DE REIS VER EEN IGING VAN JAN MUIL "<p ick
Van alles wat
Een wandeling
Kleine dJYlops
B.L.N.S.
VRIJDAG 8 NOVEMBER 1929
ft
?y
Regen
(Een kostschool-herinnering)
RINGEN GOOIEN
De meeste jongens maken 't liefst hun eigen
speelgoed en de mijne doen het net zoo.
Het best kun je de pijpaarde goedhouden in
een vochtigen doek gerold.
En bekijk nu de plaatjes maar eens. Ik heb
heel gemakkelijke dingen genomen, die jullie
gemakkelijk na kunt maken.
Met een klein beetje fantasie fabriceer je
er zelfs nog een heele serie bij.
Zie, de regen valt bij stroomen,
Wat een weertje, wat een weer!
En de wind blaast door de boomen,
Strooit de laatste blaadjes neer.
Als je nu op straat moet gaan,
Trek gerust je jas maar aan!
10. „Als dat zóó begint", zei Paardenburg, „dan ga ik
niet mee. Jij moet altijd den baas spelen." Jan Muil
j aloeg bijna achterover ven schrik.
11. Krok, Odil, Van Aap, Ko Nijn en het Nikkertje
waren er intusschen stikum met den wagen vandoor
gegaan. Krok Odil reed ze echter allemaal de sloot in.
12. Dat was me een schrik! En het duurde een heel tijdje
voor ze weer op het droge waren. Krok Odil had
natuurlijk schik.
De omstandigheden voor een wandeling le
ken op Woensdag 16 October in 't begin ver
van gunstig. Tot twaalf uur regende het. Datj
had Henk een boek op school laten liggen,
dat hü beslist gebruiken moest. Jan was ziek
en Tilly had om half twee moeten terugkomen,
Heel de straat ligt vol met plassen,
Alles ziet nu grijs en grauw,
Iedereen neemt groote passen,
Want naar huis wil ieder gauw.
Kom nu, kinderen, haast je wat,
Anders word je o, zoo nat!
Kijk de wind speelt: hoed ik pak je,
Wat kan die ondeugend zijn!
En hü bracht nu menig takje
Van de boomen op het plein.
En hü raast naar alle kant
Kijk, de Herfst is weer in 't land!
R. v. Pr.
kevers zullen wel voor hun deel zorgen, 't Is
een feest voor al die dieren."
't Was wel een fortuinlüke wandeling, want
iets verder vond Ada een dooden mestkever
(Pig. 5). De dekschilden lagen naast het dier;
het achterlüf was geheel open. „Dat is het
werk van een loopkever," riep Toos uit. ,,Die
sparen zelfs hun soortgenooten niet. De mest
kever werd netjes in een lucifersdoosje mee
genomen. De beide muizen kwamen niet meer
in aanmerking om bewaard te worden, al
hoopte Henk nog eens een van die dieren op
sterk water te kunnen zetten.
Het gezelschap was intusschen bü een sloot
gekomen, waar massa's bramen stonden. Na
dat hiervan lekker gesmuld was. werd zingend
de terugtocht aanvaard. Voor den zieken Jan
werd een trommeltje bramen meeenomen, ter
wijl Kenk en Toos ook voer moeder, vader en
Mientje een trommeltje vol meenamen.
A. L.
Paardenburg zat nog altüd uit het veld geslagen te
kijken, toen Jan Muil kwam aanhuppelen. „Vooruit,"
zei tui, „ais je mee wilt, moet je opschieten."
OVERNEMING UIT DEZE RUBRIEK ZONDER TOESTEMMING VERBODEN
Hü was een man met een gouden hart, die
veel heel veel van zijn leerlingen hield en
die 't niet kon hebben, dat we elkaar plaag
den.
