r//i&zxvL w FEUILLETON HET GEHEIM ZWEEFT. «fr/A DE SPAANSCHE SCHATGRAVER. WOENSDAG 16 OCTOBER 1929 4 B1 Naar GEORGES MONTIGNAC. 16). Wees gerust. Bilvesy vergezelde zijn bezoeker tot bet tuinhek. Een groot aantal menschen was vóór de cottage samengestroomd; druk pratend en met levendige gebaren wees men elkander op het Arabische huis, het witte blok tegenover de woning van den opper chef. Ook de beide mannen bij het hek keken omhoog en lazen op den gevel deze woorden met rood krijt geschreven: De ontsnapte boef Jack Bilvesy wordt aangemaand binnen veertien da gen naar het bagno van Nouméa terug te keeren. Red Hair.". Deze geduchite naam, meer nog don het schrijven, brachit al de bewoners van het Nest in spanning. De daden van den ver- schrikkelijken Red Hair waren welbe kend, rondgebazuind, versierd en vergroot door de Roodhuiden, de bondgenooten van het Nest, door de negers onder de legen den van hun stam opgenomen. Voorzeker, achter de dikke muren der stad, beschermd door het moeras, vreesde men hem niet; en toch, die naam, zoo plotseling in het le ven dezer avonturiers geworpen, bracht eenige ontsteltenis teweeg. Immers, wan neer deze bedreiging niet maar eenvoudig het werk van een grappenmaker was, dan bevond Red Hair zich in het Wespennest: men was er dus niet veilig meer. Bilvesy begaf zich onder de menigte, deed het opschrift uitwisschen en trachtte de op gewonden menschen te kalmeeren: men was tegen elke verrassing beveiligdhij lachte wat met Red Hair.... hij vond het jammer, dat deze zijn adres niet achterge laten had, anders zou hij, Bilvesy, hem eens vierkant gezegd hebben, waar het op stond. Op dit oogenblik voelde hij, dat hem een papier in de hand gestopt werd, die hij toevallig op den rug hield. Onwillekeurig kneep hij het samen en keek snel om: er was niemand achter hem. Het biljetje be helsde deze woorden: „Het antwoord midden op de markt te plaatsen. Red Hair'. Dol van woede verscheurde Bilvesy het. Des avonds deed hij op het plein tegenover de poort een galg oprichten, waaraan do ongelukkige neger opgehangen werd, die de herkomst van den brief niet wist aan te wijzen. De galg prijkte met een groot plak- kaat, waarop de opperchef zelf geschreven had: „Zoo zal ik ook Red Hair behandelen. Bilvesy". Vier vertrouwde mannen werden gewa pend en verdekt opgesteld met strenge or ders iedereen neer te schieten, die gedu rende den nacht de galg zou naderen. Den volgenden morgen werden zij op hun post gevonden, bedwelmd door een slaapmiddel Heit plakkaat toonde een bijvoegsel van Red Hair's hand: „Je hebt nog maar veertien dagen!" Deze voorvallen hadden heel wat op schudding in de stad veroorzaakt» Daarom zond Bilvesy Barberousse uit om met vijf tien kerels, die boven elke verdenking ston den; alle huizen te doorsnuffelen. Zelfs de hutten der negers werden onderzocht. Geen spoor van den geduchten tegenstan der, wiens eigenaardigheid het juist was steeds onzichtbaar te blijven. Er werd een sterke wacht bij de poort geposteerd, niemand mocht de stad verla ten dan op een bevel door den opperchef eigenhandig geschreven. Het leven hernam nu zijn gewonen loop, en om te toonen, dot hij zich over de dreigementen van Red Hair niet het minst bekommerde, gelastte Bilvesy, dat er een groot feest zou gegeven worden, en dat wel in den nacht, die het uitstel van veertien dagen, door Red Hair bepaald, zou besluiten: een uitdeeling vai> speelgoed aan de kinderen en een luister „SÖNDAGSNISSE". De verstrooide gids-hotelportier gaat wandelen. rijk bal, alles in een der voorraadmagazij- nen. De organisatie dezer vermaken werd Bar berousse toevertrouwd met de opdracht alles zoo glansvol mogelijk te maken. De Italiaan stribbelde tegen en veinsde slechts matig in zijn schik te wezen met zulk een vermeerdering zijner werkzaamheden. Pen slotte nam hij de opdracht aan, ech ter onder beding van algeheele volmacht; ook moest hij gehoorzaamd worden als de opperchef zelf. XVII. Op