INSCHRIJ VINGS LIJST Is het Rechtbank-onderzoek bemoeilijkt door het politie-onderzoek pagina j ML KOKOSKY'S VERDEDIGING MODEPRAATJES Geheimzinnige onderzeeb^ VAN DE LEESTAFEL. MAANDAG 28 OCTOBER 1929 EERkj'iE BLAD. UITSPRAAK BEPAALD OP 9 NOVEMBER A.S. „Er zijn schrilièarende fouten gemaakt" DE VERDEDIGING. VOOR HET NEDERLANDSCH COLLEGE TE ROME. De moord aai 'dei De schuldige is eigenlijk onze wetgeving, die ons laat zitten met een verouderde politiewet HET KOMT PLEITER ONMOGELIJK VOOR, DAT ER SLECHTS EéN DADER ZOU ZIJN Na de schorsing der zitting van Zaterdag werd gehoord de steenhouwer W. H. Kapteyn. Een nieuwe getuige. President: U hebt U eerst gisteren bij de politie gemeld. Getuige: Reeds veel eerder. President: Wanneer dan? Getuige: Reeds 14 dagen na den moord. President: Is U toen gehoord? Getuige: Ja, edelachtbare. President: U heeft eep ontmoeting gehad met twee personen en wel op den avond van den moord. Op den hoek van Boschland en Oost- Admiraliteitskade zag u een als heer gekleed man staan, die een acte-taseh hij zich had en gekleed was in een regenjas. U passeerde hem. De man bleef onbewogen staan. Toen u voorbij was, zag u een tweeden man, ook als heer ge kleed en een hoofd grooter dan de eerste per soon. Deze tweede persoon liep in de richting Boschland langs den hulzenkant. Hij begaf zioh naar den eersten persoon en wreef zich in de handen. U heeft niet gezien, dat ze tegen elkaar spraken? Getuige: Neen. President: Liepen ze naar elkaar toe, om met elkaar te spreken? Getuige: Ze gingen wel samen weg. President: Op het politiebureau is u destijds getoond het portret van verdachte. Heeft u van O. toen herkend? Getuigje: Neen, maar Donderdagavond j.l. heb ik in een der bladen een foto gezien van verdachte en toen meende ik hem wel te her kennen. Verdachte wordt voorgeroepen. De president tot verdachte: Trek u de regen jas eens aan en zet uw hoed eens op. President tot getuige: Herkent u den man. Getuige: De gelijkenis is zuiver. De over eenkomst is precies. Maar ik durf natuurlijk niet zeggen, dat hij dezelfde man is. Verdachte: Ik heb niet eens een regenjas aan gehad. President: Ja, maar er is toch bloed op deze jas gevonden. Getpige: Het was half zeven toen ik de man nen gezien heb. Verdachte: Maar ik ben daar niet' geweest. Verdachte begrijpt niet, waarom deze getuige hem dan vroeger niet herkend heeft. Getuige: Dat komt, omdat mij destijds een foto werd getoond, die verdachte en face weer geeft. President tot inspecteur Hermans: U her innert U dezen getuige. Inspecteur Hermans: Ja. President: Welke foto heeft u hem laten zien. Inspecteur Hermans: Een foto en face. De president tot inspecteur Hermans: Ik wil geen eritiek uitoefenen op het onderzoek, maar waarom is hem 14 dagen na den moord, verdachte niet vertoond. Inspecteur Hermans: Ja maar getuige had reeds gezegd, dat hij van O. niet van het portret herkende. De president: Maar verdachte was toch in het Huis van Bewaring. Zooveel moeite was het toch niet, om een persoonlijke confrontatie te bewerkstelligen. Inspecteur Hermans: Het is nog nooit voorge komen, dat iemand een persoon van een por tret niet herkent en bij confrontatie wel. De president: Het is toch mogelijk, dat ziet U nu. Mr. Kokosky rnerkte op, dat wat getuige-Kap teyn bsoft aangevoerd, dit voor verdachte dis- conteerend is. Als verdachte daar gestaan heeft, dan kan hij den moord niet gepleegd hebben. Het is epn schandelijk onderzoek! Feitelijk zou ik moeten aandringen op opnieuw schor sing. Wat inoet ik nu doen. President: Dit onderzoek heeft toah met uw medewerking en toestemming plaats. Pe verdediger: Weer de zaak schorsen zou eon paskwil zijn. President tot verdachte: Houdt u vol dat u d.:af-"s avonds niet geweest is? 1%rdaehte: Beslist niet. Ik ben daar nooit ge\i|est. 