b
MARLENE'S P 4ASCHFEEST.
KABOUTER
BLIJDE PASCHEN.
RABBONI.
K ALENDER VAN DE
WEEK.
MAATSCHAPPELIJK
WERKEN.
7^
MODEPRAATJES.
DINSDAG 7 APRIL 1931
M.
hellenen.
EIEREN KLEUREN.
n.
GESCHILDERD HOUTWERK.
JLONDON OPINION",
ft fett fry 1961! Grootmoeder breit kousen.
SCHETS NAAR HET LEVEN
Louter son en klare luchten
bloeiend beemdontwakend bosch
knoppen zwellen, -allerwegen
barst het jonge leven los.
Lammen dartelen in de weide
voog'len schateren zoo blijde
't Is Paschen
't Is Paschen
Menschenkind verwijdt uw herte
heft 't hooft en weest verblijd
laat uw ziele weelde drinken
waar gij „uitverkoren" zijt.
Gij moogt uw verlossing vieren
vrjj het oog ten hemel stieren
't Is Paschen
't Is Paschen
Wèl mogen wij juichen, wèl mogen de
jubelklanken ons naar de lippen wellen,
want 't is Paschen. 't Is Paschen, Paschen.
Zalig woord, klinkend en welluidend voor
wie het verstaan. Alleluja, het is Paschen.
Smarten en foltering, vertwijfeling en dood
zijn overwonnen.
Voorbij, 't is alles voorbij.
Sombere dagen vol ernst, die ons zoozeer
in de ziel grijpen, dat zij ons zelf als in in
getogen stemming doen rondgaan, zijn
voorbij.
Voorbij de groote vasten, waarin wij zoo
veel hebben geofferd, gebeden, en naar beter
gestreefd.
't Is al voorbij en nu Paschen, ons heer
lijk heilig, zalig Paschen, zet de kroon op
al wat wij vrijwillig en in ootmoed, gelaten,
ontbeerd of betracht hebben.
't Is Paschen, de duivel en de hel zijn over
wonnen, en Christus, Christus Koning triom
feert.
We kunnen ons indenken in de glorie
van dien eersten Paaschmorgen, toen de
Zaligmaker verheerlijkt het eerste aan
Maiia Magdalena verscheen. Treffende sym
boliek, niet aan Zijn getrouwe apostelen,
neen, aan Haar, die zondares was geweest,
voor wie Zijn bloed reeds tevoren om be
keering en zaliging had gesmeekt. Het
eerst verscheen Christus aan Haar, de voor
malige zondares, wel duidelijk te kennen
gevende, hoezeer het heilig Paschen een
feest van wederopstanding en verlossing is.
Hoevelen hebben misschie nop dit Paasch-
feest, hun zielevrode gevonden Hoevelen
onverschillig en lauw, zijn door de medita
ties, die ze misschien half onwillig gingen
beluisteren, getroffen en opgestaan uit hun
half-christen zijn, om heden met Maria
Magdalena, te jubelen, met de Moeder van
God te juichen; met de apostelen alles te
trotseeren in hun uitbundige vreugde ver
lost en bevrijd te zijn van den eeuwige, red-
deloozen dood, den vloek der zonde.
't Is Paschen, en alle leed en jammer zijn
vergeten, en wij herleven in vreugde. Gansch
de natuur werkt mede, de schoonste, de lief
lijkste dagen heeft de Hemel ons geschon-
ken, om de Lente, ijn troetelkind in de na
tuur in te luiden.
Is 't niet of gansch de wereld is herbor
gen, staat 't niet op ieders gelaat te lezen,
de verheugenis en de blijdschap, om de
lente, om het Paschen.
Het gaat meestal zoo heerlijk samen en
dat alles is door den Vader van alwijze
goedheid, zóó gewild, omdat juist in het
voorjaar, bij het ontwaken der natuur, onze
fijnbesnaarde, door Hem bespeelde instru
menten van hart en ziel, zoo ontvankelijk
en week zijn voor nieuwe, goede, en schoone
beroeringen.
Alles werkt mede, ales vereent zich tot
de viering van een luisterrijk stralend
Paaschfeest naar de ziel, alsook naar aard-
sche opvatting. Verheugen wij ons dan al
len, en moge de blijde stemming, waarin
zekere de meesten onzer verkeeren,'ons ster
ken voor de komende tijden. Wel daagt het,
niet alleen in 't Oosten, zooals het oude ge
zegde luidt, maar het daagt alomme
Weinig, zeer weinig nog, doch waar leven
is, is hope, en hoop doet leven. Moge de toe
komst dan nog niet geheel rooskleurig en
geëffend zijn „never despair".
