FEUILLETON
HET GEHEIM ZWEEFT.
DE SPAANSCHE
SCHATGRAVER.
DINSDAG 1 OCTOBER 1929.
Nu
Naar
GEORGES MONTIGNAC.
14)
Zie zoo, dokter, nu zijn wij beiden in
de stad gevestigd.
Verwonderd keek de ander hem aan.
U als gevangene, uw dienar Belliri als
directeur der gevangenis.
Hoe! U?
Ja, ik zelf!
Hat is wonderbaar! Dan zullen onze
Tienden zeker gered worden.
Zoo ver zijn we, helaas, nog niet. Het
an lang duren, zal gevaarlijk wezen en
0113 slagen is onzeker.
Als u ons helpt, heb ik alle hoop rp
6611 goed einde; en wanneer Red Hair nog
0Ver ons waakt.
Wie weet!
Denkt u, dat hij in de stad zal kur„-
öen doordringen?
Wij
zijn er toch ook?
r Bellici bracht Dalbray op de hoogte van
den toestand; hij deelde hem mee, dat hij
Waarschijnlijk met den geneeskundigen
dienst van de stad zou belast worden. Ook
beval hij hem aan die taak op de natuur
lijkste wijze te vervullen als een goed, een-
v°udig geneesheer en kalm de gebeurte
nissen af te wachten.
Han schelde hij om den bewaker en stuur-
de in diens bijzijn Dalbray op stuursche,
hooghartige wijze weg
Nu liet hij de gevangenen Barton, Cow-
lay, Berlington en Clarencet halen. Door
yier wachters begeleid traden zij binnen.
Hellici liet bon op een rij tegen den muur
Ze,'ten en gelastte den bewakers in de voor
kamer te wachten. Zo-nder de gevangenen
aan te zien ging Bellici naar de deur en
Tendelde die; op vier stoelen wijzend sprak
hij:
Gaat zitteD.
Zulk
een behandeling niet gewoon keken
de vier mannen elkander aarzelend aan
zii meenden niet goed verstaan te hebben.
Gaart zitten, herhaalde Bellici, wij
boeten eens praten.
Zwijgend gingen zij op dan rand der len*
reu fauteuils zitten, onrustig en verwon-
derd, geen oog van den directeur afwen
dend.
Heze sto-nd rechtop achter de tafel; zijn
«elaat was bleek ondanks de grimeering:
'ijn oogen blonken met vreemden glans.
Een tijd lang heerschte er diepe stilte.
He Italiaan hief het hoofd op, als had bi
®en besluit genomen. Met vaste slem, waar
Van echter de zachtheid niet te miskennen
vieh sprak hij:
Vrienden, ik verzoek u naar mij te
luisteren zonder een woord te spreken. Ik
hreng u tijding uit uw land.
Een rilling doorliep de gevangenen.
Mario Barton, uw oude moeder leeft
i| hog altijd in het huisje aan de rivier. Zij
Wacht u.
Barton wilde spreken, doch de directeu
weerhield hem.
Fcnimor Gowlay, uw vrouwtje Maggy
en uw trouwe hond Kwiek zijn nog altijd
In de villa op het plein van het Gerechts
hof; zij wachten u.
Cowlay vouwde de handen, en Bellici
6mg voort:
Houglas Berlington, uw vrouw Kathe
€n uw dochtertje, dat weldra twaalf jan
Wordt, hebben het huis in de Marktstraat
®°g niet verlaten; zij wachten u.
Mijn kleine Christina... zuchtte Ber
l'ngton, doch het zwijgen werd hem opge
leSd, en Bellici vervolgde:
Georges Clarencet, kolonel Davidson
is dood, maar uw bruid, miss Margaret!
Havidson lee.'t; zij wacht u.
Claroncet slaakte eien luiden kreet, en
de vier mannen vielen op de knieën, d<:
handen naar Bellici uitstrekkend.
Heze was een stap achteruit getreden,
en trillend van ontroering sprak hij:
Ik kom u allen naar uw land terug-
Teren.
Wie tracht ons zulk een dwaze hoop
in het hart te storten? vroeg Clarencet op
het tapijt naar liem toekruipend.
Wie ik ben?Ik ben heel Jackson
ville, dat u wacht.
Onbeweeglijk, lijkbleek, met gesloten
Oogen stond hij tegen den muur; op den
vloer knielden nog steeds de vier mannen,
mgstig naar den zichtbaar ontstelden di
recteur opziende.
Minuten verliepen. Bellici opende de
oogen; zijn ontroering bedwingend kwam
bij weer naar de tafel en sprak met hor
tende stem:
Komaan, tranen hebben wij niet noo-
dig, maar moed, veel moed en.list daar
bij. Vergeet, wat ik u gezegd heb, of lie
ver, bewaar het in het diepst van uw
hart. Ziet in mij miiets anders dan een hard-
vochtigen, brutalen meester. Dat moet! In
het bijzijn van anderen moet gloeiende haat
tegen mij uit uw oogen spreken. Met ge
veinsd tegenstreven zult go al mijn bevelen
nauwkeurig, naar den letter opvolgen;
want ge bevindt u in de handen van gruw
zame bandieten. Een kleine onvoorzichtig
heid kan mij comp'romitteeren en uw al
ler ondergang veroorzaken.
