FEUILLETON HET GEHEIM ZWEEFT. DE SPAANSCHE SCHATGRAVER. DINSDAG 1 OCTOBER 1929. Nu Naar GEORGES MONTIGNAC. 14) Zie zoo, dokter, nu zijn wij beiden in de stad gevestigd. Verwonderd keek de ander hem aan. U als gevangene, uw dienar Belliri als directeur der gevangenis. Hoe! U? Ja, ik zelf! Hat is wonderbaar! Dan zullen onze Tienden zeker gered worden. Zoo ver zijn we, helaas, nog niet. Het an lang duren, zal gevaarlijk wezen en 0113 slagen is onzeker. Als u ons helpt, heb ik alle hoop rp 6611 goed einde; en wanneer Red Hair nog 0Ver ons waakt. Wie weet! Denkt u, dat hij in de stad zal kur„- öen doordringen? Wij zijn er toch ook? r Bellici bracht Dalbray op de hoogte van den toestand; hij deelde hem mee, dat hij Waarschijnlijk met den geneeskundigen dienst van de stad zou belast worden. Ook beval hij hem aan die taak op de natuur lijkste wijze te vervullen als een goed, een- v°udig geneesheer en kalm de gebeurte nissen af te wachten. Han schelde hij om den bewaker en stuur- de in diens bijzijn Dalbray op stuursche, hooghartige wijze weg Nu liet hij de gevangenen Barton, Cow- lay, Berlington en Clarencet halen. Door yier wachters begeleid traden zij binnen. Hellici liet bon op een rij tegen den muur Ze,'ten en gelastte den bewakers in de voor kamer te wachten. Zo-nder de gevangenen aan te zien ging Bellici naar de deur en Tendelde die; op vier stoelen wijzend sprak hij: Gaat zitteD. Zulk een behandeling niet gewoon keken de vier mannen elkander aarzelend aan zii meenden niet goed verstaan te hebben. Gaart zitten, herhaalde Bellici, wij boeten eens praten. Zwijgend gingen zij op dan rand der len* reu fauteuils zitten, onrustig en verwon- derd, geen oog van den directeur afwen dend. Heze sto-nd rechtop achter de tafel; zijn «elaat was bleek ondanks de grimeering: 'ijn oogen blonken met vreemden glans. Een tijd lang heerschte er diepe stilte. He Italiaan hief het hoofd op, als had bi ®en besluit genomen. Met vaste slem, waar Van echter de zachtheid niet te miskennen vieh sprak hij: Vrienden, ik verzoek u naar mij te luisteren zonder een woord te spreken. Ik hreng u tijding uit uw land. Een rilling doorliep de gevangenen. Mario Barton, uw oude moeder leeft i| hog altijd in het huisje aan de rivier. Zij Wacht u. Barton wilde spreken, doch de directeu weerhield hem. Fcnimor Gowlay, uw vrouwtje Maggy en uw trouwe hond Kwiek zijn nog altijd In de villa op het plein van het Gerechts hof; zij wachten u. Cowlay vouwde de handen, en Bellici 6mg voort: Houglas Berlington, uw vrouw Kathe €n uw dochtertje, dat weldra twaalf jan Wordt, hebben het huis in de Marktstraat ®°g niet verlaten; zij wachten u. Mijn kleine Christina... zuchtte Ber l'ngton, doch het zwijgen werd hem opge leSd, en Bellici vervolgde: Georges Clarencet, kolonel Davidson is dood, maar uw bruid, miss Margaret! Havidson lee.'t; zij wacht u. Claroncet slaakte eien luiden kreet, en de vier mannen vielen op de knieën, d<: handen naar Bellici uitstrekkend. Heze was een stap achteruit getreden, en trillend van ontroering sprak hij: Ik kom u allen naar uw land terug- Teren. Wie tracht ons zulk een dwaze hoop in het hart te storten? vroeg Clarencet op het tapijt naar liem toekruipend. Wie ik ben?Ik ben heel Jackson ville, dat u wacht. Onbeweeglijk, lijkbleek, met gesloten Oogen stond hij tegen den muur; op den vloer knielden nog steeds de vier mannen, mgstig naar den zichtbaar ontstelden di recteur opziende. Minuten verliepen. Bellici opende de oogen; zijn ontroering bedwingend kwam bij weer naar de tafel en sprak met hor tende stem: Komaan, tranen hebben wij niet noo- dig, maar moed, veel moed en.list daar bij. Vergeet, wat ik u gezegd heb, of lie ver, bewaar het in het diepst van uw hart. Ziet in mij miiets anders dan een hard- vochtigen, brutalen meester. Dat moet! In het bijzijn van anderen moet gloeiende haat tegen mij uit uw oogen spreken. Met ge veinsd tegenstreven zult go al mijn bevelen nauwkeurig, naar den letter opvolgen; want ge bevindt u in de handen van gruw zame bandieten. Een