INSCHRIJ VINGS LIJST
Is het Rechtbank-onderzoek bemoeilijkt
door het politie-onderzoek
pagina j
ML KOKOSKY'S VERDEDIGING
MODEPRAATJES
Geheimzinnige onderzeeb^
VAN DE LEESTAFEL.
MAANDAG 28 OCTOBER 1929
EERkj'iE BLAD.
UITSPRAAK BEPAALD OP 9 NOVEMBER A.S.
„Er zijn schrilièarende
fouten gemaakt"
DE VERDEDIGING.
VOOR HET NEDERLANDSCH
COLLEGE TE ROME.
De moord aai 'dei
De schuldige is eigenlijk onze wetgeving,
die ons laat zitten met een
verouderde politiewet
HET KOMT PLEITER ONMOGELIJK VOOR,
DAT ER SLECHTS EéN DADER ZOU ZIJN
Na de schorsing der zitting van Zaterdag
werd gehoord de steenhouwer W. H. Kapteyn.
Een nieuwe getuige.
President: U hebt U eerst gisteren bij de
politie gemeld.
Getuige: Reeds veel eerder.
President: Wanneer dan?
Getuige: Reeds 14 dagen na den moord.
President: Is U toen gehoord?
Getuige: Ja, edelachtbare.
President: U heeft eep ontmoeting gehad met
twee personen en wel op den avond van den
moord. Op den hoek van Boschland en Oost-
Admiraliteitskade zag u een als heer gekleed
man staan, die een acte-taseh hij zich had en
gekleed was in een regenjas. U passeerde hem.
De man bleef onbewogen staan. Toen u voorbij
was, zag u een tweeden man, ook als heer ge
kleed en een hoofd grooter dan de eerste per
soon. Deze tweede persoon liep in de richting
Boschland langs den hulzenkant. Hij begaf zioh
naar den eersten persoon en wreef zich in de
handen. U heeft niet gezien, dat ze tegen elkaar
spraken?
Getuige: Neen.
President: Liepen ze naar elkaar toe, om met
elkaar te spreken?
Getuige: Ze gingen wel samen weg.
President: Op het politiebureau is u destijds
getoond het portret van verdachte. Heeft u van
O. toen herkend?
Getuigje: Neen, maar Donderdagavond j.l.
heb ik in een der bladen een foto gezien van
verdachte en toen meende ik hem wel te her
kennen.
Verdachte wordt voorgeroepen.
De president tot verdachte: Trek u de regen
jas eens aan en zet uw hoed eens op.
President tot getuige: Herkent u den man.
Getuige: De gelijkenis is zuiver. De over
eenkomst is precies. Maar ik durf natuurlijk
niet zeggen, dat hij dezelfde man is.
Verdachte: Ik heb niet eens een regenjas aan
gehad.
President: Ja, maar er is toch bloed op deze
jas gevonden.
Getpige: Het was half zeven toen ik de man
nen gezien heb.
Verdachte: Maar ik ben daar niet' geweest.
Verdachte begrijpt niet, waarom deze getuige
hem dan vroeger niet herkend heeft.
Getuige: Dat komt, omdat mij destijds een
foto werd getoond, die verdachte en face weer
geeft.
President tot inspecteur Hermans: U her
innert U dezen getuige.
Inspecteur Hermans: Ja.
President: Welke foto heeft u hem laten
zien.
Inspecteur Hermans: Een foto en face.
De president tot inspecteur Hermans: Ik
wil geen eritiek uitoefenen op het onderzoek,
maar waarom is hem 14 dagen na den moord,
verdachte niet vertoond.
Inspecteur Hermans: Ja maar getuige had
reeds gezegd, dat hij van O. niet van het portret
herkende.
De president: Maar verdachte was toch in
het Huis van Bewaring. Zooveel moeite was het
toch niet, om een persoonlijke confrontatie te
bewerkstelligen.
Inspecteur Hermans: Het is nog nooit voorge
komen, dat iemand een persoon van een por
tret niet herkent en bij confrontatie wel.
De president: Het is toch mogelijk, dat ziet
U nu.
Mr. Kokosky rnerkte op, dat wat getuige-Kap
teyn bsoft aangevoerd, dit voor verdachte dis-
conteerend is. Als verdachte daar gestaan heeft,
dan kan hij den moord niet gepleegd hebben.
Het is epn schandelijk onderzoek! Feitelijk
zou ik moeten aandringen op opnieuw schor
sing. Wat inoet ik nu doen.
President: Dit onderzoek heeft toah met uw
medewerking en toestemming plaats.
Pe verdediger: Weer de zaak schorsen zou
eon paskwil zijn.
President tot verdachte: Houdt u vol dat u
d.:af-"s avonds niet geweest is?
1%rdaehte: Beslist niet. Ik ben daar nooit
ge\i|est.
'Pis;dent: Ten spijt van den politiehond en
deh sleutel.
Verdachte: Ik ben er niet geweest.
De president: Vroeger heeft u toch verklaard,
dat u nooit door het aohterhak wegging, doch
daar 13 u later ook op moeten terugkomen.
