encycliek van onzen
H. VADER PIUS XI.
°VER HET CHRISTELIJK HUWELIJK
het oog op den tegenwoordigen toestand van gezin
En maatschappij, hun nooden, dwalingen en ondeugden.
ÖOOR
DE GODDELIJKE VOORZIENIGHEID PAUS.
Eerbiedwaardige Broeders, de Patriarchen,
Aartsbisschoppen, Bisschoppen,
Aan onze
Primaten,
andere plaatselijke Ordinarii,
gemeenschap leven met den
en
en
die in vrede
A postolischen Stoel.
Eerbiedwaardige Broeders
Heil en Apostolischen Zegen.
H. VALSCHE LEERSTELLINGEN
betreffende HET HUWELIJK.
Roe
<ïie
ku
<ie
1. DWALINGEN BETREFFENDE HEI
WEZEN VAN HET HUWELIJK.
2. DWALINGEN BETREFFENDE DE
WELDADEN VAN HET HUWELIJK.
A. MISKENNING VAN DEN
KINDERZEGEN.
B. MISKENNING VAN DE HUWELIJKS
TROUW.
C. DWALINGEN BETREFFENDE
HET SACRAMENT.
Srooter de voldoening is, waarmede Wij
200 voortreffelijke schoonheid van het
huwelijk overwegen, des te meer moe-
töstl y' het betreuren, dat Wij deze goddelijke
- e ing, vooral in onze dagen, over heel de
We®* 4 door velen veraaht en weggeworpen
'duist uiet meer in het geheim of in het
alle niaar openlijk, met op zij zetten van
ges ?evoel Yan eerbaarheid, door woord en
ia p t, in tooneelspelen van allerlei aard,
*oorrimans' hwaze liefdesverhalen, films, radio-
brachten: in één woord met alle vindingen
f'6 moderne wetenschap, wordt de heilig-
BcheJ?n het huwelijk vertTapt of bespot. Echt-
de® s' 0 vers pel, alle schandelijke ondeug-
t^^ij ^'erden geprezen of ten minste zóó ge-
Sleil r<3' dat 111611 26 schiint te willen vrij
®elf 611 Van a"e sahuld of schande. Men vindt
s, hoeken, die men wetenschappelijk durft
411e 'maar die in werkelijkheid niet zelden
jij en maar met een wetenschappelijk vernisje
ga hestreken, om zo zoo gemakkelijker in-
daari t€ 4,0611 vinden* En de leer' die mea
W* Terdedlgt, wordt opgevijzeld tot een
-noderrPT04uct Tan den modernen ^eest. Die
t(S rne geest dient zich aan als de zuive-
aarheids2ioeker, die alle vooroordeelen
dez verleden heeft opzij gezet, en onder
f Versleten opinies ook de traditloneele
r'«telijke leer over het huwelijk uitstoot en
rhant.
dit alles druppelt door in alle klassen
*a®
®enschen: in rijken en armen, werklieden
j® Patroons, geleerden en ongeletterden, onge-
J^flen en gehuwden, dienaren en haters van
a°d> volwassenen en on volwassenen: vooral
deze laatsten, daar zij een gemakkelijker
j Verschalken prooi zijn, worden de ergste
gelegd.
w Jel komen niet alle aanhangers van deze
erne leerstellingen tot alle uiterste conse-
QUent;
les van een ongehreidelden wellust; er
e>", die als het ware tracihten midden op
^eg te blijven staan, en meenen, dat men
"Ij®
de®
heen 1® sommige voorschriften van de wet
11 God en der natuur, aan onzen tijd Iets
toegeven. Maar ook dezen zijn. min of
er bewust, handlangers van dien vijand van
5 geslacht, die steeds tracht onkruid onder
tarwe te zaaien 44). Wij, door den Vader
8 huisgezins tot bewakeT van Zijn akker
^gesteld, en die den heiligen plicht hebben,
^aken, dat het goede zaad niet door het
kruid verstikt worde: WU achten daarom
q 8 door den H. Geest tot Onszelf gesproken
j,6 266r ernstige woorden, waarmede de Apostel
aulus zijn dierbaren Timotheus vermaan.
a echter, wees waakzaamVervul uw
t ht ten volleverkondig het woord,
reed op, welkom of niet, weerleg, berisp en
si'raaan in alle lankmoedigheid met alle soort
aa teering" 45).
01 de bedrlegelijke sluwheid van den vijand
ontgaan, Is het noodzakelijk deze van te
°ren bloot te leggen en heeft het zeer veel
at, zijn valstrikken aan hen, die niet op hun
a°«de zijn, aan te wijzen. Daarom kunnen Wij,
a^ewel Wij deze laagheden liever zelfs niet
aUden noemen „zooals dit heiligen betaamt" 46)
0Pi wille van het welzijn en het heil der zielen
niet geheel over zwijgen.
Het huwelijk beschouwd als louter
mcnschelijke instelling.
Om dan te beginnen bij de bron van al dit
fWaad: het komt voornamelijk daaruit voort,
af men klakkeloos beweert, dat het huwelijk
a'et is ingesteld door den Maker der natuur,
niet door Christus den Heer tot de waar-
feheid van een waar Sacrament is verheven,
^aar dat het een uitvinding is van menschen.