kleine onvoorzichtig heid kan mij comp'romitteeren en uw al ler ondergang veroorzaken. Clarencet deed een stap naar voren. Mijn makkers en ik zullen alles ten- uitvoer brengen, wat u ons zult gelasten. Maar ik bid u, zeg ons toch den naam van hem, die onze hoop heeft doen herle ven, toen onze geestkracht ging verdwij nen. Soms schijnt het mij Met een wenk deed Bellici hem zwijgen. Latermisschienik ben voor u Barberousse, de directeur der gevange nis. Meer ruiet. En nu, laten we afmaken. Berlington, u heeft men immers belast met de ontwerpen van eenige huizen? Ja. Morgon moet er één af zijn. 't Zal gebeuren. Bovendien heb ik voor mij zelf een plattegrond van heel de stad moodig. Kunt u mij daar een schets van maken? Die zult u morgenavond eveneens heb ben. - En wat heeft men u te doen gegeven, Barton? De telling van de bevolking der sitad, en wat. daarmee in verband staat. Dat is voor mij van groot belang. Ga terstond aan bet werk. Voor eiken man en clko vrouw moet u tevens de antecedenten aangeven. En u, Cowlay? - Ik moeit een plan van aanval op Jacksonville ontwerpen en volledig uitwer ken. Men weet, dat ik als voormalig hoofd van de politie de stad door cn door ken en dus de aangewezen man daarvoor ben. Maar tot den dag van heden heb ik gewei gerd in zulk een verraad toe te stemmen Toch moet het gebeuren, vriend. Het zal slechts verraad op het papier zijn. Het plan, dat u gaat uitwerken, zal nooit tot, uitvoering komen. Stel hert zoo spoedig mogelijk op, en laat Bartou u helpen. Als basis van don aanval wijs ik u op dpn „Uit kijk", die de stad geheel bestrijkt; enkele kanonnen daar zouden in een oogwenk het Gerechtsgebouw en liet Marktplein tot een puinhoop maken. Wijs er ook op, hoe ge makkelijk het is de plantages van don Li brezio te bezetten, des noods te vernielen, met welke geringe moeite men het kruit huis, in de lucht kan doen vliegen. Dat al les, ik herhaal het, zal niet de minste ge volgen hebben. Ten slotte wondde hij zich tot Clarencet en zei zonder hom aan te zien: En u, Clarencet, heeft man u het vin den van zekere chemische formule opge dragen? Ja, een verstikkend product, dat uit een ballon moet geworpen worden. Hebt u al reeds dets gevonden? liet is gemakkelijk: een compositie die bij verbranding giftig gas verspreidt. Daarmee zullen we dan de volgende week een proef nemen op honden, in tegen woordigheid van den opperchef. Ik zou ook willen, dat er een zeer groote hoeveelheid gefabriceerd en in voorraad gehouden werd van de verkoelende stof, die het mogelijk maakt over de moerassen te loopen. Ook dat is gemakkelijk; een legertje van zwarten is voor déze bereiding steeds aangewezen. Nog iets: dokter Dalbray zit hier ook gevangen. U zult hem zien, en hij zal u vertellen, al wat hij gedaan heeft om hier binnen te komen. Aarzel niet hem te laten roepen onder het voorwendsel van onge steldheid. De Italiaan stapte naar de deur en schoof zacht den grendel weg. En nu, zwijgen! Men gaat u weer naar den arbeid geleidon; moed daarbij; Ik zal geregeld met u in gemeenschap blij ven, en ik machtig u uw medegevangenen te zeggen, dat zij niet. moeten wanhopen. Hij drukte- op een elcctrischen knop, de vier bewakers traden binnen. Met harde, ruwe stem richtte Bellici zich nu weer tot de geboeiden. Je hebt me dus beerepen? Morgen avond moet ieder van jelui .mij leveren, wat ik hem gevraagd heb. Jullie kent nu mijn wijze van handelen: als je werkt, krijg e goed en genoeg voèdsel en wordt goed behandeld, maar bij het. minste toeken van verzert: de knoet, vaisrten, de cel. Hebben ullie het ook gehoord? zoo besloot hij zich tot de bewakers wendend. Ja, mijnheer de directeur. Op het afgesproken uur voegde Thomas zich bij den Italiaan. Hij had aangename uurtjes met de lieve kleine gesleten en haar vervolgens thuis gebracht. De Hollandsche woniing stond hem we laan. De oude ne gerin vond hem nog al veranderd; vooral zijn stem scheen haar minder ruw, mis schien wel door de vochtigheid van het oerwoud. Maar zij was er niet op