b MARLENE'S P 4ASCHFEEST. KABOUTER BLIJDE PASCHEN. RABBONI. K ALENDER VAN DE WEEK. MAATSCHAPPELIJK WERKEN. 7^ MODEPRAATJES. DINSDAG 7 APRIL 1931 M. hellenen. EIEREN KLEUREN. n. GESCHILDERD HOUTWERK. JLONDON OPINION", ft fett fry 1961! Grootmoeder breit kousen. SCHETS NAAR HET LEVEN Louter son en klare luchten bloeiend beemdontwakend bosch knoppen zwellen, -allerwegen barst het jonge leven los. Lammen dartelen in de weide voog'len schateren zoo blijde 't Is Paschen 't Is Paschen Menschenkind verwijdt uw herte heft 't hooft en weest verblijd laat uw ziele weelde drinken waar gij „uitverkoren" zijt. Gij moogt uw verlossing vieren vrjj het oog ten hemel stieren 't Is Paschen 't Is Paschen Wèl mogen wij juichen, wèl mogen de jubelklanken ons naar de lippen wellen, want 't is Paschen. 't Is Paschen, Paschen. Zalig woord, klinkend en welluidend voor wie het verstaan. Alleluja, het is Paschen. Smarten en foltering, vertwijfeling en dood zijn overwonnen. Voorbij, 't is alles voorbij. Sombere dagen vol ernst, die ons zoozeer in de ziel grijpen, dat zij ons zelf als in in getogen stemming doen rondgaan, zijn voorbij. Voorbij de groote vasten, waarin wij zoo veel hebben geofferd, gebeden, en naar beter gestreefd. 't Is al voorbij en nu Paschen, ons heer lijk heilig, zalig Paschen, zet de kroon op al wat wij vrijwillig en in ootmoed, gelaten, ontbeerd of betracht hebben. 't Is Paschen, de duivel en de hel zijn over wonnen, en Christus, Christus Koning triom feert. We kunnen ons indenken in de glorie van dien eersten Paaschmorgen, toen de Zaligmaker verheerlijkt het eerste aan Maiia Magdalena verscheen. Treffende sym boliek, niet aan Zijn getrouwe apostelen, neen, aan Haar, die zondares was geweest, voor wie Zijn bloed reeds tevoren om be keering en zaliging had gesmeekt. Het eerst verscheen Christus aan Haar, de voor malige zondares, wel duidelijk te kennen gevende, hoezeer het heilig Paschen een feest van wederopstanding en verlossing is. Hoevelen hebben misschie nop dit Paasch- feest, hun zielevrode gevonden Hoevelen onverschillig en lauw, zijn door de medita ties, die ze misschien half onwillig gingen beluisteren, getroffen en opgestaan uit hun half-christen zijn, om heden met Maria Magdalena, te jubelen, met de Moeder van God te juichen; met de apostelen alles te trotseeren in hun uitbundige vreugde ver lost en bevrijd te zijn van den eeuwige, red- deloozen dood, den vloek der zonde. 't Is Paschen, en alle leed en jammer zijn vergeten, en wij herleven in vreugde. Gansch de natuur werkt mede, de schoonste, de lief lijkste dagen heeft de Hemel ons geschon- ken, om de Lente, ijn troetelkind in de na tuur in te luiden. Is 't niet of gansch de wereld is herbor gen, staat 't niet op ieders gelaat te lezen, de verheugenis en de blijdschap, om de lente, om het Paschen. Het gaat meestal zoo heerlijk samen en dat alles is door den Vader van alwijze goedheid, zóó gewild, omdat juist in het voorjaar, bij het ontwaken der natuur, onze fijnbesnaarde, door Hem bespeelde instru menten van hart en ziel, zoo ontvankelijk en week zijn voor nieuwe, goede, en schoone beroeringen. Alles werkt mede, ales vereent zich tot de viering van een luisterrijk stralend Paaschfeest naar de ziel, alsook naar aard- sche opvatting. Verheugen wij ons dan al len, en moge de blijde stemming, waarin zekere de meesten onzer verkeeren,'ons ster ken voor de komende tijden. Wel daagt het, niet alleen in 't Oosten, zooals het oude ge zegde luidt, maar het daagt alomme Weinig, zeer weinig nog, doch waar leven is, is