r//i&zxvL
w
FEUILLETON
HET GEHEIM ZWEEFT.
«fr/A
DE SPAANSCHE
SCHATGRAVER.
WOENSDAG 16 OCTOBER 1929
4 B1
Naar
GEORGES MONTIGNAC.
16).
Wees gerust.
Bilvesy vergezelde zijn bezoeker tot bet
tuinhek. Een groot aantal menschen was
vóór de cottage samengestroomd; druk
pratend en met levendige gebaren wees men
elkander op het Arabische huis, het witte
blok tegenover de woning van den opper
chef. Ook de beide mannen bij het hek
keken omhoog en lazen op den gevel deze
woorden met rood krijt geschreven:
De ontsnapte boef Jack Bilvesy
wordt aangemaand binnen veertien da
gen naar het bagno van Nouméa terug
te keeren.
Red Hair.".
Deze geduchite naam, meer nog don het
schrijven, brachit al de bewoners van het
Nest in spanning. De daden van den ver-
schrikkelijken Red Hair waren welbe
kend, rondgebazuind, versierd en vergroot
door de Roodhuiden, de bondgenooten van
het Nest, door de negers onder de legen
den van hun stam opgenomen. Voorzeker,
achter de dikke muren der stad, beschermd
door het moeras, vreesde men hem niet;
en toch, die naam, zoo plotseling in het le
ven dezer avonturiers geworpen, bracht
eenige ontsteltenis teweeg. Immers, wan
neer deze bedreiging niet maar eenvoudig
het werk van een grappenmaker was, dan
bevond Red Hair zich in het Wespennest:
men was er dus niet veilig meer.
Bilvesy begaf zich onder de menigte, deed
het opschrift uitwisschen en trachtte de op
gewonden menschen te kalmeeren: men was
tegen elke verrassing beveiligdhij
lachte wat met Red Hair.... hij vond het
jammer, dat deze zijn adres niet achterge
laten had, anders zou hij, Bilvesy, hem eens
vierkant gezegd hebben, waar het op stond.
Op dit oogenblik voelde hij, dat hem een
papier in de hand gestopt werd, die hij
toevallig op den rug hield. Onwillekeurig
kneep hij het samen en keek snel om: er
was niemand achter hem. Het biljetje be
helsde deze woorden:
„Het antwoord midden op de markt te
plaatsen.
Red Hair'.
Dol van woede verscheurde Bilvesy het.
Des avonds deed hij op het plein tegenover
de poort een galg oprichten, waaraan do
ongelukkige neger opgehangen werd, die de
herkomst van den brief niet wist aan te
wijzen. De galg prijkte met een groot plak-
kaat, waarop de opperchef zelf geschreven
had:
„Zoo zal ik ook Red Hair behandelen.
Bilvesy".
Vier vertrouwde mannen werden gewa
pend en verdekt opgesteld met strenge or
ders iedereen neer te schieten, die gedu
rende den nacht de galg zou naderen. Den
volgenden morgen werden zij op hun post
gevonden, bedwelmd door een slaapmiddel
Heit plakkaat toonde een bijvoegsel van
Red Hair's hand:
„Je hebt nog maar veertien dagen!"
Deze voorvallen hadden heel wat op
schudding in de stad veroorzaakt» Daarom
zond Bilvesy Barberousse uit om met vijf
tien kerels, die boven elke verdenking ston
den; alle huizen te doorsnuffelen. Zelfs de
hutten der negers werden onderzocht.
Geen spoor van den geduchten tegenstan
der, wiens eigenaardigheid het juist was
steeds onzichtbaar te blijven.
Er werd een sterke wacht bij de poort
geposteerd, niemand mocht de stad verla
ten dan op een bevel door den opperchef
eigenhandig geschreven. Het leven hernam
nu zijn gewonen loop, en om te toonen, dot
hij zich over de dreigementen van Red
Hair niet het minst bekommerde, gelastte
Bilvesy, dat er een groot feest zou gegeven
worden, en dat wel in den nacht, die het
uitstel van veertien dagen, door Red Hair
bepaald, zou besluiten: een uitdeeling vai>
speelgoed aan de kinderen en een luister
„SÖNDAGSNISSE".
De verstrooide gids-hotelportier gaat wandelen.
rijk bal, alles in een der voorraadmagazij-
nen.
De organisatie dezer vermaken werd Bar
berousse toevertrouwd met de opdracht
alles zoo glansvol mogelijk te maken. De
Italiaan stribbelde tegen en veinsde slechts
matig in zijn schik te wezen met zulk
een vermeerdering zijner werkzaamheden.
Pen slotte nam hij de opdracht aan, ech
ter onder beding van algeheele volmacht;
ook moest hij gehoorzaamd worden als de
opperchef zelf.
