WILLEM MARINUS KARDINAAL VAN ROSSUM. WOENSDAG 4 SEPTEMBER 1929 DERDE BLAD PAGINA 4 BHSHliwSai Pater W. v. Rossum G.ss.R. bij het begin van de loopbaan, die hem, tot de hoogste kerkelijke waardigheden voeren zou. waarde: de karaktervastheid van een streek, wier bewoners in hun verbeten n-klanken allen iets ontembaars verraden; hij kreeg den moedigen offerzin mee van naamlooze bra ven, die, trots hun armoe, niet bang waren voor rijk leven in hun klein huis; hij droeg in zich de vlam van het heilig geloof, dat eeuw na eeuw, in stilte en in schande, door zijn stam in de langzaam-verproteslantsche streek was gedragen; hij ondervond de wel willende liefde van mensehen die hem ver zorgden, toen zijn ouders stierven; hij ont moette één van die duizenden eenvoudige priesters, die wij allen kennen, wiens scherp oog de ideeële aspiraties van den weesjongen ontdekte; hij kon studeeren op het Culem- borgsch seminarie, waar Jesuieten niet alleen onzen politieken emancipator kneedden maar ook een missionaris-martelaar als Hamer en waar zij bij Willem van Rossum den grond slag hebben gelegd voor het verlangen, dat dezen begaafden leerling deed aankloppen aan de kloosterpoort van de Congregatie, die hem wellicht trok door de stille gestalte van den heiligen Surinamer missionaris of dooi de donderstem van pater Bernard, De Culemborgsche student is in 1874 Re demptorist; in het oude Wittemsche klooster ontving hij een halve eeuw geleden 17 October 1879 de heilige wijding van het priesterschap. Dat was de eerste groote stap op een weg, die geteekend zou zijn door groote stappen maar waarvan niemand toen het eind ver moeden kon. Schaepman was nog niet in dé Kamer; Katholiek Nederland had nog geen kwart eeuw zijn bisschoppen; het behoorde nog tot de „partes infidelium" daar, waar intusschen het groote Licht aan den hemel was versche nen, aan wiens adelaarsblik de begaafde Redemptorist niet zou ontgaan, zoodra hij dien ontwaarde. Het ging zoo geleidelijk als dat in de Kerk maar gaan kan: leeraar in de welsprekend heid in 't oude Roermond, hoogleeraar in de godgeleerdheid in het Wittemsch klooster; een klooster bouwen; theologische tractate»: schrijven over Eucharistie en Scheppings verhaal; geestelijk leider zijn van jonge kloosterlingen en hun prefect, weldra rector van heel een gemeenschap. Het eerste practische werk was daarmee voltooid: de levenservaring was opgedaan van weeshuis en seminarie en klooster en biechtstoel de tweede fase in het leven be gon in de Eeuwige Stad, waar het voltooid zou worden door een universeele werkzaam heid waaraan ten slotte geen grenzen meer zouden wezen. Newman bouwde geen universiteit te Dublin en pater van Rossum zag geen vol tooide „schola major" van zijn Congregatie, waar hij geroepen was te doceeren. Maar de eerste liet de wereld zijn onsterfelijke „ldea of a Universityna en de laatste, door Leo XIII geroepen tot consultor van de gewiclr tigste Romeinsehe Congregatie, ordende de archieven van het II. Officie, schreef zijn ,,de Judicio Sacramentali" en een werk- ovei Alfonsus en zamelde zijn bronnen-materiaal om de sterke these op te bouwen, die werd neergelegd in het, pas veel later (1914) uit gegeven, werk „De Essentia Sacramenti Or- dinis." De Roomsche burger vergat zijn vaderland niet: hij assisteerde mee in de Requiem-Mis van den te Rome overleden Schaepman; vlak daarna zou hij stil en beslist een daad van eenvoudige rechtvaardigheid stellen, door onomstootelijk te bewijzen, dat aan het we tenschappelijk werk van zijn landgenoot dr. Poels door Rome recht gedaan en hooge lof gebracht was. In de commissie tot codificatie van het ker kelijk wetboek werd een plaats geruimd aan Pater van Rossum, die cenigen tijd later tot een der hoogste posten in zijn Congregatie werd geroepen. De consultor bereidde gewichtige Pauselijke stukken voor en visiteerde, namens den H. Stoel, kloosters en seminaries in Italië. Toen, als een donderslag bij helderen he mel, deed Pius X een van die daden, welk? zijn pontificaat kenmerken als zooveel onver wachte