HET GEHEIM ZWEEFT.
WOENSDAG 4 SEPTEMBER 1929
PAGINA 2
Naar
GEORGES MONTIGNAC.
Misschien wel op het geluid der stemmen
li wam een baardeloos man met een pijp in
den mond uit het hou.t. Hij had een ietwait
hoogen rug en schuwen blik.
Kijk, daar komt de chef net aan.
Ben jij het, Barberousse? vroeg de
man.
Ja, ik kom met De Kolenbrander te
rug, antwoordde Bellici in zijn baard. Do
lui van Jacksonville zitten in het Zwarte
Huis.
Prachtig! Opgesloten als in ean fleseh.
Aan alle kanten zijn ze door moerassen om
geven en de eenige weg om te ontsnappen
is langs hier. Als ze dat beproeven, kun
nen wij ze uit het bosc.h op ons gemak één
voor één neerschieten. Gaat mee naar den
Rooden Galg, dan zal ik bevelen aan het
Wespennest vragen.
Zonder te antwoorden of het minste tee-
ken van verwondering te geven volgden
Bellici an Thomas hem, dien zij chef had
den hooren noemen. Aan den voeit van den
rooden ahorn sliepen een veertigtal man
nen in dekens gewikkeld, rondom een groot
houtvuur.
Pablo! riep de chef, is het toestel in
orde?
Ja chef, en ik heb de aansluiting reeds
beproefd. Hier is de ontvanger.
De chef bracht den hoorn aan zijn oor.
De electrische centraleGeef mij
den opperchef vanwege Willy, op zending
hij den Rooden Galg.
En verliepen eenige minuten.
Ben jij het, opperchef?... Ja... Zie
hier mij.n rapport: wij zijn slaags geweest
met de lieden uit Jacksonville en hebben er
een tiental van gedood. Nu moeten er nog
zeven of acht over zijn.Ja, dokter Dal-
bray leeft nogIn het Zwarte Huis
Wij hebben ze nu voor goed. Ik verwacht
je ordersGoedGoedDe dokter
alleen?Wees gerust, de overigen zul
len zonder uitleg opgeruimd worden.Ja,
hoera! Van de Jaeksonville-expoditio zal
niemand overblijven dan dokter Dalbray,
en dien zullen we meebrengen.Todwy
heeft ons verraden, en Barberousse heeft
zijn lijk op den weg naar het Zwarte Huis
zien liggen. Dat zullen we morgen onderzoe
kenGegroet!
De chef gaf Pablo don hoorn terug en
wer.dde ziich tot Bellici em Thomas, die on
verschillig schenen toe te luisteren.
Gaat maar slapen, er zal morgen vroeg
werk genoog zijn.
Goeden nacht, chef! zeiden de beide
mannen.
Zij legden zich hij de anderen neer, doch
zoo ver mogelijk huiten het schijnsel van
het vuur. Ook de chef had zich op den
grond uitgestrekt, en toen bij blijkbaar in
geslapen was, tikte Bellici Thomas op den
schouder.
Wij gaan er ongemerkt van door.
De beide gezellen kropen nu onhoorbaar
achteruit; in de schaduw dor dennen geko-
n ou stonden zij op en namen den gewonen
pas aan, elk gerucht vermijdend. Bellici
g ng recht naar den struik, waar de schild
wacht stond.
Je wordt afgelost, je kunt gaain slapen.
Dank je, dat is niet af te slaan; 't is
hier zoo vochtig ouder die verwenschte
hoornen, mijn voeten zijn als ijs.
Nu dan, goeden nacht, maar pas op,
dat je geen geluid maakt: de chef is erg
vermoeid.
Begrepen!
Toon de man ziich ver genoeg verwijderd
had. zette Bellici door Thomas gevolgd den
tocht voort. Weer gingen zij over het slag
veld cn langs Todwy's lijk en kwamen ten
slotte aan hot Zwarte Iluis. Bellici klopte
aan cn noemde hun naman.
IX.
Zoodra de dag aanbrak, gaf Willy bevel
tot een snel vertrek. De mannen vouwden
haastig hun dekens op, laadden de kara
bijnen an gingen in Indiaansche rij op
marsch. Zij vonden Todwy's lichaam, en
Willy bukte zich el- over.
't Is inderdaad Todwy. Menigen dienst
heeft hij ons bewezen. Hoe kwam hij op
het idee ons te verraden? Die stommerik!