XVII.
Op den dag voor de gevangenneming der
wachters bepaald kwam Bellici met Tho
mas in het eerste atelier. Bij, een morgen-
bezoek had hij Bilvesy een nieuw plan van
aanval op Jacksonville ter hand gestel!
en zich vergewist, dat deze dit lang be
geerde document onmiddellijk ging bestu-
deeren.
Bij het binnentreden zag de Italiaan
aanstonds, dat men hem verwachtte, want
aller blik richtte zich vragend op hem.
De vier wachter groetten en begonnen
weer langs de tafels te loopen. Thomas was
achtergebleven bij de deur, de hand op de
revolver in zijn gordel.
Het oogenblik was plechtig
Daar klonk het uit Bellici's mond:
Breekt de kluisters!
Al de gevangenen bogen zich, men hoor
de hert breken der stalen ringen, en on
middellijk stonden allen weer overeind.
Grijpt hen!
Vóór de verbaasde wachters een kreet
konden slaken, werden zij ter aarde ge
worpen, gekneveld, met een prop in den
mond. Met de revolver in de hand hield
Thomas de wacht bij de deur.
En nu, vrienden, blijft op uw plaats;
alleen dit: bewaakt de mannen, die ik u
toevertrouw. Ik kom zoo dadelijk terug.
Bellici en Thomas handelden evenzoo in
de overige ateliers en met het hetzelfde
snelle succes, want het consigne werd
nauwkeurig opgevolgd.
Achter de gevangenis was èen nauwe
steeg, die naar het luchtvaartpark leidde,
waarnaast het kruithuis stond. Bellici had
vastgesteld, dat men de wachters langs
dien weg naar de plaats van opsluiting zou
brengen. Hij gelastte dus hen, vooral goed
gemuilband naar de binnenplaats te voe
ren, waarop deze steeg uitkwam.
Toen eerst bemerkte hij, dat in alle werk
plaatsen, behalve in die van Clarencet de
wachters gewurgd waren. In een vlaag
van razernij hadden de gevangenen zich
op hun beulen geworpen en hen met den
voet vertreden.
Tegenover zooveel moorden stond Bellici
een oogenblik versteld, sprakeloos; dan
herinnerde hij zach, boe Clarencert de eerste
en eenige geweest was om deze verwur
ging aan te raden.en niettemin aan den
ingenieur de moord in zijn atelier weten to
verhinderen. Ontroerd ging de Italiaan toi
hem en drukte hem de hand.
Dank u, sprak hij bewogen.
Clarencet greep de toegestoken hand.
kuste die meermalen en fluisterde:
Ik deed het voor u.voor.
Haastig trok Bellici zijn hand terug en
beval een kuil op de binnenplaats te del
ven om de dooden te begraven.
De overlevenden bleven onder bewaking
van Thomas op de binnenplaats. Bellici en
Berlington, vergezeld door twee anderen,
begaven zich naar het kruithuis. Door do
genomen voorzorgen ontmoette het kleine
troepje niemand op dien trouwens korten
weg. Zoo stonden zij onverwachts in het
koepeltje van den bewaker, diie onmiddel
lijk overmeesterd en gebonden werd. Ber
lington nam de sleutels, men gaf den an
deren een teeken te komen; de vijf wachters
werden in een ledigen kelder Opgesloten,
achter dubbel slot, nadat de boeien hun ont
nomen waren.
Weer bovengekomen vond de troep Ber-
bi en Rouxelle, officieel als hulpbewakers
van het kruithuis geïnstalleerd. Bellici be
val hun niet te vergeten twee maal daags
naar de gevangenis te komen om voedse1
voor de opgeslotenen en nooit te verzuimen
hun dat ook te verstrekken.
Vervolgens riep liij in een der ateliers
de zeventig gevangenen bijeen en gaf hur.
zijn orders. Oogenschijnlijk moest er niets
veranderd wezen. Eiken morgen zouden
als naar gewoonte acht man gekluisterd
en onder geleide van Thomas naar de ma
gazijnen gaan om voedsel voor al de be
woners der gevangenis. Bovendien eischte
hij van iedereen dubbel werk. Hun over
haast vertrek moest zoo lang mogelijk on
bekend blijven; daarom was het noodig,
dat zij hem werk vooruit leverden; dan
kon hij zulks eiken dag Bilvesy ter hand
stellen, alsof hij het den vorigen besteld
had.
Met moeite onttrok Bellici zich aan de
warme ovaties en ging met dokter Dalbray
een wandeling door de stad maken; de
laatste droeg natuurlijk zijn ketens weer.