schokken; hij creëerde opeens 18 kar dinalen en een daarvan was de Nederland- sctie. pater van Rossum, die, zooals de offi- cieele toelichting luidde, het purper ontving: „propter r.nmensam seientiam", d.i. „wegen^ zijn ontzagwekkende wetenschap." Indien men zich herinnert, dat pater van Rossum lid van het H. College werd tegelijk met den wereldberoemden geleerde pater Billot, dan boteekende het pauselijk criterium inderdaad, dat de Nederlandsche priester ge rekend werd onder de waarlijk geestelijk- grooten in de Kerk van den nieuwen tijd. Dit werd nog bevestigd door de benoeming tot voorzitter van de pauselijke Bijbelcom missie, die wel mede de doomigste kwesties van onze dagen te behandelen heeft. Nog was het einde er niet: midden in den oorlogswaanzin, die zijn wereldomvademen- de belangstelling voortdurend gespannen hield, benoemde Paus Benedictus XV, wiens grootsche genialiteit pas door het nageslacht voldoende op waarde kan en zal geschat worden Kardinaal van Rossum tot prefect van de congregatie tot voortplanting des geloofs. „Let Newman mould the Church and Gladstone stamp the State", was eens de droom van het jonge Oxford. De Zwollenaars hebben nooit de poëzie gehad noch den durf hun beide zonen Rudolf Thorbecke en Willem van Rossum zoo in één adem te verhinden. Toen de herinnering aan den grooten Nederlandschen staatsman al lang vervaagd was, begon „de roode Paus" zijn wereld-omvattenden arbeid en meer dan alle „tachtigers" samen, zou hij binnen kor ten tijd, Nederland hoog opstooten in de vaart der volkeren. De gordel van de hiërarchie werd vaster gesmeed over heel de wereld; in de rij der Missie-bisschoppen van Zuid-Afrika tot Europa's hooge Noorden en van Mongolië, via den Balkan, tot op de Filippijnen, wepden tientallen Nederlanders ingeschakeld op ver antwoordelijke posten. De Kardinaal-aartsbisschop, die in het vlammend goud van het Weensch Eucharis tisch Congres, den ouden glahs der Ilabsbur- gers zag verregenen, wendde den blik naar nieuwe volken, waaruit bisschoppen en pries ters werden gekozen; Hij legde de handen op aan een Japanners, zette koers naar Skandi- Hoe hebben wij ons stil vermeid in df bescheidenheid van den geleerde, die een ver gissing, in een brochure aan Skandinavisché toestanden gewijd, royaal herstelde met difl onmiddellijke openheid, welke alleen aan waarachtig-grooten eigen is. Waarlijk, indien er zooiets als grootheid bestaat en adel van geest en vlekkeloosheid van karakter, dan zijn zij belichaamd in dezen kerkvorst, die de hoogste onderschei ding verwierf, welke de laatste rechtstreek- sche afstammelinge der Oranjes kon verlet non en aan wien een groot socialistisch lei der zijn hulde-betoon niet onthield. De levensgang, dien wij probeerden te schet sen, kenmerkte zich van het begin tot het eind door diep geloof; dit leven heeft heel de lengte en breedte en diepte gemeten van het mensch-zijn. Het was streng en teeder, gepas sioneerd en beheerscht, gevuld wellicht met meer ascetische liefde dan menschelijk leed, met meer versterving dan tegenslag, met meer gevoel dan angst. Maar het was een schoon, verheven en heilig leven. Voor zoover wij durven oordeelen, was er geen leven in de laatste eeuw in Nederland, dat vergeleken kan worden met dit leven i" stil begin, zuiveren opzet, universeele vol heid en glorievol einde Als hoogepriesfer staat deze gouden jubi laris nu voor ons; als een beeld gehouwen uit één blok van spiritueele substantie. En, zij er menschelijks in den mensch, niemand zal er wezen, die hier niet het echte marine? onderscheidt, dat voor immer de bewonde ring zal blijven wekken van Nederland ale voor een der grooten van ons volk. De avond van dit lange leven valt; de nacht, waarin niemand werken kan, zal ook komen voor den Kardinaal, wiens purpere Kardinaal van Rossum (x) hij een bezoek aan de kolenmijnen te Bochum. Z.Em. werd hierbij begeleid door den Z.E. Pater Hülsmann fXXh rector van het klooster aldaar. Hel eerste bezoek dat Z.Em. in zijn hooge waardigheid aan zijn geboortestad Zwolle bracht in Juli 