ir
n
<fwQ<
f
4
De gestolen postwissel
Tusschen twee vuren
De Tuintjes
B.L.N.S.
VAN ALLES WAT
^yQD
DE TOCI-ÏT VAN LASIDO DOOR „FRANS DE TEEKENAAR"
VRIJDAG 18 OCTOBER 1929
«.cio fctli'a
In de "Zonneschijn
7^5-
WIP
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
door J. van Maarten
Klik-klak! Daar ging het klepje van de
brievenbus en eenige brieven, een prentbrief
kaart en vier of vijf postwissels gleden door
de nauwe opening en vielen met een hol ge
luidje op den houten bodem.
gleden door de nauwe opening
Piet was net in de gang en zag daar de
goede gaven van de post naar binnen glijden.
Daar flitste opeens een booze gedachte door
zijn brein! Als hij eens één van die postwis
sels wegnam de kleinste slechts dan ken
hij dien sigarettenwinkelier betalen, aan wien
hjj reeds over de drie gulden schuld had. De
man werd zoo lastig: al driemaal had hij "Piet
op straat aangesproken om zijn geld en ge
dreigd, dat hij naar vader zou gaan.
„Hu!" Piet rilde er van. Als vader dat eens
wiet, hij zou woedend zijn, hem slaan; ja
misschien het huis uitjagen. Vader was nu
eenmaal niet mis.
Met zoo'n postwisseltje was hij dadelijk
gered!
Wacht even kijken! Dit was er een van
25 gulden!
Neen dat was te veel. Dat zou ook uitko
men; daar lag er een van tien gulden 50 cent.
Ook nog te veel! Nu die derde nog. Hé,, dat
klopte! Dat was er een van 4 gulden en 25
cent.
Als hij daarvan den sigarettenhandelaar be
taalde, hield hi) nog een gulden over. Dat
was fijnl
Stilletjes werd het grauwe papiertje, dat
een waarde had van meer dan vier gulden, in
zi)n zak gemoffeld enmet de rest van
hetgeen de post gebracht had, stapte Piet
naar het kantoor van vader boven, klopte aan
en overhandigde de- boel.
„Meer niet?" vroeg vader, die even van zijn
werk opkeek.
„Nee vader," stotterde Piet en met een
kleur als vuur verliet de jongen het kantoon
Hij was cp den weg van de misdaad en moest
nu volhouden!
Vroeg ging Piet dien avond naar bed en
was bij het avondgebed erg verstrooid. „De tien
geboden Gods," bad hij-„Gij zult niet Ste
len!" Hu hij had het nu toch gedaan en
nog wel van zijn eigen vader!
Zou hij het ding maar weer terugbrengen op
het kantoor van zijn vader? Maar neen, dat
ging niet! De sigarettenhandelaar moest be
taald worden. Wie weet, wat anders de gevol
gen wel zouden zijn!
De vader van Piet was inspecteur van een
levensverzekering en kreeg dus heel veel geld
van menschen, die hun premie geregeld per
post aan hem betaalden ene niet bij een agent
der verzekering.
Dien avond boekte hij als gewoonlijk de
ontvangen bedragen enwas wel een beetje
verwonderd dat de kleine postwissel van
4.25 van de weduwe V. uit A. er niet bij
was. Die stuurde anders altijd het bedrag op
den laatsten dag der maand dat was zoo
haar gewoonte sedert verscheidene jaren. En
vader kon zich niet herinneren, dat ze ooit
had overgeslagen. Enfin dacht hij, zeker te
laat geweest vandaag, hoewel ik het toch
merkwaardig vind.
Ook den anderen dag kwam de bewuste
postwissel niet en dagen en dagen gingen
voorbij, zonder dat vader iets hoorde van de
weduwe V.
Vader reisde veel en hij besloot dus om
eens bij haar aan te gaan; misschien was ze
wel ziek bovendien was ze een heel goede
kennis van vader.
Zoo gezegd zoo gedaan! Een paar dagen
later belde vader bij de weduwe V. aan en
werd hartelijk welkom geheeten.
Of ze ziek was geweest? Wel nee geluk
kig niet! Ze voelde zich zoo gezond als een
vischje in het water. Maar waarom dacht hij
dat wel?