Iedereen had bijna Red Hair vergeten bij
de toebereidselen voor het groote feest door
den opperchef aangekondigd. Dit soort ver
maken was inderdaad een der grootste uit
spanningen in de stad. De vrouwen vonden
er een welkome gelegenheid in tot hel pron
ken met weelderige avondtoiletten en de
uitstalling van haar juweelen. Den mannen
lachte een ander vooruitzicht toe: keur van
dranken in overvloed en naar believen; het
reglement, dat volslagen dronkenschap met
den knoet strafte, werd op zulke avonden
zoo goed als niet toegepast.
Deze feesten eindigden dan ook gew ton
lijk in zwelgpartijen en de negens, belast
met de straatreiniging, verzamelden in hun
breede kruiwagens steeds eenige feestvier
ders door messteken gedood, of het hoofd
gruwelijk gekneusd door slagen met de fles-
schen.
De beide wandelaars kwamen in de neger-
wijk en onderzochten die nogmaa s nauw
keurig. Naar de gevangenis teruggekeerd
vonden zij Thomas in zijn koepeltje, sprook
jes vertellend aan de oplettend luisterende
Martha.
De feestavond was eindelijk gekomen. Het
magazijn, waar de levensmiddelen verstrekt
werden, was tot balzaal ingericht. Men zou
beginnen met een uitdeeling van ïpei'l i >ed
aan de kinderen. Achter een dikke draperie,
over de gansche breedte der zaal gespannen,
had Bellici bij wijze van kerstboom een reus-
achtigen sapijn geplaatst, beladen met ailo
denkbare speelgoederen. Op zijn dringend
verzoek hadden de gevangenen hun bede
beentje voorgezet bij het fabriceeren van al
deze kinderschatten.
De negers, met de bediening belast, bad
den strenge orders gekregen. Alleen de kin
deren mochten achter het kleed komen Na
hun geschenk ontvangen te hebben, moesten
zij zich weer bij hun ouders in de zaal
voegen. Eerst dan zoujiet bal een aanvang
nemen.
Te negen uur werd de stoet op het groote
plein opgesteld. Aan het hoofd marcheerden
twaalf gewapende mannen. Onmiddellijk
achter hen liep Bilvesy geheel alleen, in een
hoogst elegant zwart kostuum. Dan volgde
het voltallige comité van 'Waakzaamheid
in de meest verschillende kleedij: men zag
er de gekleede jas met hoogen zijden tiaa.-t
den sombrero en Spaanschen mantel of den
dolman der zigeuners. Achter deze hoog
waardigheidbekleeders kwamen weer twaa-.f
gewapenden.
Daarna kwam de kinderschare van het
Wespennest., de hoop van liet rooverwez'-n
der toekomst, elkander bij de hand houder, i
Tenslotte heel de stad behalve de poort
wachters, de bewakers van kruithuis i-.' ge
vangenis, benevens enkele mannen als politte
in de negerwijk geplaatst, allen it; gala
kostuum, zingend in alle talen een men
gelmoes, dat. gevoeliger ooren verscheurd
zou hebben. Nu en dan klonk de kreet van
„Weg met Red Hair!" afgewisseld mei ge
fluit aan zijn adres.
Men kwam aan de balzaal. In het mid
den dezer overgroote ruimte stonden twee
rijen banken, stoelen en fauteuils. Bilvesy tn
de Raad namen plaats in een loggia tegen
over het orkest. In het centrum stonden de
kinderen onder de hoede van twee mulatten,
in wie Bellici zijn trouwe Bauer en Harold
herkende. Twee aan twee werden du kleinen
achter het scherm geieid, en weldra kl inken
hun vreugdekreten bij het zien der heer
lijkheden.
Het volle orkest zette een triormfmarsch
in, door al de toehoorders met vjetge
pel begeleid. Na een lange serie van a'ler-
aangenaamste variaties eindigden de muzi
kanten met een breed, majestueus forto.
De kinderen, nog altijd achter de draperie,
kwamen maar niet terug. Bellici werd on
geduldig.
Wat beteekent dat toch? sprak hij bijna
toornig: Komen zij dan nooit terug?
Het gelach cn gepraat werd minder leven
dig; men wachtte de kleinen, die maar m>'
kwamen, en begon zich te verontrusten over
de stilte, die achter het scherm scheen te
heerschen. Nu verloor ook Bilvesy het ge
duld.
Zij kunnen toch niet den hee'en na, ht
aan den anderen kant blijven!
Thans bemerkte Bellici Thomas, die naast
de muzikanten stond. De verschijning ven
dien helper was zeker een afgesproken teeken
want de Italiaan stond op en zei vn' onrust
tot zijn buren in de loggia:
Laten we eens gaan kijken. Die kleuters
kunnen onmogelijk zoo lang stil zijn!
Hij schoof het kleed weg in den hoek.
waar de kinderen langs gegaan waren. De
ringen glisten over de koperen roeden.