'Pis;dent: Ten spijt van den politiehond en deh sleutel. Verdachte: Ik ben er niet geweest. De president: Vroeger heeft u toch verklaard, dat u nooit door het aohterhak wegging, doch daar 13 u later ook op moeten terugkomen. De president tot Kapteyn: Heeft u ook een tramconducteur en een dame ter plaatse ge zien? Getuige: Ik heb niemand anders dan twee mannen gezien. Ik ben niet op de Admiraliteits kade geweest, en het ia dus wel mogelijk, dat daar meer menschen geweest zijn. Het O. M. zegt tenslotte naar aanleiding van deze verklaring niets meer toe te voegen te hebben aan hat requisitoir. Dan is het woord aan den verdediger, mr. Kokosky. De verdediger deelt mede, dat mr. v. d. Meer de verduisteringen en de falsificaties zal be handelen, terwijl hij zelf de verdediging inzake de beschuldiging van doodslag op zich zal ne- De verduisteringen en de falsificaties. Mr. van der Meer zet uiteen, hoe de verdach te tot zijn falsificaties is gekomen. Indien ver dachte zou veroordeeld worden wegens dood slag, dan is de zaak der verduisteringen van weinig beteekenis. Mocht op dit punt vrijspraak volgen, dan verzocht pleiter rekening te houden, met de ernstige beschuldiging, waaronder ver dachte geleden heeft, en in elk geval de voor- loopige hechtenis in aftrek te brengen. De ter laste gelegde doodslag. Mr. Kokosky begint zijn pleidooi met een woord van medegevoel met de nagelaten betrek kingen van het slachtoffer. Pleiter zet voorts uiteen, dat hij niet zal aantoonen, dat verdachte onschuldig is. Zijn taak is slechts het wekken van twijfel. Pleiter stelt er prijs op te verklaren, dat ook hij niet weet of verdachte schuldig of onschuldig is. Uit de talrijke gesprekken, die hij met verdachte gehad heeft, en die toch wel een ander karakter hadden dan de gesprekken voor de rechtbank, heelt pleiter den indruk gekregen dat deze man de misdaad niet gepleegd kan hebben. Pleiter geeft eenige typische staaltjes van de wijze hoe de uitlatingen van den ver dachte tegen hem kunnen worden uitgespeeld. Daar is de kwestie van de vijl. Geeft verdachte een ontkennend antwoord op de vraag of hij wist, op welke plaats de vijlen worden be waard, dan is dat een aanwijzing. Zegt hij, dat hij het wel wist, dan is het een zeer sterke aan wijzing, Dan vergt man van den verdachte een buitengewoon herinneringsvermogen. Elf maan den later moet hij zich nog alles kunnen her inneren. De vragen, die ter terechtzitting wer den gesteld, hadden dadelijk na het misdrijf door de politie moeten worden gesteld. Dan had verdachte daarop een positief antwoord moeten kunnen geven. Waarom wordt aan verdachte nu een andere maatstaf aangelegd dan aan de ge tuigen. Het is te gek om over te praten maar ook tegen anderen zijn tal van aanwijzingen te vinden. Zelfs tegen mej. Lans. Mijn taak is het u aan te toonen, dat hier vrijwel alles verdacht lijkt, maar geen aanwij zing behoeft te zijn. Ik hoop, dat het mij zal gelukken, opdat voorkomen kan worden, dat een misschien onschuldige zal veroordeeld wor den. Louter veronderstellingen. Pleiter wijst er op dat men na het aanhooren van het schitterende, logische requisitoir van het O. M- stellig onder den indruk zal zijn ge komen dat verdachte de dader is. Die logica komt, omdat het O. M. van de overtuiging uit gaat dat van 0. de dader is. Maar de overtui ging kan iemand parten spelen. Men heeft alle aanwijzingen aan te passen in het beeld, dat het O. M. zich had gevormd. Maar op zich zelf is dat beeld toch een hypothese. Pleiter meent dat Mr. de Visser uitstekend geschikt zou zijn voor het schrijven van detective-romans. Zijn requisitoir is als een boek van Conan Doyle, die immers ook vooruit weet wie de dader is. Het zijn echter allemaal veronderstellingen en daar op durft men tegen iemand twintig jaar ge vangenisstraf te eischen. Er zijn zeker aan wijzingen tegen verdachte maar er is geen pièce de resistance. Aanwijzingen zijn goed als aanvulling op een feit. Maar hier zijn uitslui tend aanwijzingen, die ook in een ander licht passen. Pleiter wijst er op, dat reeds in vroeger tijd geen doodstraf uitgesproken mocht worden op aanwijzingen. Twintig jaar is weinig minder dan de doodstraf en pleiter'acht het misdadig zulk een straf te eischen op aanwijzingen. Het schandelijk slechte voor-opderzoek. Pleiter komt dan op het schandelijk slechte politie-onderzoek, waardoor zijn cliënt ten zeer ste benadeeld is geworden en het hem onmoge lijk is gemaakt zijn onschuld aan te toonen. Op Donderdagavond heeft men een onderzoek ingesteld, dat natuurlijk slechts globaal kon zijn. Maar den