Ziet ten Hemel, vertrouwt op God, op Hem,
die den strengsten winter in een lachende,
bloeiende lente doet verkeeren, op Hem, die
altijd trouw, zonder ooit te haperen, al wat
dood is ten leven wekt.
Alles, spreekt van wederopstanding van
hope en redding: Wederopstanding niet
alleen van een Godmensch, maar weder
opstanding van geheel een wereld.
Vergeten wij dan alles wat voorbij ging,
leed en kommer, bannen wij alle vreeze in
een rotsvast vertrouwen op Hem, die den
dood overwon, om in stralenden gloed van
Zijn wederopstanding te getuigen.
Vieren wij in de juichende vrijheid der
kinderen Gods, ons Zalig, verblijdend
Paschen.
HELLENEN.
Daar ligt de grafsteen, nat van dauw
in klaren uchtendscbijn
er knielt een wezen, stil en droef
in mart'lend zielspijn
beschouwend al het grievend leed
dat Haren Meester sterven deed.
Het is Maria Magda'la
die vreemd beruchte vrouw
ééns fel geschuwde zondares,
nu boeteling in rouw
bezwijkend schier van zieleamart
verscheurde ziel, gebroken hart.
Zij richt zich op. helaas! waarheen'!
de Meester is niet meer
vergetend, troostend liefdevol
waar smaad haar wierp terneêr.
Ach, al heur smeeken baat hier niet
alleen in snijdend zielsverdriet!
Plots breekt de zon door neêv'len heen
daar straalt een wonder licht,
uit milde oogen zacht en teer
in Goddelijk aangezicht.
„MARIA" O, dat Hemelsch woord
uit Jesus' mOnd gehoord
al vrede, goedheid, medelij
zij stort zich aan Zijn voet.
„RABBONI GIJ'"dan zwijmt zij neer
't Geluk is al te zoet.
Naast het beschilderen van de eieren met een
penseel of beteekenen met Oost-Indische inkt
kunnen de eieren ook op eenvoudiger manier
gekleurd worden, waarbij geen teekentalent
vereischt is en de resultaten toch heel aardig
kunnen zijn.
De eenvoudigste manier is de eieren hard
te koken (gedurende 7 h 8 minuten, zoodat de
kleur goed kan „pakken") in water waarin
zich bijv. wat buitenste roode koolbladeren
bevinden: een paarsblauw ei is het gevolg.
Wordt aan dit water wat soda toegevoegd dan
zal de kleur in groen veranderen: met azijn
in rose. Koken we het ei met de buitenste
blaren van een ui, dan wordt het een mooi
roodbruin eitje, met het binnenste gedeelte
van de ui, daarentegen citroengeel. Deze kleur
kan ook verkregen worden door wat curcuma,
saffraan of kofïie-extract aan het water toe
te voegen. Wilt u de eieren in nog meer kleu
ren verven, dan zijn daarvoor speciale pakjes
verf bij den drogist te verkrijgen. Op de vol
gende manier kan een ei „gebatikt worden.
Met een lapje wordt stevig wat gesnipperde
roode koolbladeren en uienschillen op het ei
vastgebonden en hier wordt het mee gekookt.
Wordt het doekje er van verwijderd, dan is
elk ei weer een verrassing daar er nooit twee
dezelfde zijn. Bovendien kan het kookwater,
dat een mooie groene kleur krijgt, ook weer
dienen om te kleuren. Wordt een peterselie
blaadje of iets dergelijks met een dun lapje
op het ei bevestigd en zóó in gekleurd water
gekookt, dan zal het blaadje wit op het ei
uitgespaard blijven. Op dezelfde manier zal
een grof tule of rameh lapje, om het ei gebon
den, een patroontje er op overbrengen.
Een rood of blauw katoenen afwerkbandje,
strak in de breedte en lengte om het el ge
bonden, vóór het koken zal het in vieren dee-
len door een wazig motiefje.
Hardgekleurde lintjes of bontgekleurd goed
kunnen ook een „gebatikt" effect geven.
Ook afdrukplaatjes kunnen op een vochtig ei
overgebracht wordt.