den dag voor de gevangenneming der wachters bepaald kwam Bellici met Tho mas in het eerste atelier. Bij, een morgen- bezoek had hij Bilvesy een nieuw plan van aanval op Jacksonville ter hand gestel! en zich vergewist, dat deze dit lang be geerde document onmiddellijk ging bestu- deeren. Bij het binnentreden zag de Italiaan aanstonds, dat men hem verwachtte, want aller blik richtte zich vragend op hem. De vier wachter groetten en begonnen weer langs de tafels te loopen. Thomas was achtergebleven bij de deur, de hand op de revolver in zijn gordel. Het oogenblik was plechtig Daar klonk het uit Bellici's mond: Breekt de kluisters! Al de gevangenen bogen zich, men hoor de hert breken der stalen ringen, en on middellijk stonden allen weer overeind. Grijpt hen! Vóór de verbaasde wachters een kreet konden slaken, werden zij ter aarde ge worpen, gekneveld, met een prop in den mond. Met de revolver in de hand hield Thomas de wacht bij de deur. En nu, vrienden, blijft op uw plaats; alleen dit: bewaakt de mannen, die ik u toevertrouw. Ik kom zoo dadelijk terug. Bellici en Thomas handelden evenzoo in de overige ateliers en met het hetzelfde snelle succes, want het consigne werd nauwkeurig opgevolgd. Achter de gevangenis was èen nauwe steeg, die naar het luchtvaartpark leidde, waarnaast het kruithuis stond. Bellici had vastgesteld, dat men de wachters langs dien weg naar de plaats van opsluiting zou brengen. Hij gelastte dus hen, vooral goed gemuilband naar de binnenplaats te voe ren, waarop deze steeg uitkwam. Toen eerst bemerkte hij, dat in alle werk plaatsen, behalve in die van Clarencet de wachters gewurgd waren. In een vlaag van razernij hadden de gevangenen zich op hun beulen geworpen en hen met den voet vertreden. Tegenover zooveel moorden stond Bellici een oogenblik versteld, sprakeloos; dan herinnerde hij zach, boe Clarencert de eerste en eenige geweest was om deze verwur ging aan te raden.en niettemin aan den ingenieur de moord in zijn atelier weten to verhinderen. Ontroerd ging de Italiaan toi hem en drukte hem de hand. Dank u, sprak hij bewogen. Clarencet greep de toegestoken hand. kuste die meermalen en fluisterde: Ik deed het voor u.voor. Haastig trok Bellici zijn hand terug en beval een kuil op de binnenplaats te del ven om de dooden te begraven. De overlevenden bleven onder bewaking van Thomas op de binnenplaats. Bellici en Berlington, vergezeld door twee anderen, begaven zich naar het kruithuis. Door do genomen voorzorgen ontmoette het kleine troepje niemand op dien trouwens korten weg. Zoo stonden zij onverwachts in het koepeltje van den bewaker, diie onmiddel lijk overmeesterd en gebonden werd. Ber lington nam de sleutels, men gaf den an deren een teeken te komen; de vijf wachters werden in een ledigen kelder Opgesloten, achter dubbel slot, nadat de boeien hun ont nomen waren. Weer bovengekomen vond de troep Ber- bi en Rouxelle, officieel als hulpbewakers van het kruithuis geïnstalleerd. Bellici be val hun niet te vergeten twee maal daags naar de gevangenis te komen om voedse1 voor de opgeslotenen en nooit te verzuimen hun dat ook te verstrekken. Vervolgens riep liij in een der ateliers de zeventig gevangenen bijeen en gaf hur. zijn orders. Oogenschijnlijk moest er niets veranderd wezen. Eiken morgen zouden als naar gewoonte acht man gekluisterd en onder geleide van Thomas naar de ma gazijnen gaan om voedsel voor al de be woners der gevangenis. Bovendien eischte hij van iedereen dubbel werk. Hun over haast vertrek moest zoo lang mogelijk on bekend blijven; daarom was het noodig, dat zij hem werk vooruit leverden; dan kon hij zulks eiken dag Bilvesy ter hand stellen, alsof hij het den vorigen besteld had. Met moeite onttrok Bellici zich aan de warme ovaties en ging met dokter Dalbray een wandeling door de stad maken; de laatste droeg natuurlijk zijn ketens weer. Iedereen had bijna Red Hair vergeten bij de toebereidselen voor het groote feest door