a
vouwfft
s?
I
V
ft'
*5
KINDERLOOS.
s&i
|si
s,
s
ft;
'ft
'ft
ft
ft
ASCHWOENSDAG.
ROOMPUDDINGEN.
SERVETTEN
- KALENDER VAN D®
WEEK.
N
PARIJSCHE MODE
PRAATJES.
i'j
V
w
DINSDAG 17 FEBRUARI 1931
MODESNUFJE.
mm
CHIPOLATA.
DIPLOMAATPUDDING.
FRANSCHE PUDDING.
ANANASPUDDING.
BAVAROISE AU CAFE.
RECEPTEN
OORSPRONKELIJKE SCHETS.
DE ROOS.
S»
S°7
!Ve
et
"V
IS
,'U
C k
V,
C"
<j«z
'Jti
(v„
S
N
•Ut
s
Wat vliegt de tijd toch snel, zóó is Kerst
mis voorbij, zóó Nieuwjaar, de verschillen
de Heiligen- en Mariadagen, en daar staan
wij al weer voor de II. Vasten. De tijd van
onthouding, boete en gebed.
Wel zijn zij verzwakt de strenge regelen
van den eenmaal zoo geduchten en zwaren
Vastentijd.
De oudsten onzer hooggeachte lezeressen,
zullen zich gemakkelijk herinneren, hoe 30.
35 jaar geleden, de vasten geheel anders was
en de verhalen, ons door onze grootouders
gedaan, over de vasten uit hun tijd: de
zwartdagen, de boterhammetjes met azijn,
olie en peper, een geheele week lang. Wat
waren er toenmaals veel echt- en in-Room-
sche lieden, die in de waarachtige beteeke
nis van rouw en boete, zich alle genot, zelfs
het meest geoorloofde ontzegden, geen goud
noch juweelen droegen, niet rookten noch
snoepten, en veertig dagen lang nooit een
boterhammetje met vleesch gebruikten.
Dit laatste is nog bij vele Katholieken,
die geen vleesch behoeven te derven, toch
zoo ingegroeid, dat zij ook nu in den H.
Vastentijd deze oefening volhouden.
Zijn visch, kaas en andere levensmidde
len, dan zooveel minder smakelijk? Eet men
deze laatste dan met tegenzin?
Weineen, 't is louter een kwestie van
smaak!
Een vischmaaltijd kan menig fijnproever
meer genot schenken, dan wild, gevogelte
of gebraad.
Het gaat hier alleen om den geest van
versterving, onderwerping en gehoorzaam
heid.
Het is niet dat stukje biefstuk of spek,
het is niet de caviaar van den smuller, of
't gedroogde scharretje van den minder met
aardsch goed gezegenden snoeper, neen, het
gaat om den geest, het karakter.
Het is een zwakke navolging van den za
ligmaker, die 40 dagen vastte in de woes
tijn-
Het is een vasten- en onthoudingstijd voor
geschreven door onze Moeder de H. Kerk,
die niet alleen voor het geestelijk maar ook
het lichamelijk wel en wee harer kinderen
waakt.
Immers in het vroege voorjaar, als in de
natuur alles uit diepen slaap ontwaakt, is
het fijnbesnaarde menschelijk gemoed, dik
wijls zoo hoog gespannen.
Dan zijn het niet alleen de snaren van
geest en gemoed, die vaak tot extase voeren.
Neen met de natuur ontwaken vaak de
meest primitieve en natuurlijke driften. Dan
heeft 's menschen hart en ziel, dan hebben
de hartstochten een krachtiger rem van
noode.
En die rem kan niet aangezet in een ziel,
waarvan de kracht verzwakte, door het al
teveel toegeven, aan geoorloofde genoegens
die rem kan niet den klop beheerschen van
het hart, dat altijd her- en derwaarts geslin
gerd door deze of gene impressie, zijn nei
gingen volgt, die rem kan noch overdaad,
noch vitaliteit, noch hartstocht bedwingen
in een lichaam, dat aan iederen smaak,
ieder verlangen, iederen prikkel weet toe
te geven.