ingegaan, reeds gelukkig, dat zij nog geen slagen op- gcloopen had. Bellici was nog druk bezig met zijn do cumenten de gevangenis betreffende. Uit een register bleek hem, dat zeventig ge vangenen in dezen kerker opgesloten wa ren. Daaronder waren voel ingenieurs, •bankiers met in Europa welbekenden naam, schilders in hun land met eere genoemd, scheikundigen cn professoren, allen inder tijd op geheimzinnige wijze verdwenen. Het Jaarboekje leerde hem, dat het Wes pennest ongeveer zes honderd mannen herbergde, vijf honderd vrouwen en een honderdtal kinderen allen bene den de twaalf jaar. Dit laatste scheen er op te wijzen, dat sedert, de stichting van dit roovershol hoogstens een vijftiental ja ren verloopen was. Tegen den avond be gaven de twee vrienden zich naar het roode huis om t,e middagmalen. Den volgenden morgen meldde de Ita liaan zich bij Bilvcsy aan. Deze bewoonde den bevalligen corttage in de hoofdstraat. Bellici stelde hem een nota van zijn plan nen ter hand en sprak zoo wei nig mogelijk om miet de aandacht op zich te trekken. Gelukkig bleef de 'opperchef niet bij de onderdeden stilstaan; hij was zeer ingenomen met de ontwerpen van den nieuwen directeur, die hem bovendien de verwezenlijking van bijna al zijn eischen te gen het einde der nlaand aankondigde. Bellici verzocht, dat De Kolenbrander naar het oerwoud zou gezonden worden om vruchten van den magnolia in te zame len; dokter Dalbray verlangde een flinken voorraad daarvan om de kinine te vervan gen, wanner zich tusschetipoozende koort sen mochten voordoen. Bilvesy toekende een permissie tot uiitgaan voor De Kolen brander cn zes negers. Thuis gekomen sloot Bellici zich met Thomas op en gaf hem nauwkeurige be velen voor den tocht buiten de stad. Ili gelastte hem in de megerwijk zes mulatten uit te kiezen en wel onder degenen, die heit meest over het Wespennest te klagen hadden, vvicn het laven hot hardst gemaakt werd. Ook moest hij elk den pak provisie voor acht dagen geven en een groot mes. XIV. Toen Bellici bij de poort kwam, wachtte Thomas hem met zes mulatten op hert plein. Deze laatisiten zagen er erbarmelijk uit. In korte jassen en pofbroeken van grof linnen gekleed zaten ze met bet hoofd in de han den te suffen. 'tWos hun wel aan te zien, dat ze met arbeid en slagen overladen wer den. Thomas wandelde intusschen op en neer, de karabijn dwars over den rug, mei een korte karwats op zijn hooge laarzen floppend, als een persoon van gewicht. Mijn mannen staan gereed. Mooi. Ik zie, dat je ze onder de arm ste duivels uitgezocht hebt. Zij werden gebruikt als stokers bij de machines. Harder baantje is er al niet. Ik vond ze samon in een hut, waar ze al leen leefden. Ze zijn dus niet getrouwd. Des te be ter. Ook do provisiie is 'zeker in orde? Ja, en ik heb op uw aanwijzing bij elk pak een lang mes gevoegd. Uitstekend. Je kent mijn voorschriften. Ik verwacht je dezen avond tegen don nacht terug. Ik zal presenit wezen. Bellici ging naar den poortwachter en bood hem de door Bilvesy geteekende uit- gaingspcrmissic aan en nam afscheid van Thomas. De Kolenbrander en zes negers. In orde! Ik zal je poeder geven voor heen en terug. Zooals jc weet, moet je ze dat voor den terugtocht niet eerder geven, vóór je werkelijk terugkomlt. Ze mochten er eens mee vandoor gaan, en dat zou erger' wezen. Wees gerust, antwoordde Thomas. Als één van die lui mines maakte om de plaat te poetsen, zou ik hem netjes neerleggen. Wacht nog even, zei de poortwachter, tot ik den stroom verbroken heb. Hij trad in een cel, die in den muur aan gebracht was. Thomas gaf nu eiken mulat een busje poeder. Zij kenden er blijkbaar het gebruik van, want met behulp dezer ta bletten begönncn zij terstond het moeras over te steken. Hun aanvoerder kreeg schik in het spelletje, en weldra waren allen op den vasten grond. Do mulatten stonden in het gelid en verbeidden zijn orders. Vrienden, sprak hij, zooals ik je beloofd heb, zullen jullie over een uur vrij wezen en voor altijd de stad ontvluchten, waar je zooveel geleden