den opperchef aangekondigd. Dit soort ver maken was inderdaad een der grootste uit spanningen in de stad. De vrouwen vonden er een welkome gelegenheid in tot hel pron ken met weelderige avondtoiletten en de uitstalling van haar juweelen. Den mannen lachte een ander vooruitzicht toe: keur van dranken in overvloed en naar believen; het reglement, dat volslagen dronkenschap met den knoet strafte, werd op zulke avonden zoo goed als niet toegepast. Deze feesten eindigden dan ook gew ton lijk in zwelgpartijen en de negens, belast met de straatreiniging, verzamelden in hun breede kruiwagens steeds eenige feestvier ders door messteken gedood, of het hoofd gruwelijk gekneusd door slagen met de fles- schen. De beide wandelaars kwamen in de neger- wijk en onderzochten die nogmaa s nauw keurig. Naar de gevangenis teruggekeerd vonden zij Thomas in zijn koepeltje, sprook jes vertellend aan de oplettend luisterende Martha. De feestavond was eindelijk gekomen. Het magazijn, waar de levensmiddelen verstrekt werden, was tot balzaal ingericht. Men zou beginnen met een uitdeeling van ïpei'l i >ed aan de kinderen. Achter een dikke draperie, over de gansche breedte der zaal gespannen, had Bellici bij wijze van kerstboom een reus- achtigen sapijn geplaatst, beladen met ailo denkbare speelgoederen. Op zijn dringend verzoek hadden de gevangenen hun bede beentje voorgezet bij het fabriceeren van al deze kinderschatten. De negers, met de bediening belast, bad den strenge orders gekregen. Alleen de kin deren mochten achter het kleed komen Na hun geschenk ontvangen te hebben, moesten zij zich weer bij hun ouders in de zaal voegen. Eerst dan zoujiet bal een aanvang nemen. Te negen uur werd de stoet op het groote plein opgesteld. Aan het hoofd marcheerden twaalf gewapende mannen. Onmiddellijk achter hen liep Bilvesy geheel alleen, in een hoogst elegant zwart kostuum. Dan volgde het voltallige comité van 'Waakzaamheid in de meest verschillende kleedij: men zag er de gekleede jas met hoogen zijden tiaa.-t den sombrero en Spaanschen mantel of den dolman der zigeuners. Achter deze hoog waardigheidbekleeders kwamen weer twaa-.f gewapenden. Daarna kwam de kinderschare van het Wespennest., de hoop van liet rooverwez'-n der toekomst, elkander bij de hand houder, i Tenslotte heel de stad behalve de poort wachters, de bewakers van kruithuis i-.' ge vangenis, benevens enkele mannen als politte in de negerwijk geplaatst, allen it; gala kostuum, zingend in alle talen een men gelmoes, dat. gevoeliger ooren verscheurd zou hebben. Nu en dan klonk de kreet van „Weg met Red Hair!" afgewisseld mei ge fluit aan zijn adres. Men kwam aan de balzaal. In het mid den dezer overgroote ruimte stonden twee rijen banken, stoelen en fauteuils. Bilvesy tn de Raad namen plaats in een loggia tegen over het orkest. In het centrum stonden de kinderen onder de hoede van twee mulatten, in wie Bellici zijn trouwe Bauer en Harold herkende. Twee aan twee werden du kleinen achter het scherm geieid, en weldra kl inken hun vreugdekreten bij het zien der heer lijkheden. Het volle orkest zette een triormfmarsch in, door al de toehoorders met vjetge pel begeleid. Na een lange serie van a'ler- aangenaamste variaties eindigden de muzi kanten met een breed, majestueus forto. De kinderen, nog altijd achter de draperie, kwamen maar niet terug. Bellici werd on geduldig. Wat beteekent dat toch? sprak hij bijna toornig: Komen zij dan nooit terug? Het gelach cn gepraat werd minder leven dig; men wachtte de kleinen, die maar m>' kwamen, en begon zich te verontrusten over de stilte, die achter het scherm scheen te heerschen. Nu verloor ook Bilvesy het ge duld. Zij kunnen toch niet den hee'en na, ht aan den anderen kant blijven! Thans bemerkte Bellici Thomas, die naast de muzikanten stond. De verschijning ven dien helper was zeker een afgesproken teeken want de Italiaan stond op en zei vn' onrust tot zijn buren in de loggia: Laten we eens