Daarom in die dagen van jong opbloeiend,
sprankelend leven, als 't bruist én oplaait
in jonge, onstuimige zielen schrijft de liefde
volle Moeder de H. Kerk, een levenswijze
voor, die zielen adelt, harten verheft, en
lichamen harder en sterker maakt.
En, zooals bijna altijd, geeft die H. Kerk
door uiterlijke kenteekenen te kennen wat
zij haren kinderen gebiedt, of aanbeveelt te
laten en te doen.
Zij, de bezorgdste, de teederste der Moe
ders weet wat voor hare kinderen het
beste is.
Er kunnen omstandigheden zijn, die het
letterlijk ten uitvoer brengen, der vasten-
wetten, onmooglijk maken!
Daar zijn de met zooveel zorg vastgestelde
öispensatie's voor.
Maar niemand onzer ontkomt, of is vrij
van den geest van versterving den geest
van boetedoening.
Het behoeft niet op aller gelaat te liggen
men behoeft er niet mede te koop te loopen,
nog minder hoeveelheden visch- of meel
spijzen te verzwelgen, of geweldig demon
stratief iedere versnapering te weigeren, of
zich noodeloos aan te stellen en er uit te
gaan zien of men verhongert, door onprac-
tisch en ontactisch vasten.
Staat er niet in de H. Schrift: Zalft Uw
aangezicht en wascht uw handen, opdat
men niet aan U zie, DAT GIJ VASTET".
De echte geest van vasten zit niet in een
sneedje brood met zalm of fijne kaas, be
staat niet in 't hautain gebaar „O, nee dank
U wel, ik snoep niet, het is vasten".
Hooggeachte lezeressen, we weten het alle
maal wel, wij huismoeders, wat de ware
geest van boete en versterving is.
Wij weten het practisch gesproken allen
reeds door de herhaalde vraag: wat zullen
we nu weer eten. Alweer dit, alweer dat.
We moeten er den eetlust toch inhouden.
En de een vast wel, en de ander niet
Heusch het is voor ons niet zoo'n gemakke
lijke tijd. En we hebben dikwijls te kampen
met onwil van degenen, die nu eenmaal
reuzen tegenstanders zijn van alle wat visch
en zuivel betreft. Maar we hebben ook de
taak het begrip „vasten en onthouding" bij
al de onzen levendig te houden of in te
prenten. Vooral den jongeren te leeren, zich
vrijwillig ,van lekkers of veroorloofde ge
noegens te onthouden, zich iets te ontzeg
gen, regelmatig en gestaag, en niet te ver
slappen, in de deugd van versterving, die
zij menigmaal bij het begin van de H. Vas
ten betrachten. Dat valt niet mee, veertig
dagen lang, als die lieve kijkers van de jon
geren zoo bedelen, en die kleine poezele
handjes zoo knuffelen en U mede willen
trekken, naar dat heerlijk hoekje, waar moe
der altijd iets heeft wat de tongetjes streelt.
Ook de grooteren zien het zoo gauw niet
in en ze willen niet altijd.
Maar toch houdt voet bij Si.uk, zij heb
ben 't noodig, boog noodig. aie een jaarlijk-
sche kuur tot 'sterking en versterking van
den inwenrligen mensch, tot staling van
hun wil, tot vorming, van een karakter, op
dat, als eenmaal gruote en gewichtige ont
beringen gevraagd worden, zij moedig de
verleiding tot bet geoorloofde of misschien
ongeoorloofde van zich kunnen wijzen.
Want het leven, het groote. onbarmhar
tige leven zal wel ooit grooter onthouding,
zwaarder beproeving opleggen dan een kaal
boterhammetje of een leege bonbonnière
vermag.
Daar moeten wij hen op voorbereiden,
trainen zoo ge wilt en daartoe iij de H. Vas
ten de beste tijd. Meer kerkbezoek, zoo
móoglijk een innig inleven in de II. Myste
riën van Geloof, IIoop en Liefde en Berouw,
die het lijden des Heeren ons zoo overvloedig
schenkt.
Dat alles wil de II. Kerk ons zeggen in
het Kruisje met asch, dat zij ons op Asch-
woensdag op het voorhoofd te^kent.