volgenden morgen gaat de zaak gewoon door. De bloedsporen worden wegge maakt. De matjes worden uitgeklopt. Dat ik eritiek uitoefen op de wijze van hét politie-onderzoek, dop ik niet uit sensatiezucht, maar mijn cliënt is benadeeld door dit voor onderzoek. Er zijn schrikbarende fouten ge maakt. Wie de schuldigen zijn, ik zal mij daar over niet uitlaten. Niemand geef ik speciaal de schuld. Voor mij is het voldoende, dat er fouten begaan zijn en ik hoop, dat men daaruit een les zal trekken; Het O. M.: U vergeet te vertellen dat destijds alles opgenomen was. Mr. Kokosky: Dat is met kunstlicht niet mo gelijk. Men had het daglicht moeten afwachten. Acht of tien dagen later kwam mr. v. Ledder Hulsebos en toen deze eenigszins spottend ver klaarde, dat het onzin was hem nu nog te laten roepen, was de politie In haar wiek geschoten. Een ander staaltje is, dat toen men wilde over gaan tot inbeslagname van het vest van het slachtoffer, hot vest reeds was weggegeven aan den knecht van de snijkamer, die het al had uitgewasschen. Er is nog veel meer. zegt plei ter. Een foto van het portaal was niet noodig. Na de schorsing werden echter da deuren aan een onderzoek onderworpen. Het schiften van de inkomende processen-verbaal door den poli- tie-commissaris is een schande. Het rapport Brons was toch de moeite waard, maar het flitst niet in het hoofd van dezen politieman om in het huis van verdachte een onderzoek in te stellen. Het feit, dat verdachte het laatst in tegenwoordigheid van den vermoorde is ge zien, maakt hem reeds bij voorbaat verdacht: en dat terwijl zoowel commissaris Dijkstra als inspeoteur Hermans reeds dadelijk den indruk hadden, dat de inbraak gefingeerd was. Pleiter wijst dan cp de kwestie van den hoed, die piet aan tlr. van Rijssel is getoond en die deze eerst bij de eerste behandeling te zien kreeg. Dan de vijl. De rechercheur heeft die vijl niet gevonden. Is die vijl er dadelijk na den moord neergelegd, dan blijkt daaruit, hoe allerinisera- belst bet onderzoek Is geweest, Het verleden van den heer Lans. Pleiter komt dan tot het laatste punt: Het verleden van den heer Lans. Van de dooden niets dan goed, en pleiter stelt er prijs op om te verklaren, dat hij niets weet omtrent het verleden en den levenswandel' van den heer Lans. Maar men heeft nagelaten daarnaar een onderzoek in te stellen. Men weet nu niet of niet een ander belang had bij den dood van Lans. Pleiter bepleit een wijziging in het onder zoek van groote zaken, in den geest zooais men dat in Duitsckland en ook in Amsterdam heeft. Ik mag wel dit zeggen, dat de schuldige toch eigenlijk onze wetgeving is, die ons laat zitten 'met een zeer verouderde politiewet. Welke leemte hier is: Men moet hier iets hebben, na melijk een aantal rechercheurs, die onder lei ding van een inspecteur, ernstige zaken moeten onderzoeken, zooals in Amsterdam. Hot is on mogelijk, dat een gewoon politie-man dergelijke groote zaken kan opknappen. Daar is wel de gelijk een andere opleiding voor noodig. Pleiter brengt den president gaarne hulde voor de wijze waarop hij deze zaak geleid heeft, een moeilijke taak, hierom, omdat de zaak door het voor-onderzoek volkomen verknoeid was. Al les wat in het requisitoir wordt aangegeven zijn veronderstellingen, zekerheid daaromtrent is er niet en met zekerheid alleen heeft de rechtbank te maken. Het O. M. meent dat er een gefin geerde inbraak is geweest en de officier heeft gemeend de verdoliging daarmee te verplette ren. Indien er echter andere menschen zijq, die belang hadden hij den dood van Lans door het gebrekkige onderzoek weten wij dat niet dan past alles wat nu als aanwijzing tegen ver dachte wordt gebruikt ook in pleiter's systeem. Dat er weinig geld en geen sieraden werden meegenomen, wordt als een aanwijzing tegen- verdaehte gebruikt'. Kunnen de dieven niet ge stoord zijn? Komt hot niet voor dat inbrekers soms kleine bedragen meenemen en groote be dragen over het hoofd zien? Het uithalen van de telefoonstoppen moet, aldus den officier, döor verdachte geschied zijn. Kan een ander niet op de hoogte gebracht zijn van de toestanden op hot kantoor? "Het cheque-boekje is weg er. in brekers nemen nooit chequeboekjes