
en vlogen onvermoeid van den vroegen
morgen tot den laten avond In en uit
en vulden den korf met den mooisten
honing, zoodat Hein in 't najaar een
heelen pot vol eruit haalde.
Ze zetten den pot op een plank, die
boven aan den muur in hun slaapkamer
bevestigd was, en omdat ze bang waren,
dat hij gestolen kon worden of dat de
muizen eraan zouden zitten, haalde
Trine een sterken hazeltak en legde dien
naast haar bed, zoodat ze hem, zonder
onnoodig te hoeven opstaan, met de
hand bereiken kon en zóó de ongenoode
gasten van het bed uit kon verjagen.
Luie Hein verliet zyn bed nooit graag
voor 's middags twaalf uur. En Trine
vond, dat ze hem dan natuuriyk zoolang
gezelschap moest houden, omdat het an
ders véél te ongezellig voor hem was. Op
een keer, toen hy daar zoo op klaarlich
ten dag lag en uitrustte van het lange
slapen, zei hij tegen zijn vrouw: „Vrou
wen houden van zoetigheid, en jij snoept
nio telkens van den honing ik geloof
cUt 't beter Is dat we, vóór jy hem heele
maal alleen opgegeten hebt, er een gans
met Jonge gansjes voor koopen."
„Maar alsjeblieft niet, vóórdat we een
Koontje hebben, dat de ganzen kan hoe
den," antwoordde Trine. „Of moet ik me
misschien met die jonge ganzen gaan af
tobben en myn zwakke krachten daar
bij onnoodig verspillen?"
„Verbeeld Je je soms," vroeg Hein, „dat
die jongen behoorlijk op de ganzen zou
passen? In den tegenwoordigen tijd ge
hoorzamen de kinderen niet meer; ze
doen hun eigen zin en willen alles' be
ter weten dan hun ouders en lui, dat
ze zyn!"
„O," antwoordde Trine, „het zal hem
slecht vergaan, dien deugniet, als hij
niet doet wat ik zeg! Dan neem ik een
stok, o - an zal ik hem er toch eens
een beschuttend dak voorzien, zoodat
de kleintjes van regen of wind geen last
hadden.
staartveer en van onze Brahma-kip.
C. K.
Vooral op een ver jaarparty t je is hst al
tijd prettig als je met wat leuke kunstjes
of goocheltoeren het gezelschap kunt
amuseeren. Er zyn een heeleboel goochel
toeren bekend, maar de meeste zijn zóó
ingewikkeld of heb je er zóóveel spullen
biji noodig, dat er geen beginnen aan is.
Vandaag leer ik je echter 'a heel dood
gewoon goochelarytje. Je brengt een
groote glazen kruik of een rechtopgaan
de fleseh zondsr hals binnen. Een azijn-
Kesch heeft geloof ilc hetzelfde model.
Bovendien leen je van je moeder een
schaal met kippeneieren. Je zet beide op
tafel en steekt dan ongeveer de volgende
„spiets" af:
„Het zal u niet onbekend zyn, geachte
dames en heeren, dat ieder ei, hetzy het
gekookt is of niet, in water zinkt. Dat doen
doze eieren hier natuuriyk ook. Zoodra
ik ze echter door myn goochelkunst ge
hypnotiseerd heb, verandert de zaak. Zy
zijn dan niet meer afhankelyk van de
alles beheerschende wet der zwaarte
kracht, maar enkel en alleer. van myn
wil. Als ik verlang, dat zij dryven, dan
drijven zij; als ik daarentegen wensch, dat
zij zinken, dan zinken zy naar den' bo
dem. Ja, myn macht over de betooverde
eieren wordt dan zóó groot, dat zij, wan
neer ik „Kalt!" beveel, ophouden te zin
ken en blyven zweven op de plaats, waar
zij zich bevinden, wanneer ik dit com
mando uitspreek. Door een kleine, een
voudige proefneming zal ik u onmiddel
lijk van deze waarheid overtuigen."