Na het verven moeten de eieren met een
druppeltje slaolie even opgewreven worden, ze
krijgen dan een mooien glans en zullen, neer
gelegd op 'n bedje van vochtig mos, sterreksns
enz. zeker het hunne er toe bijdragen dat de
koffietafel er op zijn „paaschbest" uitziet!
De mode der oprijgjes is, als de uitdruk
king van een rustiger elegance, te prijzen.
Het zal dan ook niemand verwonderen,
dat de vrouw voor deze modedie eerst
sedert korten lijd door de ateliers werd ont
worpen, aanstonds te vinden is geweest.
Want behalve dat ze een kleed een voor
naam cachet geven, staan opnaadjes ook
gekleed en zijn bovendien geeigend zoowel
voor slanke als voor dc zwaardere figuren.
Men heeft laiig gemeend, dat alleen in
de lengte loopende oprijgjes goed stonden,
toch voldoen dwars liggende zeker zoo goed.
Men behoeft werkelijk niet te vreezen, dat
ze „breed" maken, zooals ten onrechte meer
malen is beweerd.
Horizontale opnaadjes zullen voor min of
meer gedrongen figuren het meest geschikt
zijn.
Ter wille der afwisseling en de originali
teit worden de banen der naadjes dikwerf
onderbroken door 'n ajourandje of slik
naadjes, die bij de meeste dames zeer in den
smaak vallen, omdat ze het geheel van het
klecdingstuk *zoo verlevendigen.
Er zijn thans ook ateliers, die dc oprijg
jes afwisselen met parallelloopende rijen
porceleinen pareltjes, ter grootte van den
kop eener stopnaald, en die van dezelfde
kleur zijn als het grondmaleriaal. Ze heb
ben met deze nouveauté veel succes
Het effect der opnaadjes tracht men voorts
te verhoogen door ze met garen van een af
stekende kleur te naaien.
Een op de oprijgjes veel gelijkende, doch
zonder twijfel veel werkingsvoller techniek,
is die der passepoils. Deze bestaat zooals
menweet in het tusschen leggen en instik-
ken van een koordje, eri is van een plastiek,
die in dc garneering voor kleeding stukken
te lang reeds werd gemist.
Stralenvormige oprijgjes zijn altijd zeer
interessant en inderdaad effectvol. Ze wor
den met een bijzondere voorliefde aange
wend op dc nieuwe mantels, waaraan ze
het vlot karakter geven, dat een andere
versiering niet vermag te scheppen.
De voorlaatste figuur draagt zoo'n man
tel de bekoorlijke revers en de „trechter
mouwen" mogen als de voorloopers eener
nieuwe mode worden beschouwd.
Eenvoudig haar-opnaadjes zijn op alle
soorten kleeding stukken bruikbaar, onver
schillig of ze uil stof, dan wel uit zijde be
staan. In den regel vormen zij de garnee
ring van liet blouse gedeelte en worden
daarop in dwarse richting gestikt. Niet zei
den sieren ze ook de ondermouwen. (Isle afb.)
Van de combinatie dwarse oprijgjes met
ajöur of pareltjes geeft de tweede figuur
een goed beeld. Meestal wordt ze toegepast
op de sportkleeding.
Zeer mooi voldoen oprijgjes en passepoils
op mantels. Zc worden daarop „verwerkt"
in den vorm, van geometrisch-ornamentale
motieven in de taille, die door een smallen
ceintuur middendoor worden gedeeld (fig. t).
7 APRIL 1931
Er zouden heel wat menschen gelukkig te
maken zijn, met het goede dat anderen niet
waardeeren.
8 APRIL 1931
Beleefdheid en voorkomendheid zijn een
kapitaal, dat men goedkoop kan verkrijgen en
dikwijls den meesten interest oplevert.
9 APRIL 1931
Wanneer wij door een gevoel van innerlijke
lusteloosheid neergedrukt worden, is er nieto
beters daneeenige bezigheden ter hand te
nemen.
10 APRIL 1931
Niet erg is 't als de tijd met sneeuw uw
haren tooit maar erger als hij U de sneeuw in
't harte strooit.
11 APRIL 1931
Wie over de gebreken van anderen zwijgt,
geeft blijk van zelfkennis.
12 APRIL 1931
De geur van duizend rozen, kan ons eon
oogenblik verrukken, als wij zijn heengegaan,
zijn wij het vergeten, maar de s'eek van één
enkele barer doornen kan zich langdurig doen
gevoelen.