Enal lachend vertelde vader nu van
den postwissel, die al zooveel jaar op den
laatsten dag der maand arriveerde, dezen
keer niet was gekomen. Ja, jamevrouw V.
werd zeker oud ze had het nu toch eens
vergeten.
Ja dat had mevrouw nog en gewapend
met dit dokumentje ging mijnheer een uurtje
later naar het postkantoor om zijn onderzoek
hier te beginnen.
.Zeker, mijnheer," zei de chef van het kan
toor, „de wissel is van hier verzonden op den
laatsten dag der vorige maand. De fout moet
dus bij het postkantoor in uw woonplaats ge
maakt zijn. Informeert u daar dus maar!"
Dat deed de heer Visser. En daar hoorde
hij, dat wel degelijk de postwissel was besteld.
Een oude brievenbesteller, die reeds heel dik
wijls een postwissel van dat bedrag bij mijn
heer Visser had bezorgd, wist zich nog goed
te herinneren, dat hij den wissel bij de laatste
bestelling bij mijnheer in de bus had gestopt.
En het bleek nu, dat het uitbetaald was
ook. De handteekening klopte precies
Ze kenden toch mijnheer Visser's handteeke
ning op 't kantoor wel!
Dan moest de dief dus in huis zijn, bij
hem!
Mijnheer Visser werd treurig gestemd, toen
hij tot die slotsom kwam. De oude keuken
meid Aaltje kon het niet gedaan hebben
die goede ziel was al twintig jaar bij hem
in huis en bovendiendie kon niet eens
schrijven. Het tweede meisje!Maar dat
was nog een kind bijna. Zou die nu zoo
slecht zijn, dat ze zijn handteekening na
maakte en hem bestal? Dat was niet aan te
nemen. Zijn kinderen dan?Marietje en
Wim, dié ijverige studentjes, die thuis bijna
niets deden dan blokken! Neen, die vielen ook
uit. Kees was nog te klein. Jadan moest
Piet het zijn! Dat was een allesbehalve se
rieuze student. Die geloofde het wel, ging met
minder goede jongens om, rookte wel eens
sigaretten.
Jaals een der kinderen daartoe in
staat was ,dan was het zeker Piet. De zaak
moest onderzocht worden, hoe gauwer hoe
beter!
Piet had werkelijk de handteekening van
zijn vaaer nagemaakt. Dat was een klein
kunstje geweest voor den deugniet. Dat had
hij wel eens meer gedaan! Hij had drie gulden
en 10 cent aan den sigarettenhandelaar be
taald en hield dus nog 1 gulden en 15 cent
over. Die werden zoo na elkaar ook in siga
retten en kauwgom omgezet.
Piet hoorde niets van de zaak en dacht
dus, dat alles goad was afgeloopen. Zijn ge
weten had hij in slaap gesust en laterals
hij geld verdiende, zou hij vader alles wel
teruggeven.
Zijn vroolijkheid en uitgelatenheid, die hij
een poos kwijt geweest was, keerden lang
zaam weer terug enalles scheen vergeten!
Daar werd hij op een Woensdagmiddag, net
toen hij klaar stond om een pakje sigaretten
te koopên, geroepen door vader, die op zijn
kantoor was.
„Ga daar eens zitten, Piet," sprak vader op
somberen toon, „en vertel me nu eens eerlijk,
waar die postwissel is gebleven van 4.25,
die op 31 Januari 's avonds door de pest
is bezorgd!"
Het was alsof plotseling de zolder van het
vertrek naar beneden kwam bij deze vraag.
Het suisde hem in het hoofd, hij klapper-
tanctele, alsof de thermometer in het kantoor
op nul stond. Hij kon niet dadelijk antwoor
den, zoo zeer was hij door het onverwachte
verrast.
„Krijg ik eindelijk antwoord?" drong vader
barsch aan. Wat zou het gebaat hebben, als
Piet hier had gelogen? Het was of vaders
zwarte oogen zoo door hem heen keken, regel
recht in zijn hart.
Piet bekende dan ook onder een vloed van
tranen! Vertelde, dat hij den sigarettenhande
laar had betaald. Hoe bevreesd hij eerst was
geweest voer ontdekking. Hoe hij later dacht,
dat alles gesust was, enz.