Vervolgens Iaat je iemand uit het ge
zelschap een der eieren uitkiezen, di= jij
medegebracht hebt en staat hem ook"toe,
om, nadat je het gehypnotiseerd hebt, zelf i
m het met water gevulde glas te werpen
waarin het begint te zinken.
Zoodra het ongeveer in het midden ge-
komen is, beveel je plotseling; „ha'tt",
waarop het el, tot aller verbazins, als door
een onzichtbare hand weerhouden, mid
den in het water blyft zweven.
Nadat een en ander voldoende is be
wonderd, verklaar je, dat je het ei weer
uit zijn tooverslaap zult wakker schud
den, hetgeen je op de eenvoudigste wijze
met je tcoverstok klaar speelt. Je stopt
dezen namelijk in het water, beweegt hem
een paar keer cm het ei en dit zakt naar
den bodem. De magische kracht schijnt
plotseling haar werking verloren te heb
ben.
Nu stapt de kleine jongen
Parmant naar buurman toe,
Hy houal zooveel van buurman,
Zooveel haast als van moe.
M&&* buurman is ook bakker,
En heusch niet karig hoor.
Hij is zeer gul met koekjes;
Klein Jantje voelt daarvoor.
Zeg buurman, kijk eens even,
Zoo spreekt de 1 leine Jan,
Moe maakte var. het meisje
-vgïi ee lsïi fiinken man.
Zoo, zoo, zegt buurman ernsti;
Wel lust die man nog koek?
En stopt een heerlijk stukje
In Jantjes eerste broek.
S9
sl;:
40. De waarschuwing van ca boerin bleek hs...
maal niet overbodig te zijn geweest, want n et-
tegenstaande hij drommels good uitkeek waar
hij liep, duurde het niet lang, of hij lag in hot
water te spartelen.
„Dat ik nat word is nets," zei Lasido. „als
ik er maar weer uitkom."
OPLOSSING VAN DE SPKEEK-
WOOEDEN-PUZZLE
41. Maar gelukkig was er hulp bij de hand. Er
was net een meneer in de buurt, die er een
baantje van maakte om menschen, d'.e in het
water vielen, eruit te halen. Die meneer kwam
zoo hard tceioepen als hem maar even moge
lijk was, en vpst Lasido met behulp van een
doorzwieper.den boom op het droge te halen.
42. Nu trof Lasido het heel erg, dat de meneer,
die zyn leven gered had, tevens een bekwaam
vlieger was, en er een eigen toestel op na
hield Lasido vertelde hem uitvoerig hoe hij
hier terecht was gekomen en de meneer luis
terde vol belangstelling toe.
„Komaan," zei hij, „ik zal je wel helpen om
dien leelyken inbreker te vangen."
Door schade en schande-wordt men wfls.
Naar het Duitsch
Hein was lui, gruwelyk lui, en niette
genstaande hij niets anders te doen had
dan iederen dag zyn geit naar het veld*
te brengen, zuchtte hy toch altyd vree-
selijk, wanneer hy na volbrachte dag
taak thuis kwam. „Het is werkelijk een
zware last," zei hij dan, „en een moei-
lyke plicht, zoo'n geit jaar in, jaar uit
tot diep in den herfst naar het veld te
eventjes van langs geven, dat 't een lust
is. Kyk Hein!" riep ze in haar ijver en
pakte den stok, waarmee ze de muizen
verjagen wilde. „Zie je, zóó zal ik hem
mores leeren."
Ze haalde flink uit, maar trof onge
lukkig den honingpot boven het bed. De
pot viel van de plank en vloog
aan scherven, en de moois gele honing
droop op den grond! „Daar ligt nu de
gans met de jonge gansjes," zei Hein.
