a vouwfft s? I V ft' *5 KINDERLOOS. s&i |si s, s ft; 'ft 'ft ft ft ASCHWOENSDAG. ROOMPUDDINGEN. SERVETTEN - KALENDER VAN D® WEEK. N PARIJSCHE MODE PRAATJES. i'j V w DINSDAG 17 FEBRUARI 1931 MODESNUFJE. mm CHIPOLATA. DIPLOMAATPUDDING. FRANSCHE PUDDING. ANANASPUDDING. BAVAROISE AU CAFE. RECEPTEN OORSPRONKELIJKE SCHETS. DE ROOS. S» S°7 !Ve et "V IS ,'U C k V, C" <j«z 'Jti (v„ S N •Ut s Wat vliegt de tijd toch snel, zóó is Kerst mis voorbij, zóó Nieuwjaar, de verschillen de Heiligen- en Mariadagen, en daar staan wij al weer voor de II. Vasten. De tijd van onthouding, boete en gebed. Wel zijn zij verzwakt de strenge regelen van den eenmaal zoo geduchten en zwaren Vastentijd. De oudsten onzer hooggeachte lezeressen, zullen zich gemakkelijk herinneren, hoe 30. 35 jaar geleden, de vasten geheel anders was en de verhalen, ons door onze grootouders gedaan, over de vasten uit hun tijd: de zwartdagen, de boterhammetjes met azijn, olie en peper, een geheele week lang. Wat waren er toenmaals veel echt- en in-Room- sche lieden, die in de waarachtige beteeke nis van rouw en boete, zich alle genot, zelfs het meest geoorloofde ontzegden, geen goud noch juweelen droegen, niet rookten noch snoepten, en veertig dagen lang nooit een boterhammetje met vleesch gebruikten. Dit laatste is nog bij vele Katholieken, die geen vleesch behoeven te derven, toch zoo ingegroeid, dat zij ook nu in den H. Vastentijd deze oefening volhouden. Zijn visch, kaas en andere levensmidde len, dan zooveel minder smakelijk? Eet men deze laatste dan met tegenzin? Weineen, 't is louter een kwestie van smaak! Een vischmaaltijd kan menig fijnproever meer genot schenken, dan wild, gevogelte of gebraad. Het gaat hier alleen om den geest van versterving, onderwerping en gehoorzaam heid. Het is niet dat stukje biefstuk of spek, het is niet de caviaar van den smuller, of 't gedroogde scharretje van den minder met aardsch goed gezegenden snoeper, neen, het gaat om den geest, het karakter. Het is een zwakke navolging van den za ligmaker, die 40 dagen vastte in de woes tijn- Het is een vasten- en onthoudingstijd voor geschreven door onze Moeder de H. Kerk, die niet alleen voor het geestelijk maar ook het lichamelijk wel en wee harer kinderen waakt. Immers in het vroege voorjaar, als in de natuur alles uit diepen slaap ontwaakt, is het fijnbesnaarde menschelijk gemoed, dik wijls zoo hoog gespannen. Dan zijn het niet alleen de snaren van geest en gemoed, die vaak tot extase voeren. Neen met de natuur ontwaken vaak de meest primitieve en natuurlijke driften. Dan heeft 's menschen hart en ziel, dan hebben de hartstochten een krachtiger rem van noode. En die rem kan niet aangezet in een ziel, waarvan de kracht verzwakte, door het al teveel toegeven, aan geoorloofde genoegens die rem kan niet den klop beheerschen van het hart, dat altijd her- en derwaarts geslin gerd door deze of gene impressie, zijn nei gingen volgt, die rem kan noch overdaad, noch vitaliteit, noch hartstocht bedwingen in een lichaam, dat aan iederen smaak, ieder verlangen, iederen prikkel weet toe te geven. Daarom in die dagen van jong opbloeiend, sprankelend leven, als 't bruist én oplaait in jonge, onstuimige zielen schrijft de liefde volle Moeder de H. Kerk, een levenswijze voor, die zielen adelt, harten verheft, en lichamen harder en sterker