mee, zegt het O. M. Kan dit cheque-boekje bij het „mooie" onderzoek niet bij den rommel terechtgekomen zijn? Pleiter betwist, dat men heeft bewezen dat van O. dit allemaal heeft gedaan. Het is niet te verwonderen, dat verdachte „zenuwachtig is. Ten eerste hoorde verdachte dat zijn patroon is vermoord, dan is er do kwes tie der verduisteringen en ten slotte is er het feit, dat verdachte het laatst in tegenwoordig heid van den vermoorde is geweest. Begrijpelijk is, dat verdachte na den moord tegen verschil lende menschen zegt dat hij vroeger dan de heer Lans is weggegaan. Nu achteraf wordt er groot gewicht aan gehecht of verdachte vroeg of vroeger heeft gezegd. Wie weet dat nu nog precies? Omtrent den tijd dien verdachte noodig gehad heeft om van den Oostzeedijk te komen naar het station, zegt pleiter dat de tijd, die nu met minuten wordt nagegaan niet met een chronometer is opgenomen. Ook in de kwestie van de hekken ziet pleiter geen aanwijzing. Ook een ander kan om zijn aftocht te dekken de hekken gesloten hebben. Dat verdachte dien dag niet zoo'n eetlust had, dat hij alles opeet, is ook al verdacht, dat hij zijn vrouw een hand geeft eveneens. Maar daartegenover mag dan toch wel gesteld worden dat hij kalm viool ge speeld heeft en dat toen niemand roode plekken op zijn handen heeft gezien. Omtrent de verwisseling van kleeren zegt plei ter, dat verdachts met hetzelfde pak weer naar Rotterdam had willen gaan. Zijn vrouw ziet echter den scheur en zegt: man, zoo kan je niet gaan. Inderdaad zou in het den volgenden dag weer aantrekken van dit pak een aanwijzing liggen, ware het niet, dat wij van mej. Lans weten, dat ook maanden vóór den moord, ver dachte met een kapotten broek liep. De kwestie van de herkenningen en niet-herkenningen kan worden uitgeschakeld. Pleiter geeft toe, dat het geven van den sleutel aan mevr. Weyne een aanwijzing geeft en wel kan men dit ongedwon gen verklaren. Maar men moet natuurlijk niet van heit standpunt uitgaan, dat verdachte den moord wel zal hebben gedaan. Het weggooien van den sleutel in het water is onverklaarbaar. Wanneer verdachte de dader is geweest en dus het pakje in het Boerengat heeft gegooid, waar om heeft hij dan de vijl en den sleutel er niet bij gegooid. Toen verdachte gemerkt heeft dat hij verdacht werd, is hij angstig geworden om het bezit van don sleutel en daarom heeft hij haar aan mevr. Weyne gegeven. Hoe heeft ver dachte den sleutel in zijn bezit gekregen. Ver dachte wist het niet. Hij is geprest om een verklaring daarover af te leggen en heeft toen gezegd: Waarschijnlijk heb ik hem tegelijk ge nomen met den archiefsleutel op den avond van den moord. Was het mesje met het ivoren heft er niet op den moordavond? Dat het niet gevonden Is, is geon bewijs. De vijl was er ook en is niet gevonden, dank zij het mooie onder zoek. Dr.t hij Zaterdag bij mevr. Weyne heeft koffiegedronken, omdat er iets niet het me3je is gebeurd, is een insinuatie. Op het mesje is geen spoor van bloed gevonden en men mag dit niet als aanwijzing gebruiken. Hij zou geaar zeld hebben om bij de politie te komen. Natuur lijk. Hij had wegens zijn verduistering een kwaad geweten. Als hij naar het politiebureau ging, had hij kans er minder goed vandaan te komen. Immers, air je met boter pp je hoofd loopt, dan loop je niet graag in de zon. Ook waren er tal van redenen voor hem om zenuwachtig te zijn. Indien hij geen malver saties had gepleegd, dan zou uit zijn houding een aanwijzing te putten zijn geweest. De bloedsporen. Pleiter komt dan op ds bloedsporen. Ilij zou kunnen insinueeren, dat uit het feit, dut twee deskundigen geen bloedsporen hebben gevon den en dr. van Hesselink wel, de mogelijkheid blijk:, dut er in den tijd dia tusschen heide onderzoeken is verloopen, iets met j)e kleeren is gebeurd. Pleiter wijst er op, dat het hier gaat om partikeltjes bloed De deskundigen zijn het niet eens, maar het O. M. acht zich super-deskundige. Het gaat niet aan de verklaring van den een te gebrui ken en die van de anderen te ecarteeren. Het O. M.: Past dat u t an wel? Mr. Kokosky: Neen, mij ook niét, maar ik doe ook geen keuze. Maar als het O. M. zich schaart aan de zijde van