B. DE ST. PIERRE.
13 APRIL 1931
Alles wat te gemakkelijk is. stelt „.enscb
niet tevreden, hij wil geen lauwe vreugde,
slechts eeu geluk dat hem in vervoering
brengt en groote daden doe, verrichten.
H.
Wat is er ontketend? Een windhoos vol
papier? Of waait de opslagplaats van v. Gel
der hier leeg? Hoe raakt men door zoo'n
papierberg heen?
Aan alle dames, ouders, zelfs heeren-onder-
wiizers veel dank voor waardeering en vrien
delijke woorden. Die zeggen wel, dat het on
derwerp actueel is, en de nood reeds hoog
steeg.
Maar hiermee is de berg nog niet doorge
wroet.
Gelukkig dat de school van R.K. Maatschap
pelijk Werk te Sittard reeds veel bekendheid
bezit, het noemen van Heerlen was n.l. een
vergissing in voorgaand artikel, wellicht te
verklaren doordat die brief uit H. juist de
aandacht vroeg. Daarom herhaald: Een der
gelijke school bestaat èn te Amsterdam èn te
Sittard.
Mevr. v. I.-v. I. te Sch. Uw brief ïs alleen
om het p.s. eronder wel tien lange antwoorden
waard. Uw schrijven brengt weer het bewijs,
dat „De Maasbode" ook in niet-Katholiekeu
kring z'n lezers telt. Ook in héél an de re dan
handelskringen. Mocht bedoeld artikel uw
familie béter inzicht gegeven hebben, dan is
dèt al loon genoeg voor alle getyp. Uw excuus
voor uw handschrift ia eigenlijk önnoodig
het was bést te lezen. En maar al te zeer blijkt
waar, dat 's menschen schrift z'n karakter
weergeeft. Minder sierlijke of „afgesleten" let
ters, zooals u zelf ze noemt, zijn vaak van
handen, die „afsleten" in dienst van gezin en
liefdewerken. Zijn vaak „moederhanden", die
men graag heel dankbaar zou willen drukken.
Verklappen in elk geval een véél eenvoudiger
en schooner karakter dan b.v. handteekenin-
gen, die alleen, reeds een halve bladzijde be
slaan.
Maar om tot uw vraag te komen. De door u
genoemde niet-Kath. studiegenoote van uw
dochters doet goed met zich éérst tot een
priester te wenden, b.v. den pastoor van de
parochie of de plaats, waarin zij woont. Laat
ze zulks gerust doen, het komt werkelijk meer
voor, dat niet-katholieken zich voelen getrok
ken tot onze R.K. liefdewerken. En of het persé
noodig Is, dat zoo'n Indische jongedame éérst
„overgaat" om te mogen meewerken, dit kan
een priester het best beoordeelen, niet waar?
Uw voorgaand briefje had wel m'n tegen
woordig adres bereikt het stuk voor „De
Maasbode" was echter al gepost en daar u
zegt de krant ook op reis te lezen, zal u een
en ander door het blad wel geworden.
'Mevr. S. B. te Den Haag. Wederkeerig
dank, wederkeer! ge wenscken voor een mooi
voorjaar-buiten. Maar verder, waarde mevrouw,
gaau we niét accoord. Zou publicatie van wat
u wenscht niet ónchristelijk of liefdeloos (en
misschien nóg erger) zijn? Waar u zelf getuigt:
Als (dis) ze mij de historie juist heeft over
verteld.
En dén publieeeren? U zult het zelf niet
meer willen.
Uw tweede vraag: dr. C. te Enschedé schrijft
meer op sociaal gebied. Wilt u zekerheid over
dat artikeltje, men kan oude nummers altijd
bestellen, mits de vergoeding voor kranten èn
porto teivoren worden overgemaakt O.D. ver
schijnt te Zwolle, dagblad „Het Noorden" te
Groningen.
Derde vraag: De R.K. Vroedvrouwenschool
Is te Heerlen. Daarvoor wordt een toelatings
examen geëisebt. Of er echter meteen het ge
wone verpleegstersdiploma kan gehaald, Infor
meert u beter bij de directie aldaar.
Dit laatste ook voor de jongedame, die heel
leukjes antwoord verlangt onder motto: Een
onderwijzeres die er den brui aan geeft. Of
dit verstandig is, al blijft het begipjpelijk na
zooveel vergeefs solllclteeren? Twaalf ambach
ten, dertien ongelukken is nog altijd waar. En
wordt het geen tè lange weg van het ABC
en de school naar het verpleegsterskapje of
het ziekenhuis?
