Woensdag 18 September 1929 Derde Blad Pagina 1 Door ?n driftbui Anecdotes van musici Ditjes en Datjes 0 Brahms was een eenvoudig man. Hij had •CWeldig het land aan persoonsvergoding en 1 liet zich niet graag storen in zijn gewo- >tri levensregel. Tijdens een feest te zijner eere gegeven, Vcr<l hij zoozeer hot middelpunt van alles allen, dat hij kriebelig begon te worden. "e opdringerige belangstelling van iedereen knauwde hem. Aan het voorstellen kwam 'een einde. Hij ademde verruimd, toen men ''•""lelijk ging tafelen. t ^ijn buurvrouw was de beroemde celliste "Ucy Campbell. Als hors d'oeuvre werden "esters gediend. Toen zei Brahms heel ver ouwelijk tegen zijn blonde tafeldame: Houdt u óók veel van oesters? *- O ja. dol veel! Prachtig! Het gaat u dus net als mij: tollen wij het discours er dan maar aan Veven? Bij eiken gang werd die vraag herhaald. '!l'ahms deed zich tegoed, dronk op de ge- toidheid \an de kunstenares, zei verder geen V'OQrcj Nauwelijks was de tafel opgeheven, of de toèstro maakte aanstalten om heen te gaan. 1 'j de deur bleef hij eveen staan en riep met Oider stem: „Is hier misschien nog iemand, niet aan mij is voorgesteld? Ik ga nu ^ar|r huis?" Hij lachte eens ironisch en ver- Oen vliegensvlug. Beethoven was er maar moeilijk toe te hengen, zich ergens in gezelschap te ver enen. Hij bleef liefst thuis. Een beursman, 'ie steeds snoefde op muzikale talenten van ''in neef en dezen liefst met één slag be- '^emd wilde hebben, wist Beethoven te be ogen, een avondfeest te bezoeken, waarop 'i® aanstaande beroemdheid een paar van ''iens eigen liederen zelf begeleidde. De vrien- 'i°n putten zich uit in complimentjes. De Gastheer, stralend, wendt zich tot Beethoven: Nu, mijnheer Van Beethoven, wat is uw °0l,deel? 't Gaat wel. Er was iets goeds In, er Or^n ook minder goede dingen In, ant- ^°ordde de groote man met een doodernstig g«ïicht. Kleintjes vraagt de Maecenas: Wat vondt gij dan minder goed? De muziek, was het korte, afdoende atltwoord. Zoo, zoo! Maar de jongen moet toch heel ^'antvol zijn! hield de ander aan. En Beethoven, altijd nog onverstoorbaar, |°rWiji allen ademloos naar zijn uitspraak 'sterden: „Voor een dilettant speelt hij b'et eens onhandig". Etszt had in Boedapest een van zijn be- r°ehide pianoconcerten gegeven en enormo tr'omfen geoogst. Een Hongaarsch magnaat groot muziek- eWonderaar, maar zelf armzalig dilettant óe piano en niet weinig ingenomen met °'ëen prestaties wendde alle mogelijke PoSingen aan, om Liszt iets te mogen voor- v°°rspelen en diens oordeel te vernemen. Be grootmeester, vriendelijk als steeds, V°hd dat. best en bleef hot zeer onvoldoende shel rnet engelengeduld beluisteren. Hm, zeide hij, toen het stuk uit was, het a°ofd zachtjes schuddend, „zóó heb ik nog t,°°it hooren spelen" En toen de hooggeplaatste dilettant een beetje van zijn stuk gebracht door deze uit maak hoog en stamelde: „Inderdaad?, tocht, Liszt hem, steeds glimlachend naar deur en antwoordde fijntjes: Neen, werkelijk, zonder vleien, zóó nog «ooit 't Is toch 'n lekkere robbedoes! 