■4» K v. CONTINENTEN IN DEN RING DE VRUCHTBARE OESTER OOK EEN JUBILEUM MODERN BIJGELOOF BRIEVEN WOENSDAG 1 APRIL 1931 ALLERLEI Het 6 toad op de kleurige strook en die, plot seling in een naoht, op muren en schuttingen dwars over alle af fiches waren geplakt. Het was te lezen op de cartons dde in de trams waren opgehangen en op de bonte wimpeltjes aan de lantarenpalen. De stad was vol strooi biljetten de wind dreef ze met zwermen tegelijk tegen de hulzen aan en snelle auto's joegen ze fladderend op. 's Avonds schoven trillende lichtletters door het duisterde l iuscopen moesten hun program uitbreiden en revue-komieken hadden een nieuw liedje ge maakt. Loud-speakers schetterden in het mid daguur over de pleinen en klonken hol onder de overkappingen van de stations. Op het druk ste oogenblik van den dag, toen alle fabrieken eu kantoren uitgingen, schreef een aviateur met witte wollige rooklijnen tegen den hemel. De radio-omroepers begonnen en eindigden elke uitzending met een nieuw communiqué. lederen dag brachten de kranten moeizaam verzameld nieuws met aldoor grooter head-lines en aldoor opgewondener tekst, Br was na een week niemand meer in heel Chicago, die niet met de uiterste spanning wachtte op de ontmoeting tusschen. Mac-Phil- ling en Iron Joe, die samen boksen zouden. Zij vertegenwoordigden elk een werelddeel. Mac-Philling was een Schot, groot en breed, met een kop zoo rond als een globe. De Neger bokser Batling Siki had hem bij een ontmoeting in New-Orleans ai zijn tanden weggeslagen, zoodat Mac-Philling slifferend sprak met een mond als een vervaarlijken weeken zuignap. De olijfkleurige Iron Joe ging door voor een Amerikaan. Sedert de beroemde match in Buf falo, die hean den kampioenstitel had gebracht, kon hij zijn eene ooglid niet heelemaal meer omhoog krijgen, wat iets gluipends gaf aan zijn blik. Maar de kranten verzekerden dat hij een sympathieke en kinderlijke jongen was, die in zijn vrijen tijd liefst uit hengelen ging. En het radiostation van West Point wist, dat hij in zijn vacantie Fransche klassieken las en bij het scheren noodt iets anders gebruikte dan Haze- line Snow. Zij zaten elk in hun kleedkamer, onder de onmetelijke tribunes van het stedelijk stadion. Mac-Philling lag op een rustbed en liet zich zachtjes kneden door de groote handen van zijn masseur. Alleen zijn manager zat er op een klapstoeltje bij, Patrick Gills, een roodharige Ier, die op dit oogenblik met een zeker wel behagen keek naar het reusachtige lichaam, dat hij te exploiteeren had. In een nevenkamer bevonden zich officials, de dokter en een paar journalisten zij spraken zachtjes en plechtig, onder den indruk van het moment en van de aanwezigheid daarginder, op het rustbed. Iron Joe hing onverschillig over een tafeltje en rookte uitdagend een sigaret. Hij deed alles wat zijn dokter hem verboden had en stuurde zijn masseur de deur uit. De sluwe Homan, die zijn „baas" was, liet hem maar begaan Joe was onhandelbaar geweest voor elke match, die hij gewonnen had. Toen zij onder schetterende muziek in den ring verschenen, brak de spanning van het wachten uit in een orkaan van toejuichingen. Iedereen schreeuwde, zwaaide, stampvoette, deed dwaas met zijn armen en keek zijn buur man vreemd-gelukzalig aan. Toen viel er een stilte. Het is eenlgszins pijnlijk om het te moeten zeggen, maar deze stilte maakte een plechtlgen indruk zij had onbetwistbaar iets van de plotselinge massale ingetogenheid, die de religieuse ontroering schept. En misschien had dit alles ook wel met godsdienst te maken, in zoover daartoe n.l. de afgoderij behoort. Van de vele duizenden die gekomen waren, zat meer dan de helft zoo hoog en ver weg, dat de ring niet grooter leek dan een aschbakje. Er waren er die uren gereisd hadden, die zich in het gedTang aan de loketten hadden laten trappen en slaan, die hun halve weekgeld had den geofferd, en die nu twee kleine figuurtjes heen en weer zagen springen, die niet langer waren dan een wijsvinger. De strijd zette kalm in met een paar jabs en korte stooten en Iron Joe, die van dwaasheden hield, waagde zelfs een swinging blow, die zijn tegenstander goedig incasseerde. Maar met de eerste snelle overhandhit van Mac-Philling werd het ernst en volgden de vuisten