~°uimigen betoogen, dat zij in de natuur zelf
a in haar wetten niets van een huwelijk ge
iden hebben, maar alleen het vermogen om
leven voort te planten en een heftigen
andrang om daaraan, op welke wijze dan ook,
Voldoen. Anderen echter geven toe, dat in
6 menschelljke natuur een zeker beginsta-
m- en als het ware kiemen van een echt
PWelijk te vinden zijn, in zooverre voor de
aaralgheid der echtgenooten en hun natuur-
deel, de voortbrenging en opvoeding der
jnderen, niet voldoende gezorgd zou zijn, in-
'6a de mensflhen niet door een of anderen
s'ien band werden vereenigd.
j Niettemin leeren ook dezen, dat het eigen
de huwelijk, omdat het de grenzen van dat
aiernstadium overschrijdt, enkel een uitvinding
8 van den menschelijken geest, en enkel een
Pafeiling van den menschelijken wil, door een
Aanloop van verschillende oorzaken.
Roezeer deze allen echter dwalen, hoe schan-
d6Üjk zij van de eerbare opvatting afwijken, is
66ds vast komen te staan uit hetgeen Wij in
dezen Onzen Brief hebben uiteengezet over
Pb oorsprong en de natuur yan de echtver
bintenis en over de doeleinden en de voortreffe
lijkheden, die daarin gelegen zijn. Maar dat
deze valsche leerstellingen allerverderfelijkst
zijn, treedt ook duidelijk aan het licht uit de
gevolgtrekkingen, die hun verdedigers zelve er
uit afleiden: daar de wetten, de instellingen en
de gebruiken, die bet huwelijk regelen, volgens
hen, louter een effect zijn van menschelijk wil
len, zijn zij ook enkel aan dien wil onderwor
pen en kunnen en moeten daarom naar men-
schelijke willekeur en de wisselvalligheid van
al het menschelijke ingesteld, veranderd en op
geheven worden. Zij leiden eruit af dat, daar
de kracht tot voortplanting steunt op de natuur
zelf, deze kracht ook heiliger is en zich verder
uitstrekt dan het huwelijk; dat zij derhalve
zoowel buiten als binnen de begrenzing van
het huwelijk kan uitgeoefend worden, ja zelfs
met veronachtzaming van de bedoeling van het
huwelijk, alsof nl. de losbandigheid van een
eerlooze vrouw zich wel in dezelfde rechten
zou mogen verheugen als het kuische moeder
schap van een wettige echtgcnoote.
Monsterachtige praktijken.
Steunend op deze beginselen zijn eenigen zoo
ver gekomen, dat zij nieuwe soorten van ver
bintenissen hebben uitgedacht, die naar hun
meening zijn aangepast aan de menschen en
toestanden van vandaag. Volgens hen zijn dat
evenzoovele nieuwe soorten van huwelijk: het
huwelijk voor een tijd, het huwelijk op proef
en het kameraadschapshuioelijk, die alle vrij
heden en rechten van het huwelijk voor zich
opeiscben, maar zonder den on verbreekbaren
band en met uitsluiting van kinderen, tenzij
de partijen later zouden overeenkomen hun
samenleving om te zetten in een volledig hu
welijk.
Er zijn er zelfs, die willen en er op aandrin
gen, dat dergelijke monsterachtige praktijken
door wetten worden gesanctioneerd, of ten
minste door de openbare gebruiken en zeden
der volkeren worden vergoelijkt; en zij schij
nen zelfs niet te vermoeden, dat dergelijke
praktijken werkelijk niets hebben uit te staan
met die moderne cultuur, waarover zij zoo hoog
opgeven, maar dat het verfoeielijke ontaardin
gen zijn, die ook beschaafde volkeren zonder
eenigen twijfel zouden terugvoeren tot de bar-
baarschheid van sommige wilde stammen.
De kinderbeperking.
Maar laten Wij nu, Eerbiedwaardige Broe
ders, één voor één de misbruiken gaan behan
delen, die staan tegenover de respectievelijke
goede eigenschappen van het huwelijk. Zij ons
eerste woord over het kind, dat velen een zware
last van het huwelijk durven noemen en dat
men naar hun raad met alle zorg uit het hu
welijk moet weghouden, niet door eerbare ont
houding (die ook in het huwelijk, met weder-
zijdsch goedvinden der echtgenooten, geoorloofd
is), maar door het verkeerd stellen van de
natuurlijke daad. Deze misdadige ongebonden
heid eischen sommigen voor zich zelf op, om
dat zij niets moeten hebben van kinderen en
zonder de lasten slechts aan de lusten willen
voldoen. Anderen zeggen, dat zij noch in ont
houding kunnen leven, noch ook om moeilijk
heden bij zich zelf, bij de moeder of in de
familie, kinderen kunnen toelaten.
Maar geen enkele reden, ook niet de zwaar-
wichtigste, kan, wat in zich zelf tegennatuur
lijk is, met de natuur en de zedelijkheid in
overeenstemming brengen. Daar nu de huwe
lijksdaad uiteraard gericht is op de voortbren
ging van het kind, handelen dus zij, die bij het
stellen ervan deze met opzet van haar natuur
lijke kracht berooven, tegennatuurlijk eu be
drijven zij iets, dat schandelijk en in zich on
zedelijk is.
Daarom is het niet te verwonderen, dat óók
de H. Schrift getuigt, hoe de Goddelijke Majes
teit dit verfoeilijk misdrijf een diepen haat
toedraagt en*liet soms met den dood heeft ge
straft, zooals de H. Augustinus in herinnering
brengt: „Ongeoorloofd immers en schandelijk
leeft men samen óók met zijn wettige vrouw,
als men het ontvangen yan kinderen vermijdt.