Niemand! Geen sterveling! riep r.ij met
meesterlijk geveinsde verbazing.
De schare, die hem gevolgd was, drong
naar voren. De boom van zijn schatten be
roofd, stond daar eenzaam en alleen in de
ledige ruimte.
Waar z''n ze?
Onze kinderen!
Ze hebben onze kinderen gestolen!
Kom nou, ben je mal?
Wat is er toch? klonk het dan weer
van een nieuw aankomende.
Onze kinderen! Wij willen onze lieve
lingen terug hebben!
Woedende, angst'ge kreten stegen uit ae
dooreen woelende massa op. Bilvesy duwde de
menschen op zij en trad binnen.
De kinderen zijn verdwenen, zei Bellici.
Verkoop nu geen grappen. Dat is im
mers onmogelijk!
De kinderen moesten van dezen kant
binnenkomen, om den boom gaan en lanzs
de andere zijde weer in de zaal verschijnen
Dat kon in luttel tijd geschieden, en nu ziju
zij er niet meer.
Wie zijn de twee mulatten, die de zaak
moesten besturen?
O, twee vertrouwde kerels. Zij houden
veel van kinderen. Van hen ben ik zeker.
Goed, maar hoe hebben zij de zaal kun
nen verlaten? Er zijn geen deuren aan die
zijde.
Misschien door dit venster, zei Thomas,
onder den baard van De Kolenbrander nader
bij gekomen.
Hij wees naar een breed raam, waar een
zijden gordijn vóór hing. Een briefje was
er op gespeld. Bellici nam het en las:
„Ik had je gewaarschuwd!
Red Hair".
Kanalje! brulde Bilvesy den vuist
dreigend naar het venster uitstekend.
De menschen werden oproerig cn sloe
gen alles in de zaal kort en klein. Zij schol
den Bilvesy uit; velen toonden hem den
vuist en beschuldigden hem de kleinen aan
Red Hair uitgeleverd te hebben.
De opperchef keerde zich om.Hij stond
nu met gekruiste armen vóór de brullende
menigte, als wilde hij nauwkeurig nota ne
men van hem, die de misdaad van maje
steitsschennis begaan hadden door hem de
schuld van het gebeurde te geven. Schijn
baar doodkalm riep hij met zijn gewone, als
mertaalklinkende stem:
Morgen zal de Raad het gedrag van
sommigen uwer beoordeelen.
Oogenblikkelijk werd het doodstil, zoo
zeer vreesde men de wraakneming van een
kant, dien men als onverbiddelijk kende.
En nu, hernam hij, moet de gansche
stad piet toortsen doorzocht worden, 't Is
niet meer dan een kwalijk geplaatste grap,
die men ons speelt. De schuldigen zal ik
laten geeselen. Zestig kinderen kunnen zoo
maar niet spoorloos verdwijnen! Weest ge
rust, we zullen ze terugvinden.
Terwijl de opgewonden schare zich in de
hoofdstraat verspreidde, kwam Bellici bij
den opperchef en fluisterde aan diens oor:
Ik verneem daar, dat de twee mulat
ten in de steeg vermoord gevonden zijn,
onder het venster.
Als wij de kinderen maar levend te
rugvinden, antwoordde Bilvesy zonder zich
over den vermeenden moord op de mulat
ten te bekommeren.
Het onderzoek in alle huizen en magazij
nen was geheed vruchteloos. De Kolenbran
der verklaarde, dat hij het kruithuis van
binnen en van buiten nauwgezet geïnspec
teerd had zonder iets te vinden. Bellici legde
eenzelfde getuigenis af, wat hert luchtvaart
park en de loodsen betreft. Hij had echter
niemand willen binnenlaten uit vrees, dat
de toestelleen zouden beschadigen. Wat de
gevangenis aangaat, hij had ook daar alle
werkplaatsen tot zelfs de gangen en cellen
onderzocht. Ook aan de stadspoort hadden
de wachters niets gezien. Niemand had ver
zocht uit te mogen gaan. Zoo ging de nacht
in vergeefsche nasporingen voorbij, en da
komende dag toonde slechts angstige, ver
moeide gezichten. Bij groepen dwaalden da
bewoners van het Wespennest klagend en
jammerend door de straten.
Tegen negen uur drong, een schokkend
nieuws als een loopend vuurtje tot de
uiterste hoeken door: op het Turksche huis
prijkte een boodschap van Red Halri
Iedereen kwam toeloopen, en inderdaad,
daar stond het met rood krijt geschreven-
„Uw kinderen zijn in veiligheid. Zij zul
len door mijn zorgen een goede opvoeding
ontvangen. Dat verder ieder uwer naar
het bagno terugkeere.