het ra- zendvlugge voetenwerk. De spanning steeg. De duizenden volgden ademloos dit wonderlijk spel. Soms ging er een golf van gemompel om, dan brak een kreet snel en hoog uit of joelde een vormeloos roepen langs de rijen. Was het aanmoediging, afkeer, protest? Het was in ieder geval niet vroolijk, het was machtig, maar vreugdeloos. Het leek vreemd voor allen, die daar zoo vei lig zaten, maar de grondtoon van al dat mas- haal geluid deed nog het meest denken aan angst. En het was nu ook of Iron Joe en de groote Schot daar eigenlijk weinig mee te maken hadden en of er Iets heel anders was, iets, dat minstens verband had met een groot persoonlijk geluk of ongeluk. Een short swing, die hard aankwam, deed Mac-Philling duizelen. Ergens, héél hoog, viel een meisje in onmacht. ZIJ had lang gespaard Voor een dag als dezen en met haar beetje geld nu gewed. Zij kon dien verren strijd nu niet langer dragen, die besliste over haar klein be zit. Niemand kon het dragen, niemand kon het helpen, dat daar die rappe vuisten speelden met ieders leven. Er was zoo voor gewerkt en gezwoegd. De liftjongen had het verdiend met op en neer te gaan, op en neer, zestig ver diepingen, meer dan honderd maal per dag. En de typiste met het razend-snelle tikken, lange witte vellen, eindeloos- vol. En de werkman aan den transportband en de chauffeur in zijn keurig livrei en de schoenpoetser aan het sta tion en de dranksmokkelaa- in duizend geva ren, zij hadden het allemaal zoo moeilijk ver diend, met zooveel zorg en pijn, zooveel offers en uitputtende vermoeienis. Tot het er was, het mooie, glinsterende geld, het zoete, machtige geld, het geld, dat alles kon en leder geluk be reikbaar maakte. En nu kon het plotseling zich vermeerderen, het kon ineens groeien, het stond op een scher pen. rand vandaag en als het viel, als het maar (riel naar den goeden kant, dan werd het met ten méér, .dubbel, driedubbel als in een pjjmoohJe. En het son werkelijkheid stjn, ge- Een professor is een meer dan zeer geleerd man. Tenminste, dat behoort hij te wezen, wil hij gerechtigd zijn, om de aldus aan hem ge adresseerde brieven te openen. Bibliotheken en laboratoria hooren bij professoren. Bibliotheken zijn kamers zóó vol boeken, dat de ramen er met groote spijt in zijn uitgebouwd. Laboratoria plegen zonnige, lichte en luchte instituten te wezen, waar alles zoo helder fs, dat een ziekte-bacil zich schamen zou die ruimte te ontwijden. Over het algemeen, dunkt mij, kan men wel zeggen, dat een professor die een aardige bibliotheek heeft, er geen laboratorium op na houdt, en, omgekeerd, dat een hooggeleerde, die in een laboratorium werkt, maar een klein .boekerijtje bezit. Dit is ongeveer zoo waar, als het waar is, dat een man, die In een blinkend witte apothekersjas rondloopt, niet tegelijk in een donker- en somberkleurig kamerjasje ge stoken kan wezen. Maar uitzonderingen be vestigen den regel. En de verhouding tusschen laboratoria en boekerijen valt eigenlijk bulten ons bestek. De opmerking, dat er niet veel van bet dage- lijksche leven, wat men met den naam „prao- tisoh" pleegt aan te duiden, kan doordringen in de donkere spelonk van een bibliotheek, zoowel als in die propere ruimte, waar een vlieg zijn bestaan niet zeker is, deze opmerking dient echter gestaakt. Oesters, aandachtige lezers, is een verfijnd eten, 'n zoo'n kostelijke spijs, dat men dat eigenlijk geen eten meer kan noemen, boven dien oesters slikt men vandaar dat oesters delicatesse genoemd worden. Oesterbanken moeten wel gevuld zijn met champagne, want deze dieren wenschen zelfs bij de consumptie slechts iu dat nobel nat te zwemmen. Het een zoowel als het ander heeft bewerkt, dat men enkel als aristocraat of kapitalist, wat vaak verward wordt maar geenszins hetzelfde is het een zoowel als het ander zeg ik dus om heide uitersten te vereenigen, heeft bewerkt, dat men slechts in rok of smoking en in een luxe auto, die ook gehuurd mag wezen, een winkel betreden mag, dat men oester-salon noemt. Dat laatste woord pleit ten overvloede voor de hooge sport op de maatschappelijke ladder, waartoe de oester is opgeklommen. Ondanks het feit, dat Amerika alleen al in een half jaar 3.505.000 auto's op de wereld brengt, kan men toch gerust