Straf kreeg Piet niet; doch wel een geducht
lesje endat heeft geholpen. Goddank!
Nog menigmaal heb ik Piet, toen hij groot
was, ontmoet. Hij was een voorbeeld van ijver
en eerlijkheid, een jongen, die het ver ge
bracht heeft in zijn leven. Bijtijds was de
jongen ernstig gewaarschuwd entot zijn
geluk had hij deze waarschuwing ter harte
genomen.
paardenbloemen. Van die laatste had Jan er
heel wat; sommige planten stonden nog volop
in bloei. Terwijl de tuintjes gewied werden, Wat
door de véle herfstdraden geen erg prettig werk-
je was, ontdekte Toos op de ligusterheg een
eigenaardige rups; het dier was grijgsgroen van
kleur. Bij het loopen kromde het zijn lichaam
en bracht zoo de pooten van borststuk en achter
lijf telkens bi) elkaar. Op een gegeven oogen-
blik strekte de rups haar heele achterlijf,
terwijl zij zich met de pooten vasthield. Zij
was bijna niet van een takje te onderscheiden.
(Fig. 5). De beste proef op de som werd geleverd
door Reindert, die net op dat oogenblik aan-
Door Ro Frankfort
In den warmen zonneschijn,
Wandelden twee meisjes,
En hun poppen alle twee
Mochten met Mama'tje mee.
Wat een weertje, heerlijk, fijn:
Alles groen en zonneschijnl
En de poppenmoedertje3
Babbelden te zamen:
„Leuk, dat ik u hier ontmoet,
De buitenlucht is toch zoo goed!
Voor de poppen is het fijn
In den warmen zonneschijn!
Zag m'n popje eerst wat bleek,
Nu heeft z'al een blosje!
Of die lieve warme zon
Ook wel kleurtjes tooveren kon!
Ja, mevrouwtje, het ii fijn
In den warmen zonneschijn!"
Aan den kant der rivier, achter het dichte
struikgewas zat de Javaan Ardjo met zijn hen
gel in de hand.
Het was zijn doel een paar vlschjes te ver
schalken, die hij dan straksbij zijn bordje
rustig kon opeten: rijst met een paar visch-
jes is een lekkernij voor den Javaan!
Het scheen echter, dat de vischjes dezen
dag niet wilden, want reeds een uur lang zat
hij daar engeen enkel vischje had nog
gebeten. Hé, hé Ardjo werd er slaperig van!
Zijn oogleden vielen toe en weldra droomde
hij van visschen zoo groot als schapen, die,
gebakken, niet op zijn bord konden liggen.
Hij lette natuurlijk niet meer op zijn dobber
en hengel trouwens die stok was hem reeds
uit de hand gegleden.
Er waren er echter twee, die wel op Ardjo
letten; dat waren ten eerste een groote ko
ningstijger, die in het struikgewas verborgen,
achter Ardjo's rug zijn kans afwachtte en ten
tweede een groote krokodil, die in de rivier
zwom en die met begeerige blikken naar Ardjo
keek, alsof hij zeggen wou: „Kijk, dat is
net wat voor mijmet dat hapje in den maag
kan ik het wel een dagje uithouden."
Daar zat Ardjo dus tusschen twee vuren en
het ergste was wel, dat hij er niets van wist.
De tijger dacht op een gegeven oogenblik:
„Ik waag den sprong en sla hem neer".
Maar op hetzelfde oogenblik opende de
krokodil, die den oever genaderd was, zün
onguren bek en dacht „Ziezoo:, Ardjo, daar
ga je!" j
Ruts daar sprong onze tijger op en suisde
door de lucht! Maarhij kwam precies
terechtniet op Ardjo, dochin de»
bek van den krokodil, die hem zonder veel
complimenten den kop afbeet en verder met
sinjeur tijger afrekende!
Een hevig lawaai ontstond natuurlijk, wan'
de tijger liet zich maar niet zóó opeten! H»
verweerde zich duchtig; maar het hielp niets.
Van het leven werd Ardjo wakker! Iw
wreef zich de oogen uit en dacht: „Waar be»
ik nou eigenlijk?"
Nu spoedig wist hij, waar hij was!