Als een vader nam hü Mops bü zich en
informeerde. Maar 't ventje kon wegens zü'n
vreeselijk huilen niet antwoorden. Münheer
liet hem stilletjes uitsnikken en toen de jon
gen een beetje tot zichzelf was gekomen,
vernam hü van Mops, dat hü een brief had
gekregen van zijn moeder, waarin ze mede
deelde dat ze zich erg naar gevoelde en mis
schien zou moeten worden geopereerd. En de
arme kleine, die zoo ontzaghjk veel van zün
moeder hield, had zich dat erg aangetrokken.
Hij had gebeden voor zijn moedertje en de
belofte gedaan, dat hü buiten in de kou van
het begin tot het eind over den boegspriet
zou loopen. Als hem dat gelukte, zou hü het
beschouwen als een gunstig voorteeken voor 't
behoud van zijn lieve moeder.
Een hevig snikken onderbrak het verdere
gesprek en even later vervolgde het kereltje:
„En münheer, het zou zeker gelukt zy'n als
die Piet, die ellendeling me niet naar beneden
had laten tuimelen!"
Een groot medelüden greep den onderwijzer
aan. Vol liefde streelde hü het ventje over
zün gladde haren en nam hem mee naar zün
kamer om weer op z'n verhaal te komen.
De klas begon; maar geen onzer was dien
morgen bij zün werk. We dachten aan onze
laffe daad en namen ons voor eerbied te heb
ben voor de groote smart van Mops. We zou
den hem niet-meer plagen; we begrepen, hoe
hij moest lijden na dat vreeselüke bericht. En
onwillekeurig verplaatsten wü ons in zün om
standigheden. Goddank, ons moedertje was
nog gezond!
Een paar dagen later kwam er een tele
gram voor Mops. Zün moeder Was heel ernstig
ziek en de arme jongen moest hals over kop
weg.
De huisknecht werd uitgezonden om een
huurrijtuig te halen en zoo vertrok Mops naar
den trein
Maar wü, wü wilden hem niet zóó maar la
ten vertrekken. We gingen allen zonder
uitzondering naar hem toe om afscheid te
nemen van het ventje. Hartelük drukten we
hem de hand en wenschten hem het beste
toe. We zeiden hem, dat het ons speet, dat
we hem zoo geplaagd hadden en beloofden
hem dat we ons zouden beteren
Nooit is Mops van deze treurige reis terug
gekeerd.
Na den dood züner moeder moest hü thuis
blüven bü zün treurenden vader en nooit
weer hoorden we wat van het ventje, dat op
het instituut zoo'n vreeselijk leven had gehad.
v. d. M.
Een vechtpartij ontstond
Het huis van Reindert lag juist aan den
anderen kant van dat van Henk en zoo werd
het ditmaal een wandeling door de velden. Dis
zagen er al erg wintersch en doodsch uit. Zoo
hier en daar stond wat spurrie (fig. 11 de
meeste landen lagen echter braak. Op een van
de dwarswegen had een boer een stuk of tien
knolletjes verloren, die natuurlük een welkome
buit waren en na geschild te zün met Ger-
rit's zakmes, werden opgegeten. Even later
riep Gerrit het heele gezelschap büeen voor
een vondst, namelijk een doode spitsmuis
(fig 2). NHij wees vooral op den behaarden
staart en de spitse tandjes. „Een echte
insekteneter" merkte Reindert op. Het diertje
had blükbaar nog niet lang daar gelegen, het
had nog bloedende wonden. „Zeker door een
uil gepakt," meende Ada. „Dat zou wel kun
nen," antwoordde Reindert, „want ik heb hier
al vaak een steenuiltje (fig. 3) in de burnt
gezien. Even later wees Toos iets aan in het
'karrespoor. Dat „iets" werd omzwermd door
l
Een goede kwarteeuw geleden was ik op een
°stschool ergens )n het Zuiden van ons land.
euk was het er en gezellig en ik leerde er
®0e<3- Het was geen groote school, dit insti-
ut> s1—hts een goede twintig jongens telde
2e.
klopt niet. Zeg Mops; de directeur heeft ge
zegd, dat je wegens je luiheid met Kerstmis
niet naar huis mag!" Zoo sarden we het jon
getje.