dr. Hesselink, dan moet het dat ook blijven doen, doch In de kwestie van de vijl schakelt het O. M. diens verklaring, dat de eerste slagen, toen Lans zijn hoed op had, wel met de vijl kunnen zijn toegebracht, maar dat daarna een ander wa pen gebruikt moet zijn, uit, en sluit hij zich weer aan bij dr. Hulst. Laten wij eerlijk zijn en zeggen dat wij het niet weten. De verkla ringen van de wijze, waarop het bloed op de kleeren van verdachte is gekomen, zijn niet van verdachte afkomstig. Men heeft trouwens kunnen constateeren, dat het geen praatje is geweest van de neusbloedingen, Jhr. de Koek is het komen verklaren en zijn verklaringen zijn gestaafd door de verklaring van den dok ter en door de overlegging van recepten. Het. bloed op het vest is, naar dr. Hulst geconsta teerd heeft, mensehenbloed, dat kan behoord hebben tot de bloedgroep Lans, maar in het systeem van dr. Hulst en dr. Gerhardt passen do neusbloedingen ook volkomen. Pleiter komt vervolgens op de bloedspatten op den schoen. Op den avond van het politie-onderzoek had verdachte wel een ander pak aan, maar de zelfde schoenen. Den volgenden morgan had hij het grijze pak met dq bloedvlekken weer aan, en dat terwijl hij wist, dat hij door de politie zou worden gehoord. Het bloed op den schoen kan gekomen zijn Donderdagavond of Vrijdagmorgen. Br is veel waarde gehecht aan de waarschuwing om niet in bloed te trap pen. Wij mogen aannemen, dat er Donderdag avond nog wel veel bloed lag en nu verdachte beeft ook voorzichtig geloopen. Als hij niet met piëteit had geloopen, dan zou de schoen vol bloed zitten. Maar er zijn maar twee microsco pisch kleine spetjes op gekomen. Hij zou de schoenen hebben weggemoffeld. Het is heel be grijpelijk, dat verdachte, die overstuur was, niet meer gedacht heeft aan de nieuwe schoe- nen, die hij in dien toestand gekocht heeft. Pleiter komt daarna op de kwestie van de vijl. Niemand heeft gezien, dat de vijl op den dag van den moord op haar plaats heeft ge hangen. Niemand heeft haar ook gemist.. Eerst vijf maanden later is de vijl gevonden. Ook weet men niet of de vijl op den moordavond in het kistje is gelegd. Alle3 dank zij het mooie voor-onderzoek. Het O. M. heeft de kwestie-Brons uitgeschakeld. Pleiter weet niet of de rechtbank dit ook zal doen. Volgens plei ter is Brons wel een ijverig mannetje, maar een zwetser, iemand, die graag voor Sherlock Holmes wil spelen. Over het politie-onderzoek wil pleiter niet voel meer zeggen, maar in dit geval wil pleiter inspecteur Hermans toch ver dedigen. Volgens pleiter heeft inspecteur Her mans zich in zijn onderzoek te zeer laten leiden door het zoeken naar aanwijzingen tegen dezen verdachte. Pleiter acht het heel goed mogelijk, dat Brons in de wachtkamer der agenten, qm gewichtig te schijnen, wel wat gefantaseerd kan hebben. Men zal hem toen allicht gevraagd hebben of hij dat al aam inspecteur Hermans verteld had. Dan kon Brons toch njet anders dan bevestigend antwoorden, Als Brons op twee avonden voor den moord een man heeft zien loopen, die naar boven keek, dan kan dit Van O. niet geweest zijn. Die toch had een slem tel van het achterhek en voor hem zou het dus niet noodig zijn om er overheen te klim men. Telkens werden twee mannen gezien. Pleiter behandelt daarna de kwestie der twee mannen. De accountant Melis heeft twee man nen gezien den dag te voren, die in don gang stonden. Mej. Valk verklaart dat er twee man nen om werk komen vragen. De chauffeur ziet twee verdachte personen. Neemt men nu het rapport van getuige Hagen. Pleiter merkt hier op dat het onjuist is geweest, dat de rech tercommissaris het nadere onderzoek (na de eerste schorsing) weer aan insepeteur Hermans is opgedragen, die toch gecompromitteerd is. Het O. M.: In hoeverre Mr. Kokosky: In de kwestie Brons, of deze al dan niet de mededeeling heeft gedaan, of Brons of Hermans een meineed gedaan heeft. Pleiter vervolgt dan met de kwestie der twee mannen. Het incident van het volgen van de getuige Hagen is zeer belangrijk. Een dienst meisje heeft twee mannen gezien. De vandaag nog gehoorde getuige heeft twee mannen ge zien. Al die getuigen zeggen dat één daarvan leek op Van O. Mag pleiter dan niet zeggen