De president tot Kapteyn: Heeft u ook een
tramconducteur en een dame ter plaatse ge
zien?
Getuige: Ik heb niemand anders dan twee
mannen gezien. Ik ben niet op de Admiraliteits
kade geweest, en het ia dus wel mogelijk, dat
daar meer menschen geweest zijn.
Het O. M. zegt tenslotte naar aanleiding van
deze verklaring niets meer toe te voegen te
hebben aan hat requisitoir.
Dan is het woord aan den verdediger, mr.
Kokosky.
De verdediger deelt mede, dat mr. v. d. Meer
de verduisteringen en de falsificaties zal be
handelen, terwijl hij zelf de verdediging inzake
de beschuldiging van doodslag op zich zal ne-
De verduisteringen en de falsificaties.
Mr. van der Meer zet uiteen, hoe de verdach
te tot zijn falsificaties is gekomen. Indien ver
dachte zou veroordeeld worden wegens dood
slag, dan is de zaak der verduisteringen van
weinig beteekenis. Mocht op dit punt vrijspraak
volgen, dan verzocht pleiter rekening te houden,
met de ernstige beschuldiging, waaronder ver
dachte geleden heeft, en in elk geval de voor-
loopige hechtenis in aftrek te brengen.
De ter laste gelegde doodslag.
Mr. Kokosky begint zijn pleidooi met een
woord van medegevoel met de nagelaten betrek
kingen van het slachtoffer. Pleiter zet voorts
uiteen, dat hij niet zal aantoonen, dat verdachte
onschuldig is. Zijn taak is slechts het wekken
van twijfel. Pleiter stelt er prijs op te verklaren,
dat ook hij niet weet of verdachte schuldig of
onschuldig is. Uit de talrijke gesprekken, die hij
met verdachte gehad heeft, en die toch wel een
ander karakter hadden dan de gesprekken voor
de rechtbank, heelt pleiter den indruk gekregen
dat deze man de misdaad niet gepleegd kan
hebben. Pleiter geeft eenige typische staaltjes
van de wijze hoe de uitlatingen van den ver
dachte tegen hem kunnen worden uitgespeeld.
Daar is de kwestie van de vijl. Geeft verdachte
een ontkennend antwoord op de vraag of hij
wist, op welke plaats de vijlen worden be
waard, dan is dat een aanwijzing. Zegt hij, dat
hij het wel wist, dan is het een zeer sterke aan
wijzing, Dan vergt man van den verdachte een
buitengewoon herinneringsvermogen. Elf maan
den later moet hij zich nog alles kunnen her
inneren. De vragen, die ter terechtzitting wer
den gesteld, hadden dadelijk na het misdrijf
door de politie moeten worden gesteld. Dan had
verdachte daarop een positief antwoord moeten
kunnen geven. Waarom wordt aan verdachte nu
een andere maatstaf aangelegd dan aan de ge
tuigen. Het is te gek om over te praten maar
ook tegen anderen zijn tal van aanwijzingen te
vinden. Zelfs tegen mej. Lans.
Mijn taak is het u aan te toonen, dat hier
vrijwel alles verdacht lijkt, maar geen aanwij
zing behoeft te zijn. Ik hoop, dat het mij zal
gelukken, opdat voorkomen kan worden, dat
een misschien onschuldige zal veroordeeld wor
den.
Louter veronderstellingen.
Pleiter wijst er op dat men na het aanhooren
van het schitterende, logische requisitoir van
het O. M- stellig onder den indruk zal zijn ge
komen dat verdachte de dader is. Die logica
komt, omdat het O. M. van de overtuiging uit
gaat dat van 0. de dader is. Maar de overtui
ging kan iemand parten spelen. Men heeft alle
aanwijzingen aan te passen in het beeld, dat
het O. M. zich had gevormd. Maar op zich zelf
is dat beeld toch een hypothese. Pleiter meent
dat Mr. de Visser uitstekend geschikt zou zijn
voor het schrijven van detective-romans. Zijn
requisitoir is als een boek van Conan Doyle, die
immers ook vooruit weet wie de dader is. Het
zijn echter allemaal veronderstellingen en daar
op durft men tegen iemand twintig jaar ge
vangenisstraf te eischen. Er zijn zeker aan
wijzingen tegen verdachte maar er is geen
pièce de resistance. Aanwijzingen zijn goed als
aanvulling op een feit. Maar hier zijn uitslui
tend aanwijzingen, die ook in een ander licht
passen.
Pleiter wijst er op, dat reeds in vroeger tijd
geen doodstraf uitgesproken mocht worden op
aanwijzingen. Twintig jaar is weinig minder
dan de doodstraf en pleiter'acht het misdadig
zulk een straf te eischen op aanwijzingen.
Het schandelijk slechte voor-opderzoek.
Pleiter komt dan op het schandelijk slechte
politie-onderzoek, waardoor zijn cliënt ten zeer
ste benadeeld is geworden en het hem onmoge
lijk is gemaakt zijn onschuld aan te toonen.