gaan kijken. Die kleuters kunnen onmogelijk zoo lang stil zijn! Hij schoof het kleed weg in den hoek. waar de kinderen langs gegaan waren. De ringen glisten over de koperen roeden. Niemand! Geen sterveling! riep r.ij met meesterlijk geveinsde verbazing. De schare, die hem gevolgd was, drong naar voren. De boom van zijn schatten be roofd, stond daar eenzaam en alleen in de ledige ruimte. Waar z''n ze? Onze kinderen! Ze hebben onze kinderen gestolen! Kom nou, ben je mal? Wat is er toch? klonk het dan weer van een nieuw aankomende. Onze kinderen! Wij willen onze lieve lingen terug hebben! Woedende, angst'ge kreten stegen uit ae dooreen woelende massa op. Bilvesy duwde de menschen op zij en trad binnen. De kinderen zijn verdwenen, zei Bellici. Verkoop nu geen grappen. Dat is im mers onmogelijk! De kinderen moesten van dezen kant binnenkomen, om den boom gaan en lanzs de andere zijde weer in de zaal verschijnen Dat kon in luttel tijd geschieden, en nu ziju zij er niet meer. Wie zijn de twee mulatten, die de zaak moesten besturen? O, twee vertrouwde kerels. Zij houden veel van kinderen. Van hen ben ik zeker. Goed, maar hoe hebben zij de zaal kun nen verlaten? Er zijn geen deuren aan die zijde. Misschien door dit venster, zei Thomas, onder den baard van De Kolenbrander nader bij gekomen. Hij wees naar een breed raam, waar een zijden gordijn vóór hing. Een briefje was er op gespeld. Bellici nam het en las: „Ik had je gewaarschuwd! Red Hair". Kanalje! brulde Bilvesy den vuist dreigend naar het venster uitstekend. De menschen werden oproerig cn sloe gen alles in de zaal kort en klein. Zij schol den Bilvesy uit; velen toonden hem den vuist en beschuldigden hem de kleinen aan Red Hair uitgeleverd te hebben. De opperchef keerde zich om.Hij stond nu met gekruiste armen vóór de brullende menigte, als wilde hij nauwkeurig nota ne men van hem, die de misdaad van maje steitsschennis begaan hadden door hem de schuld van het gebeurde te geven. Schijn baar doodkalm riep hij met zijn gewone, als mertaalklinkende stem: Morgen zal de Raad het gedrag van sommigen uwer beoordeelen. Oogenblikkelijk werd het doodstil, zoo zeer vreesde men de wraakneming van een kant, dien men als onverbiddelijk kende. En nu, hernam hij, moet de gansche stad piet toortsen doorzocht worden, 't Is niet meer dan een kwalijk geplaatste grap, die men ons speelt. De schuldigen zal ik laten geeselen. Zestig kinderen kunnen zoo maar niet spoorloos verdwijnen! Weest ge rust, we zullen ze terugvinden. Terwijl de opgewonden schare zich in de hoofdstraat verspreidde, kwam Bellici bij den opperchef en fluisterde aan diens oor: Ik verneem daar, dat de twee mulat ten in de steeg vermoord gevonden zijn, onder het venster. Als wij de kinderen maar levend te rugvinden, antwoordde Bilvesy zonder zich over den vermeenden moord op de mulat ten te bekommeren. Het onderzoek in alle huizen en magazij nen was geheed vruchteloos. De Kolenbran der verklaarde, dat hij het kruithuis van binnen en van buiten nauwgezet geïnspec teerd had zonder iets te vinden. Bellici legde eenzelfde getuigenis af, wat hert luchtvaart park en de loodsen betreft. Hij had echter niemand willen binnenlaten uit vrees, dat de toestelleen zouden beschadigen. Wat de gevangenis aangaat, hij had ook daar alle werkplaatsen tot zelfs de gangen en cellen onderzocht. Ook aan de stadspoort hadden de wachters niets gezien. Niemand had ver zocht uit te mogen gaan. Zoo ging de nacht in vergeefsche nasporingen voorbij, en da komende dag toonde slechts angstige, ver moeide gezichten. Bij groepen dwaalden da bewoners van het Wespennest klagend en jammerend door de straten. Tegen negen uur drong, een schokkend nieuws als een loopend vuurtje tot de uiterste hoeken door: op het Turksche huis prijkte een boodschap van Red Halri Iedereen kwam toeloopen, en inderdaad, daar stond het met rood krijt geschreven- „Uw kinderen zijn in veiligheid. Zij zul len door mijn zorgen een