hebt. De mannen bleven zwijgen, doch hun oogen glansden van blijdschap cn hoop. Thomas stelde zich aan het hoofd van den kleinen troep en nam den weg, dien hij eenige dagen te voren doorlcopcn had om in het Wespennest te komen. Vlug trokken zï door de vlakte met hst hooge gras en kwa men bij een boschjc eacaoboomen, waar men nog do overblijfselen van een houtvuur aantrof. Thomas deed zijn volkje nederzit- ten en riiep zeer' luid: Hola, Bauer! Hola, Rouxelle! De takken der struiken werden op Zij ge schoven, an Bauer vertoonde zich gevolgd door zijn vijf makers, de karabijn in da hand. Mooi zoo! Altijd neg gezond? vroeg de gewezen ziekenoppasser. Dat kon niet beter. Laten wij ons dan haasten. Ziet hier de bevolen van Bellici: eerst gaan we een mooi zootje noten plukken. Mijn dragers zul len in gindeche boomem klimmen, dao mijn lieer Bellici zeer goed opgemerkt heeft; allo noten, die zij vinden zullen zij naar beneden gooien. Je moet maar zien zonder gereed schap de vruchten van de bolsters te ont doen. Daarvan gaan wij uitstekenden nó tcitwijn maken; een kom daarvoor heb ik meegebracht. Woest maar niet bang je ban don vuil te maken: dart kleursel heb je op den koop toe. Wat, bedoel je daarmee? Straks! Eerst vlug aan 't werk. Na een lialf uurtje was de kom vol, en bezat Thomas de gewcnschte hoeveelheid ontbolsterde noten. Dat ds het eerste bedrijf, verklaarde hij, nu volgt het tweede. Het iis wel niet gebruikelijk bij ons soort mensehen, maar thans gaat ge u hoofd, romp, armen en beenen heel nétjes met dit goedje verven De mulatten zullen u hun kleeren geven en in ruil daarvoor de uwe aantrekken. Lachend volvoerden de zes blanken het gegeven bevel en waren spoedig in mulat ten van goede kleur veranderd. Met een schaar had Thomas handig Rouxelle en IJoudliier den baard afgeknipt en de lange haren van twee anderen ingekort. De zes echte mulatten pronkten fier in de kleeren der blauken. Thomas riep ze tot zich. - En nu, vrienden, veel geluk. Gaat re gelrecht vooruit, steeds naar liet Westen. Geeft deze papieren aan den gouverneur van Jacksonville. Het zijn zes afschriften van denzelfden brief. Je krijgt er elk één van voor het geval, dat je in liet woud een ongeluk mocht overkomen. De pakken bevat ten levensmiddelen voor acht dagen. Past op de slangen, de moerassen, de Roodhui den, cn moge God jullie verder beschermen. Hij gaf allen de hand, en zij wierpen zich aan zijn voeten, zijn kleeren eerbiedig kussend. Dan verdwenen zij onder vreugde kreten in het struikgewas. - Arme kerels! zei Thomas. Maar nu wordt het ook voor ons tijd te gaan. Gedurende den tocht naar den zoom van den poel vertelde hij zijn nieuwen gezellen alles, wat er in de laatste dagen gebeurd was. 1-Iij drukte hun op het hart nooit of nimmer, wat er ook mocht voorvallen, te vergeten, dat zij geen blanken waren, maar arme, gekleurde slaven. Ten slotte deelde hij hun nog mee, dat mijnheer Bar berousse niemand anders was dan signor Bellici. De zon stond reeds zeer laag aan den horizon, toen zij het moeras bereikten. Tho mas legde hun uit, hoe zij met de tabletten moesten handelen, en ging zelf vóór om het hun te wijzen. Hij had reeds drie eiland jes gevormd, toen hij opeens voelde, dat de karabijn hem brutaalweg uit de handen gerukt werd. Zonder 'zijn tegenwoordig heid van geest te verliezen keerde hij bij zijn kameraden op den vasten grond terug. Wat is dat nu? Van de karabijn geen spoor. Dat is verduiveld sterk! Toch geen dwaallichtje, dat een loopje met mij neemt? 