Verachtelijk schopte hij het weg en richt
te zich met zijn bende naar het Zwarte
Huis, dat zich op de open plaats vertoon
de. Op twintig meter er van hield hij stil
en plaatste zijn mannen in een cirkel er om
heen, zoodat vluchten onmogelijk was.
De deur van het houten gebouw!je was
gesloten, niet het minste gerucht deed zich
daar binnen hooren. Toch was de nadering
van den vijand opgemerkt, want allen ston
den achter in het vertrek bij elkander, de
wapens in de hand. Bellici bespiedde door
een reet in den wand de omgeving. Hij
keerde zich om.
Dokter, sprak hij, „de tijd is gekomen
om u tot redding van onze makkers op te
offeren, zooals ik u uitgelegd heb".
Ik ben gereed, antwoordde de genees
heer eenvoudig.
U loopt trouwens geen gevaar gedood
te worden, want ik weet, dat zij u levend
willen hebben. Heb vertrouwen, weldra
voegen wij ons weer bij u. Laat u niet be-
invloeden door hetgeen er met u gaat ge
beuren en denk er aan: als u het gezang
van den nachtegaal hoort, kunt u er zeker
van wezen, dat wij daar zijn en waken.
Vaartwel, vrienden! zei de dokter, diep
onder den indruk.
Alle handen werden hem toegestoken, en
hier en daar blonk een traan in de oogen
van deze anders juist niet sentimenteele
menschen. Nog steeds naar buitten glurend
vervolgde Bellici:
Denk vooral aan de wenken, die ik u
gegeven heb. U treedt hun als parlementair
tegemoet. Laat met u doen, wat zij willen,
zonder tegenstreven, en bekommer u niet
om ons.
Goed.
Waarschijnlijk wordt u onmiddellijk
gegrepen en gebonden. Daar u geen weer
stand biedt en nauw bewaakt zult worden,
kunt u verzoeken de handen vrij te mogen
hebben. Daardoor is het u allicht mogelijk
zij uw doortocht achter te laten, opdat het
ons mogelijk zij uw spoor te volgen.
Ik zal mijn best doen, vriend. Laat mij
u thans ten afscheid omhelzen.
Beide mannep vielen in elkanders armen,
en de dokter zei:
Als ik niet te Jacksonville terugkom...
U zult er terugkomen, daar bein ik
zeker van. En nu, houd u gereed.
Willy had uit de hand van een zijner
lieden een langwerpig voorwerp aangeno
men, zoo iets als een grooten voetzoeker,
waaraan een lange lont bevestigd was, die
hij aanstak. Eenige oogenblikken bekeek hij
den gevel van het Zwarte Huis en stapte
dan op de deur toe.
Ga nu, zei Bellici, en dat God u be
hoede!
Ongewapend trad dokter Dalbray naar
buiten en sloot de deur achter zich. Willy
was blijven staain en nam zijn karabijn ter
hand, doch de geneesheer weerhield hem.
Onnoodig, sprak hij, zooals u ziet, ik
ben ongewapend.
Willy doofde de lont van de dynamietpa-
troon, die hij tegen de deur meende te leg
gen.
Ik kom als parlementair tot u, hernam
de dokiter.
Uw naam? vroeg de chef nog steeds
zijn wapen gereed houdend.
Dokter Dalbray van Jacksonville.
Bij het hooren van dezen naam gleed een
glimlach over Willy's dunne lippen. Strak
keek hij den man daar vóór hem aan en
overzag dan de open plek, als wilde hij zich
vergewissen, dat ieder op zijn post was.
In orde, zoi de chef, in orde! Ga mee,
dan zullen wij eens praten.
Hij wees hem op het voetpad. Met fermen
pas stapte de geneesheer vooruit, en Willy
volgde hem van nabij. Twintig meter verder
maakte de chef een gebaar; twee mannen,
achter een boom verscholen, sprongen te
voorschijn en bonden Dalbray stevig aan een
stam. Zooals de dokter Bellici beloofd had,
bleef hij heel lijdelijk en uitte geen woord.
Zonder zich voor het oogenhlik verdar
met zijn gevangene te bemoeien bracht Willy
door een fluitsignaal zijn mannen een order
over, djie hun zeker gemeenzaam moest we
zen, want van de plaats, waar hij gekneveld
stond, kon de geneesheer zien, hoe de cirkel
zich meer en meer om het Zwarte Huis sa
mentrok. De belegeraars droegen ieder een
armvol droge takken op den schouder en
hielden een pakket in grof linnen gewikkeld
in de hand. Op oen tweede signaal spron
gen zij vooruit en legden hun last tegen de
wanden der hut. Daarna scheurden zij de
pakjes en strooiden het poeder, dat daaruit
te vorschijn kwam, over het hout uit. Snel
vlogen zij weer achteruit om hun geweren
op te rapen en plaatsten zich rondom de
hut, gereed op iedereen te schieten, die zou
beproeven te vluchten.