goede opvoeding ontvangen. Dat verder ieder uwer naar het bagno terugkeere. Red Hair." Een uitbarsting van woede volgde na tuurlijk: er klonken vloeken, vuisten wer den opgestoken, men spuwde naar het op schrift, als ware het Red Hair zelf. De opwindiing was zoo sterk, dat men niet eens de arrestaties bemerkt had door het Comité van Waakzaamheid gelast naar aanleiding van het schelden op Bil vesy den vorigen nacht. Niettemin, dien avond slingerden acht lichamen aan het balkon der Raadzaal, terwijl een plakkaat op de deur heit vonnis vermeldde: „veroor- deeling wegens opstand en beleediging van den opperchef". Het werd een sombere avond in het Wes-< pennest. Reeds vroeg werden de huizen ge* sloten, de deuren van binnen gegrendeld, en rondom de tafels fluistetde men allerlei be dreigingen tegen Bilvesy. Te elf uur, toen alles donker en doodstil was, lagen Bellici en Thomas midden in het luchtvaartpark in het gras uitgestrekt e« keken zwijgend naar de sterren. Opeens zei Thomas zachtjes: Signor Bellid, daar zijn ze! Hij wees naar twee lichtende puntjes, ge* lijk sterretjes, die naderbij schenen te ko men. Je hebt gelijk. Steek de lampen aan. Thomas stond op en opende een grootfl loods; hij draaide aan een knop, en een groote ruit in het dak werd verlicht. Even zoo handelde hij in de tweede loods. De lichtende punten aan den hemel wer den nu gedoofd. Er werden twee lang werpige massa's zichtbaar, en weldra zweef den de bestuurbaren in stilte vóór de lood sen. Thomas zette de deuren open, en de toestellen kwamen op hun plaats zonder da! het minste gerucht, van motoren vernomen werd. Wachtend j mannen maakten allee met kabels vast, en de piloten stapten ui* hun schuitjes. Welnu? vrieg Bellici. In goede haven aangeland, antwoord de Boudhier. Een reis van slechts twee uur, veeg de Harold er bij. Bewonderenswaardig voor een eersten tocht! Wat nieuws van daar ginds? Onze aankomst op hot plein van het Gerechtshof veroorzaakte eerst een paniek- Maar da zal ik u later wel eens in bijzon derheden vertellen. Uw bevelen worden uil- gevoerd. Heel Jacksonville is met u. En mijn kleine Martha? vroeg Thomas beschroomd. Zij heeft mij heel wat zoenen voor u meegegeven en verwacht met ongeduld uW komst in de stad van dokiter Dalbfay. XVIII. De dagen die op de verdwijning van de kinderen volgden, werden een tijdperk van nooit gekende onrust en bekommering voert het Wespennest. Deze vereeniging van boos doeners uit alle naties kookte inwendig on danks Bilvesy's ijzeren hand. Er heerschte alom een doffe woede tegen Red Hair. Men zocht hem nog steeds en meende telkens verdachte geluiden te hoe ren. Men beklom de muren om het moeras en het oerwoud te bespieden, alsof de on zichtbare vijand plotseling met zijn vuur- rooden haardos kon verschijnen. De mannen gingen noit ongewapend over de straat, da vrouwen droegen dolken, 's Avonds barrica deerde men de huizen en verborg angstvallig zijn kostbaarheden. Het Comité van Waakzaamheid van Zijn kant had strenge maatregelen genomen: de wacht aan de stadspoort werd verdubbeld; Op de muren stond den ganschen dag hiet en daar een man om den omtrek te ver kennen. Patrouilles trokken door de str3' ten, in de negerwijk werd een gewapende! post gevestigd. (Wordit vervolgd). Eerste zwerver: „Ja, Ik vertelde ze, dat ik een klein wurpje bij me had, dat buiten op me wachtte. En weet je wat ze me gegeven hebbe „Een boekkie met faine sprookies". Een humoristisch griezelverhaal, f door WILLIAM CAINE. 