'n eng .l van 'n kind! Wat één zoo'n schepseltje direct je heele huishouding opfleurt! Hoor nu eens, hoe leuk die schat daar bij het raam weer met haar poppen babbelt., al in keurig Hollandseh, al merk je het Duitscne accent nog goed. Maar dit laatste maakt Herta's taaltje juist frisscher, aantrekke'ijker, cm dat babbelmondje na elk gezegdetjo te kus sen! Doch nauwelijks drentelt mevrouw Stoor met enkele vuile kopjes naar het steodseh- kleine keukentje (waarvoor zal jo grooter nemen? de booien willen er immers toch niet meer huizen) of achter haar in de woonkamer kletteren scherven, terwijl het kind schreeuwt: Moeder, moeder, kotn eens gauw! Terugvliegend ziet de pleegmoeder haar laatste cadeau van manlief in gruizels op het vloerzeil en in haar opwinding om dit onge luk, vooral .in angst om wat haar echtge noot bij thuiskomst hiervan zal zeggen, fleert ze den kleuter om de rose oortjes, verschil lende keeren achtereen. lek heb het niéét getaan! Poes sprong op de kast en da lag opeens.... Wat,blief? Moet je nu nog jokken ook? Je hebt zeker iets van den fruitbak wiüen snoepen. Zeg op wilde je er iets af pakken? Onderwijl voelt het meisje zich terdege door elkaar gerammeld en wilskrachtig knijpt Herta de lipjes toe. Op zoo'n zwarle verdenking weigert haar gekrenkt-zijn ie antwoorden, maar dit laatste bezorgt haar juist zoo'n duw, dat ze het keukentje in stuift. Vooruit jij! Jij bont nu net geen oogon- blik alleen te vertrouwen. Deze alleen door nervositeit geuite, absoluut niet zoo kwaad bedoelde zin, treft het blondje vreeselijk diep Thans openen zich de lippen weer om bevend te hakkelen: u houdt niééts van Ilerta. lek wiel naar main mutte! naar main eigen mutt?]; U is ain ekelige tante, u is main muttel niéét iek wiel u nooit meer moeter noemen! Mevrouw Stoor staat verbluft over w,.t zij in haar boosheid voor kattigheid houdt en evenzeer als haar tot hier den lieven moedernaam uit Ilerta's mondje streelde, evenzeer kwellen thans die korte stootzinue- tjes de anders recht goedige vrouw. Zon ler nog een woord haakt ze de sluiting van het achter de keuken gelegen turfhok en duwt ze de weerspannige erin. Ik zal jou leeren, waar ondankbare nesten thuis hooren. En jokkebrokken er bij! Hoog geschreeuw met twee kindervuistjcs maken burengerucht tot de huilende dood moe is. Aan het schemerdonker gewend, valt het kind op een pikzwarten turfhoop nee> eh tusschen met tranen belekte fies-gore vin gertjes gaat het gejammer door: lek wiel naar maan eigen muttel! Die telkens herhaalde kreet stilt ginds in de keuken den toorn van mevrouw, die met een handvol scherven zich herinnert, wat voor stakkerdje ze feitelijk huisvesting geeft. Of is het niet vreeselijk, dat zulke wurmen om een hap brood zoo ver van hun ouders weg moeten? En kleuters die zelf geen weldaden vroegen, kunnen ze immers ook niet ten volle waardeeren. Het meelij opent al gauw Ilerta's gevan genistot motief dient het wegwerpen \a.i hfi fR.iyz JOSEFHVAN HABSBÜRG ondernemen een vliegtocht S' i J,® bezoeken Engeland, W<M °Wt«oiïSi ZwltSSfa Frankrijk. Hierboven een lolo van de aankomst op La Benrjet v nabij Parijs. ÜP OB IIYG1 NE Bij uET MEtik.EE werd. thans streng tooziolit gehouden. Een aardig snapshot van het melkexamen, dozer dagen afgenomen te Oisterwijk; do leermeesters zien nauwgezet toe. de gruizels in den vuilnisbak, die naast Herta's zetel prijkt. Zoo'n stijfkopje, dat ze nu niet opkijkt! want de pleegmoeder bespeurt niet, hoe de zich door zooveel on recht gekrenkt voelende al snikkend, toch tusschen de groezelige vingertjes doorgluurt Juist haar niet willen opzien drijft wee; de drift in het vrouwenbloed: Daar doe je nu zooveel goed aan zoo'n schaap...! toch klinkt het kort, nog alles behalve vriendelijk: Kom er dan maar uit! Herta schijnt echter niet te hooren en klaagt zoo hartverscheurend luid: lek wiel naar mameigen-muttel! dat de andere op haar hielen omdraait. Keuken- een turfhokdeur open latend, gaat mevrouw weer aan het kopjesspoelen, onder