dat er twijfel is. Het komt pleiter ook onmogelijk voor dat er slechts één dader zou zijn. Pleiter betwist de reconstructie, zooals het O. M. die gegeven heeft. Volgens het O. M. is er twist uitgebro ken tussclien Lans en Van O. Daarbij zou Van O. hem geslagen hebben. Met de vijl, die wel twintig meter verder in het magazijn hing Oolc is de vraag gewettigd waarom Lans niet de deur is uitgegaan waar hij toch vlak bij was, Is verdachte, die toch een trapje hooger stond, voor Lans uit de trap weer opgeloopen De veronderstelling is te zwak. Een andere reconstructie van de misdaad Alles wordt verklaarbaar wanneer men Let systeem van twee daders aanvaardt Lans zou volgens deze suppositie zijn weggegaan, en de deur van het balenpakhuis hebben opengemaakt om het licht uit te schakelen. Daar had zich een der mannen verdacht opgesteld, die zich nu ontdekt ziet. De man geeft Lans met het een of ander voorwerp een slag op het hoal'd. Nu is de dader achter Lans, die nu de trap opvlucht. De tweede man, die zich boven ver dekt heeft opgesteld hoort die worsteling loopt naar het magazijn, haald er de vijl en als Lans boven gekomen is geeft hij Lans de volgende slagen. Het motief. Pleiter bespreekt dan het motief. Iemand, die zijn hersens zou gebruiken had toch wel ingezien, dat het vermoorden van Lans wel het domste was wat hij doen kon. Verdachte had de overtuiging dat Lans hem voor de verduisteringen niet zou sparen. Maar na het verdwijnen van Lans, verdwenen toch niet de boeken, die de falsificaties bevatten. Dat hij na den dood van Lans pogingen in het werk gesteld beeft om directeur te wor den om zijn financieele positie te verbeteren, maar ook om de falsificaties te doen verdwij nen. daarvan is niets bewezen. Pleiter weet, dat de rechtbank van pleiters pleidooi zeggen kan, dat het slechts hypothe sen zijn. Maar dat is juist pleiters kracht. Plei ter behoeft ook verdarhte's onschuld niet aan te toonen, maar voor veroordeeling is zeker heid noodig. Het is niet voldoende, dat het mo- golijk Is dat verdachte het gedaan heeft, ook niet dat liet waarschijnlijk is, maar het moet zoo vast staan, dat men zich belachelijk maakt, als men aan zijn schuld twijfelt. Hoe ontzettend zou het zij-a als al het leed door hem en door anderen geleden, onschuldig geleden zou worden. Pleiter hoopt, dat het hem gelukt is twijfel te wekken. Liever tien schuldigen buiten de gevangenis, dan een onschuldige er in. Eenige weerleggingen van het O. M. Van re- en dupliek wordt afgezien. Slechts wil het O. M. een weerlegging geven van eenige feitelijke onjuistheden in het pleidooi. Allereerst, dat geen veroordeeling zou kunnen volgen alleen op aanwijzingen, en dat zulk een veroordeeling een misdaad zou zijn. Ook betreffende het politie-onderzoek en dat van den rechter-commlssaris weerlegt bet p. •,De ponden heten, die Rome en Nederland bindt, zal door het N ederlandsch priester-college te Rome in glans en hechtheid iiog toenemen".... Paus Pius XI in Zijn toespraak tot de Nat. Nederl. Bedevaart. Giften worden aan ons kantoor te Rotterdam en aan onze Bijkantoren te Amsterdam, Den Haag, Dordrecht, Schiedam, Gouda en Pretoria- laan Rotterdam, tegen kwitantie gaarne in ontvangst genomen, alsmede per giro onder no. 11735 Rotterdam. Vorig bedrag 24.449.55 M. A. Den Haag, 3e gift. ter eere van Don Bosco, voor eene intentie 200.— N. N. te H2.50 J. v. B., Rotterdam 1. Uit onzen spaarpot, Ria, Wientje, Erncke en Cielèke N. N., Amersfoort 2. R. M., Deventer 10. L. G. A., Waalwijk 2.50 C. C. te Kw., ter eere van de kleine H. Theresia 2.50 N. N., Zevenaar 25. W. L., Amsterdam 10. D., Deventer 2.50 F. v. O., Ginneken 2.50 A. T., Rotterdam 5. Fam. v. D., Rotterdam ter eere van den H. Gerardus Majella2.50 W. M. Jr., Utrecht, voor een ge- bedsverhooring 2.50 Schaalcollecte in de kerk van de H. Maria Magdalena te Amster dam 140. H. en L. A. Amsterdam tot zekere intentie 3. Th. J'. v. M., Amsterdam 10. S. M. Tilburg, ter eere van de H. Oda, om bevrijd te blijven van oogziekten n 1, W. C. V-, Haarlem 25. Keesje, het diakenhuismannetje 12. N, N. 's Gravenhage 38. N. N, N. Amsterdam 50. 3. Rotterdam, ter eere van den H. Jozef, voor een gebedsverhooring 2.50 L. J. H. Hillegersberg 1.