zeggen, dat het aantal stervelingen, dat niet de kans krijgt in zoo'n vehikel in weerwil van de uitvinding: luxe huur-auto naar een oestersalon te rijden, onvergelijkelijk veel hooger is. En dat is jammer. Als er meer kapitalisten en aristocraten op de wereld waren, zouden er meer oesters ge geten worden; en dat zou de wereld van een afzienbare catastrofe redden. Ik begeef mij bier evenwel op zoo'n ellendig gevaarlijk terrein, dat ik mij onmiddellijk al van vier kanten bestookt zie door de oppositie, die natuurlijk en terecht den oester democratisch wil maken. Laten wij hierover op deze plaats niet vech ten, en ons liever vereenigen democraat hand in hand met den aristocraat, om gezamenlijk alle oestersalons te bestormen. Aangezien de democraten van nature graag genoeg hand aan hand gaan met de aristocra ten, druk ik den aristocraat op de hooge borst, om dat monsterverbond met de heffe des volks te sluiten, om erger te voorkomen. Want weet het wel, wanneer binnen vijftig jaren onze aarde geteisterd wordt door een nieuwen zondvloed, dan is de mentaliteit onzer contemporaine geschiedenis wel zoo. dat de kapitalist en desnoods de aristocraat toch in elk geval de schuld krijgen. Dan hebben zij ofwel niet té veel oesters gegeten, ofwel zij dragen er de schuld van dat de oester niet democra tisch werd. De oester is een gevaar voor het mensch- dom; en dat gevaar bestaat in 't „proletariaat van den oester, dat wil zeggen de ongelooflijke vruchtbaarheid van het dier. Professor Arnoldsen is een professor met een laboratorium, en in dat laboratorium heeft hij den levenswandel van de oesters bestudeeid. En de daarbij opgedane ervaringen heeft hij ten beste gegeven in de Parijzer Academie der medische wetenschap. De hooggeleerde heeft gezien, dat de oester ongeveer tachtig millioen eieren per jaar legt. In zijn laboratorium hebben al die eieren zich alle tot oesters ontwikkeld, zoodat hij ver twijfeld niet wist, wat, er mee aan te van gen. In plaats dat hij een naambordje liet maken: Arnoldson, groothandelaar in oesters, sloeg hij met groote cijfers aan het rekenen, en cijferde hij uit, „dat binnen vijftig jaren alle oceanen zoodanig overbevolkt zullen wezen, dat de zeeën buiten haar oevers zullen treden en al het vaste land zullen verzwelgen". De wereld zal vergaan door den oester. Niemand van de Parijzer Academie heeft u speld tusschen de calculatie kunnen krijgen, let wel de berekening van laboratoriumcijfers woüe werkelijkheid van een gewonnen wedden schap. In de negende ronde heeft Philling zijn te genstander neergeslagen en werd Iron Joe kalmpjes uitgeteld. 'a Avonds zaten de beide boksers met Gill en Homan in een der particuliere salons van het Metropolitan Hotel. De twee managers vormden eigenlijk een gemeenschappelijke firma, maar dat wist niemand, en het was ook niet noodig om het bekend te maken, want geen sterveling zou het gelooven. Gill deelde de chèques uit. Dit is dan het honorarium, zei hij rustig, en daarbij komen de percenten van de recette en het aandeel in de weddenschappen. En nu wou ik maar meteen de contracten opmaken voor de revanche. We moeten er niet te lang mee wachten, met het oog op de ooncurrentie van de baseball. Onze overeenkomst is van daag een sucoes geweest. Het Is natuurlijk de bedoeling, dat den volgenden keer Joe wint... JAN N. Het is een droeve tijd, dien we tegenwoordig beleven, maar het is toch ook een tijd, die. tot veel feestvieren aanleiding geeft wamt het eene jubileum volgt op het andere. Verleden jaar hebben tal van Dultsche steden hun duizend jarig bestaan herdacht en de voorraad is nu voorloopig uitgeput. Maar Aelheim- bij Regens burg gaat zijn 750sten verjaardag vieren. De oudste stadoorkonde van het Wagnereche Bay- reuth werd in 1231, dus 700 jaar geleden opge steld. Ook al een reden voor een feest. De baden Warmbrunn in Silezië en Schönfldess in Brandenburg worden in 1931 650 jaar oud. Vijf steden gaan hun 600-jarig bestaan gedenken en wel Rössel en Freystadt in Oost Pruissen, Dannenfels in de Pfaltz, Grafenberg in Franken land en Tölz in Opperbeieren. De Duitsche rid- derstad Neidenburg baalt de 550 jaar en dan komt er een tijdje heelemaal niks tot we op Elsfleth aan de Weser stooten, dat het licht dezer wereld