De asch herinnert ons aan het stof der-
aarde, waaruit wij zijn voortgekomen, waar
toe wij zullen wederkeeren.
Het stof van ons sterfelijk lichaam, dat
zóó oneindig veel lager staat, dan onze on
sterfelijke ziel.
Daarom roept de II. Kerk pns toe, denkt
aan Uwe ziel, werkt aan het heil Uwer ziel.
Gaan wij aldus vol heiligen ijver den vas
tentijd in, arbeidzaam en vol zorgen voor de
ohzen, allen voorgaand en bezielend, tot het
echt beleven van een zaligen vastentijd.
HELLENEN.
TfctÉÉ
Terwijl de meisjes druk met haar school
werk bezig zijn, blijven de moeders niet
werkeloos. Zij denken aan de lente, die
weldra haar intrede doen zal.
Aardige ivollen stoffen voor kindercos
tuumpjes zijn er in overvloed; aan een be
perkte keus is men dus niet gebonden. Een
bijzondere voorkeur voor een bepaalde stol
beslaat er niet. Effen en fantasie sloffen heb
ben evenveel aftrek, al zijn de eerste geklee
der, de laatste eenvoudiger.
Schrijvend over effen stoffen, vestigen we
in 't bijzonder de aandacht op de fijne en
handige wollen jersey, op de gemakkelijk te
verwerken crêpes en toiles de laine, en op
het lichte laken, waarvan zulke elegante
modellen zijn te maken.
Onder de fantasieweefsels nemen voor
kinderen de Schotsche stoffen de eerste
plaats in. Ze hebben smaakvolle tinten, di<'
een alleraangenaamste melange vormen.
Ook hier duikt de jersey wederom op: doch
thans versierd met bayadère strepen en
kleine dessins.
Vervolgens vragen de, een zekere belang
rijkheid behoudende, lichte tweeds om be
langstelling en tenslotte de min of meer
bonte, gespikkelde, geruite, en de met fijne,
diagonalen bewerkte wollen stoffen.
De modellen, welke wij hierboven laten
zien, geven den moeders eenigen indruk van
de meest op den voorgrond tredende model
len.
Het eerste meisje pronkt met een blauw
gespikkelde witte jersey, waarvan het lijfje
met een kort bolérotje en een linnen kraagje
is versierd.
liet costuumpje van het tweede werd
samengesteld vit een rood-en-zwart geruite,
au fond beige, Schotsche stof. Het wordt
geaccentueerd door een zwarten lak cein
tuur en een effen beige jerseyblouse.
De kleinste van de vijf draagt een eenvou
dig doch charmant kleedje van groen laken
met witte groen-geborduurde piqué mouw
omslagen en kraagje. Men lette op, hoe ook
het korte lijfje op de kleeding der jeugd
wordt toegepast.
De kleeding der oudere meisjes gaat meer
op de mode-der-volwassenen lijken. Vandaar,
dat het vierde kind op het lichtblauw ge
ruite rokje een lichte blouse van crêpe
draagt, die ter hoogte van de heup in den
rok verdwijnt.
Eveneens is dit het geval met de deux-
pièces, van roodachtige wollen crêpe ge
maakt en versierd met zwarte garnituren
en met een aardig liggende rij knoopen op
het lijfje. De rok, die tot over de knieën
reikt heeft drie plooien. Deze combinatie is
voor kinderen rond acht jaar zeer aan te be
velen.
B.
Een creatie van het Parijtche mödehuis
Chantal. Een middag-robe van blad-groen.
Op verzoek van één onzer lezeressen, volger
hier eenige recepten van fijne puddingen,
I.
(Voor 5 a. 6 personen.)
A L. room, y2 L. melk, 3 dooiers, 80 gr. sui
ker, 25 A 30 gr. gelatine, 40 gr. geconfijte
oranjesnippers, 60 gr. sultanen, 50 gr. zachte
biscuits, Y- d.L. marasquin, y, stokje vanille.