— P. M. Rotterdam 10. N. N. „In de hoop op spoedig ook een Kapelaan voor Zierikzee" 1. J. de V. Rotterdam 10. H. H. te Rotterdam 5. Totaal ƒ25.029.55 Nog ontvingen wij met de intentie voor de zielerust van een moeder en grootmoeder: 1 gouden ring en 1 granaat-halsketting met gou den sluiting. M. dat er stukken zijn achtergehouden. Op in stigatie van het O. M. zijn deze er later alle bijgevoegd. Een onderzoek naar het verleden van Lans is niet ingesteld. Wanneer mr. Kokos ky de belangen van zijn cliënt daardoor bena deeld acht, begrijpt het O. M. niet waarom hij bij den rechtercommissaris zulk een onderzoek niet heeft gevraagd. Ook ten opzichte van de verwisseling der kleeren was pl. onjuist. Het initiatief daarvoor is blijkens verdachte's ver klaring uitgegaan van hemzelf en niet van zijn vrouw. Het O. M. meent dat aan de verklaring van dr. Hesselink betreffende de bloedsporen de voorkeur moet worden gegeven. Dat bij het vooronderzoek dr. Van Rijssel niet aanwezig is geweest, is begrijpelijk, aangezien de deskundige in politie-aangelegenheden, inspecteur Tas, aau- wezig was. De kleeren zijn opgezonden naar dr. Van Liedden Hulsebos. De verdachtmaking dat men begonnen is van O. te verdenken en dat men slechts naar aanwijzingen tegen hem heeft gezocht, gaat niet op. De politie heeft verschil lende sporen gewettigd, maar het was de plicht van de politie om in deze richting bewijsmate riaal te verzamelen. Het O. M. merkt op dat bij een behandeling van vijf dagen voor de recht bank niet is gebleken, dat inspecteur Hermans buiten zijn boekje is gegaan. Eenmaal scheen het bij getuige Bruinman, maar het bleek toch niet zoo geweest te zijn. Men kan den rechter commissaris niet verwijten dat deze ook het padere onderzoek aan inspecteur Hermans heeft opgedragen. Gaarne zou ik nog eenige uren met pleiter over deze zaak willen debatteeren, maar ik acht het onnoodig. Dupliek van mr. Kokosky. De verdediger mr. Kokosky verklaart naar aanleiding van een opmerking van het O. M. met insinuatie geen beleedigende bedoeling te hebben gehad. Ik bedoelde met „insinuatie" dat men dit in do gewone spreektaal zoo zou noe men. Ik blijf het een misdaad noemen, om al leen bij zulk een groote strafzaak twintig jaar te eischen, en dat alleen op aanwijzingen. Ik blijf van meening dat inderdaad hier groote fouten zijn gemaakt. Maar laat men goed be grijpen. Ik noem niemand persoonlijk. Ik be weer geen enkel oogenblik, dat door commissa ris Dijkstra of inspecteur Hermans lage, ge- meene feiten zijn begaan, als bij een rechercheur de Jong In de beruchte Giesen-Nieuwkerk-zaak. Maar dat er groote fouten zijn gemaakt, dat staat onomwonden vast. Daardoor is het on mogelijk ontlastende punten voor verdachte to vinden. Pleiter wil niet beweren, dat die er waren, maar de mogelijkheid dat ze bestonden was er toch. De taak van den verdediger is toeh niet het onderzoek te vervolledigen. Pleiter mag dit onderzoek critiseeren. Ten aanzien van de verwisseling van het pak, citeert pleiter uit de verklaring van mevr. van O. voor den rechter-commlssaris, dat zij het geweest is, die hem (verdachte) zeide, dat het noodig was een ander pak aan te trekken. Pleiter zegt tenslotte nog een te hoogen in druk van de rechtbank te hebben, dan dat er grond zou zijn voor het vermoeden, dat van O., wanneer de doodslag niet bewezen geacht zou worden, voor ,de verduisteringen extra zwaar zou worden gestraft. Da publieke opinie zou zooiets misschien bunnen beweren, maar pleiter zet dit verre van zich af. De president tot verdachte: Heeft u nog iets te zeggen? Verdachte: Neen. De uitspraak. Do president: Dan is het onderzoek gesloten en wordt de uitspraak bepaald op Zaterdag over 14 dagen, n.l. 9 November a.s. des morgens om tien uur. P a r lj s, 20 OctoV' l» Het streven van den laatsten tijd, "ia blouse weer in den rok te laten vallen, een onverwacht gunstigen invloed gehad den tailleur, die in den herfst anders g®5*" lijk op den achtergrond geraakt. De ta.lUeureIJ4 niet op het oogenblik dank zij dit verjong^ detail een bijzondere populariteit, zoowel ie eenvoudige als meer elegante genre. Het jaquette wordt daarbij kort. of iet® i»1; pee ger gedragen, nauw-sluitend om de heupen, vaak met een rechte ceintuur. Ook wordt een taille-effect gemarkeerd door inrijg1»!