Dat deed Onan, de zoon van Judas en daarom
doodde hem God." 47).
Sommigen echter, klaarblijkelijk afwijkend
van de reeds bij het begin overgeleverde en
nimmer onderbroken christelijke leer, hebben
gemeend onlangs een andere leer over deze
handelwijze plechtig te moeten verkondigen.
Daarom verheft de Katholieke Kerk, aan wie
God zelf het voorhouden en verdedigen van de
ongerepte zedeleer tot taak heeft gegeven, te
midden van dit zedenverval, als een teeken van
haar goddelijke zending, door Onzen mond, luid
hare stem om de kuischheid van het huwelijks
verbond voor deze schandelijke smet te bewaren,
en kondigt opnieuw af: dat elk gebruik van
het huwelijk, waarin met opzet het natuurlijk
vermogen tot voortbrenging van het leven wordt
ijótel gemaakt, ingaat tegen de wet van God en
die van de natuur en dat degenen, die een
dergelijke misdaad begaan, zich met de vlek
van zware zonde besmetten.
Plechtige vermaning aan biechtvaders
en zielzorgers
Daarom vermanen Wij de biechtvaders en
andere zielzorgers, krachtens Ons hoogste ge
zag en Onze bezorgdheid voor het heil van alle
zielen, dat zij niet zullen toelaten, dat de aan
hen toevertrouwde geloovigen in dwaling ver-
keeren aangaande deze zeer ernstige wet van
God. Veel dringender nog sporen Wij hen aan,
zich zelf van dergelijke valsche meeningen vrij
te bewaren en op dit gebied niet in bet minst
toegeeflijk te-zijn. Indien echter een priester
in biechtstoel of zielzorg, wat God verhoede,
de aan hem toevertrouwde geloovigen tot deze
dwalingen zelf mocht gebracht, of althans door
zijn goedkeuring of door zijn politiek stilzwijgen I
hen daarin bevestigd mocht hebben, dan w'ete
bij, dat bij aan den OppersteD Rechter, God,
strenge rekenschap zal moeten afleggen over
zijn ambtsverraad en liij achte de woorden van
Christus als tot zich gesproken: „Ze zijn blinde
leiders van blinden; maar als de eene blinde
den anderen leidt, vallen ze allebei in den
kuil." 48).
De Kerk begrijpt de moeilijkheden.
De gronden echter, waarop bet verkeerde ge
bruik van bet huwelijk wordt verdedigd en
nu willen wij van de schaamtelooze niet eens
spreken zijn schijnredenen of worden over
dreven voorgesteld. Toch begrijpt en doorvoelt
onze goede Moeder de H. Kerk zeer wel, wat
gezegd wordt over het behoud van de moeder,
die haar leven bedreigd ziet. Kan we! iemand
dat zonder medelijden overdenken? Wie voelt
niet de hoogste bewondering in zich opkomen,
wanneer hij een moeder met den moed van een
heldin een bijna zekeren dood ziet aanvaarden
om het leven van het eenmaal ontvangen kind
te behouden? Wat zij doorstaat om den natuur-
plicht ten volle te volbrengeri dat kan alleen
Gód in Zijn overrijke barmtErtiglield vergel
den. Zeker zal Hij geven een niet slechts vol-
gestampte maar overloopende maat 49)
Ook weet de H. Kerk zeer goed, dat niet zei
den een van de beide gehuwden de zonde eerder
ondergaat dan bedrijft, daar hij om een zeer
ernstige reden een inbreuk op de zedelijke
orde toelaat, die bij zelf niet wil; in dit geval
is bij zonder schuld, als hij tenminste ook dan
de wet der liefde indachtig is, eu niet nalaat
den ander van het kwaad af te houd- n en te
verwijderen. Ook mag men niet zeggen dat die
echtgenooten handelen tegen de orde der na
tuur, die op eerlijke en natuurlijke wijze ge
bruik maken van hun recht, al kan daaruit
om natuurlijke redenen van tijd, of welke on
regelmatigheid ook, geen nieuw leven ontstaan
Want én In het huwelijk zelf én in het gebruik
van het recht, dat het huwelijk geeft, bestaan
er bovendien ondergeschikte doeleinden, zooals
wederzijdsche hulp, het voeden der onderlinge
liefde en het tot rust brengen van de begeer
lijkheid, die de echtgenooten zonder eenigen
twijfel mogen nastreven, wanneer maar steeds
het wezen van die daad intakt blijve, en dus
ook haar verplichte ordening tot het hoofddoel
De ware christelijke leer.
Ook gaan ons zeer ter harte de klachten van
die echtgenooten, die, gedrukt door harde ar
moede, de allergrootste moeite hebben om hun
kinderen te voeden. Maar tot eiken prijs moet
voorkomen worden, dat de heillooze toestanden
op stoffelijk gebied oorzaak zouden worden van
een nog veel heilloozer dwaling. Immers, nooit
kunnen er moeilijkheden rijzen, die afbreuk
zouden doen aan een verplichting, geschapen
door goddelijke geboden, die handelingen, welke
uit haar aard slecht zijn, verbieden. En in alle
omstandigheden kunnen echtgenooten gesterkt
door Gods genade, hun taak steeds getrouw
vervullen, en in bet huwelijk bun kuischheid
vrij van deze schandelijke smet bewaren. Want
vast staat de waarheid van het christelijk ge
loof, uitgedrukt door het leergezag van ne
Concilie van Trente: „Niemand mag die ver
metele, en door de Vaders als ketterscn ge
brandmerkte meening verkondigen, dat Gods
geboden door den gerechtvaardtgden mensch
onmogelijk kunnen nageleefd worden Want
God beveelt het onmogelijke niet, maar mét
Zijn bevel spoort Hij u ook aan te doen, wat ge
kunt, en te vragen, wat gij niet kunt; en HU
helpt u, opdat gij het kunt" 50) En dezelfde
leer is opnieuw en plechtig afgekondigd door de
Kerk en bevtestlgd ln de veroordeeling der
ketterij van bet Jansenisme, die deze godslaste
ring durfde uiten tegen de goddelijke goedheid:
„Eenige geboden Gods kunnen onmogelijk aoor
de rechtvaardigen onderhouden worden met de
krachten, waarover zij in dezen staat beschik
ken, ook al zijn ze van goeden wil en doen ze
hun best; ook ontbreekt hun de genaae waar
door dit mogelijk zou worden". 51).