hope, en hoop doet leven. Moge de toe komst dan nog niet geheel rooskleurig en geëffend zijn „never despair". Ziet ten Hemel, vertrouwt op God, op Hem, die den strengsten winter in een lachende, bloeiende lente doet verkeeren, op Hem, die altijd trouw, zonder ooit te haperen, al wat dood is ten leven wekt. Alles, spreekt van wederopstanding van hope en redding: Wederopstanding niet alleen van een Godmensch, maar weder opstanding van geheel een wereld. Vergeten wij dan alles wat voorbij ging, leed en kommer, bannen wij alle vreeze in een rotsvast vertrouwen op Hem, die den dood overwon, om in stralenden gloed van Zijn wederopstanding te getuigen. Vieren wij in de juichende vrijheid der kinderen Gods, ons Zalig, verblijdend Paschen. HELLENEN. Daar ligt de grafsteen, nat van dauw in klaren uchtendscbijn er knielt een wezen, stil en droef in mart'lend zielspijn beschouwend al het grievend leed dat Haren Meester sterven deed. Het is Maria Magda'la die vreemd beruchte vrouw ééns fel geschuwde zondares, nu boeteling in rouw bezwijkend schier van zieleamart verscheurde ziel, gebroken hart. Zij richt zich op. helaas! waarheen'! de Meester is niet meer vergetend, troostend liefdevol waar smaad haar wierp terneêr. Ach, al heur smeeken baat hier niet alleen in snijdend zielsverdriet! Plots breekt de zon door neêv'len heen daar straalt een wonder licht, uit milde oogen zacht en teer in Goddelijk aangezicht. „MARIA" O, dat Hemelsch woord uit Jesus' mOnd gehoord al vrede, goedheid, medelij zij stort zich aan Zijn voet. „RABBONI GIJ'"dan zwijmt zij neer 't Geluk is al te zoet. Naast het beschilderen van de eieren met een penseel of beteekenen met Oost-Indische inkt kunnen de eieren ook op eenvoudiger manier gekleurd worden, waarbij geen teekentalent vereischt is en de resultaten toch heel aardig kunnen zijn. De eenvoudigste manier is de eieren hard te koken (gedurende 7 h 8 minuten, zoodat de kleur goed kan „pakken") in water waarin zich bijv. wat buitenste roode koolbladeren bevinden: een paarsblauw ei is het gevolg. Wordt aan dit water wat soda toegevoegd dan zal de kleur in groen veranderen: met azijn in rose. Koken we het ei met de buitenste blaren van een ui, dan wordt het een mooi roodbruin eitje, met het binnenste gedeelte van de ui, daarentegen citroengeel. Deze kleur kan ook verkregen worden door wat curcuma, saffraan of kofïie-extract aan het water toe te voegen. Wilt u de eieren in nog meer kleu ren verven, dan zijn daarvoor speciale pakjes verf bij den drogist te verkrijgen. Op de vol gende manier kan een ei „gebatikt worden. Met een lapje wordt stevig wat gesnipperde roode koolbladeren en uienschillen op het ei vastgebonden en hier wordt het mee gekookt. Wordt het doekje er van verwijderd, dan is elk ei weer een verrassing daar er nooit twee dezelfde zijn. Bovendien kan het kookwater, dat een mooie groene kleur krijgt, ook weer dienen om te kleuren. Wordt een peterselie blaadje of iets dergelijks met een dun lapje op het ei bevestigd en zóó in gekleurd water gekookt, dan zal het blaadje wit op het ei uitgespaard blijven. Op dezelfde manier zal een grof tule of rameh lapje, om het ei gebon den, een patroontje er op overbrengen. Een rood of blauw katoenen afwerkbandje, strak in de breedte en lengte om het el ge bonden, vóór het koken zal het in vieren dee- len door een wazig motiefje. Hardgekleurde lintjes of bontgekleurd goed kunnen ook een „gebatikt" effect geven. Ook afdrukplaatjes kunnen op een vochtig ei overgebracht wordt. Na het verven moeten de eieren met