Hij begreep zoo'n beetje, dat hij in gevaar"
lijk gezelschap was en maakte dus beene»'
En hij nam zich voor om nooit meer aan d*»
kant van de rivier te gaan slapen!
v. d.
Het was of vaders zwarte oogen
Dank zij den goeden raad en het voorbeeld
van Jan en Gerrit waren alle leden van den
Bond voor Levende Natuurstudie er in geslaagd,
zelfs nu in den herfst, nog mooie bloemen in
hun tuintjes te hebben. Zoo had Henk teunis-
Teu.h.s Uoer»
bloemen (fig. 1) staan. Eigenlijk moest je die
's morgens vroeg of 's avonds bekijken. Dan
stonden de groote gele bloemen als wijde klokken
open en als je tegen de plant stootte, werd
je heelemaal met geel stuifmeel bepoeierd. 't Was
familie van het wilgenroosje, dat ze eer. vorige
maal in het bosch hadden gevonden, zpoals
Toos trotsch op haar kennis, had opgeme i.t.
Toos had Lobelia's gekweekt (fig. 2). Die aar
dige blauwe bloempjes bloeiden nog volop. Jan
en Gerrit. die beiden wel eens in Oisterwijk
kwamen, wisten te vertellen, dat daar ook Lo
belia's in het wild voorkwamen in de Vennen,
in het water dus. (Fig. 3.) Gerrit nad een paar
gedroogde exemplaren.
Ada had verschillende astersoorten in haar
tuintje. Behalve gekweekte herfstasters, had ze
den wilden wilgaster (fig. 4) en een zeeaster
aangeplant; of aan dien laatsten een lang leven
beschoren zou zijn, wist ze niet, dat moest de
tijd leeren, ze had de plantjes pas van een
kennis uit Zeeburg bij Amsterdam gekregen.
Tilly had prachtige Dahlia's in allerlei kleuren
(fig. 4.1 Vooral de cactus-dahlia's hadden ieders
bewondering; wanneer ze uitgebloeid waren,
wilde ze de knollen uit den grond halen en in
den kelder opbergen. Maar ze zou verstandiger
zjjn dan Mientje verleden jaar was geweest,
lie had den heelen stengel afgesneden tot op den
knol toe. Maar het volgend jaar was er geen
een bloem aangekomen; Tilly wist wel, dat een
flink stuk stengel, met een knep er aan, aan
den knol moest blijven.
Gerrit had een paar prachtige zonnebloemen,
waarvan er een bijna drie meter hoog was. Hij
beloofde ledereen een paar zaden, maar moest
er zelf ook wat houden om de meezen in den
winter te voeren. Henk moest nog even opmer
ken, dat de zonnebloem vruchten voortbrengt,
die wel eens zaden genoemd worden, maar wer
kelijk vruchten zijn, waar het zaad binnen in
zit. Dat zelfde is het geval met goudsbloem en
kwam. Hij kon niets aan het takje ontdekken,
voordat de rups begon te bewegen.
Reindert had nog wat moeten werken, maar
nu bracht hij nog iets bijzonders mee, namelijk
een boomtak waaraan een groote paddenstoel
Sf»&nru.p*
bevestigd was (fig. 6). Die werd door Henk al
gauw erkend als een zadelzwam. Hij wilde pro-
beeren de zwam droog te bewaren, wat mis
schien wel zou lukken als het weer nog zoo
zonnig bleef.
2*i
Of
„Hé ja", zuchtte Toos, „paddestoelen. Wan
neer zullen we die weer eens kunnen gaan
zoeken?" Niemand gaf antwoord, want er ver
scheen net een blad met lekkere kopjes thee.
1 En hiermee was de middag alweer bijna voorbij.
EEN HORLOGE-VRAAGSTUK
Een horlogemaker had het reuzenongeluk
een prachtige porseleinen wijzerplaat van een
antiek horloge, waarop de uren in Romeinsche
cijfers waren aangegeven, te laten vallen,
waardoor dé plaat in vier stukken brak.
Bij het ongeluk kwam toch echter zooals
meestal ook nog weer een gelukje, want
hij entdekte daardoor een interessante nieuwe
puzzle.
Hij zag namelijk tot zijn verbazing dat,
wanneer hij de cijfers, die op elk der vier
stukken stonden, bij elkaar telde, hij op elk
stuk juist twintig kreeg.