voor 75 jaar zag. Bad Sooden- Allendorf zal eerlang Abraham zien, terwijl als Benjamin in deze rij het bad Saarow- Pieskow aan de schoone Scharmiitzelsee bij Berlijn, genoemd behoort te worden en zulks vanwege het feit van zijn 25 jarig bestaan. Maar er zijn nog vele andere merkwaardige data te vieren, zocals b.v. het 75-jarig bestaan van de aniline. In 1826 slaagde de apotheker Unverdornén er namelijk in uit de indigoplamt, die hij uit Italië haalde, een preparaat te smelten, dat ook in steenkolen-teer te vinden is. Hij noemde dat vindsel krystallin maar veel acht werd er niet op geslagen, ook niet toen het te tweeden male door den Russische®. scheikundige Fritzel ont dekt werd, die het met den Portugeeschen naam aniline doopte en zulks vanwege de om standigheid, dat de zonen van Lusitamie de in- d'igoplant aldus noemen. In 1834 haalde Runge de aniline uit teer maar de wereld interesseerde zich al even weinig voor het geval als ze het voor de karbol deed, die Runge eveneens uit teer wist te distilleeren. Dertig jaar moesten er nog voorbij gaan vóór men de beteekenis van deze chemische preparaten begon te begrijpen. Een toeval gaf daar aanleiding toe. In Londen woonde de 18-jarige student Perkin en deze zocht naar weg en middelen om synthetische kinine te fabriceeren. Daarbij liet hij aniline met kroom- zuren oxydeeren en ziet, er ontstond een prach tig paars. Een stuk zijde in de verfstof gedoopt nam de kleur over en eerlang kwam de eerste kleurstof van deze categorie- onder -den naam „malvein" in den handel. Maar toen nam de Berlij-nsche. professor von Hoffman de .zaak weer over en bouwde baar wetenschappelijk uit. Eerlang leerde men nu de kunst ook an dere kleuren dan paars te doen ontstaan. Na- tanson verrijkte de wereld met zijn donker rood fuckln, met anillneblauw, met joodgroen en jood paar» en dan weer met bruin, geel en zwart allemaal van de anilinsoort. Aanvankelijk hadden Engeland en Frankrijk de leiding in de exploitatie van deze nieuw ge vonden kleurstoffen maar eerlang nam Duitsch- la-nd de zaak ter hand en ontstond die gewel dige chemische, industrie, die de Entente tijdens den oorlog zooveel hoofdbrekens kostte. Na tuurlijk moesten de üuitschers bij den vrede hun geheime recepten uitleveren en ontstond er op de basis daarvan ook een groote kleur stoffen industrie in Engeland, maar in een ommezien hadden de Duitschers toch weer een voorsprong gehaald en deze tot op den dag van lieden behouden. Brengt men nu een be zoek aan de prachtige laboratoria van de I. G. Farben dan wordt men daarbij angstig te moede want. men ziet er dozijnen van uitmun tend onderlegde scheikundigen, die met onver droten vlijt, jaar in jaar uit, bezig zijn oin naar synthetische rubber te zoeken, maar synthe tische petroleum, naar synthetische kinine. Er brouwt daar in die -immense laboratoria dus constant gevaar voor de welvaart van Java. Mocht men van schrik daarover hoofdpijn krij gen, dan is dat niet heel erg want de genees middelen daartegen liggen voor de hand. Im mers, uit de zwarte steenkolen en hun afval product, de teer, wordt ook smetteloos witte aspirin gemaakt, veronal, pyramidon en hoe dat gif verder heeten mag. Het poëzie-album van Napoleon III. Een van de meest interessante voorwerpen uit de nalatenschap van keizerin Eugenie is wel het poëzie- of souveniralbum van Napo- leon III. Ofschoon de mode, om lederen gast een rijm of 'n flits van z'n geest af te dwingen, en het te deponeeren in 'n apart daartoe bestemd boek in het midden van de vorige eeuw al danig aan bet tenen was, hield de keizer deze gewoonte in hooge eere. Iedere persoonlijkheid van eenig gewicht, die aan het Fransche hof kwam, ontkwam niet aan liet keizerlijk verzoek, om 'n goed woord te schrijven in het kostbaar ingebonden, lijvig boek. Zoo is een groot deel .van de toenmalige Europeesehe vorsten met een gedenkvers ver tegenwoordigd; en zoo is ook keizer Frederik present, die in 1856 met Moltke een bezoek aan 't Parijzer hof bracht. Kort voor den Fransch-Duitschen oorlog was 't boek tot op één pagina vol. Vorstin Pauline von Metternich, een vriendin der keizerin, en een vrouw, die in de diplomatie haar lauweren verdiende, vertoefde aan het hof. „U ontbreekt nog altijd, Vorstin", overrom