't Is vreemd, zei nu Rouxelle ontsteld. Mijn mes, dat dk bij mij gehouden had, is ook verdwenen! Daareven kreeg ik een stoot aan den gordel, en toen ik met de hand voelde, was het mes er niat meer. Vreemd is het zeker, sprak nu Bauer op zijn beurt; ik voel me onwillekeurig bij de linkerhand naar den poel getrokken. Zulke malle dingen bevallen mij lang niet, meendè Thomas. Nu voel ik het weer duidelijk: mijn linkerhand gaat van zelf naar voren, en als ik geen weerstand bood, zou ik zacht jes voortgetrokken worden.bij le band En u, voelt u niets? vroeg Thomas den anderen. Neen, niots van dat alles. Wacht... Bauer, ga eons wat verder van het moeras.... Voelt u nog altijd die aantrekking? Minder.hier heelemaal niet meer. Laat mij uw linkerhand eens zien. Bauer strekte de hand uit, en Thomas onderzocht ze. Is de groote ring, dien draagt, van zil ver? Neen, 't is een ring van Amozocijzer, een gedachtenis. Ik ben erLoop eens langzaam naar den poel... Voelt u de aantrekking weer komen? Ja het begint weer. Zoo zal het wezen! De wachter heeft daar straks gezegd: ik ga den stroom ver breken. Toen vroeg ik mij zelf reeds, van welken stroom spreekt bij? Wel verduiveld van den electrischen stroom, die een elcc- tro-magneet in werking stelt. Zoo sprekend viel zijn oog op den stads muur, en hij riep: Kijk, kijk, daar hangt ze, mijn kara bijn, vastgeplakt aan den muur, die met een pantser van ijzer bekleed is, van geëlectri- seerd, magnetisch ijzer! Doortrapt slimme duivels zijn die lui van het Wespennest toch! Geen mogelijkheid met geweld in de stad te komen. Je nadert mot vuurwapens, krak.de muren nemen je geweer en mes af, als je niet nog bovendien door den schok dn den poel geworpen wordt. Die uitleg bevalt me toch beter, zei een der mannen lachend. Uw praatjes over dwaallichtjes bevielen mij lang niet. Als ge boren Schot ben ik daar altijd huiverig voor geweest. Men kan niet over bet moeras komen, of de stroom moet verbroken zijn. Kent u bet middel daartoe? Wacht eens.bij onze komst heeft Willy driemaad gefloiten, daarna tweemaal, twee maal wat sneller. Ik zal het ook eens probeeron. De vingers in den mond stekend gaf Tho mas het signaal en wachtte.na eeniga minuten verscheen er een roode schijf bo ven de poort. Kijk, kijk, zei Thomas vergenoegd. Je moet het kunstje maar weten. En nu de bonbonnetjes klaar. Doet zooals ik: pats. een eilandje, ik stap er op; pats... een ander eilandje, ik spring er op over! Be grepen? Zijn gezellen volgden zijn voorbeeld, en weldra stonden allen op den vasten grond. Do bewaker wachtte hen onder de poort Een voorspoedigen tocht gehad? Uitstekend! antwoordde Thomas, 't kon niet beter! Vervolgens de gewaande mulartten met zijn karwats dreigend brulde hij bijna: Vooruit, en een beertje gauw, verd. .5 luilakken! De wachte gaf Rouxelle in het voorbij gaan nog een schop, maar deze ontving dien zonder iets rte laten merken, als ware het de gewoonste zaak ter wereld. Kort daarna bevonden Thomas en zijn makkers zich in het werkkabinet van Bel- lici-Barberousse. XV. Reeds van den beginne had Bellici zich doen opmerken door zijn grodten ijver. Leni ge dagen na zijn benoeming tot directeur, van het gevaragenislaboratorium had hij Bil vesy de ontwerpen van twee nieuwe huizen geleverd, een vernuftig uitgedacht middel om de bestuurbare ballons en luchtschepen nog meer stabiel en de behandeling eenvou diger te maken, en de formule voor een verstikkend poeder. De opperchef was daarover zeer in zijn nopjes, en Belici maakte er gebruik van om verplaatsing van den bewaker-portier te verkrijgen. Hij beweerde, dat deze man zich niet naar de methode en de inzichten van den nieuwen directeur wist te voegen en da gevangenen dikwijls geheel onnoodig brutaal behandelde. Bilvesy had te veel redenen tot tevredenheid over Barberousse, dan dat hij hem het gevraagde zou geweigerd hebben. Hij toekende dus eon bevel, waarbij de por tier naar do voorraadmagazijnen overge plaatst en De Kolenbrander in zijn plaats benoemd werd. Ook wist Bellici te -bewol ken, dart dokter Dalbray zijn bezoeken ala geneesheer ook in de stad mocht doen zon der door een bewaker vergezeld te worden, al was het dan ook met de stalen kluisters om den ekels. Ook zorgde hij dait Berling ton en twee gevangen ingenieurs uitga- zonden werden om de gesteldheid van bet kruithuis te onderzoeken en»een staat op te'maken van alles, wat zich daarin be vond. Zijn vrienden, die hij als mulatten ver momd in de stad gesmokkeld had, bleven aam de gevangenis verbonden. Hij deed Rouxelle en Berbi