En vooral het laatste maakte Mops bitter
bedroefd.
Hij had heimwee, de kleine jongen! En al
hadden wij dat zelfde gevoel in meerdere of
mindere mate ook allen, wü lieten het niet
zoo blijken!
De vorige week hadden ze 't volgende fa
brikaat. Een oud plankje, dat ze op den
rommelzolder gevonden hadden, zün ze aan
't schaven en zagen gegaan tot het een keurig
stukje plank geworden was van 50 bij 30 c.M.
Toen hebben ze er een heele serie spükers
ingeslagen, zooals je op bovenstaand teeke-
ningetje kunt zien, ongeveer 5 c.M. van elkaar.
Daaronder weer een rü, 5 c.M. lager. En ten
slotte nog een derde rü-
Met een scheutje zwarte verf, dat er nog
stond werden boven iederen draadnagel cijfers
gezet. Moeder leverde 'n stuk of wat gordün-
ringen en het spel kon berinnen.
Ze speelden om knikkers.
Op anderhalven meter afstand mocht ieder
twee ringen gooien.
De kunst was nu, om deze om de spijkers te
mikken; lukte dit, dan werden er "zooveel
knikkers uit den pot betaald als 't spijkemum-
mer aangaf.
Te voren had ieder 5 knikkers in den pot
gelegd, terwijl voor iederen mis-worp telkens I
knikker boete verplicht was.
Zoodoende was „de kas" altüd vol genoeg
om uit te kunnen betalen.
M'n peuters met hun buurtvrienden hebben
er zich zeker V/, uur mee vermaakt.
Hoe denken jullie er over?
Vinden jullie het niet de moeite waard, om
ook eens zoo'n ding te fabriceeren?
Bovendien kun je, als je 'n verfdoos rük
bent, de gefabriceerde dingen van pijpaarde
prachtig kleuren.
Ik zag bijvoorbeeld laatst 'n paar leuke
bloempotjes van püpaarde, waarin een klein
heidebloempje was gezet.
Een potje in hard-groene kleur en het an
dere fel-rood.
De dingen stonden keurig op den schoorsteen.
Met behulp van lucifersstokjes kun je er
allerlei poppenspeelgoed van maken.
Hoe vinden jullie bü'voorbeeld onderstaand
draagrekje.
En zien die twee stoeltjes er niet aardig uit?
KNUTSELWERKJES
Wat je van klei al niet maken kunt!
Iedere jongen speelt graag met stopverf en
de schilder komt niet bü ons over den vloer
om 'n ruitje in te zetten of hij wordt „ontlast
door m'n bengels van niet gebruikte stop
verf.
Nou vind ik stopverf eigenlük geen speel
materiaal voorkinderen, al kun je er nog zulke
fijne dingen van kneden. En daarom heb ik je
püpaarde cadeau gedaan. Je kunt dat goedje
nog wel in verschillende kleuren, betrekkelük
goedkoop krügen.
't Heeft bovendien neg het voordeel, dat hèt
heel hard wordt en veel langer goed blüft
dan stopverf.
Bü iederen drogist is püpaarde te krygen. Kun
je geen stukje krügen, neem dan maar füne
püpaarde. Doe er dan 'n beetje water bü en
kneed ze tot het een dik papje wordt.
e® schuw verborg hy zich in een hoekje.
°P 'n keer nu kwam er midden in 't school-
'aar een nieuweling. Dat was voor ons een
heele gebeurtenis! Een jong ventje was het
ftoS zoo op 't eerste gezicht niet ouder dan
jaar. 's Middags verscheen hij voor 't eerst
h óe speelzaal en schuw verborg hij zich in
®eh hoekje. Hü wilde niet zeggen hoe hü
ette, waar hij vandaan kwam enz. en daar-
0ttl kwam een der onderwijzers naar ons toe,
0,h te zeggen, dat we het kereltje niet lastig
•hoesten vallen, omdat hü het hier nog wat
Vreernd vond en niet zoo aanstends zich bij
°hs aansloot.