pelde de- keizer haar eens met het poëzle-album en 'n penhouder. „Als ik u vragen mag, denk dan niet na en schrijf wat U invalt". Eu de vorstin schreef: „Der Mensch erfahrt. er sei auch, wei' er mag Ein letztes Glück und einen letzten Tag." „Een Duitsch vers", sprak Napoleon verrast. Hij herlas het meerdere malen, en herhaalde dan: „Dernier bonheur, dernier jour". Het hoek, dat daarmee vol was, werd opgesloten, in het zilveren sahrijn. Toen niet lang daarna de keizer, droef te moede, en verslagen, na de slag bij Sedan, weg reed. in gezelschap van zijn adjudant Graaf do G-enile, hoorden de omstanders hem zachtjes en voortdurend voor zich. uit fluisteren: „Deraier 4anüer Jour", De „ongeluksclub" te Londen heeft 'n feeste lijke bijeenkomst gehouden. De leden van deze club verzuimen letterlijk niets om alle denkbare rampen en onheilen over hun hoofden te doen losbarsten. Ze zitten met dertien aan tafel, een uitermate roekelooze of levensmoede heeft zelfs plaats genomen onder den spiegel, ze gooie-n in kwajongensachtigen overmoed expres een paar maal het zoutvat om, leggen messen kruiselings over elkander en loopen tusschen tafel en des sert uitdagend onder een ladder door. We zijn er niet hij geweest de hemel be ware ons daarvoor! maar vermoedelijk heb ben ze volgens een vastgesteld program alles gedaan, wat een -belangstellenden bij-geloovigeh toeschouwer minstens een zenuw-beroerte zou hebben bezorgd. Bij het naar huis gaan zal natuurlijk een zwarte kat den weg zijn overgestoken en even natuurlijk is het, dat ze in hun fuifstemming die kat dubbel hebben gezien, wat bet geval nóg interessanter maakt. We kunnen ons echter niet langer met deze roekelooze waaghalzen bezig houden, ze moe ten zelf de vreeselljke gevolgen van hun daad maar dragen, doch we hebben alleen maar wil len wijzen op het merkwaardige feit, dat er nog mensohen zijn, die dwars tegen conventie en moderne beschaving in, toonen, dat ze lak hebben aan alle bijgeloof. Want u denkt misschien, dat al die praatjes over bijgeloof slechtepraatjes zijn? Hebt u dan nooit ernstige, degelijke, solide menschen ontmoet, die zelfs niet gratis zouden willen wo nen in een huis, dat 13 genummerd is? We ken nén een zeer respectabelen huisvader, die uit hoofde van zijn beroep enkele maanden van het jaar dagelijks op reis moet. Wanneer we hem echter willen spreken, wachten we tot den 13den van de maand, want hij zal het nimmer aandurven op dien datum een voet in den trein te zetten. Indien ge het zoudt wagen te lachen over zijn angst, zal hij u oogenbtikkelijk alle spoorwegongelukken opnoemen, die volgens he-m op den dertienden hebben plaats gehad. Ook is het nog niet zoo lang geleden, dat de tramlijn in Den H3ag, die twee zeer nette woon wijken verbond, die bevolkt worden door In- disch-gasten, een letter inpïaats van een num mer kreeg, omdat Nr. 13, het getal, dat aan de beurt was, de lijn totaal onrendabe. zou hebben gemaakt. Tegenwoordig stoort de Haags-cbe tram zich niet meer aan de bezwaren en een nieuwe lijn 13 heeft het. levenslicht aanschouwd, want het is nu niet meer de aangewezen lijn voor bijgeloovige tea-en-de dames en bitteren de, heereu. -Heeft u-nooit gehoord.van stratem waar het ■huisnummer 13 werd overgeslagen om even tueels bijgeloovige candidaten voor een wo ning niet terug te houden, en van hotels, voor- -al die, waar veel Amerikanen komen, die geen kamer Nr. 13 bezitten? Het ongeluks-getal is dan ook wel het meest bekende voorbeeld van internationaal bijgeloof. Hét ongeluk-aanbrengende wordt ontleend aan het feit, dat bij het Laatste Avondmaal, waar aan Christus met 12 Zijner leerlingen aanzat, Judas door verraad zijn Meester aan Zijn vijan den heeft overgeleverd. Dit feit brengt ons tevens op een ander bij geloof: het omwerpen van het zoutvat, dat ru zie en tweedracht tengevolge zou hebben. Op de bekende schilderij van Leonardo da Vinei „Het Laatste Avondmaal" zien we dan ook dat Judas - het zoutvat omwerpt! Dit zijn een paar staaltjes van het oude bij geloof. Maar er is ook'een nieuwe editie, die we vinden in de mascottes: een ivoren aapje, een konijn, een duiveltje en de verdere poppen- parade, bengelend voor de achterruit van eén aüto, of gekoesterd door pootige voetballers