Op Donderdagavond heeft men een onderzoek
ingesteld, dat natuurlijk slechts globaal kon
zijn. Maar den volgenden morgen gaat de zaak
gewoon door. De bloedsporen worden wegge
maakt. De matjes worden uitgeklopt.
Dat ik eritiek uitoefen op de wijze van hét
politie-onderzoek, dop ik niet uit sensatiezucht,
maar mijn cliënt is benadeeld door dit voor
onderzoek. Er zijn schrikbarende fouten ge
maakt. Wie de schuldigen zijn, ik zal mij daar
over niet uitlaten. Niemand geef ik speciaal
de schuld. Voor mij is het voldoende, dat er
fouten begaan zijn en ik hoop, dat men daaruit
een les zal trekken;
Het O. M.: U vergeet te vertellen dat destijds
alles opgenomen was.
Mr. Kokosky: Dat is met kunstlicht niet mo
gelijk. Men had het daglicht moeten afwachten.
Acht of tien dagen later kwam mr. v. Ledder
Hulsebos en toen deze eenigszins spottend ver
klaarde, dat het onzin was hem nu nog te laten
roepen, was de politie In haar wiek geschoten.
Een ander staaltje is, dat toen men wilde over
gaan tot inbeslagname van het vest van het
slachtoffer, hot vest reeds was weggegeven aan
den knecht van de snijkamer, die het al had
uitgewasschen. Er is nog veel meer. zegt plei
ter. Een foto van het portaal was niet noodig.
Na de schorsing werden echter da deuren aan
een onderzoek onderworpen. Het schiften van
de inkomende processen-verbaal door den poli-
tie-commissaris is een schande. Het rapport
Brons was toch de moeite waard, maar het flitst
niet in het hoofd van dezen politieman om in
het huis van verdachte een onderzoek in te
stellen. Het feit, dat verdachte het laatst in
tegenwoordigheid van den vermoorde is ge
zien, maakt hem reeds bij voorbaat verdacht:
en dat terwijl zoowel commissaris Dijkstra als
inspeoteur Hermans reeds dadelijk den indruk
hadden, dat de inbraak gefingeerd was. Pleiter
wijst dan cp de kwestie van den hoed, die piet
aan tlr. van Rijssel is getoond en die deze eerst
bij de eerste behandeling te zien kreeg.
Dan de vijl. De rechercheur heeft die vijl niet
gevonden. Is die vijl er dadelijk na den moord
neergelegd, dan blijkt daaruit, hoe allerinisera-
belst bet onderzoek Is geweest,
Het verleden van den heer Lans.
Pleiter komt dan tot het laatste punt: Het
verleden van den heer Lans. Van de dooden
niets dan goed, en pleiter stelt er prijs op om
te verklaren, dat hij niets weet omtrent het
verleden en den levenswandel' van den heer
Lans. Maar men heeft nagelaten daarnaar een
onderzoek in te stellen. Men weet nu niet of
niet een ander belang had bij den dood van
Lans.
Pleiter bepleit een wijziging in het onder
zoek van groote zaken, in den geest zooais men
dat in Duitsckland en ook in Amsterdam heeft.
Ik mag wel dit zeggen, dat de schuldige toch
eigenlijk onze wetgeving is, die ons laat zitten
'met een zeer verouderde politiewet. Welke
leemte hier is: Men moet hier iets hebben, na
melijk een aantal rechercheurs, die onder lei
ding van een inspecteur, ernstige zaken moeten
onderzoeken, zooals in Amsterdam. Hot is on
mogelijk, dat een gewoon politie-man dergelijke
groote zaken kan opknappen. Daar is wel de
gelijk een andere opleiding voor noodig.
Pleiter brengt den president gaarne hulde
voor de wijze waarop hij deze zaak geleid heeft,
een moeilijke taak, hierom, omdat de zaak door
het voor-onderzoek volkomen verknoeid was. Al
les wat in het requisitoir wordt aangegeven zijn
veronderstellingen, zekerheid daaromtrent is er
niet en met zekerheid alleen heeft de rechtbank
te maken. Het O. M. meent dat er een gefin
geerde inbraak is geweest en de officier heeft
gemeend de verdoliging daarmee te verplette
ren. Indien er echter andere menschen zijq, die
belang hadden hij den dood van Lans door
het gebrekkige onderzoek weten wij dat niet
dan past alles wat nu als aanwijzing tegen ver
dachte wordt gebruikt ook in pleiter's systeem.
Dat er weinig geld en geen sieraden werden
meegenomen, wordt als een aanwijzing tegen-
verdaehte gebruikt'. Kunnen de dieven niet ge
stoord zijn? Komt hot niet voor dat inbrekers
soms kleine bedragen meenemen en groote be
dragen over het hoofd zien? Het uithalen van
de telefoonstoppen moet, aldus den officier, döor
verdachte geschied zijn. Kan een ander niet op
de hoogte gebracht zijn van de toestanden op
hot kantoor? "Het cheque-boekje is weg er. in
brekers nemen nooit chequeboekjes mee, zegt
het O. M. Kan dit cheque-boekje bij het „mooie"
onderzoek niet bij den rommel terechtgekomen
zijn? Pleiter betwist, dat men heeft bewezen
dat van O. dit allemaal heeft gedaan.