een druppeltje slaolie even opgewreven worden, ze krijgen dan een mooien glans en zullen, neer gelegd op 'n bedje van vochtig mos, sterreksns enz. zeker het hunne er toe bijdragen dat de koffietafel er op zijn „paaschbest" uitziet! De mode der oprijgjes is, als de uitdruk king van een rustiger elegance, te prijzen. Het zal dan ook niemand verwonderen, dat de vrouw voor deze modedie eerst sedert korten lijd door de ateliers werd ont worpen, aanstonds te vinden is geweest. Want behalve dat ze een kleed een voor naam cachet geven, staan opnaadjes ook gekleed en zijn bovendien geeigend zoowel voor slanke als voor dc zwaardere figuren. Men heeft laiig gemeend, dat alleen in de lengte loopende oprijgjes goed stonden, toch voldoen dwars liggende zeker zoo goed. Men behoeft werkelijk niet te vreezen, dat ze „breed" maken, zooals ten onrechte meer malen is beweerd. Horizontale opnaadjes zullen voor min of meer gedrongen figuren het meest geschikt zijn. Ter wille der afwisseling en de originali teit worden de banen der naadjes dikwerf onderbroken door 'n ajourandje of slik naadjes, die bij de meeste dames zeer in den smaak vallen, omdat ze het geheel van het klecdingstuk *zoo verlevendigen. Er zijn thans ook ateliers, die dc oprijg jes afwisselen met parallelloopende rijen porceleinen pareltjes, ter grootte van den kop eener stopnaald, en die van dezelfde kleur zijn als het grondmaleriaal. Ze heb ben met deze nouveauté veel succes Het effect der opnaadjes tracht men voorts te verhoogen door ze met garen van een af stekende kleur te naaien. Een op de oprijgjes veel gelijkende, doch zonder twijfel veel werkingsvoller techniek, is die der passepoils. Deze bestaat zooals menweet in het tusschen leggen en instik- ken van een koordje, eri is van een plastiek, die in dc garneering voor kleeding stukken te lang reeds werd gemist. Stralenvormige oprijgjes zijn altijd zeer interessant en inderdaad effectvol. Ze wor den met een bijzondere voorliefde aange wend op dc nieuwe mantels, waaraan ze het vlot karakter geven, dat een andere versiering niet vermag te scheppen. De voorlaatste figuur draagt zoo'n man tel de bekoorlijke revers en de „trechter mouwen" mogen als de voorloopers eener nieuwe mode worden beschouwd. Eenvoudig haar-opnaadjes zijn op alle soorten kleeding stukken bruikbaar, onver schillig of ze uil stof, dan wel uit zijde be staan. In den regel vormen zij de garnee ring van liet blouse gedeelte en worden daarop in dwarse richting gestikt. Niet zei den sieren ze ook de ondermouwen. (Isle afb.) Van de combinatie dwarse oprijgjes met ajöur of pareltjes geeft de tweede figuur een goed beeld. Meestal wordt ze toegepast op de sportkleeding. Zeer mooi voldoen oprijgjes en passepoils op mantels. Zc worden daarop „verwerkt" in den vorm, van geometrisch-ornamentale motieven in de taille, die door een smallen ceintuur middendoor worden gedeeld (fig. t). 7 APRIL 1931 Er zouden heel wat menschen gelukkig te maken zijn, met het goede dat anderen niet waardeeren. 8 APRIL 1931 Beleefdheid en voorkomendheid zijn een kapitaal, dat men goedkoop kan verkrijgen en dikwijls den meesten interest oplevert. 9 APRIL 1931 Wanneer wij door een gevoel van innerlijke lusteloosheid neergedrukt worden, is er nieto beters daneeenige bezigheden ter hand te nemen. 10 APRIL 1931 Niet erg is 't als de tijd met sneeuw uw haren tooit maar erger als hij U de sneeuw in 't harte strooit. 11 APRIL 1931 Wie over de gebreken van anderen zwijgt, geeft blijk van zelfkennis. 