Red Hair."
Een uitbarsting van woede volgde na
tuurlijk: er klonken vloeken, vuisten wer
den opgestoken, men spuwde naar het op
schrift, als ware het Red Hair zelf.
De opwindiing was zoo sterk, dat men
niet eens de arrestaties bemerkt had door
het Comité van Waakzaamheid gelast
naar aanleiding van het schelden op Bil
vesy den vorigen nacht. Niettemin, dien
avond slingerden acht lichamen aan het
balkon der Raadzaal, terwijl een plakkaat
op de deur heit vonnis vermeldde: „veroor-
deeling wegens opstand en beleediging van
den opperchef".
Het werd een sombere avond in het Wes-<
pennest. Reeds vroeg werden de huizen ge*
sloten, de deuren van binnen gegrendeld, en
rondom de tafels fluistetde men allerlei be
dreigingen tegen Bilvesy.
Te elf uur, toen alles donker en doodstil
was, lagen Bellici en Thomas midden in het
luchtvaartpark in het gras uitgestrekt e«
keken zwijgend naar de sterren. Opeens zei
Thomas zachtjes:
Signor Bellid, daar zijn ze!
Hij wees naar twee lichtende puntjes, ge*
lijk sterretjes, die naderbij schenen te ko
men.
Je hebt gelijk. Steek de lampen aan.
Thomas stond op en opende een grootfl
loods; hij draaide aan een knop, en een
groote ruit in het dak werd verlicht. Even
zoo handelde hij in de tweede loods.
De lichtende punten aan den hemel wer
den nu gedoofd. Er werden twee lang
werpige massa's zichtbaar, en weldra zweef
den de bestuurbaren in stilte vóór de lood
sen. Thomas zette de deuren open, en de
toestellen kwamen op hun plaats zonder da!
het minste gerucht, van motoren vernomen
werd. Wachtend j mannen maakten allee
met kabels vast, en de piloten stapten ui*
hun schuitjes.
Welnu? vrieg Bellici.
In goede haven aangeland, antwoord
de Boudhier.
Een reis van slechts twee uur, veeg
de Harold er bij.
Bewonderenswaardig voor een eersten
tocht! Wat nieuws van daar ginds?
Onze aankomst op hot plein van het
Gerechtshof veroorzaakte eerst een paniek-
Maar da zal ik u later wel eens in bijzon
derheden vertellen. Uw bevelen worden uil-
gevoerd. Heel Jacksonville is met u.
En mijn kleine Martha? vroeg Thomas
beschroomd.
Zij heeft mij heel wat zoenen voor u
meegegeven en verwacht met ongeduld uW
komst in de stad van dokiter Dalbfay.
XVIII.
De dagen die op de verdwijning van de
kinderen volgden, werden een tijdperk van
nooit gekende onrust en bekommering voert
het Wespennest. Deze vereeniging van boos
doeners uit alle naties kookte inwendig on
danks Bilvesy's ijzeren hand.
Er heerschte alom een doffe woede tegen
Red Hair. Men zocht hem nog steeds en
meende telkens verdachte geluiden te hoe
ren. Men beklom de muren om het moeras
en het oerwoud te bespieden, alsof de on
zichtbare vijand plotseling met zijn vuur-
rooden haardos kon verschijnen. De mannen
gingen noit ongewapend over de straat, da
vrouwen droegen dolken, 's Avonds barrica
deerde men de huizen en verborg angstvallig
zijn kostbaarheden.
Het Comité van Waakzaamheid van Zijn
kant had strenge maatregelen genomen: de
wacht aan de stadspoort werd verdubbeld;
Op de muren stond den ganschen dag hiet
en daar een man om den omtrek te ver
kennen. Patrouilles trokken door de str3'
ten, in de negerwijk werd een gewapende!
post gevestigd. (Wordit vervolgd).
Eerste zwerver: „Ja, Ik vertelde ze, dat ik
een klein wurpje bij me had, dat buiten op
me wachtte. En weet je wat ze me gegeven
hebbe
„Een boekkie met faine sprookies".
Een humoristisch griezelverhaal,
f door WILLIAM CAINE.
53.)
Indien ik kan. Gave de hemel, dat Ik niet het
onuitroeibare zaad van de wanhoop in haar
hart heb uitgestrooid.
Billing plaatste een voet op de bank, steunde
met zijn ellebogen op zijn knieën, leunde voor
over en wees met een vinger naar Hilario's
tamelijk glazige oogen.
Kijk eens hier, zei hij. Ik weet, dat jij, als
het noodig is. nog wel twintig jaar zoo door
kunt kletsen. Dat raakt mij allemaal niets.