voor den dienst der bal lons aanwijzen met opdracht zich volledig bekend te maken met dé besturing ervan en de behandeling der motoren, door goed uit te ziien en de piloten behoedzaam te ondervragen. (Wordt vervolgd). Een huhioristisch griezelverhaal. door WILLIAM CAI NE. 41.) Een minuut lang zat John zwaar peinzend •Hario aan te zien. Wat hij voorstelde te doen? 1 had het hem zijn leven moeten kosten, hij *ist er geen antwoord op. het doordat hij aan iets anders zou beginnen, Was op zijn minst noodzakelijk uitkomst te krij- over de bona fides van signor Hilario. aat hij stond verbazend sceptisch tegenover iea signor Hilario. Niet, dat diens geschiedenis hem zoo onge woon voorkwam. Integendeel, vanaf het eerste W'tiorii was het een zeer geloofwaardig verhaal Seweest. Het was verbazend handig geeon- 8trUeerd en liep als van een leien dakje. Er 33 geen enkel punt van aarzeling, noch tegen spraak, alles hing prachtig aan elkaar zoover het verhaal bleef. En trouwens, hij moest al- 'Jd nog met die teekening rekening houden. Voelde John wel, dat er geen reden was om twijfelen, dat een tot nog toe onverwacht en onbekend familielid, daar tegenover hem zat, eh dat een ander zat te zuchten in Santa Brigi- p en dat een derde ten slotte zat te poseeren a het atelier van Ann Dicey. Neen, de manier, W'aarop die kerel alles had uitgelegd, was vol doende om te gelooven, dat hij werkelijk zijn •hhiilicstambcom met drie takken had uitge breid. Het was alleen de manier, die John een ?e°Ue in de war had gebracht. Hilario bezat de bijzondere eigenschap ditmaal onder zeer Ohgunstige omstandigheden om John de overtuiging op te dringen, dat ieder woord, dat bij gesproken had, gelogen was. Had hij gezegd: cip Son staat aan den hemel, dan zou John ge acht hebbfen, dat zijn oogen hem bedrogen, om- zij deze uitlating bevestigden. In mindere mate •had hij telkens de zelfde 'onsatie gekregen, gedurende Hilario's verhaal van den vorigen dag en nu Hilario frank en zelfs met een lachend gezichttoegaf, dat alles, wat hij toen losgelaten had, gelogen was, kreeg hij weer een nieuwen twijfel over het verhaal van vandaag, dat niet minder keurig van con structie was, dan dat van gisteren. Afgezien van de groote overeenkomst in 't teekeninge- tje en zijn landgoed, vroeg hij zich af, of ook hier geen bedrog in stak. Indien Hilario niets anders was dan een zwendelaar in de Spaansche schatgraversaf faire, was het heusch niet zoo moeilijk om op de hoogte te komen met al de details, zij het in woord of teekening. Al was het plaatje mis schien zestig jaar oud, er waren honderd an dere methoden om zoo iets in je bezit te krij gen, dan die, welke John aanvankelijk als de eenige mogelijke had aanvaard. Weer kwam er twijfel over hem. Wat moest hij met dat alles beginnen? Ik weet het niet meer, zei hij. Beste vriend, zei Hilario, er is maar een middel, dat jij als vriend kunt doen; helpen. Zou jij dat kind naar den ondergang wiilen drijven, als er een fortuin op haar lig: te wachten, terwijl je met een of twee duizend vuile peseta's Wacht eens, zei John, hoe weet ik, dat er een fortuin op haar ligt te wachten? Mercedes mocht dan al zijn nichtje zijn, daar volgde niet zoo org duidelijk uit, dat Sebastian een koffer met dit zeer gewichtige document te Cartagena had verpand. Ik heb de eer om u mede te dselen, da: dit werkelijk het geval is, zei Hilario. Ja, zei John, maar hoe weet je, dat dit net geval is? Hilario keek een beetje beduusd. Sebastian zei tegen mij, begon bij, da: Ja, zei John voor den derden keer, maar hoe weet je, dat Sebastian de waarheid heeft gezegd? Ik zou Sebastians woorden voor waar wil len herhalen, al kostte het mijn leven. Ik ken mijn broer, sir! zei Hilario trots. Zijn ontgoocheling stond zoo duidelijk op zijn gezicht te lezen, dat John's verdachtmakingen sterker dan ooit opsprongen. Ik laat mij han gen, dacht hij, als deze man zijn vuile klauwen ook maar op één peseta legt. Juist, zei hij, maar ik niet. Jij schijnt te vergeten dat ik het risico van een