maakt. En, zooals bijna altijd, geeft die H. Kerk door uiterlijke kenteekenen te kennen wat zij haren kinderen gebiedt, of aanbeveelt te laten en te doen. Zij, de bezorgdste, de teederste der Moe ders weet wat voor hare kinderen het beste is. Er kunnen omstandigheden zijn, die het letterlijk ten uitvoer brengen, der vasten- wetten, onmooglijk maken! Daar zijn de met zooveel zorg vastgestelde öispensatie's voor. Maar niemand onzer ontkomt, of is vrij van den geest van versterving den geest van boetedoening. Het behoeft niet op aller gelaat te liggen men behoeft er niet mede te koop te loopen, nog minder hoeveelheden visch- of meel spijzen te verzwelgen, of geweldig demon stratief iedere versnapering te weigeren, of zich noodeloos aan te stellen en er uit te gaan zien of men verhongert, door onprac- tisch en ontactisch vasten. Staat er niet in de H. Schrift: Zalft Uw aangezicht en wascht uw handen, opdat men niet aan U zie, DAT GIJ VASTET". De echte geest van vasten zit niet in een sneedje brood met zalm of fijne kaas, be staat niet in 't hautain gebaar „O, nee dank U wel, ik snoep niet, het is vasten". Hooggeachte lezeressen, we weten het alle maal wel, wij huismoeders, wat de ware geest van boete en versterving is. Wij weten het practisch gesproken allen reeds door de herhaalde vraag: wat zullen we nu weer eten. Alweer dit, alweer dat. We moeten er den eetlust toch inhouden. En de een vast wel, en de ander niet Heusch het is voor ons niet zoo'n gemakke lijke tijd. En we hebben dikwijls te kampen met onwil van degenen, die nu eenmaal reuzen tegenstanders zijn van alle wat visch en zuivel betreft. Maar we hebben ook de taak het begrip „vasten en onthouding" bij al de onzen levendig te houden of in te prenten. Vooral den jongeren te leeren, zich vrijwillig ,van lekkers of veroorloofde ge noegens te onthouden, zich iets te ontzeg gen, regelmatig en gestaag, en niet te ver slappen, in de deugd van versterving, die zij menigmaal bij het begin van de H. Vas ten betrachten. Dat valt niet mee, veertig dagen lang, als die lieve kijkers van de jon geren zoo bedelen, en die kleine poezele handjes zoo knuffelen en U mede willen trekken, naar dat heerlijk hoekje, waar moe der altijd iets heeft wat de tongetjes streelt. Ook de grooteren zien het zoo gauw niet in en ze willen niet altijd. Maar toch houdt voet bij Si.uk, zij heb ben 't noodig, boog noodig. aie een jaarlijk- sche kuur tot 'sterking en versterking van den inwenrligen mensch, tot staling van hun wil, tot vorming, van een karakter, op dat, als eenmaal gruote en gewichtige ont beringen gevraagd worden, zij moedig de verleiding tot bet geoorloofde of misschien ongeoorloofde van zich kunnen wijzen. Want het leven, het groote. onbarmhar tige leven zal wel ooit grooter onthouding, zwaarder beproeving opleggen dan een kaal boterhammetje of een leege bonbonnière vermag. Daar moeten wij hen op voorbereiden, trainen zoo ge wilt en daartoe iij de H. Vas ten de beste tijd. Meer kerkbezoek, zoo móoglijk een innig inleven in de II. Myste riën van Geloof, IIoop en Liefde en Berouw, die het lijden des Heeren ons zoo overvloedig schenkt. Dat alles wil de II. Kerk ons zeggen in het Kruisje met asch, dat zij ons op Asch- woensdag op het voorhoofd te^kent. De asch herinnert ons aan het stof der- aarde, waaruit wij zijn