Nogmaals mevr. de wed. G. en haar drie,
blijkbaar dichterlijk aangelegde dochters. Hoe
vriendelijk van u om er verlegen van te
worden. Wat dan wel „door en naast" het red
den Van het hrme heldenkind onzer steden
valt te bereiken? Is het niet een waar gezeg
de, dat men door het kind het ouderhart be
reikt? En wélk» ouders zoo'n vaak meer dan
arm schaapje besit, weet ieder. Zijn die vaders
en moeders soms nóg niet grooter stumperds,
dit niet alleen lichamelijk? Bèrust önwil, af
keer van de Kerk, zedelijk verval, zoogenaam
da papenhaat, ongeloof, enz. niet dikwijls op
domheid? Of op niél-kennen? En, als zulke lal
door hun kleinen nu eindelijk i.ooren of gaan
inzien, hoe liefdevol, mooi, begrijrelijk. logisch,
en vooral troostvol onze godsdiencis. én
werkt, zoo den grooten Troost in hun ellen-,
dlgen alledagssleur vinden?
Wetend, dat de Reinildas een al te ruimen
uitleg van haar arbeid graag vermijden (dit
om hier niet te noemen redenen) wordt slechts
bovenstaand korte antwoord gegeven. De
zusters zullen die weinige zinnen niet wraken,
ai verdient baar arbeid bladzijden vol gouden
lof. De oprichting van deze tehuizen eveneens.
S. te P. Daartoe géénszins bevoegd. Men
stuurt zulke artikelen gewoonlijk rëchtstreeks
naar eèn krant op, b.v. „De Maasbode" de
redactie beslist over al of 'niet plaatsen, daar
op is geen verhaal. Uw stuk lijkt me zeer
actueel. Probeer eens. Samenwerken brengt
gewoonlijk het éérst de goede oplossing.
Mevr. C. v. d. E. O. te H. Dank voor uw
vingerwijzing. U ziet: Het werd boven al her
steld.
J. J. te E. Zeer juist: Persoonlijk gehéél
er buiten. Uw wensch is wat duister, er wer
den meer congregaties genoemd, niet waar?
Noemt u de Juliaantjes de nieuwe? En daar
van méér vertellen? Ik leid dit af van uw
verwijzen naar vroeger in dat blad te D.H.
Deze zusters zijn werkelijk een geheel in on
zen tijd passende orde. Er bestaat een aardig
Periecoopje" over haar, wat u vast voldoende
inlicht, 't Ding is bestelbaar bij boekhandel
Govers, Westelnde te Den Haag. Prijs meen
ik, dertig centen.
Mevr. S. V- te Breda. Gedaan zooals u
vroeg, brief zelf aan de jongedame opgezonden.
Als u dit leest, heeft u wellicht al antwoord.
Succes.
Past. te A. Dus ook u meent, dat percents
gewijze slechts weinigen een aparte den Goede
Vrouwenkrant lezen. Zou het niet zijn: kunnen
lezen? Moet er bezuinigd, dan gebeurt zulks
al gauw op de uitgave voor dagbladen en der
gelijke.
Een (de ware) moeder-de-vrouw zal dan het
eerst zichzelf aan de beurt stellen. Wij, Eva's,
moesten eigenlijk allemaal zoo doen: grddg
toegeven. Doch juist als u zegt: Niét op ont-
wiklcelingslectuur. Gezien wat vooraf gaat,
lijkt het echter, dat „De Maasbode" lezeressen
(èn lézers!) hun vrouwenblad uitspellen, laat
staan van lezen. Daarvan meer gebruik maken
om b.v. te schrijven over wat ook meisjes
patronaten, enz. in kleinere plaatsen dienstig
is? Een grijze heeroom mag gerust van „guit"
spreken, maar doe het niót om: als u
zelf daarmee, met die artikelen dan eens een
begin maaktef
Alleen uw naam is al borg, dat de redactie
de stukjes terstond zal opnemen Zeker een
vrouw is meer thuis in wat vrouwen of meis
jes belang inboezemt. Daarbij is echtér een
gróót mdar. En verder heeft uw woord „guit"
een hartelijken lach gewekt.