Een blauw vlammetje liep weldra knette
rend over de droge takken, en als hlij too-
verslag stond op eens het heele gebouwtje
in vuur. Binnen enkele minuten was het
een laaie gloed, waarin het dak spoedig
neertuimelde. Het Zwarte Huis met allen,
die zich er in moesten bevinden, was niet
meer dan een rookende ruïne.
Rillend van afgrijzen zag de dokter het
gruwelijk schouwspel sprakeloos aan, ter
wijl tranen hem over de wangen liepen.
Willy verzamelde zijn bende met een sner
pende fluitstoot en wierp grijnzend nog een
laat sten blik op den brandstapel.
Vooruit! Ze zijn net op tijd gaar.
De troep schaarde zich om den genees
heer; zijn banden werden geslaakt om hern
in staat te stellen te loopem, en zoo nam
men over het pad den terugweg aan.
Dalbray boog droevig het hoofd, geheel
terneer geslagen en ontmoedigd. Voorbij de
lijken zijner gezellen gaande, die den vori-
gen dag gesneuveld waren, zuchtte hij:
Dood!... Allen dood! Ein naar welk
een hel word ik weggesleept?
Op diit oogenblik klonken de lieflijke to
nen van den nachtegaal in het naburige
hout. Verrast keek de dokter op.
Mijn God, zou het mogelijk wezen?
Zijn ze dan toch gered?
Toen Bellici de takkendragers naar de
hut zag komen, begon hij vroolijk te lachen.
Het gaat net, zooals ik gedacht had.
Wij zijn gered!
Kort daarna zag de Italiaan een blauw
vlammetje, dat een sterken phosphorgeur
verspreidde, zich snel over het hout bewc-
„JOURNAL AMUSANT".
„Handen omhoog!''
gen, en hij wendde zich tot zijn makkers.
Klaar?
Ja!
Dan vertrekken wij. Vlug!
Hij bukte zich naar een ring in den vloer
en hief, door Thomas geholpen, een zwaar
luik op: er werd een trap zichtbaar in de
vastgestampte aarde uitgestoken. Op zijn
aanwijzing daalden eerst Thomas en daar
na de overigen naar beneden.
Intusschen was het duidelijk merkbaar,
dat hooge vlammen de wanden omringden.
De oververhitte lucht in het vertrek werd
verstikkend. Bellici daalde dus ook bij de
trap neer, sloot het luik en voegde zich bij
de anderen, die hem bij de laatste trede
wachtten, enkele meters onder den bega-
nen grond. Een lange, vochtige buis met
glibberigen bodem strekte zich voor hen uit,
op bepaalde plaatsen met houtwerk bescho
ten als een mijngang.
Drie jaar heb ik werk gehad om dezen
geheimen uitgang te graven, verklaarde
Belliici.
't Is dus niet de eerste keer, dat u
hier doortrekt?
O neen! Niet de eerste keer!
En de hand over het voorhoofd strijkend,
aLs om een gedachte te verjagen, voegde hij
er bij:
Op weg, vrienden, wij moeten het spoor
van den dokter niet verliezen.
De kleine troep zette zich in beweging;
Bellici ging voorop. Thomas sloot den stoet.
Tastend dn de duisternis, te midden van
een duffe, moerasachtige atmosfeer moest
men dikwijls tegen den meit leem besmeur
den wand leunen om niet op den slijkerigen
bodem uit te glijden, waarin de voet soms
tot den enkel wegzakte.
Zoo had men ongeveer twaalf honderd
meter afgelegd, toen Bellici den troep deed
stilstaan. De gang? ongevoelig, de lucht werd
minder onaangenaam, de bodem vaster.
Wij zijn hier bij een dicht begroeid
boschje, op enkele meters vain den „Rooden
Galg", fluisterde Bellici. Wacht mij even.
Bij een helling opklauterend: stond hij
weldra in het daglicht te midden van een
dichte groep rhododendrons, waar hij zich
verborgen hield.