53.) Indien ik kan. Gave de hemel, dat Ik niet het onuitroeibare zaad van de wanhoop in haar hart heb uitgestrooid. Billing plaatste een voet op de bank, steunde met zijn ellebogen op zijn knieën, leunde voor over en wees met een vinger naar Hilario's tamelijk glazige oogen. Kijk eens hier, zei hij. Ik weet, dat jij, als het noodig is. nog wel twintig jaar zoo door kunt kletsen. Dat raakt mij allemaal niets. Ik weet niet eens, waarom je dat hier allemaal staat uit te brallen. Het is best mogelijk, dat alles ls, zooals jij het vertelt. Dat kan mij niets schelen. Wat je opinie over mij is, Interesseert mij heel weinig en je kunt je vervloekte smoes jes en verontschuldigingen bewaren, voor wie er van gediend zijn. De zaak is deze: Ben jij al of niet van plan om mij de waarheid te vertel len? Hilario zuchtte en schoof een klein beetje van dien grooten dreigenden yinger af. IV. Mr. Billing, zei hij. Dit is Gods heilige waarheid. U bent mijn neef, Sebastian is mijn broer. Hij zit op Santa Brigida en de koffer bestaat, maar de som is vijf duizend, niet dertig duizend. Ik heb die wat verhoogd in de verklaarbare overtuiging, dat hoe grooter het lokaas, hoe gemakkelijker de vangst zou zijn. Toen wist ik nog niet, dat ik met zoo'n heer als u te doen had. De menschen verschillen over het algemeen niet veel van elkaar, waar je ze ook ontmoet. Ik had te doen met een vreem deling en lk probeerde dus al mijn beroemde menschenkennis uit te buiten. Zoo zit de zaak! Die Hilario was toch een wonderlijke kerel. Heel zijn manier van doen was gemoedelijk, vriendschappelijk en onverstoorbaar. Hij biechtte alles op met een naleven trots in zijn onschuldige scherpzinnigheid. Alle toespelin gen op eventueele woede of verbolgenheid waren uit zijn stem verdwenen. Wie hem bij toeval zou hebben afgeluisterd, zou geen oogenblik vermoeden, dat deze zelfde man de verschrik kelijkste verwenschlngen naar Billings hoofd had geslingerd. Terwijl dus voor ons, ging hij verder, ter wijl voor de familie van mijn broer die vijf duizend pond een heel fortuin beteekenen, ge loof lk, dat het vierde deel van dat bedrag u weet, dat dit de premie is voor uw hulp een aristocratischen Engelschen grondbezitter niet krankzinnig van vreugde zal maken. Billing keek hem met woede en ongenoegen aan. Dat openlijk erkennen van zijn bedrog, zoowel In zijn woorden als in zijn gedragingen was iets karakteristieks voor dezen kerel. Als er ooit, dacht hij, een eerlooze schurk is ge weest, dan is het deze onbeschaamde bedrie ger. Hij denkt natuurlijk, dat hij verbazend knap is met zijn leugens over dat bedrog. Hij verwacht zeker nog, dat ik hem geluk zal wen- schen met zijn menschenkennis. Misschien had hij gelijk, maar misschien had hij het wel niet. Het is heelemaal niet onmogelijk, dat Hilario zich verbazend knap vond, als hij er zoo openlijk voor uitkwam, dat hij het bedrag van Sebastians fortuin had verhoogd. De vraag blijft gerechtvaardigd, of Billing er ook zoo over dacht. Door dezen een- voudigen zet had Hilario precies gekregen wat hij wenschte. Door toe te geven, dat hij loog op een betrekkelijk ondergeschikt pUDt had hij bereikt, dat John al zijn andere mededee- lingen voetstoets over nam. Het is een beproefd middel, dat reeds in de oudheid bekend was en dat steeds zijn verdiensten blijft houden. Geloof je dan, vroeg John, dat niemand bewogen kan worden om ergens te helpen, zon der dat hij daarvoor betaald wordt? Dat ls ongelukkig genoeg mijn ondervin ding, zuchtte Hilario. Misschien hen ik altijd een pechvogel geweest. Ik herhaal je voor eens en voor altijd, zei John, dat ik geen cent van al dat geld wensch te bezitten. Vijf of vijf honderdduizend is voor mij precies hetzelfde. Snap je dat? Hilario kee1- hem verwonderd aan. Snappen doe lk het niet, zei hij. Zoo'n fabelachtig vermogen heb ik nooit bezeten. Mr. Billing is een edel en edelmoedig edelman. En, voegde hij er aan toe met een droeven glimlach, ik ben niet langer een pechvogel. Best, zei John. En hoe wil jij nu dit alles bewijzen? Herinner je, dat ik niets geloof. Je zegt wel lederen keer, dat het Gods Heilige waarheid is, maar ik heb niet het minste be wijs. Je vergeet, dat ik weet, dat je nu een leugenaar bent en dat je nu al tweemael hebt gelogen. Het was een heele opluchting om weer eens tegen dien bedrieger te kunnen razen. De ander nam het echter tamelijk rustig op en glimlachte. Och, zei