M. H. te L. G. Bovengenoemde eerw. schrij
ver, zelf auteur en zoodoende wellicht meer
dan n op de hoogte, had terstond opgemerkt,
dat óf bij het typewerk, of door de letterzet
machine één regel was uitgevallen, iets wat
heel makkelijk passeert, als men door brieven
nazenden telkens moet overwerken. Daar die
informeerende dames echter werden verwezen
naar het moederhuls De Voorde te Rijswijk
daar ook het doel der orde „de organisatie van
de R.K. schoolvrije jeugd" tevoren èxpres was
genoemd, doet uw angst voor het vormen van
een „scheeve voorstelling" van uw arbeid: in
het „donitïfë "duiden" wat vréémd" anh: Watt»*
ze bestaat, breekt de mooie Graalbeweging jgu
mers a.l overal baan. En ons Kath. grootblad,
ook verdere kranten, zorgen er wel voor, dat
wij Katholieken boven den Moerdijk het Zui
den allesbehalve meer zien als „donker". In
tegendeel,
MARIE KOOPMANS.
Olieverf op deuren, blinden, lambrlzeerin-
gen, moet men niet, zooals vaak gebeurt, af-
wasschen met warm water, zeep en soda, want
dat brengt gevaar dat de glans der verf eraf
gaat. Het is beter koud water te nemen, met
20 gram geest van salmiak op een emmer wa
ter.
Doffe verf moet men zeer voorzichtig be
handelen, zoogenaamd „deppen" met in water
en wat Lux gedrenkte doeken. Vooral voor
zichtig en niet te royaal met zeep en andere
schoonmaaks-ingrediënten omspringen. Naast
het vuil nemen zij bij al te overdadig gebruik,
veel van de mooie doch dunne verflaag mede.
Huisvrouwen, opgepast!
HUISMOEDER.
Zwaar dreunde de slag van de voordeur en
met dienzelfden slag viel ook het masker van
zelfbeheersching, geforceerde vrolijkheid van
Marlena's gelaat.
„Prettig Paschen'' had de goede dokter ge
zegd, „en verras je man maar eens a.s Zon
dag. „Stop de mededeeling inaa.r in een Paasch-
sur prise."
,We zullen het 't Paaschhaasje laten ver
tellen", had ze gemelijk gezegd, slechts ten
halve ingaande op de scherts van den huis
vriend-arts, die met z'n klare oogen zoo echt
niet alleen alle lichaamskwalen en kwaaltjes
maar menig zielekwaaltje kon peilen.
Een bemoedigend tikje op baar schouder,
en hij was gegaan stil in zichzelf lachend.
Zóó was 't nu al een paar maal geweest, eerst
verschrikt, dan wat landerig, ten slotte het
liefste, vroolijkste moedertje, dat je maar den
ken kon.
Och, ze was ook nog zoo jong. Pas zes- en
twintig en nu al baby no. 5. 't "Was toch ook
wel heel gouw, de jongste pas veertien maan
den, nu weer nieuwe zorg.
Kom, kom, had hij gezegd, je bent de eenige
niet, er zijn zooveel moedertjes, die t heel
wat slechter hebban, armoede, zwakte enz.,
en dan zoo'n heele dikkerd weer.
Maar ze was ditmaal niet gauw te overreden
geweest.
Wat wist bij ook van 't gif, dat In allerlei
brochures en boeken ook tot het stille dorp
wist door te dringen, ook tot haar.
Wat wist hij van de uitnoodiging tot een
logeerpartij bij een vriendin in Engeland in
October en we schreven nu April
Wat wist die man van 't beeldig complet en
't doddig hoedje dat ze een paar weken gele
den al besteld had, toen ze met manlief naar
Amsterdam was geweest! Hij voor zaken, zij
voor toilet.
Wat zou ze er aan hebben, 't was echt voor
den zomer geschikt, dat duurde nog wel «en
paar maanden en dan
Bah wat had ze een kwaden zin, 't was niet
zooals 't moest, dat voelde ze wel, maar t
kwam dit keer zoo geweldig ongelegen.
Ze wierp zich in een chesterfield, wrevelig,
kwaad op iedereen en zich zelf, kwaad op
ja waarop eigenlijk op 't aangekon
digde wichtje. Ach ze was nog niet zoo ver,
dat ze al dien kleinen harteklop mocht ge
voelen, dat geheimzinnig tikken aan haar
hart, 't was alles nog zoo onwezenlijk, liet
was te vergeven.