Hij hoorde schreden op eenigen afstand
en zag de bende partijgangers een vijftig
meters verder; zij omringden den dokter
en marcheerden in Oostelijke richting. Dan
hief hij den zang van den nachtegaal aan,
en alleen Dalbray bemerkte dit signaal van
hoop.
X.
Het kostte Bellici niet veel moeite het
gewenschte spoor te volgen: de bende trok
zorgeloos verder zonder aan eenig gevaar
te denken. Immers, de expeditie van Jack
sonville was tot den laatsten man vernie
tigd, en de Roodhuiden waren bondgenoo-
ten.
Dokter Dalbray zag zich weldra van
zijn banden bevrijd:-een van Willy's man
schappen leed aan een schotwond den vo-
rigen dag opgeloopen, en del geneesheer
had uit eigen beweging aangeboden den
gekwetsten arm te verbinden. Bij gebrek
aan beter plukte hij bladeren van den ga-
zuma, een daar weibekenden heester, en
legde die als pleisters op de blessuur. Ge
lijk de geneesheer bij ondervinding wist,
werkte dit middel pijnstillend en genezend.
Deze vrijwiBige dienst had de bewakers
gunstig voor hem gestemd, en hij bleef van
kluisters bevrijd. Alleen had Willy hem ge
waarschuwd: bij de geringste beweging om
te vluchten zou hij opniew geboeid em.ge-
geeseld worden.
Waarheen zou ik kunnen gaan? had
de dokter geantwoord. Mij in de venen la
ten wegzinken, of iin de handen der India
nen vallen? Ik weet niet, waar ik heen
gevoerd word, maar uw gezelschap is voor
mij in elk geval te verkiezen boven een
vlucht in het cypressenwoud.
Dat Is verstandige praat. Loop zooals
je wilt. Wij zullen je geen kwaad doen, als
je maar redelijk bent.
Dalbray bleef nu midden in den troep
loopen. Hij ondervroeg zijn bewakers niet
en scheen alleen belang te stellen in het
landschap, dat zich voor zijn oogen ont
rolde. Hij stapte voort met flinken pas;
een oplettend waarnemer zou zelfs bemerkt
hebben, dat hij op weeke, leemachtige terrei
nen den voet nog vaster neerzette.
Twee uur marcheerde men, thans door
een minder woest cypressenwoud, tot men
na een dennenbosch gepasseerd te zijn in
een savanne aanlandde, waar de planten
groei zich minder hoog verhief. Hier vond
men de tropische flora in al haar luister
terug. Vreemdsoortige hoornen met allerzon
derlingste bloemen en vruchten wisselden
af met geheele velden azalea's, gentianen
en lobelia's.
De troep hield halt in een boschje ca-
caoboomen, wier bleekroode bladeren op
grillige wijze tegen den blauwen hemel af
staken. Uit de zakken kwamen zeer vaste
beschuiten te voorschijn en ln de zon ge
droogd vleesch waarvan men ook den
dokter een deel aanbood. Er werd een vuur
aangelegd om onderweg geplukte vruchten
te roosteren.
De geneesheer bleef intusschen Volsla
gen onwetend aangaande de plaats, waar
men hem heen bracht. Willy had terecht
weinig vrees, dat zijn gevangene zich zou
verwijderen, en dus strekten allen zich in
dezen rusttijd op hun gemak rondom den
dokter uit. Men lette bijna niet op hem.
Na een uur gaf Willy het sein tot vertrek,
en men hervatte den marsch dn de savanna
door dik gras, op sommige plaatsen twee a
drie voet hoog.
Bellici had zijn makkers een leeken ge
geven zich bij hem te voegen en vertelde
hun nu, wat zijn plan was. Hij wilde
de oplichters van den dokter van verre
volgen om het doel van dezen tocht te loe
ren kennen. Was dat eenmaal bekend, dan
kon men verder zien. Ook ging hij na, wat
er nog aan provisie voorhanden was. Zij
hadden nog zeven bussen conserven, drie
flesschen water en een kruik rum. Er werd
besloten deze levensmiddelen alleen in ge
val van nood aan te spreken, wanneer na
melijk het woud geen voedsel genoeg op
leverde.
Men begaf zich dan op weg achter Wil
ly's troep aan. Overal had deze sporen van
zijn doortocht achtergelaten, want hij had
met de minste moeite genomen dien te ver
bergen. Bovendien waren de indruksels
van Dalbray's laarzen duidelijk zichtbaar.