Gij zult niet doodslaan.
Maar ook, Eerbiedwaardige broeders moeten
Wij melding maken van een ander zeer zwaar
vergrijp, waardoor een aanslag gepleegd wordt
op net leven van het kind, nog verborgen in den
moederschoot. Sommigen houden, dat dit ge
oorloofd is en dat bet aan de beslissing van
moeder ot vader moet worden overgelaten; an
deren echter zeggen, dat bet ongeoorloofd is,
tenzij er zeer zware redenen bijkomen die zij
geneesiiunaige, sociale en eugenetische indi
catie noemen. Deze allen eiscnen, ten opzichte
van de burgerlijke strafwetgeving, waardoor
het dooden van net ontvangen, maar nog niet
geboren kind wordt verboden; dat de indicatie,
welke zij, ieder volgens hun persoonlijke op
vatting, voorstaan, ook door de wet publiek
worde erkend, en van elke straf vrij verklaard.
Er zijn er zelfs, die eischen dat de burgerlijke
overheid bij deze doodaanbrengende operaties
de behulpzame hand biedt. En ieder is het be
kend, dat dit, helaas, in sommige streken zeer
veelvuldig gebeurt.
Genees- en heelkundige indicatie.
Wat echter betreft de „genees- en heelkun
dige indicatie" om mat hun woorden te
spreken Wij zeiden reeds, Eerbiedwaardige
Broeders, hoezeer Wij medelijden hebben met
de moeder, die, tengevolge van het vervullen
van haar natuurplicht, door ernstige gevaren
bedreigd wordt in haar gezondheid en zelfs in
haar leven: maar welke oorzaak kan ooit
voldoende zijn, om hoe dan ook, die.n directen
moord op een onschuldige goed te praten?
Want daarover gaat het hier. En of nu de moe
der, dan wel het kind gedood wordt: het is
tegen Gods gebod en de stem der natuur:
„Gij zult niet doodslaan!" 52) Het leven im
mers van beiden is even heilig; en daar de
hand aan te slaan kan nooit geoorloofd zijn,
zelfs niet aan het staatsgezag. Ongerijmd is
het, deze macht op te eischen teigen onschul-
digen op grond van een recht over leven en
dood, dat alleen geldt tegen misdadigers. Ook
gaat hier absoluut niet op het recht zich met
geweld te verdedigen tegen een onrechtmati-
gen aanvaller (want wie zal er nu een onschul
diger. kleine een onrechbmatigen aanvaller
noemen?). Ook is hier geen sprake vain, wat
men kan noemen „de uiterste noodzaak", en
die zóó ver zou kunnen gaan dat men een
onschuldige doodt.
Tot het beschermen en behouden van het
leven van moeder en kind beide, spannen dan
ook achtbare en kundige geneesbeeren op lof
waardige wijze hun krachten in; daarentegen:
al degenen die, onder den schijn van genees
kundige hulp, of door valsch medelijden, een
van beiden naar het leven zouden staan, zou
den zich den edelen en lofwaardigen naam i
van „geneesheer" ten eenen male onwaardig
maken.
Dit alles is in volkomen overeenstemming
met de strenge woorden, waarmee de Bisschop
van Hippo uitvaart tegen de ontaarde echtge
nooten, die wel trachten de ontvangenis te
voorkomen, maar, wanneer dit niet gelukt, er
niet voor terugdeinzen, het kind misdadig te
dooden. Hij zegt: „Soms gaat deze wellustige
wreedheid of wreede wellust zóó ver, dat ze
zelfs vergif verschaft om onvruchtbaar te blij
ven; en dat ze, als dit niet helpt, op een of
andere wijze ontvangen kinderen ln den moe
derschoot vermoordt en afdrijft. Zij wil dat het
kind sterft, voor dat het leeft, of, als het reeds
ln den moederschoot leefde: dat het gedood
wordt, voordat het ter wereld komt. Om het
ronduit te zeggen, wanneer beiden zóó zijn,
zijn zij geen echtgenooten; en, als zij van het
begin af zóó waren, zijn zij niet door een
huwelijk, maar eerder in ontucht samengeko
men; wanneer zij echter niet allebei zóó zijn,
durf ik zeggen: of zij is in zekeren zin de
publieke vrouw van baar man, of hij de over
speler van zijn eohtgenoote". 53)
Wat men echter aanvoert ten voordeele van
sociale en eugenetische indicatie, wanneer die
■eschiedt op geoorloofde en betamelijke wijze
en binnen de grenzen der zedelijkheid: daar
kan en moet men voorzeker rekening mee hou
den; maar tegemoet willen komen aan de noo
den waarvan men hier uitgaat, door het doo
den van onschuldigen, heeft geen zin en is in
strijd met het gebod van God, dat ook door
den Apostel werd voorgehouden met de woor
den: „Men moet geen kwaad doen, opdat het
uede er uit volgt. 54)
De plicht der burgerlijke overheid.