Wie van jullie kan me even teekerien, hoe
die plaat gebroken was?
DE WARME CENT
't Volgende moet je ook eens aan Je huis-
genooten vertoonen. Je moet beginnen drie
centen bij elkaar zien te krijgen ven hetzelfde
jaartal. Leg er nu een vierden cent bij van een
ander jaar en bedek ze daarna alle vier met
'n zakdoek.
Daarna vraag Je aan je huisger.ooten uit de
bedekte centen juist die te halen, welke het
jaartal draagt, dat verschilt van de andere drie.
Niemand zal dit waarschijnlijk gelukken en je
zelf ook niet. als ik 't je niet vertel.
Luister dus.
Je legt namelijk de drie centen met hetzelfde
jaartal eenigen tijd van te voren op den kouden
marmeren schoorsteen en houdt den vierden
in je warme hand.
Tevens kun je ze je huisgenooteu ook nog eens
in handen geven, onder voorwendsel, dat ze
allemaal het jaartal moeten opnemen. Na deze
rondwandeling is de cent natuur'ljk lekker warm
geworden.
Leg nu alle vier centen onder den zakdoek
en het te voorschijn brengen van het gevraagd®
geldstuk is nu een karweitje van niets.
alleen is warm.
Aardig, wat?
EEN PAAR EENVOUDIGE KUNSTJES
II. Een dubbeltje op de punt van een naa^
laten staan
Ze voelde zich zoo gezond als een vischje
„Maar mijnheer Visser!" 'riep ze uit, ..hoe
komt u er bi.? De wisse! is op den bepaalder
dag verzonden, hoor! Hebt u hem dan nie
ontvangen?"
„Dat is vreemd," sprak de heer Visser, „da,
Bal ik eens terdege onderzoeken. Hebt u het
reguutje nog van den wise1-?"
a
Toen ze thuiskwamen, was natuurlijk de oude
trouwe hond de eerste, die Lasldo verwel-
konde. „Ja." zei Lasido, „-.ris jij indertijd een
betere waaknond was geweest, dan was dat
allemaal niet gebeurd. Maar enfin." voegde htf
eraan toe, „geaane zaken nemen geen keer en
ik zal het je maar vergeven."
74. De vad-r en de moeder van Lasido waian met
minder blij dan de hond. Ze hadden hun kin
deren zoo langen tijd niet gezien en dachten
reeds niet meer of minder dan dat ze allebei
allang dood waren. Bovendien vonden ze, dat
Lasido zoo groot en flink was geworden.
75. Dien nacht gebeurde net voor net eerst sinds
vele weken, dat ze weer m hun eigen kamertje
mochten slapen. En ze sliepen zoo fijn, als ze
er vroeger nog nooit geslapen hadden. Geen
wonder, na, zoo'n lange reeks avonturen en ver
moeienissen.
Als je aan je vrinden voorstelt, dat eens
probeeren .zal hun dat vast en zeker
gelukken.
Maar zelf kun je 't.
En wel op de volgende manier: 1
Je neemt een flesch met een flinke W*.
er op. In de kurk steek je een grove »a®jL
met het ocg er in, bijvoorbeeld, 'n kleine sWK
naald. ,g
Nu neem je een tweede kurk, waarin J
van te voren 'n klein gleufje snijdt waarJ"
precies 'n dubbeltje past.
Dit dubbeltje zet je er daarna in vast
op het plaatje terwijl je tevens aan we®1®?
zijden twee kleine vorkjes op de aangegev^
manier in de kurk steekt.
Zet je nu het dubbeltje met het hee'
gevalletje op de punt van een stopnaald,
zul je eens zien, hoe fijn het daarop
te balanceeren, zonder er af te villen.
Probeert het allemaal maa. eens.
I. Een ei laten zweven in een glas water.
Een versch el zinkt zooals jullie ze*5
wel weet m water.
Doe je bij het water nu telkens kleine be®
jes zout ,dah zul je zien, dat het ei einde»!
gaat zweven. f
Het best lukt dit kunstje met lauw
want daarin lost het zout het gemakkelijk
op.
IVeerprofeet
Een kring om de maan
Dat kan niet gaan
Maar een kring om de zon
Daar schreien vrouwen en kinderen o"T-