Daar men op behoorlijken afstand van de
lieden voor hen uit moest blijven, besloot
men rust te houden en eeniige verfrissching
te nemen. Vertrouwd met het bosch wisten
deze beroepsrnenschen smakelijke, voedza
me boomvruchten te vinden, en de Italiaan
met zijn kennis van het woud spoorde eenige
vogelnesten op; de gevonden eieren werden
rauw genuttigd en vulden den maaitijd vol
doende aan.
De kleine troep kwam weldra bij de over
blijfselen van een nog smeulend houtvuur,
de plaats, waar Dalbray's ontvoerders ge
toefd hadden. In den omtrek ervan rondsnuf
felend vond Thomas een stuk papier, dat
hij Bellici ter hand stelde. Deze las:
„Van het doel onzer reis weet ik nog niets.
Mijn gezellen hebben een zeer ongunstig
voorkomen, maar behandelen mij niet
slecht. Zij spreken Fransch en Engelsch. Ik
heb hen over een hoogst gevaarlijk moeras
hooren spreken, dat wij vóór het vallen van
den avond moeten bereiken. Dalbray."
Op weg! zei Bellici. Wij moeten hen
zoo dicht mogelijk naderen om hun bewegin
gen te bespieden zonder ons te laten zien.
Zij traden nu in het hooge gras, waar een
plat getrapt pad hun den weg wees. Lang
zaam en gebogen schreden zij voorwaarts,
want zij hoorden de stemmen van Willy's
volgelingen Op honderd meter vóór hen. Zij
kwamen nu in een lagere vlakte, waar
van de grond rijk met gras bedekt was,
als een vruchtbare weide. Het uiitzicht was
onbeperkt.
Verbaasd bleven de acht mannen staan
zonder althans voor een oogenblik er
aan te denken zifch te verbergen: aan den
horizon verhieven zich de hooge, donkere
muren eener stad, die wel een sterke ves
ting leek.
Bellici gaf de verklaring:
Het Wespennest!
Was dak dus het verschrikkelijke gevaar,
dat Jacksonville bedreigde? Wat verborg
dit sombere, zwijgende gevaarte? Met den
blik in de verte scheen Belliici geheel in
een pijnlijken droom op te gaan. Hij streek
met de hand over het voorhoofd, keek om
zich heen, als ontwaakte hij uit een nacht
merrie en zei met gesmoord geluid:
Wij gaan verder. Dat is ons doel.
Achter rhododendrons wegschuilend zotte
de kleine troep den tocht nog een halven
kilometer voort. Voor hen uit marcheerden
nog altijd Willy en zijn mannen. Dwars
door eikenstruiikgewas kwamen de muren
nu duidelijker uit. Zij schenen een tiental
meter hoog en waren blijkbaar noch van
hout, noch van steen. Men zou veeleer den
ken aan de breede platen, die de pantser
schepen bedekken. Ook onderscheidde men
nu een hooge, openstaande poort. Geen le
vend wezen echter vertoonde zich.
Bellici verstopte zijn makkers in een bosch
je en had nu snel een besluit genomen.
Vrienden, ik moet u verlaten. In mijn
plaats zal Bauer als de oudste de leidiing
nemen, en Thomas zal mij vergezellen. Het
kan zijn, dat ik in verscheidene dagen niet
bij u terugkom. Keert naar het hooge gras
terug en wacht mij daar. Ge zult er vruch
ten en wild genoeg vinden.
Onder heit geven van deze voorschrift"11
had de Italiaan zijn grimeerbenoodigdheden
voor den dag gehaald en begon nu niet
groote zorg Thomas hetzelfde schooierig"
bandietenvoorkomen te geven, als den vorf-
gen dag voor het bezoek aan het kamp hi]
den Rooden Galg. Ook herschiep hij zicli tel'
weer volkomen in den man met den rooden
baard.
Gegroet, Barberousse! zei Thomas.
Insgelijks, Kolenbrander, antwoordde
Bellici. En nu gaan wij er op los. Denk er
vooral aan je rol niet te vergeten.
Na een laatsten handdruk verlieten
hun schuilplaats en spoedden zich dwars
door het veld naar Willy's mannen.
Kijk, daar komen Barberousse en
Kolenbrander! riep een der kerels bij het
hooren hunner schreden.
Willy keerde ziich om en de troep stond
stil.
Waar komen jullie vandaan? vroeg
de chef. Ik onderstelde al, dat de Indianen
je opgepikt hadden.
Dat heeft ook nieit veel gescheeld, mop
perde Bellici in zijn rooden baard. N'°'
waar, De Kolendbrander?