Bereiding: Zet de gelatine in koud water
te weeken. Laat de melk eenigen tijd met de
vanille op een laag pitje of een puntje van de
kachel brengen en breng haar dan aan den kook
met den room. Roer intussclien de eierdooiers
goed met de suiker en voeg hierbij onder roe
ren, de kokende melk en room. Laat deze
massa, steeds roerende, op het vuur binden,
maar niet koken. Verwijder het vanillestokje.
Voeg er de uitgeknepen gelatine aan toe en als
de massa wat bekoeld Is, de marasquin. Roer
er tenslotte de fijngesneden snippers door en
de sultanen, die even in wat water zijn opge
kookt. Laat den pudding onder af en t»e roeren
om het zakken der gelatine te voorkomen, gelei
achtig worden. Leg ze in een met water omge-1
spoelden puddingvorm, laag om laag met de
biscuits, maar zorg dat deze den vorm nergens
raken, daar ze anders tegen zouden houden bij
het keeren. Ook de eerste en laatste laag mogen
niet uit biscuits bestaan. Presenteer dezen pud
ding zonder saus.
(Voor 5 <t 6 personen.)
A L. room, 'A L. melk, 3 dooiers, 80 gr. sui
ker, 25 a 30 gr. gelatine, 100 gr. geconfijte
vruchten, 50 gr. zachte biscuits, y2 d.L. maras
quin, A stokje vanille.
Bereiding: Roer de eierdooiers flink met de
suiker en voeg daarbij de kokende melk en den
room, waarin eerst het vanillestokje is afge
trokken. Verwijder het stokje en laat de dooiers
even binden, zonder koken. Voeg er van het
vuur af de In koud water geweekte en uitgekne
pen gelatine bij, en, als het water bekoeld is,
de marasquin. Leg den pudding, wanneer hij,
onder af en toe roeren, gelei-achtig is geworden,
laag om laag met de biscuits en de in stukjes
gesneden vruchten, in eën omgespoelden pud
dingvorm.
(Voor 5 6 personen.)
A Ij. room, A L. melk, 3 dooiers, 80 gr. sui
ker, 25 A 30 gr. gelatine, 50 gr. zachte bis
cuits, A potje abrikozenjam, y2 d.L. marasquin,
vanille.
Bereiding: Maak dezen pudding op geheel
dezelfde wijze als den diplomaatpudding. Be
smeer echter de biscuitjes met abrikozenjam,
inplaats van een laagje geconfijte vruchtjes aan
te brengen.
(Voor 6 personen.)
A L. slagroom, 2 eiwitten, 1 blik ananas,
20 gr. gelatine, 1A d.L. ananassap, 130 gr. sui
ker.
Bereiding: Week de gelatine in koud water.
Snijd de ananas in kleine stukje, waarbij zoo
noodig de harde stukjes verwijderd moeten wor
den. Verwarm het ananassap, los er de gelatine
in op, en voeg van het vuur af, de stukjes
ananas toe en de suiker. Laat de massa eenigs-
zins afkoelen en voeg ze, voor ze stijf wordt,
bij het stijfgeslagen eiwit en den stljfgeklopten
room, die bij elkaar zijn gevoegd. Laat de
massa, onder af en toe roeren, gelei-achtig wor
den en doe ze, zoodra de stukjes ananas niet
meer zakken, over in een puddingvorm, die
met ongeklopt eiwit is omgespoeld of met sla
olie is bestreken. Presenteer er wafeltjes of
een droog gebakje bij.
(Voor 6 personen.)
3 d.L. melk, 1 d.L. sterk koffie-extract, 22 gr
gelatine, 2 eieren, 150 gr. suiker, 2 d.L. slag
room.
Bereiding: Kook de melk en giet ze onder
goed roeren bij de eierdooiers, die met de suiker
geroerd zijn. Doe deze vla terug in het pan
netje en laat ze zachtjes binden onder voort
durend roeren. Doe er van het vuur af de
gelatine door, die geweekt is en uitgeknepen,
en het koffie-extract. Laat het wat afkoelen en
voeg het dan bij den stijfgeslagen ro-im en de
stijfgeslagen eiwitten. Vul hiermee een pud
dingvorm, die met sla-olie is ingewreven of
met ongeklopt eiwit Is omgespoeld, als de pud
ding stijf begint te worden. Presenteer er een
droog gebakje bij.