wijl steeds zijwaarts turend, of hel, me sje nu soms opstaat. Doch de kleine vat kinder lijk fijntjes, hoe de herkregen vrijheid een zekere schuldbekentenis van de pleegmoedei is. Waarom zegt „moeter" dan ook niet. wat Herta thuis altijd moet beloven: lek zal het nooit weer toen?... om haar daarna af to zoenen? Waarom moet zij altijd haar kopje buigen zelfs ais ze volstrekt geen schuld heeft maar deze vreemde tante niet? Haar weldoenster wordt opeens weer do vreemde van dien eersten avond, toen zo met alle mogelijke lekkernij geen blij ge zicht je van haar pleegkind kon afbedelen -- alleen omdat ze den zoeten moedernaam van het meisje verlangde. Neen, die goede vrouw was muttel niet en ofschoon de peuter in lange blije dagen hier het eigen verre tehuis wat vergat, mevrouw's wantrouwen van heden plaatste muttel weer tusscheii haar tweetjes in en wel op een voetstuk, waarvan heel weldoend Holland haar niet meer naar beneden zal balen. Als Herta's klaagzang maar blijft gal men, huilt mevrouw's hart op het laatst mee. Liefjes probeert ze de kleine, die aan geen komen denkt, tot zich te lokken: Nu kan 't wel met je gezeur om zoo'n fruitbak! Wees nu maar weer zoet en doe eens vlug een paar boodschappen voor me. naar den kruidenier op den hoek. Deze winkel is voor haar pleegdochter een waar paradijs, met groote flesstihen vui slik. De juffrouw achter die toonbank vol lekkers, bedeelt haar klantje uit Wien steeds met een lollie, waarop puk wel eon haJf uur kan zuigen. En dit vooruitzicht droogt dan ook Ilerta's tranen om de aardsche onge rechtigheid schoorvoetend schuift ze de keuken door met norsch gezichtje houdt zo de zwart bedropen handjes naar het aan gereikte geld. Laat ik eerst eens je toet wasschen Hoe kan je nu zoo te keer gaan? vraagt mevrouw Stoor, terwijl haar oogen vol meelij kruipen, wat de kleuter drommels best opmerkt. Die zoete oogen openen den kindermond weer. Maar iek heb 't heuse1 et getaan, tante. liet kind hunkert naar het antwoord, Zal de pleegmoeder nu den moed vinden °n zeggen, dat ze Herta gelooft? 't Weeko hartje wil zoo graag deze heele scène uitge- wischt zien, maar dat uit een eerlijk gcmjcd ontsproten „tante" zet opnieuw kwaad bloed het meisje wacht vergeefs en nadien blijft mevrouw Stoor de vreemde, die zich tusschen Herla en muttel wil dringen haar eigen muttel! die haar leerde dat jokken niet mag, zoodat zij er 'n hekel aan heeft, het nooit of nimmer doet. Na de boodschap aan den kruidenier lijkt al dat nieuw ontvangen speelgoed niet half zoo mooi meer 't kind zit maar tries! in de lange straat te staren: Muttel kau nooit voorbij dit raam komen! En 's avonds als oom om het ongeluk knort als tante hem sust: Zwijg er nu maar van, want -e heeft al straf genoeg gehad dan huilt het zoozeer verongelijkt wezentje zich in slaap. Straks wilde „tante" den dag nog tot een goed einde brengen toen ze Herta in bed stopte, vleide ze: Kus me nu maar af dan is aLes vergeten. Nain, want u houdt niééts van mij, en 'nadien verrijst overal om de kleuter muttei's beeld het heimwee verteert dit toch al zoo zwakke popje en mevrouw Stoor klaagt den dokter herhaaldelijk haar zorg. Werkelijk, het kind is verder gezond. U hoort het niet graag, maar Herta is schijn- ziek van heimwee. En voor zoo'n klein vogel tje ken ik dan maar een geneesmiddel, wat ik u al vaker noemde. Zend het meisje naar huis, voor het te laat is. Wanneer een volgend transport naar Wien is vertrokken, bijt mevrouw Stoor in de thans nog ongezelliger woonkamer haar