en vooral niet te vergeten die afschuwelijke pop pen. die je vanuit de kussens eener divan in onze moderne woningen van hypermoderne vrouwtjes tegengrijnzen en welke poppen vari- eeren van een gluiperige apache tot een treu. rige pierrot en van een uitdagende garconne tot een bloemzoet boerinnetje met glimmende wangen. Dat noemen ze karakterpoppen en de moder ne vrouwen en meisjes zijn er innig aan ge hecht, We herinneren ons een jonge dame, die vóór zich op baar'schrijftafel ze was secretaresse een griezelige doodskop had staan. Natuur lijk niet ais een memento mori, gelijk een mon nikasceet hem plaatst in zijn cel, maar eenvou dig omdat ze hem „snoezig" vond. Ze bad de overtuiging, dat hij geluk aanbracht en ied-eren dag, vóór ze vertrok, werd hij gestreeld en zorg vuldig opgeborgen. Maar eens had ze dit ver geten en den volgenden ochtend lag haar snoes aan gruizels, door harde werfestf-s-handen fijn- geknepen. De secretaresse kreeg een paar dagen vacan tie om haar geschokte zenuwen te doen beda ren, want met het schattige doodshoofd was ook haar levensgeluk gebroken. De tijd heelt echter alle wonden en later beeft ze een nieuw levensgeluk gevonden in een verstandige» man en een paar stroppen van jongens! W. S. Cultureel e souvenirs voor Midden-Afrika Toen de film-expeditie, die onder leiding van W. D. van Dyke in Centraal Afrika de geluids film „Trader Hom" opnam, iu Amerika terug keerde, had men twee Inlanders, Mutia en Ria- no, bij zich, die moe-sten optreden voor enkele close-ups, die eventueel noodzakelijk zouden blijken. M-aar behalve deze nienschelijke sou- vernirs aan de moeizame expeditie, had men natuurlijk tal van andere zaken meegebracht, zooals jachttrofeeën, huliden. ivoor, enz. Toen de film „Trader Horn" geheel gereed was, keerden Mutia en Riano naar hun donker werelddeel terug, maar op hun beurt beladen met souvenirs. Deze bestonden uit kisten vol oude spijkers, die zij in de Metro-Goldwyn stu dio's opraapten, koperdraad, twee zakken zout, en een reusachtige verzameling oude blikjes en leege flesschen, die zij tnet alle geweld wilden meenemen. Aldus blijkt, welke belangsteldiing Midden- Afrlkaansche wilden voor onze „beschaafde" «au den dag leggen "t Is met brieven-schrijven juist als met praten: wij hebben het gedaan, voordat wij wisten, wat het is, zoodra wij het wisten, werden wij er zuiniger mee, en veel men schen leeren het nooit. Wat blijft er van het brievenschrijven over in dezen tijd? De telefoon heeft aan den brief een zwaren slag toegebracht. Aan den zaken-brief natuur lijk 't eerst Heel erg is dat niet: al zou 't voor onze kennis van het verleden een leelijk gemis zijn, wanneer de drukkers- en uitgevers familie .Plantijn-Moretns te Antwerpen haar merkwaardige zakenbrieven niet zou hebben kunnen bewaren. Maar in den regel hebben za kenbrieven enkel waarde voor den verzender en den ontvanger ervande reet van de mensch- heid, behalve het liefdewerk „oud papier" stelt daarin weinig of geen belang. Ook de ambtelijke briefwisseling is door de telefoon ten deele in 't gedrang gekomen. Nu zijn er heel veel ambtelijke brieven, die met zakenbrieven op één lijn te stellen zijn: er is dus weinig reden om dat kwalijk te nemen'aan de telefoon. De voorzichtigheid, aan het amb telijk leven eigen, zorgt er wel voor dat mede- deelingen van beteekenis zwart op wit worden verstrekt en dat beschouwingen van tyaarde niet langs den telefoondraad verloren, gaan voor het nageslacht. Tegen de vriendschaps- en. liefdesbrieven heeft de telefoon een bondgenoot gekregen in den auto. Sinds bakker, slager en groenten- boer stad en, dorp doorkruisen met hun eigen motorwagen, behoeft Amor zijn cliënten niet meer te wapenen met pen en papier. Wanneer de jeugdige gelieven niet over een eigen wagen ■beschikken, kunnen zij gebruik maken van de autobus, om elkander te gaan vertellen wat op 's harten grond leit. Voor verder-afwonenden is de trein een hulpmiddel. Enkel degenen, die door studie, arbeid en afstand gedwongen wor den elkaar langer dan twee dagen te missen, enkel zij nemen hun toevlucht tot brieven schrijven, maar dan ook met groeten ijver. O! das aie ewig griinen blielbe, Die schóne Zeit der jungen Liebe, zuchtte Schiller. Veign die hun