paar duizend peseta's loop en dat is heusch geen kleinigheid. Dat is veertig solide Engelsche ponder, Of misschien tachtig, als het daarbij nog blijft. Hilario zuchtte. Ja, zei hij, het spijt me, dat ik niet meer kan doen. Ik heb heel mijn geval voor u uit eengezet, indien de roep van het bloed hier niet zwaarder weegt dan onnoozele ponden. Dat heb ik niet gezegd. Ik moet er nog eens over na denken, maar je zult toch toe geven, dat wij werkelijk idioot zouden zijn, in dien wij dien koffer probeerden los te krijgen en dan ontdekten, dat je broer ons met een kluitje in het riet had gestuurd. Daartoe is Sebastian niet in staat, zei Hilario. De man heeft nog nooit bedrog ge pleegd. Van mij zelf mag ik dat niet zeggen, bekende hij openhartig. Mercedes, ging hij ver der, terwijl hij John heel scherp beloerde, zou precies hetzelfde van haar vader getuigen. Ik zal haar eens ondervragen, dacht John. Ja, laat ik dat eens doen. Als zij hetzelfde be weert als deze sportsman, ga ik er op in. Maar natuurlijk, zei Hilario, die niets an ders deed dan afgebakende instructies volgen, begrijp je wel, dat het onverstandig zou zijn ook maar iets tegen Mercedes te zeggen. Natuurlijk, zei John, ik laat mij hangen, als ik het doe. Toen hij eenmaal zoover was gekomen, schoot het Hilario ineens te binnen, dat liij zich niet had voorbereid op een verklaarbare reden, waarmee hij dien vervloekten Billing moest waarschuwen, niets van dit alles tegen Mercedes te vertellen. Waarom eigenlijk? vroeg John. Kun je dat nog vragen? riep Hilario, ter wijl het zweet hem op zijn voorhoofd sprong. Ja, zei John, ja, dat vraag ik. Hilario keek Hem wanhopig en stom aan. Zijn hersens schenen lam geslagen. Tot nog toe was alles keurig gegaan, zoover men in dit vieze verwarde zaakje van keurig kon spreken. Hij had heel zijn verhaal verteld, de papieren getoond en den man-gebracht tot de punter- die men hem had voorgekauwd. Hij wist zeker, dat Billing naar Mercedes zou gaan. Billing stelde klaarblijkelijk zeer veel belang in dit meisje. Wie zou zeggen, dat zij niet na een of twee gesprekken op dien Sebastiau zouden komen. Die koffer mocht voor zijn part gesto len worden. Die rijke Billing was in ieder ge val nog vrijgezel. Nu hij vlak voor zijn doel stond, werd hij achterover gesmeten door gebrek aan overtui gend bewijs. O, had hij nu Ribera maar! Juist in deze crisis. Ribera zou zich niet zoo vlug ui: het veld laten slaan. Kun je dat nog vragen? vroeg hij nog eens. Kun jij er op antwoorden? vroeg Jchn. Hilario sprak een paar schietgebedjes van dankbaarheid. Hij was gered! Ofschoon Ribera heel ver weg was, had hij hem gered. De re den, die Ribera hem toen gegeven had, zou hem nu op wonderlijke wijze uit de verlegenheid helpen. Hij stak blijgemoed van wal. Beste vriend, zei hij. Het is om haar eigen bestwil, dat ik je verzoek, van dit alles niets los te laten. Zou jij het hart hebben om eenige hoop in haar boezem te planten, die niet ver vuld zou kunnen worden? Zou jij met haar durven praten over een hetere toekomst, in dien je toch niet van plan bent om eerlijk en edelmoedig die toekomst te helpen vormen? Het is al erg genoeg, dat ik vergeefs allerlei droombeelden voed over een toekomst, waarin ik vrij van zorgen zal zijn en verheven boven dit pauperisme. Nee, mannetje, mijn kleine meisje zul je daarmee niet kwellen. Ik verzoek je ik smeek je, ik bsVeel je, dat je niets te gen Mercedes zult Zeggen. Hm, zei Jolin, er zit wel iets waars in. Ik zou er persoonlijk geen voordeel van heb ben, als ik Hilario tegenspreek dacht hij, Toch vind ik er geen bezwaar in, om het haar toch maar eens te vragen. Ik doe het ook. Hij stond op. Hij had, Wat hem betrof, ge noeg van Hilario. Gaan wij lunchen? vroeg" Hilario zoo lar.gs zijn neus weg. John was echter heelemaal niet in een stem ming om Hilario op een lunch te fuiven. Het is nog een beetje vroeg voor mij, zei hij. Maar ik zal je niet langer ophouden, indien je liaast hebt. Bonjour. En terwijl hij Hilario op de bank achterliet, ging hij