Clarencet deed een stap naar voren.
Mijn makkers en ik zullen alles ten-
uitvoer brengen, wat u ons zult gelasten.
Maar ik bid u, zeg ons toch den naam
van hem, die onze hoop heeft doen herle
ven, toen onze geestkracht ging verdwij
nen. Soms schijnt het mij
Met een wenk deed Bellici hem zwijgen.
Latermisschienik ben voor
u Barberousse, de directeur der gevange
nis. Meer ruiet. En nu, laten we afmaken.
Berlington, u heeft men immers belast met
de ontwerpen van eenige huizen?
Ja.
Morgon moet er één af zijn.
't Zal gebeuren.
Bovendien heb ik voor mij zelf een
plattegrond van heel de stad moodig. Kunt
u mij daar een schets van maken?
Die zult u morgenavond eveneens heb
ben.
- En wat heeft men u te doen gegeven,
Barton?
De telling van de bevolking der sitad,
en wat. daarmee in verband staat.
Dat is voor mij van groot belang. Ga
terstond aan bet werk. Voor eiken man en
clko vrouw moet u tevens de antecedenten
aangeven. En u, Cowlay?
- Ik moeit een plan van aanval op
Jacksonville ontwerpen en volledig uitwer
ken. Men weet, dat ik als voormalig hoofd
van de politie de stad door cn door ken en
dus de aangewezen man daarvoor ben.
Maar tot den dag van heden heb ik gewei
gerd in zulk een verraad toe te stemmen
Toch moet het gebeuren, vriend. Het
zal slechts verraad op het papier zijn. Het
plan, dat u gaat uitwerken, zal nooit tot,
uitvoering komen. Stel hert zoo spoedig
mogelijk op, en laat Bartou u helpen. Als
basis van don aanval wijs ik u op dpn „Uit
kijk", die de stad geheel bestrijkt; enkele
kanonnen daar zouden in een oogwenk het
Gerechtsgebouw en liet Marktplein tot een
puinhoop maken. Wijs er ook op, hoe ge
makkelijk het is de plantages van don Li
brezio te bezetten, des noods te vernielen,
met welke geringe moeite men het kruit
huis, in de lucht kan doen vliegen. Dat al
les, ik herhaal het, zal niet de minste ge
volgen hebben.
Ten slotte wondde hij zich tot Clarencet
en zei zonder hom aan te zien:
En u, Clarencet, heeft man u het vin
den van zekere chemische formule opge
dragen?
Ja, een verstikkend product, dat uit
een ballon moet geworpen worden.
Hebt u al reeds dets gevonden?
liet is gemakkelijk: een compositie
die bij verbranding giftig gas verspreidt.
Daarmee zullen we dan de volgende
week een proef nemen op honden, in tegen
woordigheid van den opperchef. Ik zou ook
willen, dat er een zeer groote hoeveelheid
gefabriceerd en in voorraad gehouden werd
van de verkoelende stof, die het mogelijk
maakt over de moerassen te loopen.
Ook dat is gemakkelijk; een legertje
van zwarten is voor déze bereiding steeds
aangewezen.
Nog iets: dokter Dalbray zit hier ook
gevangen. U zult hem zien, en hij zal u
vertellen, al wat hij gedaan heeft om hier
binnen te komen. Aarzel niet hem te laten
roepen onder het voorwendsel van onge
steldheid.
De Italiaan stapte naar de deur en schoof
zacht den grendel weg.
En nu, zwijgen! Men gaat u weer
naar den arbeid geleidon; moed daarbij;
Ik zal geregeld met u in gemeenschap blij
ven, en ik machtig u uw medegevangenen
te zeggen, dat zij niet. moeten wanhopen.
Hij drukte- op een elcctrischen knop, de
vier bewakers traden binnen.
Met harde, ruwe stem richtte Bellici zich
nu weer tot de geboeiden.
Je hebt me dus beerepen? Morgen
avond moet ieder van jelui .mij leveren,
wat ik hem gevraagd heb. Jullie kent nu
mijn wijze van handelen: als je werkt, krijg
e goed en genoeg voèdsel en wordt goed
behandeld, maar bij het. minste toeken van
verzert: de knoet, vaisrten, de cel. Hebben
ullie het ook gehoord? zoo besloot hij zich
tot de bewakers wendend.
Ja, mijnheer de directeur.
Op het afgesproken uur voegde Thomas
zich bij den Italiaan. Hij had aangename
uurtjes met de lieve kleine gesleten en haar
vervolgens thuis gebracht. De Hollandsche
woniing stond hem we laan. De oude ne
gerin vond hem nog al veranderd; vooral
zijn stem scheen haar minder ruw, mis
schien wel door de vochtigheid van het
oerwoud. Maar zij was er niet op ingegaan,
reeds gelukkig, dat zij nog geen slagen op-
gcloopen had.