voortgekomen, waar toe wij zullen wederkeeren. Het stof van ons sterfelijk lichaam, dat zóó oneindig veel lager staat, dan onze on sterfelijke ziel. Daarom roept de II. Kerk pns toe, denkt aan Uwe ziel, werkt aan het heil Uwer ziel. Gaan wij aldus vol heiligen ijver den vas tentijd in, arbeidzaam en vol zorgen voor de ohzen, allen voorgaand en bezielend, tot het echt beleven van een zaligen vastentijd. HELLENEN. TfctÉÉ Terwijl de meisjes druk met haar school werk bezig zijn, blijven de moeders niet werkeloos. Zij denken aan de lente, die weldra haar intrede doen zal. Aardige ivollen stoffen voor kindercos tuumpjes zijn er in overvloed; aan een be perkte keus is men dus niet gebonden. Een bijzondere voorkeur voor een bepaalde stol beslaat er niet. Effen en fantasie sloffen heb ben evenveel aftrek, al zijn de eerste geklee der, de laatste eenvoudiger. Schrijvend over effen stoffen, vestigen we in 't bijzonder de aandacht op de fijne en handige wollen jersey, op de gemakkelijk te verwerken crêpes en toiles de laine, en op het lichte laken, waarvan zulke elegante modellen zijn te maken. Onder de fantasieweefsels nemen voor kinderen de Schotsche stoffen de eerste plaats in. Ze hebben smaakvolle tinten, di<' een alleraangenaamste melange vormen. Ook hier duikt de jersey wederom op: doch thans versierd met bayadère strepen en kleine dessins. Vervolgens vragen de, een zekere belang rijkheid behoudende, lichte tweeds om be langstelling en tenslotte de min of meer bonte, gespikkelde, geruite, en de met fijne, diagonalen bewerkte wollen stoffen. De modellen, welke wij hierboven laten zien, geven den moeders eenigen indruk van de meest op den voorgrond tredende model len. Het eerste meisje pronkt met een blauw gespikkelde witte jersey, waarvan het lijfje met een kort bolérotje en een linnen kraagje is versierd. liet costuumpje van het tweede werd samengesteld vit een rood-en-zwart geruite, au fond beige, Schotsche stof. Het wordt geaccentueerd door een zwarten lak cein tuur en een effen beige jerseyblouse. De kleinste van de vijf draagt een eenvou dig doch charmant kleedje van groen laken met witte groen-geborduurde piqué mouw omslagen en kraagje. Men lette op, hoe ook het korte lijfje op de kleeding der jeugd wordt toegepast. De kleeding der oudere meisjes gaat meer op de mode-der-volwassenen lijken. Vandaar, dat het vierde kind op het lichtblauw ge ruite rokje een lichte blouse van crêpe draagt, die ter hoogte van de heup in den rok verdwijnt. Eveneens is dit het geval met de deux- pièces, van roodachtige wollen crêpe ge maakt en versierd met zwarte garnituren en met een aardig liggende rij knoopen op het lijfje. De rok, die tot over de knieën reikt heeft drie plooien. Deze combinatie is voor kinderen rond acht jaar zeer aan te be velen. B. Een creatie van het Parijtche mödehuis Chantal. Een middag-robe van blad-groen. Op verzoek van één onzer lezeressen, volger hier eenige recepten van fijne puddingen, I. (Voor 5 a. 6 personen.) A L. room, y2 L. melk, 3 dooiers, 80 gr. sui ker, 25 A 30 gr. gelatine, 40 gr. geconfijte oranjesnippers, 60 gr. sultanen, 50 gr. zachte biscuits, Y- d.L. marasquin, y, stokje vanille. Bereiding: Zet de gelatine in koud water te weeken. Laat de melk eenigen tijd met de vanille op een laag pitje of een puntje van de kachel brengen en