Vervolgens mogen zij, bij wie het landsbe
stuur en de wetgevende macht berust, niet
vergeten, dat het de taak is der overheid, door
geschikte wetten en straffen, het leven van
onsohuldigen te beschermen, en dit wel te
meer, naarmate zij, wier leven in gevaar is en
wordt aangevallen, minder bij machte zijn
ziohzelf te verdedigen. En ouder dezen ne
men toch zeker de kinderen, nog verborgen
in den moederschoot, de eerste plaats in. In
dien echter de burgerlijke overheid die kleinen
niet enkel haar bescherming zou weigeren
maar hen in haar wetten en voorschriften door
de handen van geneesheeren of anderen zou
laten en zelfs doen vermoorden: moge zij
wel indachtig zijn, dat God hun rechter is
en de wreker van het onschuldig bloed, dart
van de aarde teil hemel schreit. 55)
Ten slotte moet verworpen worden die ver
derflijke praktijk, die weliswaar eerst en
vooral 's menschen natuurlijk recht op echt
verbintenis raakt, maar toch ook werkelijk zijn
terugslag heeft op de belangen van het kind.
Er zijn er immers die, al te gevoelig voor
eugenetische beschouwingen, zioh niet bepalen
tot heilzame raadgevingen, die de gezondheid
en kracht van het te verwachten kind moeten
bevorderen, wat volstrekt niet in strijd is
met de gezonde rede maar die ook het
eugenetisch doel stellen boven elk ander, al
is dit van een hoogere oroe.
Deze zouden willen, dat de openbare maebt
bet huwelijk verhinderen zou van allen, uit
wie, volgens de normen en gissingen van nun
Wetenschap, door erflijkheid een verzwakt en
gebrekkig geslaoht zal geboren worden; en
dit ook indien deze menschen eigenlijk ge
schikt zijn om een huwelijk aam te gaan. Ja.
zij willen ben, zelfs tegen hun wil, bij de wet
door medische tusschenkomst laten berooven
van dat natuurlijk vermogen.
Door de openbare macht mag zulks niet ge-
eisch't worden, ook niet als een straf voor be
gane misdaden of om deze in de toekomst te
voorkomen. Want zoo zouden, tegen alle recht
en wet in, de burgerlijke autoriteiten zich een
tnachit aanmatigen, die zij nooit bezaten noch
ooit rechtmatig bezitten kunnen.
Wie zoo handelen, vergeten ten onrechte,
dat het hulsgezin heiliger is dan de staat en
dat de menschen op de eerste plaats niet voor
de aarde en voor den tijd, maar voor hemel
en eeuwigheid geboren worden. En voorzeker
is het niet geoorloofd om menschen, die ove
rigens geschikt zijn om te trouwen, maar vam
wie men, niettegenstaande alle mogelijke voor
zorgen, slechts een ziekelijk geslacht verwach
ten kan, om deze reden grootelijks schuldig
te verklaren, indien ze een echtverbintenis
aangaan. Wel is het waar, dat men hun dik
wijls heit huwelijk moet om-traaen.
De burgerlijke autoriteiten echter hebben
over bet lichaam hunner onderhoorigen geen
directe macht; ze kunnen dus nooit, noch om
eugenetische redenen noch om redenen van
welken aard dan ook, het lichaam zoo maar
verminken of aantasten, waar geen schuld, en
dus geen enkele reden voor lijfstraf aanwezig
i®. Hetzelfde leert ook de H. Thomas van
Aquine, als hij onderzoekt of menschelijke
rechters om mogelijk kwaad te voorkomen,
een mensch schade moge toebrengen en dit
toestaat wel voor eenige andere nadeelen, maar
terecht liet ontkent waar het betreft de schen
ding van het lichaam. „Nooit mag een men
schelijke rechtbank een onschuldige kastijden
door doodstraf, verminking of tuchtiging" 56).
Overigens heeft de christelijke leer bepaald
en bet staat bovendien uit bet licht der rede
volstrekt vast, dat ook de enkeling over zijn
eigen ledematen geen andere macht heeft, dan
die welke beantwoordt aan hun natuurlijk
doel. Hij mag ze niet vernielen of verminken
of zich op andere wijze tot zijn natuurlijke
functies ongeschikt maken, tenzij wanneer het
welzijn van het geheele lichaam op geen andere
wijze kan behartigd worden.
boren sexueelen aanleg hebben waaraan zij
binnen de enge grenzen van het monogame
huwelijk niet kunnen voldoen. Daarom houden
ze voor een verouderde zwakheid van geest en
hart of voor een verachtelijke en lage vitterij
of jaloezie die strenge geesteshouding van eer
zame echtgenooten, die elke wellustige genegen
heid en handeling ten opzichte van vreemden
veroordeelt en afwijst.
Hierom ook staan zij voor, dat de wetten
door den Staat uitgevaardigd om de huwelijks
trouw ongeschonden te bewaren, niet bindend
zijn of althans afgeschaft moeten worden. De
nobele geest van reine echtgenooten wijst deze
verzinsels reeds instinctief als ij del en schan
delijk met verachting van de hand.