Bellici was nog druk bezig met zijn do
cumenten de gevangenis betreffende. Uit
een register bleek hem, dat zeventig ge
vangenen in dezen kerker opgesloten wa
ren. Daaronder waren voel ingenieurs,
•bankiers met in Europa welbekenden naam,
schilders in hun land met eere genoemd,
scheikundigen cn professoren, allen inder
tijd op geheimzinnige wijze verdwenen.
Het Jaarboekje leerde hem, dat het Wes
pennest ongeveer zes honderd mannen
herbergde, vijf honderd vrouwen en
een honderdtal kinderen allen bene
den de twaalf jaar. Dit laatste scheen
er op te wijzen, dat sedert, de stichting van
dit roovershol hoogstens een vijftiental ja
ren verloopen was. Tegen den avond be
gaven de twee vrienden zich naar het
roode huis om t,e middagmalen.
Den volgenden morgen meldde de Ita
liaan zich bij Bilvcsy aan. Deze bewoonde
den bevalligen corttage in de hoofdstraat.
Bellici stelde hem een nota van zijn plan
nen ter hand en sprak zoo wei
nig mogelijk om miet de aandacht op zich
te trekken. Gelukkig bleef de 'opperchef
niet bij de onderdeden stilstaan; hij was
zeer ingenomen met de ontwerpen van den
nieuwen directeur, die hem bovendien de
verwezenlijking van bijna al zijn eischen te
gen het einde der nlaand aankondigde.
Bellici verzocht, dat De Kolenbrander
naar het oerwoud zou gezonden worden
om vruchten van den magnolia in te zame
len; dokter Dalbray verlangde een flinken
voorraad daarvan om de kinine te vervan
gen, wanner zich tusschetipoozende koort
sen mochten voordoen. Bilvesy toekende
een permissie tot uiitgaan voor De Kolen
brander cn zes negers.
Thuis gekomen sloot Bellici zich met
Thomas op en gaf hem nauwkeurige be
velen voor den tocht buiten de stad. Ili
gelastte hem in de megerwijk zes mulatten
uit te kiezen en wel onder degenen, die
heit meest over het Wespennest te klagen
hadden, vvicn het laven hot hardst gemaakt
werd. Ook moest hij elk den pak provisie
voor acht dagen geven en een groot mes.
XIV.
Toen Bellici bij de poort kwam, wachtte
Thomas hem met zes mulatten op hert plein.
Deze laatisiten zagen er erbarmelijk uit. In
korte jassen en pofbroeken van grof linnen
gekleed zaten ze met bet hoofd in de han
den te suffen. 'tWos hun wel aan te zien,
dat ze met arbeid en slagen overladen wer
den. Thomas wandelde intusschen op en
neer, de karabijn dwars over den rug, mei
een korte karwats op zijn hooge laarzen
floppend, als een persoon van gewicht.
Mijn mannen staan gereed.
Mooi. Ik zie, dat je ze onder de arm
ste duivels uitgezocht hebt.
Zij werden gebruikt als stokers bij de
machines. Harder baantje is er al niet.
Ik vond ze samon in een hut, waar ze al
leen leefden.
Ze zijn dus niet getrouwd. Des te be
ter. Ook do provisiie is 'zeker in orde?
Ja, en ik heb op uw aanwijzing bij elk
pak een lang mes gevoegd.
Uitstekend. Je kent mijn voorschriften.
Ik verwacht je dezen avond tegen don
nacht terug.
Ik zal presenit wezen.
Bellici ging naar den poortwachter en
bood hem de door Bilvesy geteekende uit-
gaingspcrmissic aan en nam afscheid van
Thomas.
De Kolenbrander en zes negers.
In orde! Ik zal je poeder geven voor
heen en terug. Zooals jc weet, moet je ze
dat voor den terugtocht niet eerder geven,
vóór je werkelijk terugkomlt. Ze mochten
er eens mee vandoor gaan, en dat zou erger'
wezen.
Wees gerust, antwoordde Thomas. Als
één van die lui mines maakte om de plaat
te poetsen, zou ik hem netjes neerleggen.
Wacht nog even, zei de poortwachter,
tot ik den stroom verbroken heb.
Hij trad in een cel, die in den muur aan
gebracht was. Thomas gaf nu eiken mulat
een busje poeder. Zij kenden er blijkbaar
het gebruik van, want met behulp dezer ta
bletten begönncn zij terstond het moeras
over te steken. Hun aanvoerder kreeg schik
in het spelletje, en weldra waren allen op
den vasten grond. Do mulatten stonden in
het gelid en verbeidden zijn orders.
Vrienden, sprak hij, zooals ik je beloofd
heb, zullen jullie over een uur vrij wezen
en voor altijd de stad ontvluchten, waar je
zooveel geleden hebt.