breng haar dan aan den kook met den room. Roer intussclien de eierdooiers goed met de suiker en voeg hierbij onder roe ren, de kokende melk en room. Laat deze massa, steeds roerende, op het vuur binden, maar niet koken. Verwijder het vanillestokje. Voeg er de uitgeknepen gelatine aan toe en als de massa wat bekoeld Is, de marasquin. Roer er tenslotte de fijngesneden snippers door en de sultanen, die even in wat water zijn opge kookt. Laat den pudding onder af en t»e roeren om het zakken der gelatine te voorkomen, gelei achtig worden. Leg ze in een met water omge-1 spoelden puddingvorm, laag om laag met de biscuits, maar zorg dat deze den vorm nergens raken, daar ze anders tegen zouden houden bij het keeren. Ook de eerste en laatste laag mogen niet uit biscuits bestaan. Presenteer dezen pud ding zonder saus. (Voor 5 <t 6 personen.) A L. room, 'A L. melk, 3 dooiers, 80 gr. sui ker, 25 a 30 gr. gelatine, 100 gr. geconfijte vruchten, 50 gr. zachte biscuits, y2 d.L. maras quin, A stokje vanille. Bereiding: Roer de eierdooiers flink met de suiker en voeg daarbij de kokende melk en den room, waarin eerst het vanillestokje is afge trokken. Verwijder het stokje en laat de dooiers even binden, zonder koken. Voeg er van het vuur af de In koud water geweekte en uitgekne pen gelatine bij, en, als het water bekoeld is, de marasquin. Leg den pudding, wanneer hij, onder af en toe roeren, gelei-achtig is geworden, laag om laag met de biscuits en de in stukjes gesneden vruchten, in eën omgespoelden pud dingvorm. (Voor 5 6 personen.) A Ij. room, A L. melk, 3 dooiers, 80 gr. sui ker, 25 A 30 gr. gelatine, 50 gr. zachte bis cuits, A potje abrikozenjam, y2 d.L. marasquin, vanille. Bereiding: Maak dezen pudding op geheel dezelfde wijze als den diplomaatpudding. Be smeer echter de biscuitjes met abrikozenjam, inplaats van een laagje geconfijte vruchtjes aan te brengen. (Voor 6 personen.) A L. slagroom, 2 eiwitten, 1 blik ananas, 20 gr. gelatine, 1A d.L. ananassap, 130 gr. sui ker. Bereiding: Week de gelatine in koud water. Snijd de ananas in kleine stukje, waarbij zoo noodig de harde stukjes verwijderd moeten wor den. Verwarm het ananassap, los er de gelatine in op, en voeg van het vuur af, de stukjes ananas toe en de suiker. Laat de massa eenigs- zins afkoelen en voeg ze, voor ze stijf wordt, bij het stijfgeslagen eiwit en den stljfgeklopten room, die bij elkaar zijn gevoegd. Laat de massa, onder af en toe roeren, gelei-achtig wor den en doe ze, zoodra de stukjes ananas niet meer zakken, over in een puddingvorm, die met ongeklopt eiwit is omgespoeld of met sla olie is bestreken. Presenteer er wafeltjes of een droog gebakje bij. (Voor 6 personen.) 3 d.L. melk, 1 d.L. sterk koffie-extract, 22 gr gelatine, 2 eieren, 150 gr. suiker, 2 d.L. slag room. Bereiding: Kook de melk en giet ze onder goed roeren bij de eierdooiers, die met de suiker geroerd zijn. Doe deze vla terug in het pan netje en laat ze zachtjes binden onder voort durend roeren. Doe er van het vuur af de gelatine door, die geweekt is en uitgeknepen, en het koffie-extract. Laat het wat afkoelen en voeg het dan bij den stijfgeslagen ro-im en de stijfgeslagen eiwitten. Vul hiermee een pud dingvorm, die met sla-olie is ingewreven of met ongeklopt eiwit Is omgespoeld, als de pud ding stijf begint te worden. Presenteer