M. M.
BLOEMKOOL MET GARNALENSAUS
1 mooie bloemkool, kokend water, zout, een
weinig peper, A L, melk, 35 gram bloem, 45
gram boter, 100 gram garnalen, 1 eierdooier.
De bloemkool goed schoonmaken en in zijn
geheel laten en een half uur in water en zout
laten liggen, om rupsen en andere diertjes er
uit te verwijderen.
Ze daarna opzetten met zooveel water en
zout tot ze onderstaat en gaar laten koken
A a uur tot men gemakkelijk met een vork
in de stronk kan prikken.
Intusschem de saus maken door de boter in
een pannetje te smelten, daarbij de bloem te
voegen en langzaam de melk. De saus roerende
5 a 10 minuten koken, ze voorzichtig van het
vuur nemen, de geklopte eierdooier toevoegen,
een weinig zout en peper en de goed gewasschen
garnalen.
De gaargekookte bloemkool in een verwarmde
schaal doen, de saus er over gieten.
VERMICELLITAART
200 gram vermicelli wordt 10 minuten in
koudwater geweekt, dan wordt ze goed afge
spoeld en mot 1 L. melk, wat zout en een
citroenschilletje tot e9n stijve pap gekookt. Nu
wordt 100 gr., boter zacht geroerd en hierbij
wordt eerst een heel ei en vervolgens 2 dooiers
geroerd, waarna er nog bijgevoegd wordt 125
gram suiker, 50 gram gepelde amandelen en
bij kleine partjes tegelijk de vermicellipap
(waaruit de citroenschil genomen Is). Vervol
gens worden de twee overgebleven stijfge
klopte eiwitten er luchtig doorgeroerd en wordt
het mengsel in een met boter besmeerden en
met paneermeel bestrooiden vorm geplaatst.
De taart wordt in een warmen oven goud
bruin en gaar gebakken en na bekoeling uit
den vorm genomen en met poedersuiker be-
strooid.
Ach als twee groote grijnzende en toch doode
oogen, zien die twee O's u aan waar ge dit
woord ergens mocht lezen.
Kinderloos, gij, lezeressen, die rijk of minder
rijk met kinderen gezegend zijt, weet ge wel
wat het zeggen wil, jong, gehuwd, met een
hart vol liefde en goeden wil, een huwelijk
naar Gods wetten en toch kinderloos?
O, 't is zulk een wreed, zulk een hard woord,
't Is als een vonnis, een vlijmend zwaard, dat
hart en ziele wondt.
En toch ze zijn er, de huwelijken met zoo
veel enthousiasme gesloten, waar zulke groote
verwachtingen van gekoesterd worden en....
kinderloos blijven.
Wat waren ze jong en vroolijk, het huwelijk
ingedarteld, Joan en Peter. Ze hadden de
groote handeling terdege beseft, het gewichtig
verbond aan Gods altaar gesloten, maar ze
waren nog zoo jong, en alles lachte hen tegen;
gezondheid, een snoezig home, alles, alles
werkte mede, en de dagen regen zich aaneen,
als purperen koralen aan gouden snoeren.
Ze dachten niet verder, ze waren nog niet
zoo levenswijs, en ze volgden hun liefde en'
impulsies en lieten de rest aan de toekomst
over.
Het ging zoo goed dat huwelijk, ze gingen
in elkander op, en nooit vond hij thuiskomende
eenverlaten huisje, nooit miste zij op het
juiste uur den groet van hem, die na een dag
van werken naar huis snelde om daar geluk,
teederheid en warmte te vinden.
Ze was eenigst kind, hij jongste nakomertje
van een groot gezin en veel baby's of kleine
kinderen telde de familie niet.
Er werd niet veel over gedacht, noch gespro
ken, dat hing allemaal zoo vaag in. het ver
schiet.
De tijden vervloden. Joan en Peter gingen
her- en derwaarts, speelden met de uren, de
zonnige dagen van het geluk.