Het is niet te verwonderen, dat verdachte
„zenuwachtig is. Ten eerste hoorde verdachte
dat zijn patroon is vermoord, dan is er do kwes
tie der verduisteringen en ten slotte is er het
feit, dat verdachte het laatst in tegenwoordig
heid van den vermoorde is geweest. Begrijpelijk
is, dat verdachte na den moord tegen verschil
lende menschen zegt dat hij vroeger dan de
heer Lans is weggegaan. Nu achteraf wordt er
groot gewicht aan gehecht of verdachte vroeg
of vroeger heeft gezegd. Wie weet dat nu nog
precies? Omtrent den tijd dien verdachte noodig
gehad heeft om van den Oostzeedijk te komen
naar het station, zegt pleiter dat de tijd, die
nu met minuten wordt nagegaan niet met een
chronometer is opgenomen. Ook in de kwestie
van de hekken ziet pleiter geen aanwijzing.
Ook een ander kan om zijn aftocht te dekken
de hekken gesloten hebben. Dat verdachte dien
dag niet zoo'n eetlust had, dat hij alles opeet,
is ook al verdacht, dat hij zijn vrouw een hand
geeft eveneens. Maar daartegenover mag dan
toch wel gesteld worden dat hij kalm viool ge
speeld heeft en dat toen niemand roode plekken
op zijn handen heeft gezien.
Omtrent de verwisseling van kleeren zegt plei
ter, dat verdachts met hetzelfde pak weer naar
Rotterdam had willen gaan. Zijn vrouw ziet
echter den scheur en zegt: man, zoo kan je niet
gaan. Inderdaad zou in het den volgenden dag
weer aantrekken van dit pak een aanwijzing
liggen, ware het niet, dat wij van mej. Lans
weten, dat ook maanden vóór den moord, ver
dachte met een kapotten broek liep. De kwestie
van de herkenningen en niet-herkenningen kan
worden uitgeschakeld. Pleiter geeft toe, dat het
geven van den sleutel aan mevr. Weyne een
aanwijzing geeft en wel kan men dit ongedwon
gen verklaren. Maar men moet natuurlijk niet
van heit standpunt uitgaan, dat verdachte den
moord wel zal hebben gedaan. Het weggooien
van den sleutel in het water is onverklaarbaar.
Wanneer verdachte de dader is geweest en dus
het pakje in het Boerengat heeft gegooid, waar
om heeft hij dan de vijl en den sleutel er niet
bij gegooid. Toen verdachte gemerkt heeft dat
hij verdacht werd, is hij angstig geworden om
het bezit van don sleutel en daarom heeft hij
haar aan mevr. Weyne gegeven. Hoe heeft ver
dachte den sleutel in zijn bezit gekregen. Ver
dachte wist het niet. Hij is geprest om een
verklaring daarover af te leggen en heeft toen
gezegd: Waarschijnlijk heb ik hem tegelijk ge
nomen met den archiefsleutel op den avond
van den moord. Was het mesje met het ivoren
heft er niet op den moordavond? Dat het niet
gevonden Is, is geon bewijs. De vijl was er ook
en is niet gevonden, dank zij het mooie onder
zoek. Dr.t hij Zaterdag bij mevr. Weyne heeft
koffiegedronken, omdat er iets niet het me3je
is gebeurd, is een insinuatie. Op het mesje is
geen spoor van bloed gevonden en men mag dit
niet als aanwijzing gebruiken. Hij zou geaar
zeld hebben om bij de politie te komen. Natuur
lijk. Hij had wegens zijn verduistering een
kwaad geweten. Als hij naar het politiebureau
ging, had hij kans er minder goed vandaan te
komen. Immers, air je met boter pp je hoofd
loopt, dan loop je niet graag in de zon.
Ook waren er tal van redenen voor hem om
zenuwachtig te zijn. Indien hij geen malver
saties had gepleegd, dan zou uit zijn houding
een aanwijzing te putten zijn geweest.
De bloedsporen.
Pleiter komt dan op ds bloedsporen. Ilij zou
kunnen insinueeren, dat uit het feit, dut twee
deskundigen geen bloedsporen hebben gevon
den en dr. van Hesselink wel, de mogelijkheid
blijk:, dut er in den tijd dia tusschen heide
onderzoeken is verloopen, iets met j)e kleeren
is gebeurd. Pleiter wijst er op, dat
het hier gaat om partikeltjes bloed
De deskundigen zijn het niet eens, maar
het O. M. acht zich super-deskundige. Het gaat
niet aan de verklaring van den een te gebrui
ken en die van de anderen te ecarteeren.
Het O. M.: Past dat u t an wel?