12 APRIL 1931 De geur van duizend rozen, kan ons eon oogenblik verrukken, als wij zijn heengegaan, zijn wij het vergeten, maar de s'eek van één enkele barer doornen kan zich langdurig doen gevoelen. B. DE ST. PIERRE. 13 APRIL 1931 Alles wat te gemakkelijk is. stelt „.enscb niet tevreden, hij wil geen lauwe vreugde, slechts eeu geluk dat hem in vervoering brengt en groote daden doe, verrichten. H. Wat is er ontketend? Een windhoos vol papier? Of waait de opslagplaats van v. Gel der hier leeg? Hoe raakt men door zoo'n papierberg heen? Aan alle dames, ouders, zelfs heeren-onder- wiizers veel dank voor waardeering en vrien delijke woorden. Die zeggen wel, dat het on derwerp actueel is, en de nood reeds hoog steeg. Maar hiermee is de berg nog niet doorge wroet. Gelukkig dat de school van R.K. Maatschap pelijk Werk te Sittard reeds veel bekendheid bezit, het noemen van Heerlen was n.l. een vergissing in voorgaand artikel, wellicht te verklaren doordat die brief uit H. juist de aandacht vroeg. Daarom herhaald: Een der gelijke school bestaat èn te Amsterdam èn te Sittard. Mevr. v. I.-v. I. te Sch. Uw brief ïs alleen om het p.s. eronder wel tien lange antwoorden waard. Uw schrijven brengt weer het bewijs, dat „De Maasbode" ook in niet-Katholiekeu kring z'n lezers telt. Ook in héél an de re dan handelskringen. Mocht bedoeld artikel uw familie béter inzicht gegeven hebben, dan is dèt al loon genoeg voor alle getyp. Uw excuus voor uw handschrift ia eigenlijk önnoodig het was bést te lezen. En maar al te zeer blijkt waar, dat 's menschen schrift z'n karakter weergeeft. Minder sierlijke of „afgesleten" let ters, zooals u zelf ze noemt, zijn vaak van handen, die „afsleten" in dienst van gezin en liefdewerken. Zijn vaak „moederhanden", die men graag heel dankbaar zou willen drukken. Verklappen in elk geval een véél eenvoudiger en schooner karakter dan b.v. handteekenin- gen, die alleen, reeds een halve bladzijde be slaan. Maar om tot uw vraag te komen. De door u genoemde niet-Kath. studiegenoote van uw dochters doet goed met zich éérst tot een priester te wenden, b.v. den pastoor van de parochie of de plaats, waarin zij woont. Laat ze zulks gerust doen, het komt werkelijk meer voor, dat niet-katholieken zich voelen getrok ken tot onze R.K. liefdewerken. En of het persé noodig Is, dat zoo'n Indische jongedame éérst „overgaat" om te mogen meewerken, dit kan een priester het best beoordeelen, niet waar? Uw voorgaand briefje had wel m'n tegen woordig adres bereikt het stuk voor „De Maasbode" was echter al gepost en daar u zegt de krant ook op reis te lezen, zal u een en ander door het blad wel geworden. 'Mevr. S. B. te Den Haag. Wederkeerig dank, wederkeer! ge wenscken voor een mooi voorjaar-buiten. Maar verder, waarde mevrouw, gaau we niét accoord. Zou publicatie van wat u wenscht niet ónchristelijk of liefdeloos (en misschien nóg erger) zijn? Waar u zelf getuigt: Als (dis) ze mij de historie juist heeft over verteld. En dén publieeeren? U zult het zelf niet meer willen. Uw tweede vraag: dr. C. te Enschedé schrijft meer op sociaal gebied. Wilt u zekerheid over dat artikeltje, men kan oude nummers altijd bestellen, mits de vergoeding voor kranten èn porto teivoren worden overgemaakt O.D. ver schijnt te Zwolle, dagblad „Het Noorden" te Groningen. Derde vraag: De R.K. Vroedvrouwenschool Is te Heerlen. Daarvoor wordt een toelatings examen geëisebt. Of er echter meteen het ge wone verpleegstersdiploma kan gehaald, Infor meert u beter bij de directie aldaar. Dit laatste ook voor de jongedame, die heel leukjes antwoord