De mannen bleven zwijgen, doch hun
oogen glansden van blijdschap cn hoop.
Thomas stelde zich aan het hoofd van den
kleinen troep en nam den weg, dien hij
eenige dagen te voren doorlcopcn had om in
het Wespennest te komen. Vlug trokken zï
door de vlakte met hst hooge gras en kwa
men bij een boschjc eacaoboomen, waar
men nog do overblijfselen van een houtvuur
aantrof. Thomas deed zijn volkje nederzit-
ten en riiep zeer' luid:
Hola, Bauer! Hola, Rouxelle!
De takken der struiken werden op Zij ge
schoven, an Bauer vertoonde zich gevolgd
door zijn vijf makers, de karabijn in da
hand.
Mooi zoo! Altijd neg gezond? vroeg de
gewezen ziekenoppasser.
Dat kon niet beter.
Laten wij ons dan haasten. Ziet hier
de bevolen van Bellici: eerst gaan we een
mooi zootje noten plukken. Mijn dragers zul
len in gindeche boomem klimmen, dao mijn
lieer Bellici zeer goed opgemerkt heeft; allo
noten, die zij vinden zullen zij naar beneden
gooien. Je moet maar zien zonder gereed
schap de vruchten van de bolsters te ont
doen. Daarvan gaan wij uitstekenden nó
tcitwijn maken; een kom daarvoor heb ik
meegebracht. Woest maar niet bang je ban
don vuil te maken: dart kleursel heb je op
den koop toe.
Wat, bedoel je daarmee?
Straks! Eerst vlug aan 't werk.
Na een lialf uurtje was de kom vol, en
bezat Thomas de gewcnschte hoeveelheid
ontbolsterde noten.
Dat ds het eerste bedrijf, verklaarde
hij, nu volgt het tweede. Het iis wel niet
gebruikelijk bij ons soort mensehen, maar
thans gaat ge u hoofd, romp, armen en
beenen heel nétjes met dit goedje verven
De mulatten zullen u hun kleeren geven
en in ruil daarvoor de uwe aantrekken.
Lachend volvoerden de zes blanken het
gegeven bevel en waren spoedig in mulat
ten van goede kleur veranderd. Met een
schaar had Thomas handig Rouxelle en
IJoudliier den baard afgeknipt en de lange
haren van twee anderen ingekort.
De zes echte mulatten pronkten fier in
de kleeren der blauken. Thomas riep ze
tot zich.
- En nu, vrienden, veel geluk. Gaat re
gelrecht vooruit, steeds naar liet Westen.
Geeft deze papieren aan den gouverneur
van Jacksonville. Het zijn zes afschriften
van denzelfden brief. Je krijgt er elk één
van voor het geval, dat je in liet woud een
ongeluk mocht overkomen. De pakken bevat
ten levensmiddelen voor acht dagen. Past
op de slangen, de moerassen, de Roodhui
den, cn moge God jullie verder beschermen.
Hij gaf allen de hand, en zij wierpen
zich aan zijn voeten, zijn kleeren eerbiedig
kussend. Dan verdwenen zij onder vreugde
kreten in het struikgewas.
- Arme kerels! zei Thomas. Maar nu
wordt het ook voor ons tijd te gaan.
Gedurende den tocht naar den zoom van
den poel vertelde hij zijn nieuwen gezellen
alles, wat er in de laatste dagen gebeurd
was. 1-Iij drukte hun op het hart nooit of
nimmer, wat er ook mocht voorvallen, te
vergeten, dat zij geen blanken waren,
maar arme, gekleurde slaven. Ten slotte
deelde hij hun nog mee, dat mijnheer Bar
berousse niemand anders was dan signor
Bellici.
De zon stond reeds zeer laag aan den
horizon, toen zij het moeras bereikten. Tho
mas legde hun uit, hoe zij met de tabletten
moesten handelen, en ging zelf vóór om
het hun te wijzen. Hij had reeds drie eiland
jes gevormd, toen hij opeens voelde, dat
de karabijn hem brutaalweg uit de handen
gerukt werd. Zonder 'zijn tegenwoordig
heid van geest te verliezen keerde hij bij
zijn kameraden op den vasten grond terug.
Wat is dat nu?
Van de karabijn geen spoor.
Dat is verduiveld sterk! Toch geen
dwaallichtje, dat een loopje met mij neemt?
't Is vreemd, zei nu Rouxelle ontsteld.
Mijn mes, dat dk bij mij gehouden had, is
ook verdwenen! Daareven kreeg ik een
stoot aan den gordel, en toen ik met de
hand voelde, was het mes er niat meer.
Vreemd is het zeker, sprak nu Bauer
op zijn beurt; ik voel me onwillekeurig bij
de linkerhand naar den poel getrokken.
Zulke malle dingen bevallen mij lang
niet, meendè Thomas.