Mr. Kokosky: Neen, mij ook niét, maar ik
doe ook geen keuze. Maar als het O. M. zich
schaart aan de zijde van dr. Hesselink, dan
moet het dat ook blijven doen, doch In de
kwestie van de vijl schakelt het O. M. diens
verklaring, dat de eerste slagen, toen Lans
zijn hoed op had, wel met de vijl kunnen zijn
toegebracht, maar dat daarna een ander wa
pen gebruikt moet zijn, uit, en sluit hij zich
weer aan bij dr. Hulst. Laten wij eerlijk zijn
en zeggen dat wij het niet weten. De verkla
ringen van de wijze, waarop het bloed op de
kleeren van verdachte is gekomen, zijn niet
van verdachte afkomstig. Men heeft trouwens
kunnen constateeren, dat het geen praatje is
geweest van de neusbloedingen, Jhr. de Koek
is het komen verklaren en zijn verklaringen
zijn gestaafd door de verklaring van den dok
ter en door de overlegging van recepten. Het.
bloed op het vest is, naar dr. Hulst geconsta
teerd heeft, mensehenbloed, dat kan behoord
hebben tot de bloedgroep Lans, maar in het
systeem van dr. Hulst en dr. Gerhardt passen
do neusbloedingen ook volkomen. Pleiter komt
vervolgens op de bloedspatten op den schoen.
Op den avond van het politie-onderzoek had
verdachte wel een ander pak aan, maar de
zelfde schoenen. Den volgenden morgan had
hij het grijze pak met dq bloedvlekken weer
aan, en dat terwijl hij wist, dat hij door de
politie zou worden gehoord. Het bloed op den
schoen kan gekomen zijn Donderdagavond of
Vrijdagmorgen. Br is veel waarde gehecht
aan de waarschuwing om niet in bloed te trap
pen. Wij mogen aannemen, dat er Donderdag
avond nog wel veel bloed lag en nu verdachte
beeft ook voorzichtig geloopen. Als hij niet met
piëteit had geloopen, dan zou de schoen vol
bloed zitten. Maar er zijn maar twee microsco
pisch kleine spetjes op gekomen. Hij zou de
schoenen hebben weggemoffeld. Het is heel be
grijpelijk, dat verdachte, die overstuur was,
niet meer gedacht heeft aan de nieuwe schoe-
nen, die hij in dien toestand gekocht heeft.
Pleiter komt daarna op de kwestie van de
vijl. Niemand heeft gezien, dat de vijl op den
dag van den moord op haar plaats heeft ge
hangen. Niemand heeft haar ook gemist.. Eerst
vijf maanden later is de vijl gevonden. Ook
weet men niet of de vijl op den moordavond
in het kistje is gelegd. Alle3 dank zij het
mooie voor-onderzoek. Het O. M. heeft de
kwestie-Brons uitgeschakeld. Pleiter weet niet
of de rechtbank dit ook zal doen. Volgens plei
ter is Brons wel een ijverig mannetje, maar
een zwetser, iemand, die graag voor Sherlock
Holmes wil spelen. Over het politie-onderzoek
wil pleiter niet voel meer zeggen, maar in dit
geval wil pleiter inspecteur Hermans toch ver
dedigen. Volgens pleiter heeft inspecteur Her
mans zich in zijn onderzoek te zeer laten leiden
door het zoeken naar aanwijzingen tegen dezen
verdachte. Pleiter acht het heel goed mogelijk,
dat Brons in de wachtkamer der agenten, qm
gewichtig te schijnen, wel wat gefantaseerd
kan hebben. Men zal hem toen allicht gevraagd
hebben of hij dat al aam inspecteur Hermans
verteld had. Dan kon Brons toch njet anders
dan bevestigend antwoorden, Als Brons op
twee avonden voor den moord een man heeft
zien loopen, die naar boven keek, dan kan dit
Van O. niet geweest zijn. Die toch had een slem
tel van het achterhek en voor hem zou het
dus niet noodig zijn om er overheen te klim
men.
Telkens werden twee mannen gezien.
Pleiter behandelt daarna de kwestie der twee
mannen. De accountant Melis heeft twee man
nen gezien den dag te voren, die in don gang
stonden. Mej. Valk verklaart dat er twee man
nen om werk komen vragen. De chauffeur ziet
twee verdachte personen. Neemt men nu het
rapport van getuige Hagen. Pleiter merkt hier
op dat het onjuist is geweest, dat de rech
tercommissaris het nadere onderzoek (na de
eerste schorsing) weer aan insepeteur Hermans
is opgedragen, die toch gecompromitteerd is.
Het O. M.: In hoeverre
Mr. Kokosky: In de kwestie Brons, of deze
al dan niet de mededeeling heeft gedaan, of
Brons of Hermans een meineed gedaan heeft.
Pleiter vervolgt dan met de kwestie der twee
mannen. Het incident van het volgen van de
getuige Hagen is zeer belangrijk. Een dienst
meisje heeft twee mannen gezien. De vandaag
nog gehoorde getuige heeft twee mannen ge
zien. Al die getuigen zeggen dat één daarvan
leek op Van O.
Mag pleiter dan niet zeggen dat er twijfel is.