er een droog gebakje bij. M. M. BLOEMKOOL MET GARNALENSAUS 1 mooie bloemkool, kokend water, zout, een weinig peper, A L, melk, 35 gram bloem, 45 gram boter, 100 gram garnalen, 1 eierdooier. De bloemkool goed schoonmaken en in zijn geheel laten en een half uur in water en zout laten liggen, om rupsen en andere diertjes er uit te verwijderen. Ze daarna opzetten met zooveel water en zout tot ze onderstaat en gaar laten koken A a uur tot men gemakkelijk met een vork in de stronk kan prikken. Intusschem de saus maken door de boter in een pannetje te smelten, daarbij de bloem te voegen en langzaam de melk. De saus roerende 5 a 10 minuten koken, ze voorzichtig van het vuur nemen, de geklopte eierdooier toevoegen, een weinig zout en peper en de goed gewasschen garnalen. De gaargekookte bloemkool in een verwarmde schaal doen, de saus er over gieten. VERMICELLITAART 200 gram vermicelli wordt 10 minuten in koudwater geweekt, dan wordt ze goed afge spoeld en mot 1 L. melk, wat zout en een citroenschilletje tot e9n stijve pap gekookt. Nu wordt 100 gr., boter zacht geroerd en hierbij wordt eerst een heel ei en vervolgens 2 dooiers geroerd, waarna er nog bijgevoegd wordt 125 gram suiker, 50 gram gepelde amandelen en bij kleine partjes tegelijk de vermicellipap (waaruit de citroenschil genomen Is). Vervol gens worden de twee overgebleven stijfge klopte eiwitten er luchtig doorgeroerd en wordt het mengsel in een met boter besmeerden en met paneermeel bestrooiden vorm geplaatst. De taart wordt in een warmen oven goud bruin en gaar gebakken en na bekoeling uit den vorm genomen en met poedersuiker be- strooid. Ach als twee groote grijnzende en toch doode oogen, zien die twee O's u aan waar ge dit woord ergens mocht lezen. Kinderloos, gij, lezeressen, die rijk of minder rijk met kinderen gezegend zijt, weet ge wel wat het zeggen wil, jong, gehuwd, met een hart vol liefde en goeden wil, een huwelijk naar Gods wetten en toch kinderloos? O, 't is zulk een wreed, zulk een hard woord, 't Is als een vonnis, een vlijmend zwaard, dat hart en ziele wondt. En toch ze zijn er, de huwelijken met zoo veel enthousiasme gesloten, waar zulke groote verwachtingen van gekoesterd worden en.... kinderloos blijven. Wat waren ze jong en vroolijk, het huwelijk ingedarteld, Joan en Peter. Ze hadden de groote handeling terdege beseft, het gewichtig verbond aan Gods altaar gesloten, maar ze waren nog zoo jong, en alles lachte hen tegen; gezondheid, een snoezig home, alles, alles werkte mede, en de dagen regen zich aaneen, als purperen koralen aan gouden snoeren. Ze dachten niet verder, ze waren nog niet zoo levenswijs, en ze volgden hun liefde en' impulsies en lieten de rest aan de toekomst over. Het ging zoo goed dat huwelijk, ze gingen in elkander op, en nooit vond hij thuiskomende eenverlaten huisje, nooit miste zij op het juiste uur den groet van hem, die na een dag van werken naar huis snelde om daar geluk, teederheid en warmte te vinden. Ze was eenigst kind, hij jongste nakomertje van een groot gezin en veel baby's of kleine kinderen telde de familie niet. Er werd niet veel over gedacht, noch gespro ken, dat hing allemaal zoo vaag in. het ver schiet. De tijden vervloden. Joan en Peter gingen her- en derwaarts, speelden met de uren, de zonnige dagen van het geluk. Toen op eenmaal, eén verre