Tranen welden langzaam op, tranen van
spijt, van meelij met zich zelf, om den vei-
loren zomer, dien ze momenteel in haar ver
dwaasd hoofdje zoo betitelde, tranen, die al
sneller en sneller vloeiden.
Op 't laatste snikte ze het uit, ze wist 't;
't was immers onontkoombaar, je moest het
aanvaarden.
Boven was alles .stil, al dat kleutergedoe
sliep nog lederen middag, de drie leuke zus
jes en dat heerlijk kleine baasje, die wollige,
kleine Tommy. Tom was z'n naam echt-Hol
land sch, en echt Hollandsoh was z'n gezonde
eetlust, z'n nooit te verzadigen mondje, z'n
dikke 'beentjes en mollig lijfje.
Ze verteederde bij de gedachte aan den klei
nen bengel, hoe hij nu weer lag te slapen,
dwars door zijn bedje, beer in de armen, alles
weggetrapt. Ze hoorde al z n „tataals ze
de kamer op zou komen.
Kom, ze zou maar eens gaan kijken, eerst
naar de zusjes, dan werd hij vanzélf wakker
Eerst even de oogen betten op de slaap
kamer, de kleintjes moesten eens iets zien
en ze waren al zoo opgewonden over Pasehen
en de klokken, die naar Rome waren.
Marleneke, de oudste, begreep er al heel
veel van en bad iederen avond dat de Engel
tjes toch maar de klokjes zouden terug bren
gen.
Leuke mandjes haddep ze al gevlochten met.
juffie, die zoo vlot knutselen kon en vertel
ien.
Maar naar bedje brengen, uit- en aanklee
dan, dat deed Mariene altijd zelf, dat stond
ze niemand af. \-v
Ha ze waren a.1 wakker, het snoezig drie
spannetje, Mariene, Loekie en Nita.
Ze zaten al zoet in de bedjes te spelen:
„Mammie, mammie kom gauw, u bent zoo
laat", „zoo naat", brabbelde klein Nitaatje.
Laat lievelingen", en ze drong zich tot on
bevangenheid.
Wat zijn mammie's oogjes rood.'' „Oogies
rood", kraaide Loekie na.
In den wind geloopen?" vroeg Marleneke
als klein, wijs oudste kindje.
Mammie zei niets, nam zs op en borstelde
de hoofdjes, wasrhte snoetjes en handjes,
schortjes voor, allright naar juffie en lief
spelen, hoor..
Nu naar broertje.
Maar wat was dat, ze schrok lievig, wat
zag hij rood, gloeiend rood, en dat hijgend
borstje. Angstig boog ze zich over hem heen,
ja hij was wel wat kribbig geweest en bad
z'n pap niet willen eten.
Kuurtjes, bad ze gedacht, en den kleinen
man nog boos aangezien, een tik op z n hand
je gegeven. Maar hij had z n hoofdje laten
'hangen, en niet 'veel gestoeid, bij 't naar bed
gaan.
Vreemd dat ze er straks zoo weinig aan
dacht aan geschonken had.
Zou hijer was zooveelhe nee ze
durfde 't woord niet te denken, daar stond
f spooksel, dreigend als een zwarte schaduw
naast t bedje... er was zooveel di.phterie.
't Kan niet, 't mocht niet, haar arme jon
gen
Kom ze zou hem maar eens opnemen, mis
schien leek 't maar zoo
„Tom, Tom, Tommy, kom bij moesje."-
Tom opende z'n oogjes. O, wat keek hij
gek, wat glinsterden die oogen vreemd.
„Kom Tomimy'', ze omvatte hem met alle
opbruisende moederliefde. „Kom dan man
neke, kom dan."
„MamMam", en opeens een gierende
krampende adem, een verscheurende hoest,
een reutelen en een grijpen naar z 11 keeltje.
O, o, o, zijn mondje vertrok tot hevig
sohlen en heel 't klein gezichtje vlamde in
P«n. x
Zo wrong do 'handon, had zo 't toch maar
eerder gezien nu de dokter er juist was ge-
.weeS't,
Hoe grievend welde zelfverwijt in haar e®,
had ze maar niet zooveel op zlch-aelf gelet de
laatste dagen.
Was ze dan in trance rondgegaan, dat ze
niets gemerkt had?
Daar kwam juf: „Mevrouw wat is er?
„Broertje ziek'', stootte ze uit.