Het komt pleiter ook onmogelijk voor dat er
slechts één dader zou zijn. Pleiter betwist de
reconstructie, zooals het O. M. die gegeven
heeft. Volgens het O. M. is er twist uitgebro
ken tussclien Lans en Van O. Daarbij zou Van
O. hem geslagen hebben. Met de vijl, die wel
twintig meter verder in het magazijn hing
Oolc is de vraag gewettigd waarom Lans niet
de deur is uitgegaan waar hij toch vlak bij
was, Is verdachte, die toch een trapje hooger
stond, voor Lans uit de trap weer opgeloopen
De veronderstelling is te zwak.
Een andere reconstructie van
de misdaad
Alles wordt verklaarbaar wanneer men Let
systeem van twee daders aanvaardt Lans zou
volgens deze suppositie zijn weggegaan, en de
deur van het balenpakhuis hebben opengemaakt
om het licht uit te schakelen. Daar had zich
een der mannen verdacht opgesteld, die zich
nu ontdekt ziet. De man geeft Lans met het
een of ander voorwerp een slag op het hoal'd.
Nu is de dader achter Lans, die nu de trap
opvlucht. De tweede man, die zich boven ver
dekt heeft opgesteld hoort die worsteling
loopt naar het magazijn, haald er de vijl en
als Lans boven gekomen is geeft hij Lans de
volgende slagen.
Het motief.
Pleiter bespreekt dan het motief.
Iemand, die zijn hersens zou gebruiken had
toch wel ingezien, dat het vermoorden van
Lans wel het domste was wat hij doen kon.
Verdachte had de overtuiging dat Lans hem
voor de verduisteringen niet zou sparen. Maar
na het verdwijnen van Lans, verdwenen toch
niet de boeken, die de falsificaties bevatten.
Dat hij na den dood van Lans pogingen in
het werk gesteld beeft om directeur te wor
den om zijn financieele positie te verbeteren,
maar ook om de falsificaties te doen verdwij
nen. daarvan is niets bewezen.
Pleiter weet, dat de rechtbank van pleiters
pleidooi zeggen kan, dat het slechts hypothe
sen zijn. Maar dat is juist pleiters kracht. Plei
ter behoeft ook verdarhte's onschuld niet aan
te toonen, maar voor veroordeeling is zeker
heid noodig. Het is niet voldoende, dat het mo-
golijk Is dat verdachte het gedaan heeft, ook
niet dat liet waarschijnlijk is, maar het moet
zoo vast staan, dat men zich belachelijk maakt,
als men aan zijn schuld twijfelt.
Hoe ontzettend zou het zij-a als al het leed
door hem en door anderen geleden, onschuldig
geleden zou worden.
Pleiter hoopt, dat het hem gelukt is twijfel
te wekken. Liever tien schuldigen buiten de
gevangenis, dan een onschuldige er in.
Eenige weerleggingen van het
O. M.
Van re- en dupliek wordt afgezien. Slechts wil
het O. M. een weerlegging geven van eenige
feitelijke onjuistheden in het pleidooi.
Allereerst, dat geen veroordeeling zou kunnen
volgen alleen op aanwijzingen, en dat zulk een
veroordeeling een misdaad zou zijn.
Ook betreffende het politie-onderzoek en dat
van den rechter-commlssaris weerlegt bet p.
•,De ponden heten, die Rome en
Nederland bindt, zal door het
N ederlandsch priester-college te
Rome in glans en hechtheid
iiog toenemen"....
Paus Pius XI in Zijn toespraak
tot de Nat. Nederl. Bedevaart.
Giften worden aan ons kantoor te Rotterdam
en aan onze Bijkantoren te Amsterdam, Den
Haag, Dordrecht, Schiedam, Gouda en Pretoria-
laan Rotterdam, tegen kwitantie gaarne in
ontvangst genomen, alsmede per giro onder
no. 11735 Rotterdam.
Vorig bedrag 24.449.55
M. A. Den Haag, 3e gift.
ter eere van Don Bosco, voor
eene intentie 200.—
N. N. te H2.50
J. v. B., Rotterdam 1.
Uit onzen spaarpot, Ria, Wientje,
Erncke en Cielèke
N. N., Amersfoort 2.
R. M., Deventer 10.
L. G. A., Waalwijk 2.50
C. C. te Kw., ter eere van de
kleine H. Theresia 2.50
N. N., Zevenaar 25.
W. L., Amsterdam 10.
D., Deventer 2.50
F. v. O., Ginneken 2.50
A. T., Rotterdam 5.
Fam. v. D., Rotterdam ter eere van
den H. Gerardus Majella2.50
W. M. Jr., Utrecht, voor een ge-
bedsverhooring 2.50
Schaalcollecte in de kerk van de
H. Maria Magdalena te Amster
dam 140.
H. en L. A. Amsterdam tot zekere
intentie 3.
Th. J'. v. M., Amsterdam 10.
S. M. Tilburg, ter eere van de H.
Oda, om bevrijd te blijven van
oogziekten n 1,
W. C. V-, Haarlem 25.
Keesje, het diakenhuismannetje 12.
N, N. 's Gravenhage 38.
N. N, N. Amsterdam 50.
3. Rotterdam, ter eere van den H.
Jozef, voor een gebedsverhooring 2.50
L. J. H. Hillegersberg 1.—
P. M. Rotterdam 10.
N. N. „In de hoop op spoedig ook
een Kapelaan voor Zierikzee" 1.