nicht een hahy gekregen had en 't gebruikelijk bezoek door Joan moest gebracht. Toen ze na de hartelijke gelukwenschen, de eerstgeborene mocht aanschouwen, en 't lieve fijne popje even belangstellend in de armen hield, ontwaakte op eenmaal in haar het be wustzijn: „Ook, ik kan een kindje krijgen". En heel haar hart sprong op van vreugde. Ach de huishoudelijke, zorgen en alles van 't nieuwe leven had de gedachte aan kindertjes, zoo zeer verwaasd en verdoezeld. Maar nu ineens was het haar duidelijk, de mooglijkheid, en een blos kleurde haar wan gen, haar oogen straalden, innig drukte zij het wichtje aan het hart, om het dan met tril lende vingers in het donzig wiegje te vlijen. Toen dien avond voor het eerst sprak ze schuchter over de gedachte, die haar was bij gebleven, en niet meer losgelaten had. Peter gelukkig, lachte en stoeide met zijn klein „kwakertje", zooals hij haar schertsend noemde, en de uren vloden in zoete gedroom. De dagen kwamen en gingen en inniger en grooter werd Joan's belangstelling voor al wat klein, hulpeloos en teer, al wat des baby's was. En ze hoopte 't zoo, ze verlangde het zoo, dat het jonge voorjaar ook haar de vervulling der beloften zou brengen. Helaas, de dagen werden weken, de weken maanden, en nog altijd hieven Joan's oogen, droomen en staren ln onbereikbare verten. Het duurde lang, vrij lang, meenden vrien den en familie en, terwijl Joan en Peter zich niets bewust waren, begon het gefluister, het geintrigeer. Onbevangen, beantwoordde het jong vrouwke alle belangstellende, soms, naar zij meende, wel wat al te vrijpostige vragen. Daar waren de, het zoo goed meenende, toch niet tactvolle familieleden die eens informeer den, daar waren kennissen en zoogenaamde vriendinnen, die niet begrepen.... Langzaam, langzaam trok de nevel van al te drukkende belangstelling samen en Joan's lach klonk niet meer zoo helder, Peter's op timisme verslapte, ze begonnen zelf te denken, te piekeren te.... vreezen..,. Bidden, bidden, deden ze zoo Innig en ze hadden elkander zoo Hef en Joan verzweeg de onkiesohe vragen haar gedaan, en Peter sprak niet meer van de vreugde zijner zaken vrienden, wanneer de een of ander vader ge worden, trots en blijde zulks vertelde. Er kwam een schaduw over het zonnig huls- je, een schaduw, d^ bloemen noch vogels, die geen Griffonnetje verdrijven konden. Want dAt hadden ze zich aangeschaft, een hondje, omdat de stilte vaak al te drukkend was, en geen nieuw leven die verstoren kwam. Langzaam, langzaam aan spraken de nieuws gierigen duidelijker, ze ergerden zich: die fijn gevoelige lieden, twee, drie jaar getrouwd, en geen kinderen, wat een leventje, nou, nou. Ze zijn knap hoor en beleedigende insunia- ties waren soms onder zoogenaamde scherts verborgen. Joan weende in stilte. O, niet alleen om zich zelf en haar genie, ach ze was nog teveel kind, ze had een eenzame jeugd gehad, broertjes noch zusjes, ze ontbeerde ze niet. Ze kende zelfs niet de groote weelde, de vreugde, die zoo'n jong wezentje met zich brengt. Maar ze leed om Peter, om haar man. Want een man is een man overwoog ze, als alle andere mannen en ze wist, dat Peter ook verdriet had en verzweeg. Soms werd 't haar te zwaar, en ze zuchtte naar Maria, de troosteres der bedroefden en ze bad uit 't diepste harer ziel. Ze weende, ze smeekte, ze had, en droeg