Ik weet niet eens, waarom je dat hier allemaal
staat uit te brallen. Het is best mogelijk, dat
alles ls, zooals jij het vertelt. Dat kan mij niets
schelen. Wat je opinie over mij is, Interesseert
mij heel weinig en je kunt je vervloekte smoes
jes en verontschuldigingen bewaren, voor wie
er van gediend zijn. De zaak is deze: Ben jij al
of niet van plan om mij de waarheid te vertel
len?
Hilario zuchtte en schoof een klein beetje
van dien grooten dreigenden yinger af.
IV.
Mr. Billing, zei hij. Dit is Gods heilige
waarheid. U bent mijn neef, Sebastian is mijn
broer. Hij zit op Santa Brigida en de koffer
bestaat, maar de som is vijf duizend, niet
dertig duizend. Ik heb die wat verhoogd in de
verklaarbare overtuiging, dat hoe grooter het
lokaas, hoe gemakkelijker de vangst zou zijn.
Toen wist ik nog niet, dat ik met zoo'n heer
als u te doen had. De menschen verschillen
over het algemeen niet veel van elkaar, waar je
ze ook ontmoet. Ik had te doen met een vreem
deling en lk probeerde dus al mijn beroemde
menschenkennis uit te buiten. Zoo zit de zaak!
Die Hilario was toch een wonderlijke kerel.
Heel zijn manier van doen was gemoedelijk,
vriendschappelijk en onverstoorbaar. Hij
biechtte alles op met een naleven trots in zijn
onschuldige scherpzinnigheid. Alle toespelin
gen op eventueele woede of verbolgenheid waren
uit zijn stem verdwenen. Wie hem bij toeval
zou hebben afgeluisterd, zou geen oogenblik
vermoeden, dat deze zelfde man de verschrik
kelijkste verwenschlngen naar Billings hoofd
had geslingerd.
Terwijl dus voor ons, ging hij verder, ter
wijl voor de familie van mijn broer die vijf
duizend pond een heel fortuin beteekenen, ge
loof lk, dat het vierde deel van dat bedrag
u weet, dat dit de premie is voor uw hulp
een aristocratischen Engelschen grondbezitter
niet krankzinnig van vreugde zal maken.
Billing keek hem met woede en ongenoegen
aan. Dat openlijk erkennen van zijn bedrog,
zoowel In zijn woorden als in zijn gedragingen
was iets karakteristieks voor dezen kerel. Als
er ooit, dacht hij, een eerlooze schurk is ge
weest, dan is het deze onbeschaamde bedrie
ger. Hij denkt natuurlijk, dat hij verbazend
knap is met zijn leugens over dat bedrog. Hij
verwacht zeker nog, dat ik hem geluk zal wen-
schen met zijn menschenkennis.
Misschien had hij gelijk, maar misschien
had hij het wel niet. Het is heelemaal niet
onmogelijk, dat Hilario zich verbazend knap
vond, als hij er zoo openlijk voor uitkwam,
dat hij het bedrag van Sebastians fortuin had
verhoogd. De vraag blijft gerechtvaardigd, of
Billing er ook zoo over dacht. Door dezen een-
voudigen zet had Hilario precies gekregen wat
hij wenschte. Door toe te geven, dat hij loog
op een betrekkelijk ondergeschikt pUDt had
hij bereikt, dat John al zijn andere mededee-
lingen voetstoets over nam. Het is een beproefd
middel, dat reeds in de oudheid bekend was en
dat steeds zijn verdiensten blijft houden.
Geloof je dan, vroeg John, dat niemand
bewogen kan worden om ergens te helpen, zon
der dat hij daarvoor betaald wordt?
Dat ls ongelukkig genoeg mijn ondervin
ding, zuchtte Hilario. Misschien hen ik altijd
een pechvogel geweest.
Ik herhaal je voor eens en voor altijd,
zei John, dat ik geen cent van al dat geld
wensch te bezitten. Vijf of vijf honderdduizend
is voor mij precies hetzelfde. Snap je dat?
Hilario kee1- hem verwonderd aan.
Snappen doe lk het niet, zei hij. Zoo'n
fabelachtig vermogen heb ik nooit bezeten. Mr.
Billing is een edel en edelmoedig edelman. En,
voegde hij er aan toe met een droeven glimlach,
ik ben niet langer een pechvogel.
Best, zei John. En hoe wil jij nu dit alles
bewijzen? Herinner je, dat ik niets geloof. Je
zegt wel lederen keer, dat het Gods Heilige
waarheid is, maar ik heb niet het minste be
wijs. Je vergeet, dat ik weet, dat je nu een
leugenaar bent en dat je nu al tweemael hebt
gelogen.
Het was een heele opluchting om weer eens
tegen dien bedrieger te kunnen razen.
De ander nam het echter tamelijk rustig op en
glimlachte.