lippen bleek, doch om zich kras te houden begint ze zichzelf en haar man te troosten: Is er nu wel 'n ondankbaarder werk, dan een andermans spruiten in je liuis ie halen? In den naar Wien hollende wagen fluis tert een zwak mondje aan hel oor va» de pleegzuster: Morgen zal ik muttel weerzien, n'éot? Zij gelooft mij altijd, wenn iek zeg, dat tok geen schoeld heb. En deed je Hollandsclie tante dat dan niet? Het bolletje schudt van neen. Maar zij was toch wel liééf! Kijk m >ar! En tot bewijs houden twee banden ieder een nieuwe pop in de hoogte. A. MARK Ik weet niet of je de mop al kent, begint gewoonlijk de verteller en ler nadere inlichting voegt hij daaraan dan toe: van dien jood, die gaarne goud wilde maken. Niet? Luister dan: Levi en Salomon ontmoetten eikander. Wat heb ik gehoord? sprak Levic, j) zoon studeert chemie? Ja. antwoordde Salomon, hij studeert chemie. Over wat leeren ze dan in de chemie? Och, zoo van alles, deelde Salomon mede, scheikunde en goudmaken Goud maken? riep Levie driftig. Ja. goud maken. Zal ik 'ns kunne spreken mei. je zoon? Interesseert me de studie in de chemie. Een paar dagen later ontmoette Levie zijn vriend Salomon met zijn zoon Wat heb ik gehoord, sprak Levie tot Sally, studeer je chemie? een interessanto studie en zeg je vader me leer je ook goud maken? O jawel, antwoordde Sally nonchalant, leeren we ook goud maken, als bijvak. 'n Pracht van een studiel En as ik vrage mag, hoe maak je dan goud? Iiaa js het me leeren? O, jawel, vervolgde Sally, beel een voudig. Je neemt een vierduiten stuk tus schen wijsvinger en duim en dan hard wrijven, stevig met duim en wijsvinger wrij ven, een kwartier lang, maar... dan mag je geen enkel oogenblik daarbij denken aan een olifant. Vooral niet denken aan een olifant! Nah! riep Levie gelukkig uit, zal Ut het direkt probeeren Levie nam een vierduiten stuk en bègon dit aandachtig tusschen duim en wijsvinger te wrijven. Hij deed 't twee minuten lang en toen, plotseling, wierp hij het vierduiten stuk tegen den grond. Attemojim! riep hij uit, ben ik vijf-en- zestig jaren oud én heb ik nog nooit aan eon olifant gedacht en ik ra! nou telkens moeten denken aan een olifant! Salomon had zijn vriend Levi hiermede leelijk te pakken genomen. Want juist als je aan iets niet mag denken, spookt je zoo n gedachte door je hoofd. En dan zeggen de mensehen wel eens, dat je niet aan alle- kan zitten denken! Toch zijn er wel e-' mensehen, dio vergeetachtig zijn en zich verkeerd uitdrukken, zooals de kleine Bctje. Zij stond bij haar vader en zeide: Vader, wat lijkt U toch precies op een leeuw! Zoo! sprak de vader trotsch. vindt jol Haar heb je dan wel eens een leeuw gezien? O ja, antwoordde Botje, bij Hendek. den molenaar. Maar kind, dat is geen leeuw, dat ia een ezel. Nou ja. vader, die bedoel ik ook. Of die vader na deze correctie nog zoo trotsch keek, staat wel te betwijfelen! Enfin, ieder mensch kan zich wel eens vergissen. Dat deed een bekend voorzitter van een groote vereeniging ook eens Hij was op een vergadering zijn standpunt aan het uiteen zetten, bctfeffende eene kwestie die in den boezem der vereeniging de gemoederen nog al levendig hield. Daarbij werd hij echte! telkens gehinderd, door iemand uit de ver- gadering, die hem met allerlei uitroepen ia de rede viel ntK 7? a ft OM DEN BCBNE1DER-OVP heeft de Bngelsehe aviatec.i Uvlebar om het wereldrecord snelvliegen wederom tetoekenMen ziet hem na zijn pogmg bft he verlaten yatQ het yliegtuig.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 9