Nu voel ik het weer duidelijk: mijn
linkerhand gaat van zelf naar voren, en
als ik geen weerstand bood, zou ik zacht
jes voortgetrokken worden.bij le band
En u, voelt u niets? vroeg Thomas
den anderen.
Neen, niots van dat alles.
Wacht... Bauer, ga eons wat verder
van het moeras.... Voelt u nog altijd die
aantrekking?
Minder.hier heelemaal niet meer.
Laat mij uw linkerhand eens zien.
Bauer strekte de hand uit, en Thomas
onderzocht ze.
Is de groote ring, dien draagt, van zil
ver?
Neen, 't is een ring van Amozocijzer,
een gedachtenis.
Ik ben erLoop eens langzaam naar
den poel... Voelt u de aantrekking weer
komen?
Ja het begint weer.
Zoo zal het wezen! De wachter heeft
daar straks gezegd: ik ga den stroom ver
breken. Toen vroeg ik mij zelf reeds, van
welken stroom spreekt bij? Wel verduiveld
van den electrischen stroom, die een elcc-
tro-magneet in werking stelt.
Zoo sprekend viel zijn oog op den stads
muur, en hij riep:
Kijk, kijk, daar hangt ze, mijn kara
bijn, vastgeplakt aan den muur, die met een
pantser van ijzer bekleed is, van geëlectri-
seerd, magnetisch ijzer! Doortrapt slimme
duivels zijn die lui van het Wespennest
toch! Geen mogelijkheid met geweld in de
stad te komen. Je nadert mot vuurwapens,
krak.de muren nemen je geweer en mes
af, als je niet nog bovendien door den schok
dn den poel geworpen wordt.
Die uitleg bevalt me toch beter, zei
een der mannen lachend. Uw praatjes over
dwaallichtjes bevielen mij lang niet. Als ge
boren Schot ben ik daar altijd huiverig
voor geweest.
Men kan niet over bet moeras komen,
of de stroom moet verbroken zijn.
Kent u bet middel daartoe?
Wacht eens.bij onze komst heeft
Willy driemaad gefloiten, daarna tweemaal,
twee maal wat sneller. Ik zal het ook eens
probeeron.
De vingers in den mond stekend gaf Tho
mas het signaal en wachtte.na eeniga
minuten verscheen er een roode schijf bo
ven de poort.
Kijk, kijk, zei Thomas vergenoegd. Je
moet het kunstje maar weten. En nu de
bonbonnetjes klaar. Doet zooals ik: pats.
een eilandje, ik stap er op; pats... een
ander eilandje, ik spring er op over! Be
grepen?
Zijn gezellen volgden zijn voorbeeld, en
weldra stonden allen op den vasten grond.
Do bewaker wachtte hen onder de poort
Een voorspoedigen tocht gehad?
Uitstekend! antwoordde Thomas, 't kon
niet beter!
Vervolgens de gewaande mulartten met
zijn karwats dreigend brulde hij bijna:
Vooruit, en een beertje gauw, verd. .5
luilakken!
De wachte gaf Rouxelle in het voorbij
gaan nog een schop, maar deze ontving dien
zonder iets rte laten merken, als ware het
de gewoonste zaak ter wereld.
Kort daarna bevonden Thomas en zijn
makkers zich in het werkkabinet van Bel-
lici-Barberousse.
XV.
Reeds van den beginne had Bellici zich
doen opmerken door zijn grodten ijver. Leni
ge dagen na zijn benoeming tot directeur,
van het gevaragenislaboratorium had hij Bil
vesy de ontwerpen van twee nieuwe huizen
geleverd, een vernuftig uitgedacht middel
om de bestuurbare ballons en luchtschepen
nog meer stabiel en de behandeling eenvou
diger te maken, en de formule voor een
verstikkend poeder.
De opperchef was daarover zeer in zijn
nopjes, en Belici maakte er gebruik van om
verplaatsing van den bewaker-portier te
verkrijgen. Hij beweerde, dat deze man zich
niet naar de methode en de inzichten van
den nieuwen directeur wist te voegen en da
gevangenen dikwijls geheel onnoodig brutaal
behandelde. Bilvesy had te veel redenen tot
tevredenheid over Barberousse, dan dat hij
hem het gevraagde zou geweigerd hebben.
Hij toekende dus eon bevel, waarbij de por
tier naar do voorraadmagazijnen overge
plaatst en De Kolenbrander in zijn plaats
benoemd werd. Ook wist Bellici te -bewol
ken, dart dokter Dalbray zijn bezoeken ala
geneesheer ook in de stad mocht doen zon
der door een bewaker vergezeld te worden,
al was het dan ook met de stalen kluisters
om den ekels. Ook zorgde hij dait Berling
ton en twee gevangen ingenieurs uitga-
zonden werden om de gesteldheid van bet
kruithuis te onderzoeken en»een staat op
te'maken van alles, wat zich daarin be
vond.