We bleven dus een beetje uit zijn buurt en
•haakten gichelend onze opmerkingen nvpr
°hzen nieuwen makker. Erg voordeelig zag hü
er niet uit: een groot rond hoofd had hü,
k°rte beentjes en een rolrond lijf, zoodat nij
a' dadelijk den bünaam kreeg van Mops. Ja,
^°hgens zün nu eenmaal zoo met een enkel
h'oord weten ze zoo iemand precies den juis-
^h naam te geven!
Als Mops nu maar flink geweest was en
Soed van zich afgebeten had, als hü werd ge
ragd, dan zou hü het wel gered hebben op
°hs instituut; maar het ventje was altüd even
traag en liet zich uitschelden en was ook in
de klas een van de domsten. Je kimt dus wel
begrijpen, dat Mops het niet prettig had bij
ons.
Wü waren ook ijverige beoefenaars van de
Gymnastiek en waren erg nieuwsgierig, hoe
*«>1» het er bü het examentje, dat elke nieu
weling moest afleggen, vóór hü aan de oefe-
hlngen mocht deelnemen, wel zou afbrengen!
ïlet verliep bitter slecht voor den armen Mops
kt) moest touwklimmen. Met alle krachts
inspanning wist hü zich een paar decimeter
Ohihoog te werken, snakte toen als een visch
°P 't droge naar adem en liet zich onder alge
meen gelach der jongens, die zijn prestaties
Gadesloegen, weer naar beneden zakken. Mops
Werd in de allerlaagste gymklas geplaatst en
•haakte daar nog een droevig figuur.
Je kunt wel begrü'pen, dat de jongen het bü
°ha heelemaal niet prettig vond; vooral nog,
Wen wy hoorden, dat hü op zün kamertje een
kaïendertje had gemaakt, waarop hü met
°°drechte streepjes het aantal dagen, dat
h°g verlooiden moest tot de Kerstvacantie, pre-
c'°s ha(i aangegeven, en eiken avond een dezer
locdrechte streepjes doorkraste alweer een
daS voorbij!
2oo gauw we dat wisten, kwam er aan het
gePlaag geen eind: „Hé Mops, hoeveel dagen
h°8? Je hebt je verteld, 't aantal streepjes
omdat zy haar les niet kende. Toch waren
allen met uitzondering van Jan om drie uur
bü elkaar, ditmaal bü Reindert aan huis.
't Weer was intusschen veel verbeterd, de zon
scheen zelfs en toen Henk dan ook voorstelde
om maar te gaan wandelen, had niemand er
bezwaar tegen.
i
krioelden er omheen. Daar waren de reieds
genoemde groene vliegen, door Henk keizers-
vliegen genoemd; platte aaskevers, die zoo
vlug mogelük een donker plekje opzochten en
een paar zwart-met-roode kevers, doodgravers,
blükbaar met hungraafwerk bezig. Alsof hy
voor de klas zün les stond op te zeggen, sprak
Henk: „Die doodgravers denken hun prooi te
begraven vóór er andere dieren bijkomen, als
voedsel voor hun jongen. Maar de keizers-
vliegen zyn hun te vlug af geweest. Zie maar
eens" en Henk wees een plekje aan, dat scheen
te leven. „Daar zijn de maden al uitgekomen
en graven zich in het vleesch. En ook de aas-
ZEG DIT EENS VLUG OP!
Voor de zittingen der stoeltjes en voer het
tafelblad neem je kleine stukjes karton. Bo
vendien kun je de stoelzittingen met een aar
dig gebloemd lapje beplakken, terwijl 3e voor
de tafel uit je zusters lappen voorraad 'n fijn
tafelkleedje knipt.