verlangt onder motto: Een onderwijzeres die er den brui aan geeft. Of dit verstandig is, al blijft het begipjpelijk na zooveel vergeefs solllclteeren? Twaalf ambach ten, dertien ongelukken is nog altijd waar. En wordt het geen tè lange weg van het ABC en de school naar het verpleegsterskapje of het ziekenhuis? Nogmaals mevr. de wed. G. en haar drie, blijkbaar dichterlijk aangelegde dochters. Hoe vriendelijk van u om er verlegen van te worden. Wat dan wel „door en naast" het red den Van het hrme heldenkind onzer steden valt te bereiken? Is het niet een waar gezeg de, dat men door het kind het ouderhart be reikt? En wélk» ouders zoo'n vaak meer dan arm schaapje besit, weet ieder. Zijn die vaders en moeders soms nóg niet grooter stumperds, dit niet alleen lichamelijk? Bèrust önwil, af keer van de Kerk, zedelijk verval, zoogenaam da papenhaat, ongeloof, enz. niet dikwijls op domheid? Of op niél-kennen? En, als zulke lal door hun kleinen nu eindelijk i.ooren of gaan inzien, hoe liefdevol, mooi, begrijrelijk. logisch, en vooral troostvol onze godsdiencis. én werkt, zoo den grooten Troost in hun ellen-, dlgen alledagssleur vinden? Wetend, dat de Reinildas een al te ruimen uitleg van haar arbeid graag vermijden (dit om hier niet te noemen redenen) wordt slechts bovenstaand korte antwoord gegeven. De zusters zullen die weinige zinnen niet wraken, ai verdient baar arbeid bladzijden vol gouden lof. De oprichting van deze tehuizen eveneens. S. te P. Daartoe géénszins bevoegd. Men stuurt zulke artikelen gewoonlijk rëchtstreeks naar eèn krant op, b.v. „De Maasbode" de redactie beslist over al of 'niet plaatsen, daar op is geen verhaal. Uw stuk lijkt me zeer actueel. Probeer eens. Samenwerken brengt gewoonlijk het éérst de goede oplossing. Mevr. C. v. d. E. O. te H. Dank voor uw vingerwijzing. U ziet: Het werd boven al her steld. J. J. te E. Zeer juist: Persoonlijk gehéél er buiten. Uw wensch is wat duister, er wer den meer congregaties genoemd, niet waar? Noemt u de Juliaantjes de nieuwe? En daar van méér vertellen? Ik leid dit af van uw verwijzen naar vroeger in dat blad te D.H. Deze zusters zijn werkelijk een geheel in on zen tijd passende orde. Er bestaat een aardig Periecoopje" over haar, wat u vast voldoende inlicht, 't Ding is bestelbaar bij boekhandel Govers, Westelnde te Den Haag. Prijs meen ik, dertig centen. Mevr. S. V- te Breda. Gedaan zooals u vroeg, brief zelf aan de jongedame opgezonden. Als u dit leest, heeft u wellicht al antwoord. Succes. Past. te A. Dus ook u meent, dat percents gewijze slechts weinigen een aparte den Goede Vrouwenkrant lezen. Zou het niet zijn: kunnen lezen? Moet er bezuinigd, dan gebeurt zulks al gauw op de uitgave voor dagbladen en der gelijke. Een (de ware) moeder-de-vrouw zal dan het eerst zichzelf aan de beurt stellen. Wij, Eva's, moesten eigenlijk allemaal zoo doen: grddg toegeven. Doch juist als u zegt: Niét op ont- wiklcelingslectuur. Gezien wat vooraf gaat, lijkt het echter, dat „De Maasbode" lezeressen (èn lézers!) hun vrouwenblad uitspellen, laat staan van lezen. Daarvan meer gebruik maken om b.v. te schrijven over wat ook meisjes patronaten, enz. in kleinere plaatsen dienstig is? Een grijze heeroom mag gerust van „guit" spreken, maar doe het niót om: als u zelf daarmee, met die artikelen dan eens een begin maaktef Alleen uw naam is al borg, dat de redactie de stukjes terstond zal opnemen Zeker een vrouw is meer thuis in wat vrouwen of meis jes belang inboezemt. Daarbij is echtér een gróót mdar. En verder heeft uw woord „guit" een