Zijn vrienden, die hij als mulatten ver
momd in de stad gesmokkeld had, bleven
aam de gevangenis verbonden. Hij deed
Rouxelle en Berbi voor den dienst der bal
lons aanwijzen met opdracht zich volledig
bekend te maken met dé besturing ervan
en de behandeling der motoren, door goed
uit te ziien en de piloten behoedzaam te
ondervragen.
(Wordt vervolgd).
Een huhioristisch griezelverhaal.
door WILLIAM CAI NE.
41.)
Een minuut lang zat John zwaar peinzend
•Hario aan te zien. Wat hij voorstelde te doen?
1 had het hem zijn leven moeten kosten, hij
*ist
er geen antwoord op.
het
doordat hij aan iets anders zou beginnen, Was
op zijn minst noodzakelijk uitkomst te krij-
over de bona fides van signor Hilario.
aat hij stond verbazend sceptisch tegenover
iea signor Hilario.
Niet, dat diens geschiedenis hem zoo onge
woon voorkwam. Integendeel, vanaf het eerste
W'tiorii was het een zeer geloofwaardig verhaal
Seweest. Het was verbazend handig geeon-
8trUeerd en liep als van een leien dakje. Er
33 geen enkel punt van aarzeling, noch tegen
spraak, alles hing prachtig aan elkaar zoover
het verhaal bleef. En trouwens, hij moest al-
'Jd nog met die teekening rekening houden.
Voelde John wel, dat er geen reden was om
twijfelen, dat een tot nog toe onverwacht en
onbekend familielid, daar tegenover hem zat,
eh dat een ander zat te zuchten in Santa Brigi-
p en dat een derde ten slotte zat te poseeren
a het atelier van Ann Dicey. Neen, de manier,
W'aarop die kerel alles had uitgelegd, was vol
doende om te gelooven, dat hij werkelijk zijn
•hhiilicstambcom met drie takken had uitge
breid. Het was alleen de manier, die John een
?e°Ue in de war had gebracht. Hilario bezat de
bijzondere eigenschap ditmaal onder zeer
Ohgunstige omstandigheden om John de
overtuiging op te dringen, dat ieder woord, dat
bij gesproken had, gelogen was. Had hij gezegd:
cip Son staat aan den hemel, dan zou John ge
acht hebbfen, dat zijn oogen hem bedrogen, om-
zij deze uitlating bevestigden.
In mindere mate •had hij telkens de zelfde
'onsatie gekregen, gedurende Hilario's verhaal
van den vorigen dag en nu Hilario frank en
zelfs met een lachend gezichttoegaf, dat alles,
wat hij toen losgelaten had, gelogen was, kreeg
hij weer een nieuwen twijfel over het verhaal
van vandaag, dat niet minder keurig van con
structie was, dan dat van gisteren. Afgezien
van de groote overeenkomst in 't teekeninge-
tje en zijn landgoed, vroeg hij zich af, of
ook hier geen bedrog in stak.
Indien Hilario niets anders was dan een
zwendelaar in de Spaansche schatgraversaf
faire, was het heusch niet zoo moeilijk om op
de hoogte te komen met al de details, zij het
in woord of teekening. Al was het plaatje mis
schien zestig jaar oud, er waren honderd an
dere methoden om zoo iets in je bezit te krij
gen, dan die, welke John aanvankelijk als de
eenige mogelijke had aanvaard.
Weer kwam er twijfel over hem. Wat moest
hij met dat alles beginnen?
Ik weet het niet meer, zei hij.
Beste vriend, zei Hilario, er is maar een
middel, dat jij als vriend kunt doen; helpen.
Zou jij dat kind naar den ondergang wiilen
drijven, als er een fortuin op haar lig: te
wachten, terwijl je met een of twee duizend
vuile peseta's
Wacht eens, zei John, hoe weet ik, dat er
een fortuin op haar ligt te wachten?
Mercedes mocht dan al zijn nichtje zijn, daar
volgde niet zoo org duidelijk uit, dat Sebastian
een koffer met dit zeer gewichtige document
te Cartagena had verpand.
Ik heb de eer om u mede te dselen, da: dit
werkelijk het geval is, zei Hilario.
Ja, zei John, maar hoe weet je, dat dit net
geval is?
Hilario keek een beetje beduusd.
Sebastian zei tegen mij, begon bij, da:
Ja, zei John voor den derden keer, maar
hoe weet je, dat Sebastian de waarheid heeft
gezegd?
Ik zou Sebastians woorden voor waar wil
len herhalen, al kostte het mijn leven. Ik ken
mijn broer, sir! zei Hilario trots.
Zijn ontgoocheling stond zoo duidelijk op zijn
gezicht te lezen, dat John's verdachtmakingen
sterker dan ooit opsprongen. Ik laat mij han
gen, dacht hij, als deze man zijn vuile klauwen
ook maar op één peseta legt.
Juist, zei hij, maar ik niet. Jij schijnt te
vergeten dat ik het risico van een paar duizend
peseta's loop en dat is heusch geen kleinigheid.