^ en koordplooitjes, waarbij de taille weer hooger valt dan in dan laatsten tijd gebri lijk was. Op het boven-weergegeven model is de tuur vervangen door inrijgingen op zÜ lep naar achteren, waardoor een licht-bloezend fect verkregen wordt. De taille valt bijna oP normale plaats. Het jaquette met een zeer „j voudigen col sluit nauw om de heupen, te1' a de rok door middel van enkele plooien "P de noodige ruimte krijgt. je De tweeds bieden een overvloedige ke van stoffen voor deze tailleurs. Naast de e iU tinten heeft men een rijkdom van fantas!®9 de beige-, kastanje- en grijze tinten met men" bijv. van groen en rood. Waartoe de smokkelaars hun toevlucht nemen TEGEN OVERVALLEN VAN DOUAN In de Oostzee, Botnische en Finscb8 wordt druk gesmokkeld. Finland heeft drankverbod en evenals in de Vereenigde gt»' tie ten valt er iets te verdienen aan den clan1 stienen invoer van spiritualiën. Talloaze *5 kelaarsbenden vinden op de ontelbare eiland® voor de Fiiische kust een uitstekefide plaats, terwijl de talrijke waterwegen atie*L, mogelijkheden bieden, om aan het toezicht Finsche en Zweedsche tolbeambten te 0 kómen. .1. y tof De smokkelaars oefenen hun bedrijf in s® varende, met mitrailleurs bewapende m0' booten Uit en ze schromen niet, in geval nood van hun machinegeweren gebruik te 01®' •tml ken. IVIenJgmaal is het reeds tot schietpa' j gekomen. En vaak moesten de smokkel3'9^ het onderspit delven. Dit heeft hen er v®9 schijnlijk toe gebracht, zich op grootsch^^ sche manier tegen overvallen van de douan1 te beschermen. Reeds herhaaldelijk waren deze van duisternis uit met lichte kanonnen beschot zonder dat ze konden ontdekken, door wi® waar deze schoten gelost werden. Het verin den werd uitgesproken, dat de smokkel®9 over een onderzeeboot moesten beschik15 Doch dit werd weinig aannemelijk geacht. T® slotte moest men na herhaalde ontmoeting wel aannemen, dat een door vrijbuiters mande onderzeeboot de Oostzee onveilig Dl3 |j3 te. En in een heldere maannacht kregen t douanen zekerheid. Toen de Finsche kustw®^ in de nabijheid van het vuurschip AerensgrU()J1. een smokkelaarsboot achtervolgde, dook eens een lang, zwart, naar schatting 70 lang gevaarte uit de zee op. De douanen ha1' geen enkele aanleiding om te meenen, da1 met de beruchte zeeslang te doen had11 want plotseling donderde een kanonschot d®^ de nachtelijke stilte. Direct daarop werd vraagd, waar de douaneboot heen ging- m mannen van de kustwacht hadden niet eens^, voor een antwoord, want op hetzelfde ooë blik sloeg een kanonskogel vlak bij hun va tuig in zee. De zwarte gedaante kwam dichterbij en de kogels suisden over de den der douanen, die niet anders konden d° dan de vlucht nemen, zoadat d» motor» met de smokkelaars veilig ontsnappen ko»' 5 Men had nu de zekerheid, dat een in d'e van de smokkelaars varende onderzeeboot da Finsche golf opereerde en spoedig kwarl, er berichten binnen, dat de boot ook in da nische golf gesignaleerd was. De Finsche en Zweedsche regeeringen °v e wegen nu, oorlogsschepen op de geheimzin^ onderzeeboot af te zenden Tijdschrift voor It* Ouders en Opvoed«r Het Ned. Boekhuis, Tilburg. Na 't vervolg van de paediagogiscbe rol^.'j$ door Mevr. Berkvens-Hulsmans, volgt 't de gedeelte van de „Godsdienstige vorming in puberteitsjaren", door G. P. J. van den Uit 't Vlaarnsche Opvoedkundig Tijdsi'11' wordt een artikel aangehaald, dat duid® bewijst, hoe schaamteloosheid en anzedl$^'^ tot onkuischheid voeren. Vorder nog paedagogische bijzonderheden over voedsel, 0 da dalende geboortecijfers etc. der it e h ee' I-Iet Ned. Boek»1 Boekzaal Wereld. Tilburg. De beoordeelingen waaronder nog al een aC uitvoerige loopen, van 5791 tot 5S49. 'n van boekenkennis bi^lt men kan er op vertrouwen bcspre-kjng over 't boek van iedere aflevering - Een tamelijk l»n Dr. G. Obcrö® over Jeugd, Sport en Christendom zal miss''11 wel wat stof opjagen. De namen van F. J. J. Doodkojte en P- s Gestel S. J. worden wat al to gemakkelijk °v genoemd.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1929 | | pagina 2