hartelijken lach gewekt. M. H. te L. G. Bovengenoemde eerw. schrij ver, zelf auteur en zoodoende wellicht meer dan n op de hoogte, had terstond opgemerkt, dat óf bij het typewerk, of door de letterzet machine één regel was uitgevallen, iets wat heel makkelijk passeert, als men door brieven nazenden telkens moet overwerken. Daar die informeerende dames echter werden verwezen naar het moederhuls De Voorde te Rijswijk daar ook het doel der orde „de organisatie van de R.K. schoolvrije jeugd" tevoren èxpres was genoemd, doet uw angst voor het vormen van een „scheeve voorstelling" van uw arbeid: in het „donitïfë "duiden" wat vréémd" anh: Watt»* ze bestaat, breekt de mooie Graalbeweging jgu mers a.l overal baan. En ons Kath. grootblad, ook verdere kranten, zorgen er wel voor, dat wij Katholieken boven den Moerdijk het Zui den allesbehalve meer zien als „donker". In tegendeel, MARIE KOOPMANS. Olieverf op deuren, blinden, lambrlzeerin- gen, moet men niet, zooals vaak gebeurt, af- wasschen met warm water, zeep en soda, want dat brengt gevaar dat de glans der verf eraf gaat. Het is beter koud water te nemen, met 20 gram geest van salmiak op een emmer wa ter. Doffe verf moet men zeer voorzichtig be handelen, zoogenaamd „deppen" met in water en wat Lux gedrenkte doeken. Vooral voor zichtig en niet te royaal met zeep en andere schoonmaaks-ingrediënten omspringen. Naast het vuil nemen zij bij al te overdadig gebruik, veel van de mooie doch dunne verflaag mede. Huisvrouwen, opgepast! HUISMOEDER. Zwaar dreunde de slag van de voordeur en met dienzelfden slag viel ook het masker van zelfbeheersching, geforceerde vrolijkheid van Marlena's gelaat. „Prettig Paschen'' had de goede dokter ge zegd, „en verras je man maar eens a.s Zon dag. „Stop de mededeeling inaa.r in een Paasch- sur prise." ,We zullen het 't Paaschhaasje laten ver tellen", had ze gemelijk gezegd, slechts ten halve ingaande op de scherts van den huis vriend-arts, die met z'n klare oogen zoo echt niet alleen alle lichaamskwalen en kwaaltjes maar menig zielekwaaltje kon peilen. Een bemoedigend tikje op baar schouder, en hij was gegaan stil in zichzelf lachend. Zóó was 't nu al een paar maal geweest, eerst verschrikt, dan wat landerig, ten slotte het liefste, vroolijkste moedertje, dat je maar den ken kon. Och, ze was ook nog zoo jong. Pas zes- en twintig en nu al baby no. 5. 't "Was toch ook wel heel gouw, de jongste pas veertien maan den, nu weer nieuwe zorg. Kom, kom, had hij gezegd, je bent de eenige niet, er zijn zooveel moedertjes, die t heel wat slechter hebban, armoede, zwakte enz., en dan zoo'n heele dikkerd weer. Maar ze was ditmaal niet gauw te overreden geweest. Wat wist bij ook van 't gif, dat In allerlei brochures en boeken ook tot het stille dorp wist door te dringen, ook tot haar. Wat wist hij van de uitnoodiging tot een logeerpartij bij een vriendin in Engeland in October en we schreven nu April Wat wist die man van 't beeldig complet en 't doddig hoedje dat ze een paar weken gele den al besteld had, toen ze met manlief naar Amsterdam was geweest! Hij voor zaken, zij voor toilet. Wat zou ze er aan hebben, 't was echt voor den zomer geschikt, dat duurde nog wel «en paar maanden en dan Bah wat had ze een kwaden zin, 't was niet zooals 't moest, dat voelde ze wel, maar t kwam dit keer zoo geweldig ongelegen. Ze wierp zich in een chesterfield, wrevelig, kwaad op iedereen en zich zelf, kwaad op ja waarop eigenlijk op 't aangekon digde wichtje. Ach ze was nog niet zoo ver, dat ze al dien kleinen harteklop mocht