hij. Ik ben vanaf de eerste ont moeting met u heel sleeht geïnspireerd ge weest, omdat ik uw karakte- verkeerd heb be oordeeld. Nu pas ken ik u. U hebt gelijk, u hebt recht op bewijzen. Hij scheen een edele tegemoetkoming te wil len doen tegen een tamelijk onwilligen koop man. Hij stak weer een sigaret op. Hij voelde zich uitstekend op zijn gemak. Ja, zei hij, u hebt daar recht op. John glimlachte met een grijns. Kom op, zei hij, wat zijn je plannen. Zou u niet terugschrikken voor een beetje risico een beetje gevaar? zei hij. Wat zijn je plannen? vroeg John weer. Ik heb maar één plan. Het ls eenvoudig en overtuigend, maar onweersprekelijk verbonden aan gevaar. De klimpartij is al een risico op zichzelf, om niet eens te spreken van de kans op herkenning. Maar het kan gedaan wor den, als u er iets voor voelt. Terzake, zei John. Ik stel dan voor, zei Hilario, terwijl hij een grooten rookkolom uit zijn longen blies, dat wij samen mijn broer Sebastian zullen be zoeken. Dan zult u hem zien, met hem praten en van zijn eigen lippen de waarheid vernemen. Dan hoop ik, dat je ook overtuigd zult zijn, dat Mercedesdat ik geen leugenaar ben. Ditmaal ging hij met een verontschuldigenden glimlach verder. John zette groote oogen op. Dat laatste plan netje van signor Hilario was wel de moeite van het beschouwen waard.Zoo'fi onderhoud ?ou werkelijk al deze twijfels voor goed oplossen. Als hij met het fantoom van een Sebastian zou kunnen praten, als hij van zijn eigen lip pen zou kunnen hooren, dat die en die dingen zoo en zoo waren, behoefde hij niet langer te twijfelen. En als Hilario zoo rustigweg sprak over de buitengewone moeilijkheden om dezen man te helpen ontsnappen. En danen dan Nu. dan zou het wellicht voor hem heel wat gemakkelijker zijn om dat goede kind ver schillende dingen te verklaren. De zware wol ken, die nu boven zijn hoofd hingen werden even gescheiden en reeds ving hij een glimp van het blauw op. Toen dacht hij weer aan Pepe en de wolken sloten zich. Indien Pepe gelijk had, waartoe dienden dan Hilario's plannen? Hij trachtte deze beide din gen te vereenigen, en zag dat het onmogelijk was. Hij kon Hilario alleen maar vatten met de overtuiging, dat Pepe zich had vergist en kon Pepe alleen maar begrijpen, indien Hilario een leugenaar was. Maar wat voor reden zou Hilario toch hebben om te liegen? Waarom moest de man op zoo'n eigenaardige geraffi neerde manier liegen? Indien Sebastian zelfs niet op Santa Brigida was, hoe kon het dan in Hilario's dwaze hoofd opkomen, om voor te stellen zijn broer in de gevangenis te gaan bezoeken? Of zou hij zoo geraffineerd zijn, dat hij reeds een remplagant, 'n mededinger, een handlanger, een andere schurk had gehuurd om hem voor Sebastian te laten spelen? Neen, dat was onmogelijk. Hij herinnerde zich nog uitstekend de verschillende bijzonderheden, die zoowel Hilario als Mercedes hem gegeven hadden betreffende het uiterlijk van Sebastian. Een man met een rooden baard, een oog kwijt, een lamme hand, een trekkend been kon je zoo maar niet een, twee, drie opduikelen. Het werd hem al duidelijker en duidelijker, dat Pepe zich vergist moest hebben. Hij kreeg een heel sterke bekoring om Hilario zelf te vragen, of die geen oplossing voor het Pepe-geval kon geven. Maar zou dat wel goed zijn? Hilario kon alles uitleggen. Hij wenschte van Hilario niets meer te weten. Nog meer woorden zouden de zaak maar verdoezelen. Nu kwam Hilario eindelijk eens met een daad te voorschijn en dit was alles wat hij wenschte: feiten, daden. Hij wenschte iets te does, aan het werk te gaan. Tot allen prijs moest dat woordenweefsel verbroken worden. Nu, wat stel je me dan voor? vroeg hij. Met enkele korte zinnen legde Hilario hem een schema voor van een boottocht, een klim partij, een lang koord, dat door een medeplich tige over de muren van Santa Brigida zou worden neergelaten. Ik kom juist van daar, zei hij, terwijl hij naar het eiland wees. U zult zich