J. de V. Rotterdam 10.
H. H. te Rotterdam 5.
Totaal ƒ25.029.55
Nog ontvingen wij met de intentie voor de
zielerust van een moeder en grootmoeder: 1
gouden ring en 1 granaat-halsketting met gou
den sluiting.
M. dat er stukken zijn achtergehouden. Op in
stigatie van het O. M. zijn deze er later alle
bijgevoegd. Een onderzoek naar het verleden
van Lans is niet ingesteld. Wanneer mr. Kokos
ky de belangen van zijn cliënt daardoor bena
deeld acht, begrijpt het O. M. niet waarom hij
bij den rechtercommissaris zulk een onderzoek
niet heeft gevraagd. Ook ten opzichte van de
verwisseling der kleeren was pl. onjuist. Het
initiatief daarvoor is blijkens verdachte's ver
klaring uitgegaan van hemzelf en niet van zijn
vrouw. Het O. M. meent dat aan de verklaring
van dr. Hesselink betreffende de bloedsporen
de voorkeur moet worden gegeven. Dat bij het
vooronderzoek dr. Van Rijssel niet aanwezig is
geweest, is begrijpelijk, aangezien de deskundige
in politie-aangelegenheden, inspecteur Tas, aau-
wezig was. De kleeren zijn opgezonden naar
dr. Van Liedden Hulsebos. De verdachtmaking
dat men begonnen is van O. te verdenken en dat
men slechts naar aanwijzingen tegen hem heeft
gezocht, gaat niet op. De politie heeft verschil
lende sporen gewettigd, maar het was de plicht
van de politie om in deze richting bewijsmate
riaal te verzamelen. Het O. M. merkt op dat bij
een behandeling van vijf dagen voor de recht
bank niet is gebleken, dat inspecteur Hermans
buiten zijn boekje is gegaan. Eenmaal scheen
het bij getuige Bruinman, maar het bleek toch
niet zoo geweest te zijn. Men kan den rechter
commissaris niet verwijten dat deze ook het
padere onderzoek aan inspecteur Hermans heeft
opgedragen.
Gaarne zou ik nog eenige uren met pleiter
over deze zaak willen debatteeren, maar ik acht
het onnoodig.
Dupliek van mr. Kokosky.
De verdediger mr. Kokosky verklaart naar
aanleiding van een opmerking van het O. M.
met insinuatie geen beleedigende bedoeling te
hebben gehad. Ik bedoelde met „insinuatie" dat
men dit in do gewone spreektaal zoo zou noe
men. Ik blijf het een misdaad noemen, om al
leen bij zulk een groote strafzaak twintig jaar
te eischen, en dat alleen op aanwijzingen. Ik
blijf van meening dat inderdaad hier groote
fouten zijn gemaakt. Maar laat men goed be
grijpen. Ik noem niemand persoonlijk. Ik be
weer geen enkel oogenblik, dat door commissa
ris Dijkstra of inspecteur Hermans lage, ge-
meene feiten zijn begaan, als bij een rechercheur
de Jong In de beruchte Giesen-Nieuwkerk-zaak.
Maar dat er groote fouten zijn gemaakt, dat
staat onomwonden vast. Daardoor is het on
mogelijk ontlastende punten voor verdachte to
vinden. Pleiter wil niet beweren, dat die er
waren, maar de mogelijkheid dat ze bestonden
was er toch. De taak van den verdediger is toeh
niet het onderzoek te vervolledigen. Pleiter mag
dit onderzoek critiseeren.
Ten aanzien van de verwisseling van het
pak, citeert pleiter uit de verklaring van mevr.
van O. voor den rechter-commlssaris, dat zij
het geweest is, die hem (verdachte) zeide, dat
het noodig was een ander pak aan te trekken.
Pleiter zegt tenslotte nog een te hoogen in
druk van de rechtbank te hebben, dan dat er
grond zou zijn voor het vermoeden, dat van O.,
wanneer de doodslag niet bewezen geacht zou
worden, voor ,de verduisteringen extra zwaar
zou worden gestraft. Da publieke opinie zou
zooiets misschien bunnen beweren, maar pleiter
zet dit verre van zich af.
De president tot verdachte: Heeft u nog iets
te zeggen?
Verdachte: Neen.
De uitspraak.
Do president: Dan is het onderzoek gesloten
en wordt de uitspraak bepaald op Zaterdag
over 14 dagen, n.l. 9 November a.s. des morgens
om tien uur.
P a r lj s, 20 OctoV'
l»
Het streven van den laatsten tijd, "ia
blouse weer in den rok te laten vallen,
een onverwacht gunstigen invloed gehad
den tailleur, die in den herfst anders g®5*"
lijk op den achtergrond geraakt. De ta.lUeureIJ4
niet op het oogenblik dank zij dit verjong^
detail een bijzondere populariteit, zoowel ie
eenvoudige als meer elegante genre.