„Dat dacht ik wel mevrouw, hij was al een
paar dagen zoo lastig, en huilerig."
Arme Mariene, had je dit dan allemaal niet
gemerkt?
Arm kind, je bent toch ook nog zoo jong en
de lente lokt zooen je was zoo vervuld
van vrees.
En nu Snikkend vloog ze naar de telefoon.
Gauw den dokter bellen.
Geen dokter thuis, 't is pas half één. „O,
juffrouw, vraagt u dan of dokter direct komt,
m'n jongen is zoo ziek."
In angstig wachten zit Mariene aan kleine
Tom's 'bedje, ze weet 't de omgeving is zoo
groot, de hemel weet, hoe laat de dokter ko
men kan. Ze merkt niet hoe de uren vergaan,
ze laaft 't droge mondje met kleine teugjes
vruchtensap, 't i,s al wat ze doen kan; de tem
peratuur stijgt zienderoogen.
De klok In de hal slaat vijf uur en meteen
hoort ze den sleutel in 't slot steken dat is
Ru haar man die thuis komt; ze hoort z'n
praten. Goddank, daar is de dokter ook.
„Wel Moedertje, wat is 't", is zijn vraag.
„Dokter, Tommy is zoo benauwd."
Niet veel is er noodig om doktors diagnose
te stellen.
Dipbterie, en ingrijpen hoog noodig.
Ten tweeden male sbroomen Mariene de
tranen uit de oogen. „Dokter is 't gevaarlijk?''
„Kalm, kalm Mevrouwtje, we zullen doen
wat we kunnen, zeo'n gezonde boy."
Even rust z'n blik meewarig en ais vertrou
wen gevend op 't bedroefde vrouwtje, dan
geeft 'hij orders en gaat heen om 't bezwerend
serum te halen.
Al spoedig is hij terug. „Houdt den kleine
omhoog, moeder" en dan vlijmt de stilet in
't teere jonge lichaampje.
O, Mariene veelt 't in haar hart, ze klemt
't van koorts en pijn rillend wezentje tegen
zich aan, in smart en angsten.
Dan't is gebeurd, Vleit ze hem neer en
begint de droeve, de martelende wake voor
het beangstigd moederhart.
(Slot mlgtj
P a r ij s, 31 Maart 1931.
Reeds enkele malen hebben wij er op gewe
zen, dat de tailles het costuum is, dat het
beste in aanmerking komt ter vervanging van
onze wintermantels, wanneer deze eindelijk
kunnen worden afgelegd. Ook later zal de
tailleur nog een be
langrijke rol blijven
spelen, want men
ziet in dit genre
reeds talrijke mooie
creaties voor de zo
mermaanden. waar
bij shantoeng en an
dere exotische stof
fen triomfen vieren,
evenals de aardigste
kleurencombinaties,
want jaauet en rok
zijn vaak van ver
schillende tinten.
Voor het oogen
blik echter komen
ln hoofdzaak dunne
wollen stoffen in
aanmerking; een
practised eu elegant
effect zullen vooral
de grijze tinten ma
ken die zich ook zo"
uitstekend voor oP*
reis leenen.
l>e rokken van 6®
tailleurs worden niet
te lang gedragenJ
men heeft ze sedert
het laatste seizoen
geen verdere ver-
lenging doen ondergaan, waarbij van de ge
dachte is uitgegaan, dat al te lange rokken
onpractisch zouden wordou en ook niet bij
liet model van dit genre zouden Passen. De
rokken blijven over het algemeen recht, o£
onmerkbaar even uitloopend door middel van
enkele plooien. Wat bet Jaquet betreft, het
korte model overheerscht, hetzij met één of
meerdere knoopen gesloten. In sommige ge
vallen laat men den col vervallen, niet echte1"
bij de meer elegante modellen. Wanneer de
col wordt weggelaten, verzacht men dit gei»18
echter graag met een sjaal, of een blouse
levendige tinten.
Het hierboven weergegeven model van eeu
petit tailleur, is van dunne grijze wol, "waar
bij dan een sjaal en een blouse gedragen wordt
van crêpe-de-chlne, mat-grijs van tint toet
roode pastilles. Hoedje en tasch zijn van het
zelfde rood. Op die manieT wordt een frisch
en aardig geheel verkregen.
EEN GOEDE HOND §TAA^
VOOR GEEN SLOOT, MAAR EEH
KOMT ER OOK WEL OVERHEEN