En deze stem der natuur wordt goedge
keurd en bekrachtigd zoowel door het bevel
van God: „Ge zult geen overspel bedrijven" 57).
als door de uitspraak van Christus: „Wie een
vrouw beziet om haar te begeeren, beeft
reeds overspel met haar gepleegd in zijn
hart" 58).
Geen menschelijke gewoonte of verderfelijke
vcotbeelden, geen vooruitgang der mensch-
beid van welken aard dan ook, zullen ooit in
staat zijn, de kracht van dit goddelijk gebod te
verzwakken. Want gelijk één en dezelfde is
„Jesus Christus gisteren en heden en in eeu
wigheid" 59), zoo blijft ook één en dezelfde
Christus' leer, „waarvan geen stip zal vergaan,
totdat alles is volbracht" 60).
De emancipatie der vrouw.
verhevenheid met grooter verwoedheid doof
diezelfde menschen zien bestreden. Op de eer
ste plaats leeren zij', dat bet huwelijk een
louter profane en burgerlijke zaak is, en dat
dus op geenerieï wijze aan de godsdienstige
gemeenschap, d:ie de Kerk vam Christus is,
maar alleen aan den staat de behartiging
daarvan moet worden toevertrouwd. Vervol
gens voegen zij er aan toe, dat het huwelijks
verdrag moet worden bevrijd van lederen on-
verDreekbaren band, door 't dulden niet alleen,
maar ook wettelijk bekrachtigen van bet uit
eengaan der gehuwden, de echtscheiding. Hier
uit zal ten slotte voortvloeien, dat de echtver
bintenis, beroofd vam al haar heiligheid, onder
ae onheilige en burgerlijke zaken verloren,
raakt.
Die eerste stelling gronden zij hierop, dat het
■burgerlijk contract moet beschouwd worden
als de eigenlijke huwelijksovereenkomst (en
dit plegen ze burgerlijk huwelijk te noemen);
de godsdienstige handeling echter is dan iets
overtolligs, of kan hoogstens aan het meer bij-
geloovige volk worden toegestaan.
Vervolgens willen ze, dat Katholieken huwe
lijken mogen aangaan met niet-Kathoiieken
zornaer dat hun eenige blaam treft, en daarbij
geen rekening hebben te honden met den gods
dienst noch ook de toestemming van de gods
dienstige Overheid behoeven te vragen.
Het wegnemen van den huwelijksband wordt
voorgestaan op grond van hun goedpraten van
volkomen echtscheidingen en het aanprijzen en
'bevorderen van die burgerlijke wetten, welke
gunstig staan tegenover de ontbinding van
■den eigenlijken band.
Gevaarlijke vriendschappen.
Maar iedere zonde tegen het kind brengt
ook een zonde mee tegen de huwelijk,strouw,
daar de eigenschappen van het huwelijk met
elkaar verbonden zijn. En zoo komen We tot
een andere soort van dwalingen, die n.l., welke
betrekking hebben op de huwelijkstrouw.
Maar bovendien moeten We nog evenveel
klassen van dwaling, die de huwelijkstrouw
vergiftigen, achtereenvolgens opnoemen, als
deze huwelijkstrouw huiselijke deugden om
vat: n.l., de reine getrouwheid van beide echt
genooten, de eerzame onderdanigheid van de
vrouw aan den man en ten slotte de hechte en
ware liefde tusschen beiden.
Vooreerst dan wordt die getrouwheid onder
mijnd door degenen, die van meening zijn, dat
men moet toegeven aan de opvattingen en
praktijken onzer dagen ten opzichte van een
bedrieglijke en volstrekt niet onschuldige
vriendschap met vreemden. Zij beweren, dat
men in die betrekkingen een grootere vrijheid
van gevoelen en handelen aan de echtgenooten
moet toestaan. En dit des te meer, wijl niet
weinigen (naar men voorwendt) een aange-
Alla dwaalleeraars, die de huwelijkstrouw
en den glans van een rein leven door woord
en geschrift verduisteren, brengen ook ge
makkelijk de trouwe en gepaste onderdanig
heid van de vrouw ten opzichte van den man
aan het wankelen. Meerderen onder hen zetten
brutaalweg zoo maar de stelling op, dat dit
gelijk staat met een menschonwaardige slaver
nij van de eene echtgenoot aan den ander, dat
_ehuwden in alles gelijkberechtigd zijn; en
daar de dienstbaarheid van een der echtgenoo
ten hiermee in strijd komt, leeren zij op Imo
gen toon, dat er een emancipatie der
vrouw heeft plaats gevonden of tenminste
plaats moet vinden. Ze onderscheiden een
drievoudige: in de regeling van het huiselijk
leven, in het beheer van de gezinsgoederen, en
in het verhinderen of dooden van het leven
van het kind en noemen dit sociale, economi
sche en physiologische emancipatie. Een phy-
sio'logische: in zooverre zij houden, dat de
vrouw naar eigen keuze vrij is of moet wor
den van de lasten, die zij draagt als echtge-
noote of moeder. (Dat dit echter geen eman
cipatie maar een ergerlijke misdaad is, hebben
we reeds voldoende uiteengezet). Een econo
mische: in zooverre zij houden, dat de vrouw,
ook zonder dat de man er in wordt gekend of
zelfs tegen diens wil, vrij haar eigen zaken
heeft, drijft en beheert met achterstelling van
baar kinderen, haar echtgenoot en van heel
bet gezin. Ten slotte een sociale: in zooverre
zij de echtgenoote bevrijden van de huiselijke
zorgen, zoowel voor kinderen als gezin, opdat
ze, met terzijdestelling hiervan, zich kan wij
den aan de ontwikkeling van baar talenten, en
zich geheel geven aan de behartiging ook ran
openbare belangen en ambten
Maar zelfs deze laatste is geen ware eman
cipatie van de vrouw en hierin ligt niet die
zoo redelijke en waardige vrijheid, welke pas
sen bij de christelijke en verheven taak van
vrouw en eohitgenootehet is eerden* een ver
wording vaar den vrouwelijken aanleg en van
de moederlijke waardigheid, en het is een te
.grande richten van heel het gezin, waardoor
de mam wordt beroofd van zijn echtgenoote, de
kinderen van 'hun moeder, en hui® en huisgezin
van een steeds waakzame beschermster.