1913. De hooge figuur rechts is wijlen Mgr. N. A. van Balen, deken er. pastoor te Zwolle. navië en IJsland, centraliseerde de Missie actie, en maakte er een cultuurbeweging van zóó intens als de Kerk sinds eeuwen niet meer kende; bouwde in Rome, verdeelde in Afrika en Australië en Azië, consacreerde op IJsland, stevende naar Amsterdam en zag er, rond het heiligst Geheim van het Christendom, een aanbiddend volk, zijn volk eerst en vooral, dat hem ontving uiei een laaiende geestdrift waarvan de weerga niet gevonden wordt in Nederland's nieuwste historie. Hij was de man, die het nieuwe Nederland bond aan Rome. Was er één beweging in Nederland, die hem ontging? Was er één goed pogen, dat. niet op zijn steun kon rekenen? Was er één grootsche onderneming, die niet onder zijn kardinaals-protectoraat werd gesteld? Hoe hebben wij hem bewonderd, toen hij hoog en statig, belicht door zwakke zaklan taarns, in de donkere wijdte van het Amster- damsche Stadion ons geloof in het Altaar sacrament vertolkte op waarlijk verheven klassieke wijze. Hoe staarden wij vol verruk king op zijn witte gestalte in de onvergete lijke glorie van die Hoogmis in het Stadion Hoe werden wij stil voor die diepe devotie waarmee hij God-zelf langs de eindeloozn rijen in de eindelooze processie droeg. gloed ons lage land wellicht voor het aatst met zijn glorie zal omglansen. Een nieuw geslacht zal oprijzen en Goi geve het genieten van het doorwrochte leven van Kardinaal van Rossum. Moge het daarin, als besluit van onze jubelende bewondering in deze dagen, bet eeuwig monument zien van onze guide" gifl op dit gulden feest, dat de droom van eeu levensavond maken zal tot vruchtbare daad in lengte van dagen. Moge een sterk fonds, dat onze Nederland sche Kardinaal, die arm geboren is en arid geleefd heoft en als arm kloosterling sterven zal, als vorst aan onze Moeder de H. Kerk e0 aan hougerigen naar waarheid van heel de wereld, een gift kunnen nalaten, dïfe talrijk3 vermenigvuldigers van ongetelde gezaligd® zielen, de opleiding van priesters onder all" hemelstreken, mogelijk maken zal. Dat nument zal tot het einde der dagen dat kun nen wij, die op de eeuwige rots gebouwd zij®' alleen letterlijk zeggen in herinnering hou' den: Willem Kardinaal-priester van de Hd'* lige Roomsche Kerk, met den titel van bf H. Kruis in Jerusalem, van Rossum, tituk1'^ aartsbisschop van Caesarea van Mauretan13 enz. enz. enz. en ridder-grootkruis in de ord* van den Nederlandschen Leeuw Modem Nederland heeft geen figuur op geleverd, welke in prestige den man even aart, die momenteel, voor de derde maal als Kardinaal, een officieel bezoek brengt aan zijn vaderland. Het is niet overdreven te zeggen, dat Kardinaal van Rossum een der belangrijkste personen is in de millioenen- gemeenschap van de wereldomvattende Kerk en er zullen weinig menschen zijn in Nederland, die zijn naam nooit hoorden noemen. Zijn leven is een trillende romance, die denken doet aan ongelooflijk-snelle verhef fingen in lang-vervlogen dagen of aan de wonderbaarlijke stijgingen waarvan alleen Amerika het geheim schijnt te bezitten. Het is een leven, dat niet slechts de we reld vervult met de faam van zijn naam en het Roomsche purper doet vlammen tot op het barre IJsland en den Nederlandschen naam doet klinken op het groene Erin, maa in zijn machtigen slag voert het als vanzelf een geheel volksdeel mee. Wat was dat een bijna onbegrijpelijk ge beuren, nu zestien jaar geleden, toen het oude Zwol zich opmaakte, den Roomschen Kardinaal te ontvangen. Moe liepen de kleine jongens mee in den grandiozon fak keioptocht over den» Badhuiswal, waar op het balcon van van der Biesen's huis, in den vallenden avond de zegenende Kardinaal stond: zij schreeuwden zich rle kelen schor Schaepman geboren, maar die was al zoo lang dood en de familie van zijn naam be hoorde onder de notabelen dn stad en streek. Maar van Rossum, wel, die kende iedere Zwolscihe jongen! De rijkste van de heele familie was waarschijnlijk de smid op do Thomas Kempisstraat, waar je „baas" tegen zei en