thuis haar leed met een lachend gezichtje. Ze ging om raad waar ze te vinden was. „Geduld, geduld" en anders niet, zegden zij, die t toch weten konden. Joan werd menschen- schuw, ze maakte een omweg, als ze familie, vrienden zag naderen, stralende jonge moeders. Ze schaamde zich voor haar gemis, want ook wat venijnige, jaloersche tongen beweerden, drong tot haar door. O, als ze 't toch eens wilden beseffen, die bemoeial's, die valsche tongen, hoeveel smart, hoeveel Intens ziele leed en hartepijn ze dien jongen ontvankelijken vrouwenzieltjes toebren gen. „Kinderloos". Het woord brandde Joan in de ziel, en angstig zocht en spiedde ze in Peter's gelaat, of ook hij twijfelde, vreesde en mis schien verweet. Begrijpt het wel, gij allen, die ooit met zulke jonge wezentjes in aanraking komt! Laat dit schetsje een pleidooi zijn om het fijne gevoel der jonggehuwden te'sparen. Vraag niet, vorsch niet, maak geen toespelin gen! Niets is soo fragiel, zoo broos, zoo ongenaak baar als dat wat jonge vrouwjes beheerscht in haar prilste huwelijksleven. Willen ze u haar vertrouwen geven, aan vaardt 't als een groote gunst, een blijk van hoogste vriendschap, maarIk bid u laat ze met vrede, dring niet aan, houd u geheel af zijdig. Fijnbesnaarde menschen doen dat vanzelf, maar er zijn er velen, legio, velen, die in dit opzioht zoo zeer misdoen. En 't wekt misgenoegen, afkeer, ja afschuw, bij de jonge aanstaande moederkes. Eindelijk, eindelijk kwam de ure van ver bijsterende vreugde, dat Joan, het overweldi gend feit aan haar Peter kon toefluisteren. Peter, die hun gemis in stilte als een blaam gedragen had, Peter, die niets liever wenschte dan zich zeiven en Joan te zien herleven. Peter die zijn geluk niet gelooven kon. En, toen Joan met gloeiende wangen en aarzelend stemmetje, het onverwachte, het meest wonderbaarlijke beleed, toen drukte hij haar in vervoering van liefde aan z'n hart. Vrouwtje. Joan. Peter. Joan verbleekte en gleed uit zijn armen. Peter verschrikte, Joan, lieve Joan, wat is er. Doch ze lachte hem teeder toe, Peter, 't is 't geluk, 't geluk niet langer kinderloos te zijn. En, toen de tijd waar was, straalde van het bleeke, teere gezichtje der jonge moeder de blijdschap, de vreugde, om de vereering van den vader voor het jonge wichtje, het kleinood van hem en haar, de bloesem hunner liefde. Joan en Peter waren niet langer kinderloos. En diep in hun harte blijft altijd een innig, teeder begrijpen, een sympathiek medeleven, met hen, die als zij de kwelling, de wreedheid van het bitter woord „kinderloos" moeten dul den en dragen. Moge deze schets geschreven zijn als een pleidooi, misschien een openbaring voor velen, die ooit in hun onmiddellijke nabijheid, der gelijke stille drama's aanschouwen. Zwijg en moei er u niet mede. Gedenkt de bede van den dichter welke zegt: „O rühre, rühre nicht daran vorwahr, es 1st nicht wohl getan." HELLENEN. vief' Ook voor deze wijze van vouwen is ee ^gjut kant servet, een eerste vereischte. MeD met de hoeken naar het middelpunt te t ^.^jj zoodat weer een vierkant ontstaat. (jeZelfd® ontstane punten worden ook weer op t wijze naar binnen gevouwen, en daal b®1 dit nog eens herhaald. Vervolgens ae, werk omgedraaid en worden de hoelteu nu naar boven gekeerde zijde ook 2 zjch het midden omgevouwen. De punten, bevinden onder het midden van de zü fig. 2, worden uitgetrokken, waardoor o tig. 3. Nadat van deze fig. de punten, onder A, B. C, en D. bevinden, ®ru' i zijn en naar boven omgetrokken, wor e .k u j !