Ja, deze ralsche vrijheid en deze onnatuur
lijke gelijkheid met den man za.1 óók aam de
vrouw verderfelijk worden; want als de vrouw
afdwaalt vam dien koninklijken troon, waarop
zij door het Evangelie is verheven binnen de
muren vam baar buis, dan zal zij in korten tijd
(ook ai heeft het den schijn niet, het is toch
de volle waarheid) vervallen tot de oude sla
vernij en, zooa-ls vroeger bij de heidenen, zal
zij louter een werktuig van den man worden.
Die gelijkheid ran rechten, welke op zoo
overdreven wijze tot voorwendsel wordt gen-.i
men, moet natuurlijk worden erkend in dat
gene, wat eigen is aan de persoonlijkheid en
waardigheid van den mensch en in hetgeen
uit de huwelijksovereenkomst voortvloeit en in
de echftreTibimitenis ligt vervat; zeker, daarin
mogen beide echtgenooten zich In volmaakt
gelijk recht verheugen en zijn zij beiden tot
eenzelfde verplichting gehouden; maar voer
het overige moet er een zekere ongelijkheid
bestaan en een ordening, die vereisoht worden
door het welzijn vam het gezin en door de een
heid en hechtheid, die in het geregelde familie
leven gevorderd worden.
Waar eCbter de sociale en economische plaats
van de gehuwde vrouw, wegens de veronderin
vam omgang en gebruiken onder de menschen
op een of amdere manier moet worden gewil
ziigd, is het de taak van het openbaar gezag, de
burgerlijke rechten ram de echtgenoote aan de
nooden en behoeften van dezen tijd aam te
passen; daarbij moet het weliswaar rekening
houden met de eisChen van het uiteraard ver
schillend karakter van liet vrouwelijk geslacht
de eerbaarheid en het welzijn van het gezin,
oiwler voorwaarde nochtans, dat ook de wezen
lijke orde van de huiselijke samenleving intact
blijve. Deze orde immers is door meer dan
menschelijk n.l. door goddelijk gezag en door
goddelijke wijsheid ingesteld, en kan niet door
pulblieke wetten noch door persoonlijke wille
keur worden veranderd.
De ware huwelijksliefde.
Maar de moderne haters van het huwelijk
gaan zelfs nog verder waar zij beweren, dat
voor ware en hechte liefde, die de grondslag
is voor .echtelijk geluk en hartelijke intimiteit,
een zekere spontane overeenkomst van aard en
harmonie van karakter, die sympathie wordt
genoemd, voldoende is. Mocht deze ophouden
te bestaan, dan, zoo leeren zij, verslapt de
eenige band, die hun zielen vereenigt en ver
dwijnt d>eze heel en ai.
Wat is dit anders dan een huis bouwen op
het zand Een huls, dat volgens het woord
van Christus, zoodira het aan de etroomen vam
tegenslag wordt blootgesteld, aanstonds ver
zakt en ineenvalt: „En de winden gierden en
stortten zich op dat huis en het zakte ineen
en geweldig was zijn val" 61)
Het huis daarentegen, dat is gebouwd op ae
rots van onderlinge liefde tusschen de echtge
nooten, dat sterk is beveiligd door de welbe-
wmste en standvastige vereeniging van zlel,
dèt huis zal door geen tegenslag worden ge
schokt laat steam omvergeworpen.
Tot hiertoe, Eerbiedwaardige Broeders, heb
ben Wij de twee eerste zeer voortreffelijke
eigenschappen van het christelijk huwelijk, die
door de hedendaagsche omverwerpers van de
samenleving belaagd worden, verdedigd.
Het burgerlijk huwelijk.
Doch daar de derde eigenschap, die van het
Sacrament, zich ver boven deze beLde verheft,
is het niet te verwonderen, dot Wij vooral deze
Heilig karakter van het huwelijk.
Wat te zeggen valt over het godsdienstig ka
rakter van ieder en wel meer nog van het
Christelijk sacramenteele huwelijk, dat wordt
in de encycliek van Leo XIII, welke Wij meer
malen hebben aangehaald en reeds uitdrukkelijk
ook tot de Onze gemaakt, in den breede be
handeld en met zwaarwichtige bewijzen ge
staafd. Daarom verwijzen Wij daarheen en
meenen Wij hier daarover slechts weinig te
moeten herhalen.