die paarden besloeg en met de jongens ervan was je op school gegaan en je had er mee gevochten. En daar was opeens een heeroom in de familie, die Kardinaal was geworden en van de tien oude Zwolschen die je tegen kwam, wisten er negen een of andere bijzonderheid te vertellen. Dat is lang voorbij maar de weerslag van dat gebeuren is niet verstorven. De volks massa, Katholiek en niet-katholiek, in Zwolle en in Nederland, heeft nooit kunnen ver geten, hoe de paus, die als brievenbestellers- jongen in zijn jeugd op bloote voeten ge- loopen had, den armen arbeidersjongen uit Nederland van pater tot Kardinaal verhief. En toen tien jaar later de Kardinaal als pauselijk legaat met glans en glorie 's Rijks hoofdstad binnenreed, waren er drie, die dat volksche gevoel vertolkten. De eerste was een Joden-man, dien wij, staande op den hoek van Leidsche&traat en Koningsplein, den Kardinaal zagen groeten en op de verwonderde vraag van een kennis hoorden antwoorden: „Ja, voor een man, die liet geboortehuis van Kardinaal van Rossum in de Hagelsteeg te Zwolle. (üitg. J. M. Waanders, Zivolle. Nadruk verboden.) Hel huisaltaar in de. woning van den heer lezen zoo'n prachtpositie door eigen gewoeres ver worven heeft, déér zet ik m'n petje voor af." En de tweede was de „VoIk"-redaoteur, die zijn verslag over het Eucharistisch Congres begon met de slaande bekentenis: als een ko ningszoon is de kuipersjongen Willem van Rossum Amsterdam binnengehaald. En de derde was een jongen uit de Pijp, die op de vraag van zijn vriendje, wie dat nou toch eigenlijk was, diepzinnig verklaar de: „Da's nou de Koning van de Roomschen!" De Koning van de Roomschen. Die kleine jongen had gelijk. Alleen een koninklijk mensch gaat een levensgang als Willem Kardinaal van Ros sum. Slechts eminente gaven doen een mensch, die hij voorbaat allen glans afwijst en zelfs de mogelijkheden tot alle glorie afsnijdt, toch van sport tot sport stijgen naar de hoogte van een waardigheid, welke alleen voor uit zonderlijke grooten is weggelegd en in den modernen tijd niet meer gegund wordt of ge kocht of gekregen of geambieerd of als door geboorte geërfd, maar die in de ijzige stilten van eenzame genialiteit of spiritueele ascese wordt verworven uit de hand van hem, die de hoogste hoogte onder Gods gouden zon heeft bereikt en in zijn eenzaamheid pla neten rond zich schaart. Hij was in geestelijken zin een Zondags kind, deze Willem van Rossum, die op Zon dag 3 September 1854 geboren en gedoopt werd. Hij kreeg geen geld mee en geen groo ten naam maar schatten van veel hooger en zij stonden den volgenden dag te staren boven op de banken van de „nieuwe" kerk, zooals de Sint Michael in den volksmond heette, waar de roode prelaat kwam binnen geschreden, voorafgegaan door den zwaarge bouwden ouden deken van Balen, dien nie mand ooit zoo monter had gezien als toen Want hij was toch in Zwol geboren. En waren er geen jongens op school, die beurt om beurt den vinger mochten opsteken een heelen morgen lang, om te vertellen van hun vaders, die met den Kardinaal hadder. school gegaan en geknikkerd? Was er niet één, die voor de jonge luiste raars het verhaal kon opdisschen, hoe zijn buurman, de Joden-slager, trots tegenstand, toch door den Kardinaal was ontvangen, op titel van het feit, dat zijn vader in droeve dagen een stille weldoener was geweest van het Roomsche gezin? Maar natuurlijk, dat wist iedereen in de provincie-stad: de Kardinaal was geboren in de Hagelsteeg, waar alleen de allerarmsten woonden.En hij was in het oude weeshuis, dat vroeger in de Bitterstraat gestaan had, opgevoed. Dat was juist het ontstellend-aantrekke- liike: de arme jongen, die eens op klompen liep en nu prins van de Kerk was gewor den. Het ging alle gewoon begrip te boven en het leek wel een knal die aankondigde, dat alleen hij Roomschen zoo'n ongelooflijke zaak mogelijk was. Wat waren de Roomschen in een stad als Zwolle? Zeker, er was een aartsbisschop Dreesmann, uanr de Kardinaal de E. Mis kan. f

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 12