Toen op eenmaal, eén verre nicht een hahy
gekregen had en 't gebruikelijk bezoek door
Joan moest gebracht.
Toen ze na de hartelijke gelukwenschen, de
eerstgeborene mocht aanschouwen, en 't lieve
fijne popje even belangstellend in de armen
hield, ontwaakte op eenmaal in haar het be
wustzijn: „Ook, ik kan een kindje krijgen".
En heel haar hart sprong op van vreugde.
Ach de huishoudelijke, zorgen en alles van
't nieuwe leven had de gedachte aan kindertjes,
zoo zeer verwaasd en verdoezeld.
Maar nu ineens was het haar duidelijk, de
mooglijkheid, en een blos kleurde haar wan
gen, haar oogen straalden, innig drukte zij het
wichtje aan het hart, om het dan met tril
lende vingers in het donzig wiegje te vlijen.
Toen dien avond voor het eerst sprak ze
schuchter over de gedachte, die haar was bij
gebleven, en niet meer losgelaten had.
Peter gelukkig, lachte en stoeide met zijn
klein „kwakertje", zooals hij haar schertsend
noemde, en de uren vloden in zoete gedroom.
De dagen kwamen en gingen en inniger en
grooter werd Joan's belangstelling voor al wat
klein, hulpeloos en teer, al wat des baby's was.
En ze hoopte 't zoo, ze verlangde het zoo,
dat het jonge voorjaar ook haar de vervulling
der beloften zou brengen.
Helaas, de dagen werden weken, de weken
maanden, en nog altijd hieven Joan's oogen,
droomen en staren ln onbereikbare verten.
Het duurde lang, vrij lang, meenden vrien
den en familie en, terwijl Joan en Peter zich
niets bewust waren, begon het gefluister, het
geintrigeer.
Onbevangen, beantwoordde het jong vrouwke
alle belangstellende, soms, naar zij meende,
wel wat al te vrijpostige vragen.
Daar waren de, het zoo goed meenende, toch
niet tactvolle familieleden die eens informeer
den, daar waren kennissen en zoogenaamde
vriendinnen, die niet begrepen....
Langzaam, langzaam trok de nevel van al
te drukkende belangstelling samen en Joan's
lach klonk niet meer zoo helder, Peter's op
timisme verslapte, ze begonnen zelf te denken,
te piekeren te.... vreezen..,.
Bidden, bidden, deden ze zoo Innig en ze
hadden elkander zoo Hef en Joan verzweeg
de onkiesohe vragen haar gedaan, en Peter
sprak niet meer van de vreugde zijner zaken
vrienden, wanneer de een of ander vader ge
worden, trots en blijde zulks vertelde.
Er kwam een schaduw over het zonnig huls-
je, een schaduw, d^ bloemen noch vogels, die
geen Griffonnetje verdrijven konden.
Want dAt hadden ze zich aangeschaft, een
hondje, omdat de stilte vaak al te drukkend
was, en geen nieuw leven die verstoren kwam.
Langzaam, langzaam aan spraken de nieuws
gierigen duidelijker, ze ergerden zich: die fijn
gevoelige lieden, twee, drie jaar getrouwd, en
geen kinderen, wat een leventje, nou, nou.
Ze zijn knap hoor en beleedigende insunia-
ties waren soms onder zoogenaamde scherts
verborgen.
Joan weende in stilte. O, niet alleen om zich
zelf en haar genie, ach ze was nog teveel kind,
ze had een eenzame jeugd gehad, broertjes
noch zusjes, ze ontbeerde ze niet.
Ze kende zelfs niet de groote weelde, de
vreugde, die zoo'n jong wezentje met zich
brengt.
Maar ze leed om Peter, om haar man.
Want een man is een man overwoog ze, als
alle andere mannen en ze wist, dat Peter ook
verdriet had en verzweeg.
Soms werd 't haar te zwaar, en ze zuchtte
naar Maria, de troosteres der bedroefden en
ze bad uit 't diepste harer ziel.
Ze weende, ze smeekte, ze had, en droeg
thuis haar leed met een lachend gezichtje.
Ze ging om raad waar ze te vinden was.