ge voelen, dat geheimzinnig tikken aan haar hart, 't was alles nog zoo onwezenlijk, liet was te vergeven. Tranen welden langzaam op, tranen van spijt, van meelij met zich zelf, om den vei- loren zomer, dien ze momenteel in haar ver dwaasd hoofdje zoo betitelde, tranen, die al sneller en sneller vloeiden. Op 't laatste snikte ze het uit, ze wist 't; 't was immers onontkoombaar, je moest het aanvaarden. Boven was alles .stil, al dat kleutergedoe sliep nog lederen middag, de drie leuke zus jes en dat heerlijk kleine baasje, die wollige, kleine Tommy. Tom was z'n naam echt-Hol land sch, en echt Hollandsoh was z'n gezonde eetlust, z'n nooit te verzadigen mondje, z'n dikke 'beentjes en mollig lijfje. Ze verteederde bij de gedachte aan den klei nen bengel, hoe hij nu weer lag te slapen, dwars door zijn bedje, beer in de armen, alles weggetrapt. Ze hoorde al z n „tataals ze de kamer op zou komen. Kom, ze zou maar eens gaan kijken, eerst naar de zusjes, dan werd hij vanzélf wakker Eerst even de oogen betten op de slaap kamer, de kleintjes moesten eens iets zien en ze waren al zoo opgewonden over Pasehen en de klokken, die naar Rome waren. Marleneke, de oudste, begreep er al heel veel van en bad iederen avond dat de Engel tjes toch maar de klokjes zouden terug bren gen. Leuke mandjes haddep ze al gevlochten met. juffie, die zoo vlot knutselen kon en vertel ien. Maar naar bedje brengen, uit- en aanklee dan, dat deed Mariene altijd zelf, dat stond ze niemand af. \-v Ha ze waren a.1 wakker, het snoezig drie spannetje, Mariene, Loekie en Nita. Ze zaten al zoet in de bedjes te spelen: „Mammie, mammie kom gauw, u bent zoo laat", „zoo naat", brabbelde klein Nitaatje. Laat lievelingen", en ze drong zich tot on bevangenheid. Wat zijn mammie's oogjes rood.'' „Oogies rood", kraaide Loekie na. In den wind geloopen?" vroeg Marleneke als klein, wijs oudste kindje. Mammie zei niets, nam zs op en borstelde de hoofdjes, wasrhte snoetjes en handjes, schortjes voor, allright naar juffie en lief spelen, hoor.. Nu naar broertje. Maar wat was dat, ze schrok lievig, wat zag hij rood, gloeiend rood, en dat hijgend borstje. Angstig boog ze zich over hem heen, ja hij was wel wat kribbig geweest en bad z'n pap niet willen eten. Kuurtjes, bad ze gedacht, en den kleinen man nog boos aangezien, een tik op z n hand je gegeven. Maar hij had z n hoofdje laten 'hangen, en niet 'veel gestoeid, bij 't naar bed gaan. Vreemd dat ze er straks zoo weinig aan dacht aan geschonken had. Zou hijer was zooveelhe nee ze durfde 't woord niet te denken, daar stond f spooksel, dreigend als een zwarte schaduw naast t bedje... er was zooveel di.phterie. 't Kan niet, 't mocht niet, haar arme jon gen Kom ze zou hem maar eens opnemen, mis schien leek 't maar zoo „Tom, Tom, Tommy, kom bij moesje."- Tom opende z'n oogjes. O, wat keek hij gek, wat glinsterden die oogen vreemd. „Kom Tomimy'', ze omvatte hem met alle opbruisende moederliefde. „Kom dan man neke, kom dan." „MamMam", en opeens een gierende krampende adem, een verscheurende hoest, een reutelen en een grijpen naar z 11 keeltje. O, o, o, zijn mondje vertrok tot hevig sohlen en heel 't klein gezichtje vlamde in P«n. x Zo wrong do 'handon, had zo 't toch maar eerder gezien nu de dokter er juist was ge- .weeS't, Hoe grievend welde zelfverwijt in haar e®, had ze maar niet zooveel op zlch-aelf gelet de laatste dagen. Was ze dan in trance rondgegaan, dat ze niets gemerkt had? Daar kwam juf: „Mevrouw wat is er? „Broertje ziek'', stootte ze uit. „Dat dacht ik wel mevrouw, hij