Reeds alleen door het licht van de rede,
vooral als we aloude getuigenissen der geschie
denis bestudeeren, als we het bestendig ge
weten der volkeren en de instellingen en ge
bruiken van alle volkeren nagaan, is het vol
doende bewezen, dat er iets heiligs en gods
dienstigs is gelegen, zelfs in de louter natuur
lijke echtverbintenis, „niet iets bijkomstigs
maar ingeboren, niet van menschen gekregen,
maar gelegen in de natuur", daar „het God tot
Insteller heeft en het reeds van het begin af
een afschaduwing was van de Menschwording
van bet Woord Gods" 62). Het heilige karakter
van de echtverbintenis, dat ten nauwste met
den godsdienst en met de godsdienstige orde
is verbonden, komt immers voort zoowel uit
dezen Goddelijken oorsprong, waarvan We bo
ven spraken, alsook uit het doel om kinderen
voort te brengen en op te voeden voor God, en
ook om de echtgenooten door Christelijke liefde
en wederzijdschen steun aan God toe te wijden;
eindelijk ook uit de natuurlijke taak van dat
zelfde huwelijk, door de bijzondere Voorzienig
heid van den Goddelijken Insteller opgelegd,
om als een voertuig te zijn, dat het leyen over
brengt, en zoo dienen de ouders de Goddelijke
almacht om zoo te zeggen als beheerders.
Hierbij komt nog een nieuwe titel van waar
digheid, genomen uit het Sacrament, waardoor
het huwelijk onder Christenen veruit het edel
ste is geworden, en het tot zulk een hoogen
graad van voortreffelijkheid werd verheven,
dat het den Apostel een „groot geheim" toe
scheen, „eerbaar.... onder ieder opzicht." 63)
Het gemengde huwelijk.
Dit religieuze karakter van het huwelijk, de
verheven wijze, waarop het genade heteekent
en de vereeniging tusschen Christus en Zijn
Kerk afbeeldt, eischt van de verloofden een.
heiligen eerbied Jegens de Christelijke echt-,
vereeniging een heilig streven moet hen be
zielen, opdat het huwelijk, dat zij van plan zijn
aan te gaan, tot de hoogte van dit beeld zoo
dicht mogelijk nadert. Verre daar beneden
blijven en soms niet zonder gevaar voor hun
eeuwig heil zij, die ïoekeloos een gemengd
huwelijk aangaan, waarvan de moederlijke
liefde en bezorgde wijsheid der Kerk om zeet*
ernstige redenen haar kinderen afhoudt. Dit
blijkt uit de vele documenten, welke zijn sa
mengevat in die eene canon van het Kerkelijk
Wetboek, waarin het volgende bepaald wordt:
„Do Kerk verbiedt ten strengste, dat waar dan
ook een huwelijk worde gesloten tusschen twee
gedoopten, waarvan de een Katholiek is, ter
wijl de ander lid is van een kettersche of schis
matieke secte en wanneer er voor de Katho
lieke partij en de kinderen gevaar voor geeste
lijken ondergang bestaat, is zulk een echtver
bintenis krachtens de Goddelijke wet verbo
den." 64) En weigert de Kerk soms ook niet, naar
gelang tijden, omstandigheden en personen dit
eischen, in deze gestrenge voorschriften nu ea
dan dispensatie te verleenen (mits aan het
Goddelijk recht voldaan en door voldoende
waarborgen het gevaar voor geestelijken on
dergang zooveel mogelijk verwijderd zij), het
zal toch maar zelden voorkomen, dat de Ka
tholieke echtgenoot van zulk een huwelijk
niet, althans eenige, schade ondervindt.
Vandaar, dat bij de kinderen niet zelden
een droevige geloofsafval het gevolg is, of ten
minste een spoedig afglijden naar die gering
schatting van het godsdienstige, die zooge
naamde onverschilligheid, welke ongeloof en
ongodsdienstigheid zeer nabij komt. Voeg daar
bij nog, dat die wederkeerige levende zielen
omvorming, die een navolging moet zijn van
wat Wij noemden „een geheim", de geheimzin
nige vereeniging n.l. tusschen Christus en Zijn
Kerk, bij een gemengd huwelijk veel moeilij
ker tot stand komt.
Gemakkelijk immers, zal de meer innige zle-
lengemeeuschap verdwijnen, die, gelijk zij het
teeken en kenmerk is van Christus' Kerk, zoo
ook het teeken, de glorie en het sieraad moet
zijn van de Christelijke echtvereeniging. Want
gewoonlijk zal de band, die de zielen verbindt,
verbroken worden of minstens verslappen, zoo
dra in het allerhoogste, dat de mensch eerbie
digt, n.l. in godsdienstige waarheden en ge
voelens, verschil van opvatting heerscht en
geen overeenstemming van wil aanwezig is.
Hieruit ontstaat het gevaar, dat de liefde
tusschen de echtgenooten verflauwt, en even
zoo de huiselijke vrede en geluk verstoord wor
den, die voornamelijk in eensgezindheid bun
grondslag hebben. Want, zooals reeds vóór
zooveel eeuwen liet oude Romeinsche recht be
paald had „het huwelijk is een verbinding
van man en vrouw, een vereeniging die gansch
het leven omvat, een gemeenschap naar godde
lijk en menschelijk recht." 65)
De echtscheiding.
Wij wezen er U reeds op, Eerbiedwaardige
Broeders, dat dit herstel en deze volmaaktheid
van het huwelijk, door Onzen Verlosser Chris
tus gebracht, echter het meest wordt tegenge
werkt door de met den dag toenemende facili
teiten tot echtscheiding. De propagandisten va
een Nieuw-Heidendom, zijn door een droeve
ondervinding niet wijzer geworden, ja, gaad
zelfs steeds maar door, met den dag heftiger
uit te varen tegen de heilige onontbindbaar
heid van. de echtvereeniging en de wetten die