Het werd winter en de gymnastieklessen,
die gedurende den zomer altijd in den grooten
tuin waren gegeven, waar, door een sehutting
aan 't oog der wereld onttrokken, de verschil
lende gymnastiekwerktuigen, als ringen, klim-
rekken, een boegspriet enz. stonden opgesteld,
werden nu in het groote, verwarmde lokaal
gegeven. Ook hier stonden rekken en allerlei
andere werktuigen; zoodat die, welke in den
tuin waren, eenzaam en verlaten stonden en
niemand zich ermee bemoede gedurende den
langen wintertüd.
Op een keer liep ik door den tuin om mün
morgenwandeling voor het begin der lessen te
maken. Het was vinnig koud en allen hadden
we dan ook onze dikke overjassen aan. Ik
kwam in de nabijheid van de schutting, waar
achter de gymnastiekwerktuigen rustten.
Wat zag ik daar echter? Een groot aantal
van mün medeleerlingen was daar verzameld
en reeds van verre waarschuwden ze me om
geen leven te maken. Nieuwsgierig trad lk na
der. „Wat hebben jullie toch?" vroeg ik.
„Stt" was 't antwoord. „Mops is aan 't
gymnastlSeeren."
Voorzichtig gluurde ik over de schutting en
zag den stumperigen Mops, die zün jas had
uitgetrokken en bij den boegspriet stond met
het vaste plan er op te klauteren.
Heel zacht hoorden we hem tellen: dén,
twee, drie en daarna stond hü op den zwie-
penden mast. Bovenmenschelüke pogingen
wendde hü aan om op de been te blijven
al balanceerend en met de armen zwaaiend
ging het ronde rompje steeds voorwaarts: ko
misch was het te zien, hoe hü zich inspande.
Meer dan eens stonden we op 't punt om in
lachen uit te barsten; maar we hielden ons
stil om het eind van deze comedie mee te
kunnen maken. Reeds was 't ventje 't mdden
van den boegspriet gepasseerd en moedig ging
hij verder over het steeds dunner wordende
laatste eind.
Zou hü het halen?
Dat moest verhinderd worden. Joelend en jui
chend sprongen eenige jongens nu over de
schutting en liepen op den balanceerenden
boegspriet toe.
„Vallen Mops, vallen!" schreeuwden ze en
om den armen jongen in het nauw te jagen,
begonnen ze 't ding vreeselük heen en weer
te schudden, zoodat Mops vlak by" t dunne
eind naar beneden tuimelde.
„Hoera," riepen we, „Leve Mops!"
Het ventje was met een plof op den grond
gevallen en woedend over de hem aan
gedane beleediging was hü weer opge
sprongen en op den belhamel toegerend, die
hem had doen vallen. Een vechtpartü ont
stond, waaraan wel een tiental knapen deel
namen. Het werd een herrie van belang.
Onze onderwyzer, die belast was met het
toezicht, kwam in volle vaart aangeloopen en
was al gauw op de hoogte van 't geen was
gebeurd.
Een hevig snikken onderbrak het verdere
gesprek
S p i t i H» H. i 5
een menigte groene metaalglanzende vliegen
en zag er erg onooglük uit. Voorzichtig peu
terde Henk er een beetje aan met een stokje
en toen bleek het een overblüfsel te zijn van
een doode veldmuis (fig. 4), die reeds in staat
van ontbinding verkeerde- Allerlei insekten
Daar gingen eens drie oude wüfjes over een
zwik-zwak bruggetje.
De eene, die heette vrouw Biba, de tweede
vrouw Baba de Binka
En de derde vrouw Sina-snikna-knikker-de
knikna.
Toen nam vrouw Biba een steen,
En smeet die naar vrouw Biba-de-Binka haar
scheen
Zoodat vrouw Sina-snikna-kntkker-de-knikna
daarom green.