„Geduld, geduld" en anders niet, zegden zij,
die t toch weten konden. Joan werd menschen-
schuw, ze maakte een omweg, als ze familie,
vrienden zag naderen, stralende jonge moeders.
Ze schaamde zich voor haar gemis, want ook
wat venijnige, jaloersche tongen beweerden,
drong tot haar door.
O, als ze 't toch eens wilden beseffen, die
bemoeial's, die valsche tongen, hoeveel smart,
hoeveel Intens ziele leed en hartepijn ze dien
jongen ontvankelijken vrouwenzieltjes toebren
gen.
„Kinderloos". Het woord brandde Joan in de
ziel, en angstig zocht en spiedde ze in Peter's
gelaat, of ook hij twijfelde, vreesde en mis
schien verweet.
Begrijpt het wel, gij allen, die ooit met zulke
jonge wezentjes in aanraking komt!
Laat dit schetsje een pleidooi zijn om het
fijne gevoel der jonggehuwden te'sparen.
Vraag niet, vorsch niet, maak geen toespelin
gen!
Niets is soo fragiel, zoo broos, zoo ongenaak
baar als dat wat jonge vrouwjes beheerscht in
haar prilste huwelijksleven.
Willen ze u haar vertrouwen geven, aan
vaardt 't als een groote gunst, een blijk van
hoogste vriendschap, maarIk bid u laat ze
met vrede, dring niet aan, houd u geheel af
zijdig.
Fijnbesnaarde menschen doen dat vanzelf,
maar er zijn er velen, legio, velen, die in dit
opzioht zoo zeer misdoen.
En 't wekt misgenoegen, afkeer, ja afschuw,
bij de jonge aanstaande moederkes.
Eindelijk, eindelijk kwam de ure van ver
bijsterende vreugde, dat Joan, het overweldi
gend feit aan haar Peter kon toefluisteren.
Peter, die hun gemis in stilte als een blaam
gedragen had, Peter, die niets liever wenschte
dan zich zeiven en Joan te zien herleven. Peter
die zijn geluk niet gelooven kon.
En, toen Joan met gloeiende wangen en
aarzelend stemmetje, het onverwachte, het
meest wonderbaarlijke beleed, toen drukte hij
haar in vervoering van liefde aan z'n hart.
Vrouwtje. Joan. Peter.
Joan verbleekte en gleed uit zijn armen.
Peter verschrikte, Joan, lieve Joan, wat
is er.
Doch ze lachte hem teeder toe, Peter, 't is
't geluk, 't geluk niet langer kinderloos te zijn.
En, toen de tijd waar was, straalde van het
bleeke, teere gezichtje der jonge moeder de
blijdschap, de vreugde, om de vereering van
den vader voor het jonge wichtje, het kleinood
van hem en haar, de bloesem hunner liefde.
Joan en Peter waren niet langer kinderloos.
En diep in hun harte blijft altijd een innig,
teeder begrijpen, een sympathiek medeleven,
met hen, die als zij de kwelling, de wreedheid
van het bitter woord „kinderloos" moeten dul
den en dragen.
Moge deze schets geschreven zijn als een
pleidooi, misschien een openbaring voor velen,
die ooit in hun onmiddellijke nabijheid, der
gelijke stille drama's aanschouwen.
Zwijg en moei er u niet mede. Gedenkt de
bede van den dichter welke zegt:
„O rühre, rühre nicht daran
vorwahr, es 1st nicht wohl getan."
HELLENEN.
vief'
Ook voor deze wijze van vouwen is ee ^gjut
kant servet, een eerste vereischte. MeD
met de hoeken naar het middelpunt te t ^.^jj
zoodat weer een vierkant ontstaat. (jeZelfd®
ontstane punten worden ook weer op t
wijze naar binnen gevouwen, en daal b®1
dit nog eens herhaald. Vervolgens ae,
werk omgedraaid en worden de hoelteu
nu naar boven gekeerde zijde ook 2 zjch
het midden omgevouwen. De punten,
bevinden onder het midden van de zü
fig. 2, worden uitgetrokken, waardoor o
tig. 3. Nadat van deze fig. de punten,
onder A, B. C, en D. bevinden, ®ru' i
zijn en naar boven omgetrokken, wor e
.k u j
!>0fc
J2-00
s.:
.Vfl
h i
enkele punten onder de hoeken naar
buite0
legd, waardoor het eindfiguur is ver
kreS®11'
M.