Och, zei hij. Ik ben vanaf de eerste ont
moeting met u heel sleeht geïnspireerd ge
weest, omdat ik uw karakte- verkeerd heb be
oordeeld. Nu pas ken ik u. U hebt gelijk, u hebt
recht op bewijzen.
Hij scheen een edele tegemoetkoming te wil
len doen tegen een tamelijk onwilligen koop
man. Hij stak weer een sigaret op. Hij voelde
zich uitstekend op zijn gemak.
Ja, zei hij, u hebt daar recht op.
John glimlachte met een grijns.
Kom op, zei hij, wat zijn je plannen.
Zou u niet terugschrikken voor een beetje
risico een beetje gevaar? zei hij.
Wat zijn je plannen? vroeg John weer.
Ik heb maar één plan. Het ls eenvoudig en
overtuigend, maar onweersprekelijk verbonden
aan gevaar. De klimpartij is al een risico
op zichzelf, om niet eens te spreken van de
kans op herkenning. Maar het kan gedaan wor
den, als u er iets voor voelt.
Terzake, zei John.
Ik stel dan voor, zei Hilario, terwijl hij
een grooten rookkolom uit zijn longen blies,
dat wij samen mijn broer Sebastian zullen be
zoeken. Dan zult u hem zien, met hem praten
en van zijn eigen lippen de waarheid vernemen.
Dan hoop ik, dat je ook overtuigd zult zijn,
dat Mercedesdat ik geen leugenaar ben.
Ditmaal ging hij met een verontschuldigenden
glimlach verder.
John zette groote oogen op. Dat laatste plan
netje van signor Hilario was wel de moeite
van het beschouwen waard.Zoo'fi onderhoud ?ou
werkelijk al deze twijfels voor goed oplossen.
Als hij met het fantoom van een Sebastian
zou kunnen praten, als hij van zijn eigen lip
pen zou kunnen hooren, dat die en die dingen
zoo en zoo waren, behoefde hij niet langer te
twijfelen. En als Hilario zoo rustigweg sprak
over de buitengewone moeilijkheden om dezen
man te helpen ontsnappen. En danen dan
Nu. dan zou het wellicht voor hem heel wat
gemakkelijker zijn om dat goede kind ver
schillende dingen te verklaren. De zware wol
ken, die nu boven zijn hoofd hingen werden
even gescheiden en reeds ving hij een glimp van
het blauw op.
Toen dacht hij weer aan Pepe en de wolken
sloten zich.
Indien Pepe gelijk had, waartoe dienden dan
Hilario's plannen? Hij trachtte deze beide din
gen te vereenigen, en zag dat het onmogelijk
was. Hij kon Hilario alleen maar vatten met
de overtuiging, dat Pepe zich had vergist en
kon Pepe alleen maar begrijpen, indien Hilario
een leugenaar was. Maar wat voor reden zou
Hilario toch hebben om te liegen? Waarom
moest de man op zoo'n eigenaardige geraffi
neerde manier liegen? Indien Sebastian zelfs
niet op Santa Brigida was, hoe kon het dan in
Hilario's dwaze hoofd opkomen, om voor te
stellen zijn broer in de gevangenis te gaan
bezoeken? Of zou hij zoo geraffineerd zijn, dat
hij reeds een remplagant, 'n mededinger, een
handlanger, een andere schurk had gehuurd
om hem voor Sebastian te laten spelen?
Neen, dat was onmogelijk. Hij herinnerde zich
nog uitstekend de verschillende bijzonderheden,
die zoowel Hilario als Mercedes hem gegeven
hadden betreffende het uiterlijk van Sebastian.
Een man met een rooden baard, een oog kwijt,
een lamme hand, een trekkend been kon je zoo
maar niet een, twee, drie opduikelen. Het werd
hem al duidelijker en duidelijker, dat Pepe
zich vergist moest hebben.
Hij kreeg een heel sterke bekoring om Hilario
zelf te vragen, of die geen oplossing voor het
Pepe-geval kon geven. Maar zou dat wel goed
zijn? Hilario kon alles uitleggen. Hij wenschte
van Hilario niets meer te weten. Nog meer
woorden zouden de zaak maar verdoezelen. Nu
kwam Hilario eindelijk eens met een daad te
voorschijn en dit was alles wat hij wenschte:
feiten, daden. Hij wenschte iets te does, aan
het werk te gaan. Tot allen prijs moest dat
woordenweefsel verbroken worden.
Nu, wat stel je me dan voor? vroeg hij.
Met enkele korte zinnen legde Hilario hem
een schema voor van een boottocht, een klim
partij, een lang koord, dat door een medeplich
tige over de muren van Santa Brigida zou
worden neergelaten.