Dat is veertig solide Engelsche ponder, Of
misschien tachtig, als het daarbij nog blijft.
Hilario zuchtte.
Ja, zei hij, het spijt me, dat ik niet meer
kan doen. Ik heb heel mijn geval voor u uit
eengezet, indien de roep van het bloed hier
niet zwaarder weegt dan onnoozele ponden.
Dat heb ik niet gezegd. Ik moet er nog
eens over na denken, maar je zult toch toe
geven, dat wij werkelijk idioot zouden zijn, in
dien wij dien koffer probeerden los te krijgen
en dan ontdekten, dat je broer ons met een
kluitje in het riet had gestuurd.
Daartoe is Sebastian niet in staat, zei
Hilario. De man heeft nog nooit bedrog ge
pleegd. Van mij zelf mag ik dat niet zeggen,
bekende hij openhartig. Mercedes, ging hij ver
der, terwijl hij John heel scherp beloerde, zou
precies hetzelfde van haar vader getuigen.
Ik zal haar eens ondervragen, dacht John.
Ja, laat ik dat eens doen. Als zij hetzelfde be
weert als deze sportsman, ga ik er op in.
Maar natuurlijk, zei Hilario, die niets an
ders deed dan afgebakende instructies volgen,
begrijp je wel, dat het onverstandig zou zijn
ook maar iets tegen Mercedes te zeggen.
Natuurlijk, zei John, ik laat mij hangen,
als ik het doe.
Toen hij eenmaal zoover was gekomen,
schoot het Hilario ineens te binnen, dat liij
zich niet had voorbereid op een verklaarbare
reden, waarmee hij dien vervloekten Billing
moest waarschuwen, niets van dit alles tegen
Mercedes te vertellen.
Waarom eigenlijk? vroeg John.
Kun je dat nog vragen? riep Hilario, ter
wijl het zweet hem op zijn voorhoofd sprong.
Ja, zei John, ja, dat vraag ik.
Hilario keek Hem wanhopig en stom aan.
Zijn hersens schenen lam geslagen. Tot nog toe
was alles keurig gegaan, zoover men in dit
vieze verwarde zaakje van keurig kon spreken.
Hij had heel zijn verhaal verteld, de papieren
getoond en den man-gebracht tot de punter-
die men hem had voorgekauwd. Hij wist zeker,
dat Billing naar Mercedes zou gaan. Billing
stelde klaarblijkelijk zeer veel belang in dit
meisje. Wie zou zeggen, dat zij niet na een of
twee gesprekken op dien Sebastiau zouden
komen. Die koffer mocht voor zijn part gesto
len worden. Die rijke Billing was in ieder ge
val nog vrijgezel.
Nu hij vlak voor zijn doel stond, werd hij
achterover gesmeten door gebrek aan overtui
gend bewijs.
O, had hij nu Ribera maar! Juist in deze
crisis. Ribera zou zich niet zoo vlug ui: het
veld laten slaan.
Kun je dat nog vragen? vroeg hij nog
eens.
Kun jij er op antwoorden? vroeg Jchn.
Hilario sprak een paar schietgebedjes van
dankbaarheid. Hij was gered! Ofschoon Ribera
heel ver weg was, had hij hem gered. De re
den, die Ribera hem toen gegeven had, zou hem
nu op wonderlijke wijze uit de verlegenheid
helpen. Hij stak blijgemoed van wal.
Beste vriend, zei hij. Het is om haar eigen
bestwil, dat ik je verzoek, van dit alles niets
los te laten. Zou jij het hart hebben om eenige
hoop in haar boezem te planten, die niet ver
vuld zou kunnen worden? Zou jij met haar
durven praten over een hetere toekomst, in
dien je toch niet van plan bent om eerlijk en
edelmoedig die toekomst te helpen vormen?
Het is al erg genoeg, dat ik vergeefs allerlei
droombeelden voed over een toekomst, waarin
ik vrij van zorgen zal zijn en verheven boven
dit pauperisme. Nee, mannetje, mijn kleine
meisje zul je daarmee niet kwellen. Ik verzoek
je ik smeek je, ik bsVeel je, dat je niets te
gen Mercedes zult Zeggen.
Hm, zei Jolin, er zit wel iets waars in.
Ik zou er persoonlijk geen voordeel van heb
ben, als ik Hilario tegenspreek dacht hij, Toch
vind ik er geen bezwaar in, om het haar toch
maar eens te vragen. Ik doe het ook.
Hij stond op. Hij had, Wat hem betrof, ge
noeg van Hilario.
Gaan wij lunchen? vroeg" Hilario zoo lar.gs
zijn neus weg.
John was echter heelemaal niet in een stem
ming om Hilario op een lunch te fuiven.
Het is nog een beetje vroeg voor mij, zei
hij. Maar ik zal je niet langer ophouden, indien
je liaast hebt. Bonjour. En terwijl hij Hilario
op de bank achterliet, ging hij zonder verdere
plichtplegingen in het hotel.