17 FEBRUARI 1931
d«f
Bescheidenheid is schoonheid, ee^oa;Bd«
schoonste deugden van waarlijk hoog'
vrouwen.
Zij is haar grootste verweer tegen
en amdere zwakheden.
18 FEBRUARI 1931
Gehuichelde bescheidenheid Is een def
foeilijksite leugens.
vet*
19 FEBRUARI 1931
Waaldijk bescheiden menschen hebbe0^^
voorrecht niet altijd in het oog te loop©D'
beeft men hen eenmaal opgemerkt, ziet i
een ze gaarne en laat ze noode heengaan-
20 FEBRUARI 1931
D bescheidenheid is
ziel, wat de schaduwen zijn
eenar schilderij, zij geeft relief en kracht'
voot de enfl
voor de
bn
jW i
2Vi'
21 FEBRUARI 1931
De bescheidenheid is geen innerlijk vei1""',^
deugd, die den mensch In eigen oogen verh' .g,
zooals d bovennatuurlijke deugr van vfA
heid. tii-
De mensch denkt van nature zeer hoog
zonder van .zich zelve, doch zijne beeobej"
heidheid waakt dat niemand daaronder 1»
22 FEBRUARI 1931
De bescheidenheid is een bijzonder W1 lje.
dage deugd, die d.e oogen van den mens011
beerscht, zijn houding en spreken onder
dwang houdt, opdat hij anderen noch doof
teuten of kunnen overbluffen zal.
23 FEBRUARI 1931
Bijna alle groot© zielen kennen de besdh01
beid, daar zij beseffen, dat er altijd nog
tere, nog subliem er talenten dan bet
te vinden zijn, talenten en geniën d'ie zij
verre willen volgen.
Uit het Italiaansch van Leo
PARIJS, 10 Februari
1931-
De plotselinge voorliefde voor de aar
wollen Schotsche stoffen, die zich bij
nadering van het nieuwe seizoen afteek
biedt een mooie gelegenheid tot het
stellen van een van die practische en jeU®
kleedende petits-tailleurs, die bij het
van het lente-seizoen altijd erg in trek 1 j
Indien men vreest, dat een costuum,
van Schotsche stof uitgevoerd, te gau^?
gaan vervelen, kan men het
gemakkelijk uit twee genres
wol kiezen met contrasteeren-
de effecten. Daardoor ver
krijgt men bij 'n goede keuze
altijd een aardig geheel, ter
wijl men ook gelegenheid
heeft om nog een ouden rok
te gebruiken.
Ook bij het hiernaast weer
gegeven model heeft men van
twee soorten wol gebruik ge
maakt. Voor het jaquette
heeft men een schotsche stof
gekozen met bruine dessins,
bijna onmerkbaar gemengd
met groen, op een heel licht
beige fond. Deze laatste
nuance heeft men eveneens
voor den rok genomen; deze
is heel eenvoudig, alleen met
piqués-plooien gegarneerd.
Voor den col en de revers
van het jaquette heeft men
dezelfde effen stof van den
rok gebruikt, waardoor een
zeer harmonieus geheel ver
kregen Is. Verder valt te
wijzen op de ruime zakken,
die op het jaquette zijn aan
gebracht en die alle gelegen-
beid bieden om het handtaschje tb" ^et
laten. Boven de zakken is de rui®te
enkele plooitjes ingenomen en daardoo
taille even aangegeven. ee$
Bij deze tailleurs draagt men graa(|Uph®
petite blouse van dentelle-de-laine,
jersey,, die in kleur met een van <1®
van het costuum harmonieert. Deze ."CV
blijven heel sober en vallen gewoonlijk
rok. Alleen de meer elegante middaS'b
schijnt men liever over den rak te lat®?
i
«14
56;
*111
blei