minnebrieven bewaard hebben, Zijn er wel, velen? zullen in bun' ontboezemingen den weiluiden den klank van hun eerste gestamel als man en vrouw opnieuw kunnen hoóren als een blijven, de herinnering aan dien nioóien tijd. Een weer spiegeling van -de eerste levensbloesems geven de bewoordingen waarin plannen en mijmerih. gen vervat zijnWaar blijven de meeste liefdesbrieven? In het crematorium, dat kachel of haard genoemd wordt? En wanneer worden zij vernietigd? In een verhandeling over de psychologie van bet huwelijk zou een antwoord op de laatste vraag niet mogen ontbreken. De verscheidenheid in do bewaring 'der liefdes brieven van een vrijgezel of een oude jonge juffrouw verdient beschrijving in meer dan één roman. 't Is een daad van moed, minnebrieven prij3 te geven aan de openbaarheid. De meeste minne liederen zijii voor de openbaarheid geschreven, de brieven juist niet. Vooral in Nederland, waar bet zoo zuivere woord liefde in sommige kringen niet eens mag worden uitgesproken en waar verliefdheid door helaas! velen als een leelijke en belachelijke afwijking beschouwd wordt, is 't een hachelijke zaak, liefdesbrieven te jjublloeeren. Willem Kloos en Jeanne Rey- neke van Stuwe hebben het aangedurfd, dit te doen, zonder een uitvoerder van hun laatsfpn wil erin te betrekken. De Framschen zijn ten aanzien van liefdesbrieven minder angstvallig clan wij. Zoo publiceerde de weduwe van Léon Bloy twee jaar na bet overlijden van den ge weldenaar de zachtaardige „Lettres 5, sa fian. cée", Gedrukte verzamelingen vriendscbapstorie.' ven zijn hier te lande ook al zeldzamer dan In den vreemde. Hoe komt dat toch? Zijn wij in. derdaad zulke armzalige briefschrijvers? Of hebben wij elkander zoo weinig zaaks te ver tetien, dat een ander daarin niets van zijn gading vinden kan? Wie de -brieven, van het vriendenpaar Potgieter en Busken Huet kent, weet wel beter. Ook de bundel brieven van J, A. Alberdingk Thijm, door zijn dochter gepu bliceerd, bevat meesterstukken, die niet voor Thijm's beste verhalen onderdoen. En den meester-briefschrijver Erasmus mogen wij toch ook nog onzen stamverwant noemen? Een ze kere schuchterheid schijnt onze landgenooteu ertoe te brengen, al hun brieven te doen ver donkeremanen voordat hun levenskaars uit gaat. Bij een jong meisje, dat over een aller aardigste verzameling brieven beschikte, héb ik eens de bundeltjes gezien, die alle bet op schrift droegen: ,,Na mijn dood verbranden". De levenslustige eigenares telde toen 25 jaren! In den echten brief is méér dan de klank van het woord; daarin Is de schittering der oog-en, de druk van eon hand, de klop van een hart. Te tooneelspeler vroeger in 1648 werd in Engeland, waar destijds Olivier Cromwell de macht in banden had, een wet uitgevaardigd, waarbij tooneelspelérs gelijk werden gesteld met landl-oopers. Allen, die on danks bet verbod in een schouwburg optraden, moesten in een gevangenis worden opgesloten, nadat ze eerst een geeseling hadden ondergaan. De meeste schouwburgen waren trouwens op Cromwells bevel afgebroken. Een eeuw later vierde de beroemde acteur Garric-k in hetzelfde Engeland zijn triomfen en hoezeer bij geëerd werd, blijkt uit het feit dat hij na zijn dood (1779) met koninklijke pracht in de Westminster Abdij aan den voet van het monument voor Shakespeare werd bijgezet. In Frankrijk ging het bij de groote. revolutie uijna niet veel beter. In 1789 vaardigde de Na tionale Conventie een decreet uit, waarbij scherprechters en tooneeispjler3 van het kies recht werden uitgesloten. Twintig jaren later, onder Napoleon, verkeerden de beroemde too- neëlspelers lh' de hofkringen met maarschal. xen en ministers. De oude flesch Er was een oude, grijze flesch Waar vroeg-er wijn in zat Maar die men op een vüdilmislhoop Nu weggesmeten had; Wanneer die flesch eens zingen kon Zooals men zong door haar Dan .gaf die flesch misschien een les Niet wijs, maar wonderbaar. Zij werd geblazen te Leerdam Va.n glas zoo teeder groen; De blazer die het werkje deed. Is lang al met pensioen; De flesch werd door een handelaar In wijnen aangewend En kostte zoo van de fabriek Maar anderhalve cent. Toen ging ze naar een kelder toe En werd gevuld met wijn Gekurkt, gebotteld en verzorgd En naar het msgaizijn. Men