herinneren, dat ik toen wij voor het laatst van elkaar afscheid namen, u beloofde, alles In het werk te stellen om mijn broers vrijheid te verkrij gen. Toen kreeg ik in eens de gedachte, dat de eerste gelegenheid tot verwerkelijking van die plannen in Santa Brigida zelf gevonden kon worden. Met een klein beetje hoop nam Ik een roeibootje voor het eiland. Toch was ik be sloten iets te bereiken. Fortuna beschermt altijd de stoutmoedigen. Ik kom dikwijls in Santa Brigida vanwege de Engelsche lessen voor den kolonel. Ik ben er als kind in huis. Ik kom er zoo dikwijls lk verkies. Ik ken al le soldaten van het garniezoen en zij kennen mij. Het was heel gemakkelijk om er een aan de praat te krijgen, een geschikte kerel, die dikwijls met de politieke gevangenen heeft te doen. Ik sprak een paar woorden met hem over mijn armen broer. Hij is dikwijls zeer vriende lijk voor ons en zorgt voor de verschillende boodschappen tusschen mijn broer, Mercedes en mij. Ik probeerde hem aan het praten te krijgen, troonde hem meer naar een schitterend hoekje van de baai, haalde daar een heerlijken flesch wijn te voorschijn en begon voorzichtig het vuur te openen. De flesch wijn bezorgde een goede ontvangst en ik kon duidelijker gaan spreken. Wij begrepen elkaar onmiddel lijk. Heerlijk gelukt! Bij mijn eerste poging was ik op dezen man gestooten, omdat hij mij van al de anderen het gemakkelijkst en het best kon helpen. Hij heeft een verbazend goed hart en ls een slecht soldaat. Ik beloofde hem een behoorlijke fooi, niet te groot, maar toch groot genoeg om hem wat nieuwen levenslust te geven en wat meer, als hij ons beslist van dienst wilde zijn. Zonder een oogenblik te aarzelen nam hij da eerste peseta's van mij aan. Toen was het plannetje spoedig voor el kaar. Vannacht zou hij voor ons een groot touw naar beneden laten, waarlangs wij naar boven klimmen. Dan neemt hij ons mee naar Sebastian's cel. Daar is niet het minste gevaar want de tucht op Santa Brigida is tamelijk slap. Wij zijn in Spanje, nietwaar? Maar als dat allemaal zoo eenvoudig ie, zei John, die nog altijd argwaan blt-f koeste ren, waarom heb je je broer dan niet jaren ge* leden uit die gevangenis verlost? U vergeet, dat ik nog een klein**«m heb beloofd, mr. Billing. U weet niet, wat het zeg gen wil, zelfs niet over een klein sommetje 'ta beschikken. Zou u denken, dat Sebastian daar nog zou zitten, daar nog zou verlangen naaf vrijheid, indien ik slechts honderd pond bezat? Neen mr. Billing, destijds heb ik het gewaagd, om u het kleine bedrag, dat u ons zoo gemak kelijk zou kunnen verschaffen te vragen. Ntf ziet u zelf, dat de eerste honderd peseta's, dis ik inmiddels aan dien armen knul heb gege- ven, wonderen hebben gewerkt. John keek werkelijk verwonderd. Het hangt nu maar van u af, ging Hilario verder, of wij al dan niet gebruik zullen ma ken van deze buitengewone hulp. Ik wil er niet verder bij u op aandringen, dat begrijpt u wel. Maar indien u hesluiten kunt om dit tamelijk kleine risico te loopen, geloof ik wel en dat zult u met mij eens zijn dat er heel wat raadselen voor u zullen worden opgelost. John trachtte tevergeefs nog eenige schur kerij in deze zaak te ontdekken. Ofschoon het een beetje excentriek bleef, had hij den plicht de mogelijkheden, die rustig voor hem open lagen te benutten. Ditmaal kon de man niets ongunstigs voor hebben, daar imm&rs alles af hing van de veiligheid van zijn metgezel. Be drog is niet mogelijk, indien dit zelfde bedrog een persoon als Hilario belet geld te verdienen. Het kon best snoeverij zijn. Zou de man niet speculeeren op het feit, dat een Engelschnïatt zich niet laat verlokken om midden in den nacht de muren vau een Spaansche gevangenis te beklimmen, als hij geen verklaarde reden heeft om deze expeditie op te helderen Indien hij gesnapt werd? Nu, als het werkelijk blul was, zou hij het juist eens wagen. (Wordt vervolgd).

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 8