En óf! bromde Thomas.
Wij hebben tien Indianen ontmoet
die begeerig naar ons hoofd keken.
Je hadt je dynamiietpatronen moeten
gebruiken.
Alsof wij dat niet gedaan hebben. N°u
jij, De Kolenbranders?
Ja.
Afijn, je bent cr goed afgekomen, ïC1
Willy verder gaande. We moeten ons wat
haasten, het wordit al laat.
De troep zette zich weer in beweging!
Bellici en Thomas plaatsten zich achter in
de kolonne.
Zeg eens, fluisterde Thomas, ik durf
nauwelijks mijn mond opendoen, ik weet
niet, of ik dezelfde stem heb, als deze beste
De Kolenbrander, wiens hoofd ik geleend
heb.
Doordat ik ze in het woud dikwijls
hoorde praten, heb ik opgemerkt, dat rij al"
len hetzelfde, rauwe geluid maken en (le
woorden laten slepen. Tracht dat ook te
doen, je ziet, mij lukt het al vrij goed.
Na een kwartier loopeins langs een nioct*
derig moeras, dat de muren als een nie't
te doorkomen gordel scheen te omsluimn,
hield de troep halt in het gezicht der groot"
poort, waarvan hij door een poel wel rijf
honderd meter gescheiden was.
Willy gaf drie fluitsignalen met gerekt"!
gelijke tusschenpoozen, gevolgd door twe"
snellere. Eenige minuten verliepen.da"r
vertoonde zich een roods schijf boven cl9
poort.
De stroom is verbroken, zei Wi">'
neemt je bussen no. 24 en dan vooruit!
De mannen openden een der zakk"n
van hun leeren gordel en haalden daaruit
een blikken busje, waaruit zij eenige ïW-i-
velkleurige tabletten namen. Bellici t>n
Thomas, in de kleeren gestoken van d®
personen, die zij vertegenwoordigden, velg
den het voorbeeld hunner gezellen.
De chef trad naar het moeras en wi"1"!'
er een tablet in. Het modderige water
bruisite, of men er een gloeiend ijzer in ?e*
stoken had, en de aarde scheen op 'le
plaats, waar het tablet gevallen was, vaste?
te worden. Willy zette er den voet op e11
doordat hij een nieuw tablet wait vérde?
gooide, ontstond er een tweede eilan J)e'
waarop hij ovensprang. Door deze hande
ling te herhalen kwam hij van eilandje tot
eiland bij de poort.
Al de kerels hadden zijn voorbeeld gc"
volgd.
Doe, zooals zij! fluisterde Bellici Th5*
mas in; later zullen we trachten liet te 1'"*
grijpen.
Op hun beurt liepen de twee vriend"15
midden door dit veenmoeras, op de P1"^*
jes stappend, die bij de aanraking met d"
tabletten plotseling in vasten grond veran
derd waren.
De werking van de produkt, dat aldiis
de modder tot vrij diep stevig ma" -te'
scheen van geen langen duur; want, t ':1
Rellicie een oogenblik op een dezer k;i!l*
ten verwijlde, bemerkte hij, dat het zacht
jes aan onder zijn voeten weer week wc
als sneeuw, die begint te smelten. Hij na'1
nog juist den tijd op de volgende vast'
plaats over te springen, en zich o.nkce" ll
zag hij, dat het pas verlaten r~-nd'" 1
weer verdwenen was.
Hoogst merkwaardig! daclit hij
denkend. Een product, dat onmidde'1 14
een deel van den bodem doet bevrïczer
de schildwachts bij het kruithuis te
sonville hebben ongetwijfeld dit goedje °P
het, hoofd gekregen in den nacht, toen 'r
het dynamiet gestolen werd.
.Toen zij op dein vasten grond aank"
men, was de voorraad tabletten vri e
uitgeput. Een der mannen had den dol-
op zijn rug overgedragen, zonder dat d'J
eenigen weerstand bood, terwijl een au1'
voor de vorming der noodige eilandjes z"r-e
de. Allen gingen nu gezamenlijk door
d"
poort, waar een neger stond met een k"r
in de hand naast een blanke, die ah'11
één voor één aankeek. Hij gaf ieder 1
bus gelijk aan die, waaruit men geput h"
om het veen door te trekken.
De dienst der wegen is hier vernu
georganiseerd, fluisterde Bellici Thomas
(Wordt vervolgd-)
ftig
ICA