plakte voor het smaakverschil Een etiket er op En kostte in de prijscourant Die zelfde flesch een pop. Zoo ging zU maar een restaurant En kwam bij een diner En In een wiegje, zacht gevoerd Bracht haar de som-melier. Een goede proever dronk haar leeg Tot op den laatsten drop Toen bracht a-lwee-r diezelfde flesch In eens een tientje op. Toen kocht haar, keurig schoon gemaakt De koster van de Kerk Ze werd met wijwater gevuld Voor een verheven Werk Toen heeft ze in een arm gezin Iets schoons geopenbaard Toen kostte ze geen halve cent En was ni 1-11 i oenen waard. Nu ligt ze op de vuilnishoop Begraven ais een mensch; Die al voor lang heeft afgedaan -Met eiken aardschen wensch. Weemoedig draagt ze daar het lot Zooals het haar geviel Wat nu nog - -waarde aan haar heeft Is enkel maar haar ziel. J. H. SPEENHOFF. ejs. jO De .goudmijn" van New-York De Holland-tunnel, die gebouwd wordt Wfi ïiét autoverkeer tusschen New-York en Persey te ontlasten, wordt algemeen genoemd „de Goud mijn" van New York. Deze tunnel, waaraan zeven jaar lang gewerkt is, en waaraan tien millioen pond ten koste zijn gelegd, is ingesteld op eén doorgaand verkeer van hoogstens 15 millioen auto's. In het jaar 1929 gingen 10.997.910 wagens van de meest verscheiden type door de tunnel; het jaar daarop maakten meer dan twaalf mil lioen auto's gebruik vau dezen verkeersweg, en men rekent er op, dat dn 1932 het maximum wel bereikt zal worden. De rechten, die geheven worden op de wa gens, die hun ronte door deze tunnel nemen, varieeren van 1 shilling voor een motorfiets tot ze-s shilling vore een 15-tons-vrachtauto met aanhangwagen. De tunnel bracht daardoor in 1929 een bedrag op van 1.221.690 pond, waar tegenover een bedrag stond van 296.645 pond aan onkosten voor onderhoud, zoodat er in ge- noemd jaar een batig saldo van een millioen overbleef, wat in de volgende jaren natuurlijk groeiend is gebleven. Totdat natuurlijk dit bericht uit- de Daily Mail aan den een of anderen Amerikaanschen tu'nnèlbestormer opvalt, die een grootsch op gezette propaganda-betoogtng organiseert uit een stoet van vijftien millioen auto's.... Een reisavontuur Duhamel vertelt hoe hij in Amerika reisde met twee groote koffers. Maar op een goeden dag dat hij eens van New York naar New Londen moest reizen om in de laatste stad een dag door te biengen «eide een Amerikaansche vriend tot hem: „Man sleep toch die zware koffers niet mee! Ik zal je een gemakkelijk koffertje leenen, waarin g® je noodige spullen kunt pakken." 't Was een klein koffertje, zwart, zonder te- genspraak zeer gemakkelijk, waarin ik in haast mijn linnengoed en papieren pakte, En vervolgens 'n taxi -genomen naar het sta tion en een plaats in de Pullman. Het gebruik wil, dat vijf minuten vóór aan komst de neger in don trein een lichten wenk geeft aan den reiziger, hem opzij in den gang trekt, hem even afborstelt en z'n hand op houdt voor een fooi. Als dit gebeurd is maakt de man zich mees ter van alle bagage, om ze bij aankomst alle maal naast elkaar op het perron te zetten, waar dan ieder het zijne kan meepakken- „Wie schetst mijn verlegenheid", zoo vertelt Duhamel, „toen ik op het perron niet mijn va lies ontdekte tusschen do andere, maar wel vijf en twintig keer de-zelfde koffer." VTjf en. twintig koffertjes van dezelfde afmeting, zwart, van dezelfde materie, netjes naast elkaar ge schikt als de eieren van één kip. Ieder mensch kent natuurlijk zijn eigendom aan speciale lcenteekeuen, al is 't dam maar van slijtage. Maar hoe moest ik mijn geleend valiesje herkennen, dat ik inderhaast had mee genomen. Ik bleef wachten tot de eene reizi ger na de andere zijn koffertje opnam. Tot het oogenblik kwam dat er maar één koffertje overbleef. Ik wachtte nog enkele minuten en verstoutte mij toen dit laatste valiesje op te nemen. In de taxi deed IS speelsgewijs open en herkende met 'n zucht van verlichting mijn eigen linnengoed en andere spullen. Dien dag heb ik de vreemde ervaring opge daan zelfs geen nummer meer te zijn, 'dat men afroept, maa.r slechts een druppel In den oceaan, slechts eén splinter van 'eén dikke balk. Dien dag heb ik begrepen dat men ook zielen kan fabriceeren terwijl men koffertjes maakt,"

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 6