was al een paar dagen zoo lastig, en huilerig." Arme Mariene, had je dit dan allemaal niet gemerkt? Arm kind, je bent toch ook nog zoo jong en de lente lokt zooen je was zoo vervuld van vrees. En nu Snikkend vloog ze naar de telefoon. Gauw den dokter bellen. Geen dokter thuis, 't is pas half één. „O, juffrouw, vraagt u dan of dokter direct komt, m'n jongen is zoo ziek." In angstig wachten zit Mariene aan kleine Tom's 'bedje, ze weet 't de omgeving is zoo groot, de hemel weet, hoe laat de dokter ko men kan. Ze merkt niet hoe de uren vergaan, ze laaft 't droge mondje met kleine teugjes vruchtensap, 't i,s al wat ze doen kan; de tem peratuur stijgt zienderoogen. De klok In de hal slaat vijf uur en meteen hoort ze den sleutel in 't slot steken dat is Ru haar man die thuis komt; ze hoort z'n praten. Goddank, daar is de dokter ook. „Wel Moedertje, wat is 't", is zijn vraag. „Dokter, Tommy is zoo benauwd." Niet veel is er noodig om doktors diagnose te stellen. Dipbterie, en ingrijpen hoog noodig. Ten tweeden male sbroomen Mariene de tranen uit de oogen. „Dokter is 't gevaarlijk?'' „Kalm, kalm Mevrouwtje, we zullen doen wat we kunnen, zeo'n gezonde boy." Even rust z'n blik meewarig en ais vertrou wen gevend op 't bedroefde vrouwtje, dan geeft 'hij orders en gaat heen om 't bezwerend serum te halen. Al spoedig is hij terug. „Houdt den kleine omhoog, moeder" en dan vlijmt de stilet in 't teere jonge lichaampje. O, Mariene veelt 't in haar hart, ze klemt 't van koorts en pijn rillend wezentje tegen zich aan, in smart en angsten. Dan't is gebeurd, Vleit ze hem neer en begint de droeve, de martelende wake voor het beangstigd moederhart. (Slot mlgtj P a r ij s, 31 Maart 1931. Reeds enkele malen hebben wij er op gewe zen, dat de tailles het costuum is, dat het beste in aanmerking komt ter vervanging van onze wintermantels, wanneer deze eindelijk kunnen worden afgelegd. Ook later zal de tailleur nog een be langrijke rol blijven spelen, want men ziet in dit genre reeds talrijke mooie creaties voor de zo mermaanden. waar bij shantoeng en an dere exotische stof fen triomfen vieren, evenals de aardigste kleurencombinaties, want jaauet en rok zijn vaak van ver schillende tinten. Voor het oogen blik echter komen ln hoofdzaak dunne wollen stoffen in aanmerking; een practised eu elegant effect zullen vooral de grijze tinten ma ken die zich ook zo" uitstekend voor oP* reis leenen. l>e rokken van 6® tailleurs worden niet te lang gedragenJ men heeft ze sedert het laatste seizoen geen verdere ver- lenging doen ondergaan, waarbij van de ge dachte is uitgegaan, dat al te lange rokken onpractisch zouden wordou en ook niet bij liet model van dit genre zouden Passen. De rokken blijven over het algemeen recht, o£ onmerkbaar even uitloopend door middel van enkele plooien. Wat bet Jaquet betreft, het korte model overheerscht, hetzij met één of meerdere knoopen gesloten. In sommige ge vallen laat men den col vervallen, niet echte1" bij de meer elegante modellen. Wanneer de col wordt weggelaten, verzacht men dit gei»18 echter graag met een sjaal, of een blouse levendige tinten. Het hierboven weergegeven model van eeu petit tailleur, is van dunne grijze wol, "waar bij dan een sjaal en een blouse gedragen wordt van crêpe-de-chlne, mat-grijs van tint toet roode pastilles. Hoedje en tasch zijn van het zelfde rood. Op die manieT wordt een frisch en aardig geheel verkregen. EEN GOEDE HOND §TAA^ VOOR GEEN SLOOT, MAAR EEH KOMT ER OOK WEL OVERHEEN

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 6