Het jaquette wordt daarbij kort. of iet®
i»1;
pee
ger gedragen, nauw-sluitend om de heupen,
vaak met een rechte ceintuur. Ook wordt
een taille-effect gemarkeerd door inrijg1»!^
en koordplooitjes, waarbij de taille weer
hooger valt dan in dan laatsten tijd gebri
lijk was.
Op het boven-weergegeven model is de
tuur vervangen door inrijgingen op zÜ lep
naar achteren, waardoor een licht-bloezend
fect verkregen wordt. De taille valt bijna oP
normale plaats. Het jaquette met een zeer „j
voudigen col sluit nauw om de heupen, te1' a
de rok door middel van enkele plooien "P
de noodige ruimte krijgt. je
De tweeds bieden een overvloedige ke
van stoffen voor deze tailleurs. Naast de e iU
tinten heeft men een rijkdom van fantas!®9
de beige-, kastanje- en grijze tinten met
men" bijv. van groen en rood.
Waartoe de smokkelaars
hun toevlucht nemen
TEGEN OVERVALLEN VAN DOUAN
In de Oostzee, Botnische en Finscb8
wordt druk gesmokkeld. Finland heeft
drankverbod en evenals in de Vereenigde
gt»'
tie
ten valt er iets te verdienen aan den clan1
stienen invoer van spiritualiën. Talloaze *5
kelaarsbenden vinden op de ontelbare eiland®
voor de Fiiische kust een uitstekefide
plaats, terwijl de talrijke waterwegen atie*L,
mogelijkheden bieden, om aan het toezicht
Finsche en Zweedsche tolbeambten te 0
kómen. .1.
y
tof
De smokkelaars oefenen hun bedrijf in s®
varende, met mitrailleurs bewapende m0'
booten Uit en ze schromen niet, in geval
nood van hun machinegeweren gebruik te
01®'
•tml
ken. IVIenJgmaal is het reeds tot schietpa' j
gekomen. En vaak moesten de smokkel3'9^
het onderspit delven. Dit heeft hen er v®9
schijnlijk toe gebracht, zich op grootsch^^
sche manier tegen overvallen van de douan1
te beschermen.
Reeds herhaaldelijk waren deze van
duisternis uit met lichte kanonnen beschot
zonder dat ze konden ontdekken, door wi®
waar deze schoten gelost werden. Het verin
den werd uitgesproken, dat de smokkel®9
over een onderzeeboot moesten beschik15
Doch dit werd weinig aannemelijk geacht. T®
slotte moest men na herhaalde ontmoeting
wel aannemen, dat een door vrijbuiters
mande onderzeeboot de Oostzee onveilig Dl3 |j3
te. En in een heldere maannacht kregen t
douanen zekerheid. Toen de Finsche kustw®^
in de nabijheid van het vuurschip AerensgrU()J1.
een smokkelaarsboot achtervolgde, dook
eens een lang, zwart, naar schatting 70
lang gevaarte uit de zee op. De douanen ha1'
geen enkele aanleiding om te meenen, da1
met de beruchte zeeslang te doen had11
want plotseling donderde een kanonschot d®^
de nachtelijke stilte. Direct daarop werd
vraagd, waar de douaneboot heen ging- m
mannen van de kustwacht hadden niet eens^,
voor een antwoord, want op hetzelfde ooë
blik sloeg een kanonskogel vlak bij hun va
tuig in zee. De zwarte gedaante kwam
dichterbij en de kogels suisden over de
den der douanen, die niet anders konden d°
dan de vlucht nemen, zoadat d» motor»
met de smokkelaars veilig ontsnappen ko»' 5
Men had nu de zekerheid, dat een in d'e
van de smokkelaars varende onderzeeboot
da Finsche golf opereerde en spoedig kwarl,
er berichten binnen, dat de boot ook in da
nische golf gesignaleerd was.
De Finsche en Zweedsche regeeringen °v e
wegen nu, oorlogsschepen op de geheimzin^
onderzeeboot af te zenden
Tijdschrift voor It*
Ouders en Opvoed«r
Het Ned. Boekhuis, Tilburg.
Na 't vervolg van de paediagogiscbe rol^.'j$
door Mevr. Berkvens-Hulsmans, volgt 't de
gedeelte van de „Godsdienstige vorming in
puberteitsjaren", door G. P. J. van den
Uit 't Vlaarnsche Opvoedkundig Tijdsi'11'
wordt een artikel aangehaald, dat duid®
bewijst, hoe schaamteloosheid en anzedl$^'^
tot onkuischheid voeren. Vorder nog
paedagogische bijzonderheden over voedsel, 0
da dalende geboortecijfers etc.
der it e h ee'
I-Iet Ned. Boek»1
Boekzaal
Wereld.
Tilburg.
De beoordeelingen waaronder nog al een aC
uitvoerige loopen, van 5791 tot 5S49. 'n
van boekenkennis bi^lt
men kan er op vertrouwen
bcspre-kjng over 't boek van
iedere aflevering -
Een tamelijk l»n
Dr. G. Obcrö®
over Jeugd, Sport en Christendom zal miss''11
wel wat stof opjagen.
De namen van F. J. J. Doodkojte en P- s
Gestel S. J. worden wat al to gemakkelijk °v
genoemd.