„Nu hoeven ze niet meer gehoed te wor
den ook! Maar wat een geluk, dat de
pot niet op myn hoofd is gevallen! Ja,
we hebben alle reden om tevreden te zijn
met ons lot!" En toen hij aan één scherf
nog een beetje honing zag zitten, stak
hy er zijn arm naar uit en zei heel ver
genoegd: „Dat restje, vrouw, zullen we
ons goed laten smaken en daarna een
Overneming uit deze rubriek zonder schriftelijke toestemming verboden
beetje uitrusten van den schrik; wat
geeft 't, of we een beetje later opstaan
dan gewoonlijk, de dag is toch nog lang
genoeg!"
„Ja hoor," zei Trine, „je komt toch
altijd nog op tyd! Precies als die slak,
die cp de bruiloft was uitgenoodigd en
aankwam bij 't zilveren huwelijksfeest.
óór het huis struikelde ze nog over de
heg en toen zei ze: „Hïastige spoed is
zelden goed!" Ik heb dat altijd een van
de mooiste en leerzaamste verhalen ge
vonden, die ik ooit gehoord heb!"
PIERROT
Er zyn natuurlijk een paar onder
de aanwezigen, die het naadje van
de kous willen weten en onmiddellijk het
ei uit het water willen nemen, om dit
eventjes te onderzoeken. Ook het water
zelf willen ze wel eens even nakijken.
Natuurlijk mag je dit niet weigeren en
met de grootste bereidwilligheid overhan
dig je hun beide, maar hoeveel moeite
ze zich ook geven om het ei te laten
drijven, zy zullen er geen enkelen keer in
slagen, ofschoon ze geen enkel verande
ring aan het ei of het water kunnen be
speuren.
Jullie weten waarschynlijk wel, dat
zeewater, omdat het ten gevolge van het
zoutgehalte zwaarder is, een grooter
„draagvermogen" bezit dart gewoon rivier
water, Vandaar komt liet, èooals iedere
doodgewone huismoeder weet, een ei in
zeer zout water drijft, terwijl het In zui
ver water als een steen naar den bodem
zinkt. Hierop berust de heele tooverkunst
met het zinkende en zwevende ei.
J'e begint namelijk het glas eerst tot
op de helft met lauw water te vullen en
lost daarin zooveel keukenzout in op, dat 't
verzadigd is en hst ei er op blijft drijven.
Daarna giet men de andere helft van het
glas vol met gewoon water. Je moet echter
zorgen, dat dit bijgieten met de grooiste
voorzichtigheid gebeurt, anders vermengen
zich de beide watersoorten met elkaar
en wordt het heele zaakje van een ge
mengd zoutgehalte. Het best kun je dan
ook doen, door het zuivere water in een
eenigszins schuin gehouden trechter in het
glas^te gieten, zoodat dit langs de wanden
van het glas vloeit, of door den water
straal op een lepel op te vangen, waardoor
zijn kracht bij het vallen gebroken wordt.
Ofschoon de beide waterlagen onver
mengd op elkaar liggen, is het verschil
natuuriyk niet waar te nemen, daar het
zoutwater even helder en doorschijnen
is als het gewone zuivere water.
Wanneer het ei in het glas geworpen
wordt, zinkt het door het zuiver water
heen maar blyft op het zoutwater drijven.
Commandeert men nu op hetzelfde
oogenblik, dat het ei op het zoute water
komt: „halt", dan lijkt het natuuriyk net
precies, of het el aan dit bevél gehoor
zaamt. Beweegt men vervolgens den too-
verstaf rondom het el door het water,
schynbaar om het uit zijn tooverslaap ie
wekken, dan worden de twee waterlagen
dooreengemengd en zinkt het ei naar den
bodem, omdat het zoutWater thans ie
licht is geworden, om het kippenei nog
te kunnen dragen.
iel.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Kort (er)
Een doodkist.
De klok.
De kelder.
Het graan.
Bijenvoedsel.
Omdat beiden den dag tot nacht
maken.
8. Eiland.
9. Windmolen.
10. Nijlpaard.