zonder verdere plichtplegingen in het hotel. Het is het eenige middel om mijn handen van dien schurk thuis te houden, mompel de hij. HOOFDSTUK XV. I. John kwam langs den zij-ingang weer in iet hotel. Toen hij door de hal liep kwam Juesada hem van het kantoor tegemoet. Waar ben je al dien tijd geweesc? chreeuwde hij. Ik hen overal naar je aan het 'ragen. Ze zeiden, dat je op het terras zat. 1: sta hier voor met een auto, mijn moeder Irong voortdurend aan op een tocht door de tad. Zij heeft nog nooit in een auto gezeten, egt ze. We hebben wat ballast noodig. Vooruit, jij, er in! Als je me naar Tetuan wilt brengen, met llczier, maar niet verder, Quixote. Ik moet je laar beslist alleen laten. Prachtig, net zooals je wilt, zei Quesada. Zij gingen naar huiten en zagen daar sig- nora Quesada in een auto zitten. Tetuan! zei Quesada tegen den chauffeur. Zij vertrokken. John keek even achterom en zag Hilario op de bank zitten. Het was een toonbeeld van uiterste verslagenheid. Daar signora Quesada geen Engelsch koude waren John's opmerkingen gedurende den kor ten tocht beperkt tot de elementaire zinnetjes uit zijn „Help u zelf op reis met Spaansch" en niet de moeite waard om hier herhaald te wor den. Hij kon tegen Carlos dus ook niet over Hilario beginnen. Zij stopten vlak voor Ann's woning. Billing ging uit den wagen. Dank je wel! zei hij, en tot ziens. Hij helde. Vooruit! Wat hebben jullie prachtig weer. De car bleef staan waar hij stond. Wij zullen wel even wachten tot je bin nen bent zei Quesada. Dolores verscheen in den tuin, keek oven en was weer weg. Wel alle duivels, zei John, dat Is me een heks! Hij belde opnieuw. Ann kwam naar huiten met. haar schetsboek, gevolgd door Mer cedes en de Hark. Zij hadden allemaal shawls om en regenmantels. Mercedes had een van Ann's regenjassen gekregen, die tot op den grond sleepte. Zij droeg haar met een konink- liik gebaar en John dacht onmiddellijk aan een kind, dat tooneel speelt. Zij alleen was blootshoofds. Haar mooie, zachte lokken zaten heelemaal in den grooten kraag verborgen, dia zij artistiek had opgeslagen. Toen zij John be merkte uitte zij een kleinen kreet. Het volgend oogenblik had zij zich reeds hersteld en kwam naar voren, waardig, maar toch niet om hem bepaald op zijn gemak te brengen. Dolores opende het hek. Hij komt toch niet! schreeuwde Quesada. O, zei Mercedes, ik trap op mijn jas, hij is veel te lang. Onzin! zei Ann, terwijl zij het meisje ai in den wagen stopte. Natuurlijk gaat hij mee» O, ze zag er verbazend leuk en opgewekt uit» Natuurlijk ga ik mee, zei John. Stap in» Hark! Waar gaan wij na&r toe? vroeg hij, toen. hij zijn lange beenen zoo goed mogelijk in de beschikbare ruimte plooide. Dat weet niemand, zei Ann. Het is sig nor Quesada's picnic. Dat is zoo n eigenzinnig mensch, John. Zoo gauw waren wij niet van jou af en hadden wij ons serieus aan het werk gezet, of mijnheer kwam binnen. V ij raakten hem niet kwijt, voordat wij hem vast en zeker beloofd hadden, dat wij komen zouden» Hoe moet ik nu ooit aan het schilderen raken, riep zij wanhopig, als dat zoo door moet blij en gaan! Ach, is dat nu een serieus mensch? Er is geen land mee te bezeilen. Ondertusschen was de auto als weer ver trokken. De straten van San Pablo zijn ge plaveid, met stèenen, van het meest verschrik kelijke soort. Zelfs luchtbanden zijn niet in staat om de verbazende schokken eenigermate te breken. Daardoor kwam het, dat er een boe len tijd niet gesproken werd. Toen zij eindelijk in het vlakke veld kwamen, ging het zoo vlug, dat men weert geen adem kon balen om te spre ken. En half uur lang werd er dan ook ock niets belangrijks verhandeld. Zij hielden ten slotte stil bij een herberg, die langs den kant van den weg stond, hoog boVen de zee, tusschea de bosscken. Vlak boven hen schoct een koken de stroom door de .ergon. Hier lunchten Zij met stevige ommeletten, forellen, dikke soep, ruchten, heerlijken wijn, olijven en verrukke- ijke koffie. (Wordt vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 7