Het is het eenige middel om mijn handen
van dien schurk thuis te houden, mompel
de hij.
HOOFDSTUK XV.
I.
John kwam langs den zij-ingang weer in
iet hotel. Toen hij door de hal liep kwam
Juesada hem van het kantoor tegemoet.
Waar ben je al dien tijd geweesc?
chreeuwde hij. Ik hen overal naar je aan het
'ragen. Ze zeiden, dat je op het terras zat.
1: sta hier voor met een auto, mijn moeder
Irong voortdurend aan op een tocht door de
tad. Zij heeft nog nooit in een auto gezeten,
egt ze. We hebben wat ballast noodig. Vooruit,
jij, er in!
Als je me naar Tetuan wilt brengen, met
llczier, maar niet verder, Quixote. Ik moet je
laar beslist alleen laten.
Prachtig, net zooals je wilt, zei Quesada.
Zij gingen naar huiten en zagen daar sig-
nora Quesada in een auto zitten.
Tetuan! zei Quesada tegen den chauffeur.
Zij vertrokken. John keek even achterom en
zag Hilario op de bank zitten. Het was een
toonbeeld van uiterste verslagenheid.
Daar signora Quesada geen Engelsch koude
waren John's opmerkingen gedurende den kor
ten tocht beperkt tot de elementaire zinnetjes
uit zijn „Help u zelf op reis met Spaansch" en
niet de moeite waard om hier herhaald te wor
den. Hij kon tegen Carlos dus ook niet over
Hilario beginnen. Zij stopten vlak voor Ann's
woning. Billing ging uit den wagen.
Dank je wel! zei hij, en tot ziens.
Hij helde.
Vooruit! Wat hebben jullie prachtig weer.
De car bleef staan waar hij stond.
Wij zullen wel even wachten tot je bin
nen bent zei Quesada.
Dolores verscheen in den tuin, keek oven
en was weer weg.
Wel alle duivels, zei John, dat Is me
een heks! Hij belde opnieuw. Ann kwam naar
huiten met. haar schetsboek, gevolgd door Mer
cedes en de Hark. Zij hadden allemaal shawls
om en regenmantels. Mercedes had een van
Ann's regenjassen gekregen, die tot op den
grond sleepte. Zij droeg haar met een konink-
liik gebaar en John dacht onmiddellijk aan
een kind, dat tooneel speelt. Zij alleen was
blootshoofds. Haar mooie, zachte lokken zaten
heelemaal in den grooten kraag verborgen, dia
zij artistiek had opgeslagen. Toen zij John be
merkte uitte zij een kleinen kreet. Het volgend
oogenblik had zij zich reeds hersteld en kwam
naar voren, waardig, maar toch niet om hem
bepaald op zijn gemak te brengen. Dolores
opende het hek.
Hij komt toch niet! schreeuwde Quesada.
O, zei Mercedes, ik trap op mijn jas, hij
is veel te lang.
Onzin! zei Ann, terwijl zij het meisje ai
in den wagen stopte. Natuurlijk gaat hij mee»
O, ze zag er verbazend leuk en opgewekt uit»
Natuurlijk ga ik mee, zei John. Stap in»
Hark! Waar gaan wij na&r toe? vroeg hij, toen.
hij zijn lange beenen zoo goed mogelijk in de
beschikbare ruimte plooide.
Dat weet niemand, zei Ann. Het is sig
nor Quesada's picnic. Dat is zoo n eigenzinnig
mensch, John. Zoo gauw waren wij niet van
jou af en hadden wij ons serieus aan het werk
gezet, of mijnheer kwam binnen. V ij raakten
hem niet kwijt, voordat wij hem vast en zeker
beloofd hadden, dat wij komen zouden» Hoe
moet ik nu ooit aan het schilderen raken, riep
zij wanhopig, als dat zoo door moet blij en
gaan! Ach, is dat nu een serieus mensch? Er
is geen land mee te bezeilen.
Ondertusschen was de auto als weer ver
trokken. De straten van San Pablo zijn ge
plaveid, met stèenen, van het meest verschrik
kelijke soort. Zelfs luchtbanden zijn niet in
staat om de verbazende schokken eenigermate
te breken. Daardoor kwam het, dat er een boe
len tijd niet gesproken werd. Toen zij eindelijk
in het vlakke veld kwamen, ging het zoo vlug,
dat men weert geen adem kon balen om te spre
ken. En half uur lang werd er dan ook ock
niets belangrijks verhandeld. Zij hielden ten
slotte stil bij een herberg, die langs den kant
van den weg stond, hoog boVen de zee, tusschea
de bosscken. Vlak boven hen schoct een koken
de stroom door de .ergon. Hier lunchten Zij
met stevige ommeletten, forellen, dikke soep,
ruchten, heerlijken wijn, olijven en verrukke-
ijke koffie. (Wordt vervolgd).