Ik kom juist van daar, zei hij, terwijl hij
naar het eiland wees. U zult zich herinneren,
dat ik toen wij voor het laatst van elkaar
afscheid namen, u beloofde, alles In het werk
te stellen om mijn broers vrijheid te verkrij
gen. Toen kreeg ik in eens de gedachte, dat
de eerste gelegenheid tot verwerkelijking van
die plannen in Santa Brigida zelf gevonden
kon worden. Met een klein beetje hoop nam Ik
een roeibootje voor het eiland. Toch was ik be
sloten iets te bereiken. Fortuna beschermt
altijd de stoutmoedigen. Ik kom dikwijls in
Santa Brigida vanwege de Engelsche lessen
voor den kolonel. Ik ben er als kind in huis.
Ik kom er zoo dikwijls lk verkies. Ik ken al
le soldaten van het garniezoen en zij kennen
mij. Het was heel gemakkelijk om er een aan
de praat te krijgen, een geschikte kerel, die
dikwijls met de politieke gevangenen heeft te
doen. Ik sprak een paar woorden met hem over
mijn armen broer. Hij is dikwijls zeer vriende
lijk voor ons en zorgt voor de verschillende
boodschappen tusschen mijn broer, Mercedes
en mij. Ik probeerde hem aan het praten te
krijgen, troonde hem meer naar een schitterend
hoekje van de baai, haalde daar een heerlijken
flesch wijn te voorschijn en begon voorzichtig
het vuur te openen. De flesch wijn bezorgde
een goede ontvangst en ik kon duidelijker
gaan spreken. Wij begrepen elkaar onmiddel
lijk. Heerlijk gelukt! Bij mijn eerste poging
was ik op dezen man gestooten, omdat hij mij
van al de anderen het gemakkelijkst en het
best kon helpen. Hij heeft een verbazend goed
hart en ls een slecht soldaat. Ik beloofde hem
een behoorlijke fooi, niet te groot, maar toch
groot genoeg om hem wat nieuwen levenslust
te geven en wat meer, als hij ons beslist
van dienst wilde zijn. Zonder een oogenblik te
aarzelen nam hij da eerste peseta's van mij
aan. Toen was het plannetje spoedig voor el
kaar. Vannacht zou hij voor ons een groot
touw naar beneden laten, waarlangs wij naar
boven klimmen. Dan neemt hij ons mee naar
Sebastian's cel. Daar is niet het minste gevaar
want de tucht op Santa Brigida is tamelijk
slap. Wij zijn in Spanje, nietwaar?
Maar als dat allemaal zoo eenvoudig ie,
zei John, die nog altijd argwaan blt-f koeste
ren, waarom heb je je broer dan niet jaren ge*
leden uit die gevangenis verlost?
U vergeet, dat ik nog een klein**«m heb
beloofd, mr. Billing. U weet niet, wat het zeg
gen wil, zelfs niet over een klein sommetje 'ta
beschikken. Zou u denken, dat Sebastian daar
nog zou zitten, daar nog zou verlangen naaf
vrijheid, indien ik slechts honderd pond bezat?
Neen mr. Billing, destijds heb ik het gewaagd,
om u het kleine bedrag, dat u ons zoo gemak
kelijk zou kunnen verschaffen te vragen. Ntf
ziet u zelf, dat de eerste honderd peseta's, dis
ik inmiddels aan dien armen knul heb gege-
ven, wonderen hebben gewerkt.
John keek werkelijk verwonderd.
Het hangt nu maar van u af, ging Hilario
verder, of wij al dan niet gebruik zullen ma
ken van deze buitengewone hulp. Ik wil er niet
verder bij u op aandringen, dat begrijpt u wel.
Maar indien u hesluiten kunt om dit tamelijk
kleine risico te loopen, geloof ik wel en dat
zult u met mij eens zijn dat er heel wat
raadselen voor u zullen worden opgelost.
John trachtte tevergeefs nog eenige schur
kerij in deze zaak te ontdekken. Ofschoon het
een beetje excentriek bleef, had hij den plicht
de mogelijkheden, die rustig voor hem open
lagen te benutten. Ditmaal kon de man niets
ongunstigs voor hebben, daar imm&rs alles af
hing van de veiligheid van zijn metgezel. Be
drog is niet mogelijk, indien dit zelfde bedrog
een persoon als Hilario belet geld te verdienen.
Het kon best snoeverij zijn. Zou de man niet
speculeeren op het feit, dat een Engelschnïatt
zich niet laat verlokken om midden in den
nacht de muren vau een Spaansche gevangenis
te beklimmen, als hij geen verklaarde reden
heeft om deze expeditie op te helderen Indien
hij gesnapt werd? Nu, als het werkelijk blul
was, zou hij het juist eens wagen.
(Wordt vervolgd).