>0fc J2-00 s.: .Vfl h i enkele punten onder de hoeken naar buite0 legd, waardoor het eindfiguur is ver kreS®11' M. 17 FEBRUARI 1931 d«f Bescheidenheid is schoonheid, ee^oa;Bd« schoonste deugden van waarlijk hoog' vrouwen. Zij is haar grootste verweer tegen en amdere zwakheden. 18 FEBRUARI 1931 Gehuichelde bescheidenheid Is een def foeilijksite leugens. vet* 19 FEBRUARI 1931 Waaldijk bescheiden menschen hebbe0^^ voorrecht niet altijd in het oog te loop©D' beeft men hen eenmaal opgemerkt, ziet i een ze gaarne en laat ze noode heengaan- 20 FEBRUARI 1931 D bescheidenheid is ziel, wat de schaduwen zijn eenar schilderij, zij geeft relief en kracht' voot de enfl voor de bn jW i 2Vi' 21 FEBRUARI 1931 De bescheidenheid is geen innerlijk vei1""',^ deugd, die den mensch In eigen oogen verh' .g, zooals d bovennatuurlijke deugr van vfA heid. tii- De mensch denkt van nature zeer hoog zonder van .zich zelve, doch zijne beeobej" heidheid waakt dat niemand daaronder 1» 22 FEBRUARI 1931 De bescheidenheid is een bijzonder W1 lje. dage deugd, die d.e oogen van den mens011 beerscht, zijn houding en spreken onder dwang houdt, opdat hij anderen noch doof teuten of kunnen overbluffen zal. 23 FEBRUARI 1931 Bijna alle groot© zielen kennen de besdh01 beid, daar zij beseffen, dat er altijd nog tere, nog subliem er talenten dan bet te vinden zijn, talenten en geniën d'ie zij verre willen volgen. Uit het Italiaansch van Leo PARIJS, 10 Februari 1931- De plotselinge voorliefde voor de aar wollen Schotsche stoffen, die zich bij nadering van het nieuwe seizoen afteek biedt een mooie gelegenheid tot het stellen van een van die practische en jeU® kleedende petits-tailleurs, die bij het van het lente-seizoen altijd erg in trek 1 j Indien men vreest, dat een costuum, van Schotsche stof uitgevoerd, te gau^? gaan vervelen, kan men het gemakkelijk uit twee genres wol kiezen met contrasteeren- de effecten. Daardoor ver krijgt men bij 'n goede keuze altijd een aardig geheel, ter wijl men ook gelegenheid heeft om nog een ouden rok te gebruiken. Ook bij het hiernaast weer gegeven model heeft men van twee soorten wol gebruik ge maakt. Voor het jaquette heeft men een schotsche stof gekozen met bruine dessins, bijna onmerkbaar gemengd met groen, op een heel licht beige fond. Deze laatste nuance heeft men eveneens voor den rok genomen; deze is heel eenvoudig, alleen met piqués-plooien gegarneerd. Voor den col en de revers van het jaquette heeft men dezelfde effen stof van den rok gebruikt, waardoor een zeer harmonieus geheel ver kregen Is. Verder valt te wijzen op de ruime zakken, die op het jaquette zijn aan gebracht en die alle gelegen- beid bieden om het handtaschje tb" ^et laten. Boven de zakken is de rui®te enkele plooitjes ingenomen en daardoo taille even aangegeven. ee$ Bij deze tailleurs draagt men graa(|Uph® petite blouse van dentelle-de-laine, jersey,, die in kleur met een van <1® van het costuum harmonieert. Deze ."CV blijven heel sober en vallen gewoonlijk rok. Alleen de meer elegante middaS'b schijnt men liever over den rak te lat®? i «14 56; *111 blei

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 6