„DE MASSABEKEERDER VAN NEDERLAND" Fabrieksarbeid van vrouwen en meisjes De datum der Paaschvieriag -'ONDER l>aG 9 APRIL 193Ï t e C h i" i" fabliek*"- E" Man tle Club in de achter ons Haveni-u. tSntrUl9n<iernmrCllh8id WM d«*gedron*«. nog niet z.g.n. <i,kapitalistisch" werd DE VRUCHT VAN EEN JARENLANG IN CONTACT ZIJN MET MOEILIJKHEDEN PATER HENDRICHS VERTELT s I VERTRAGING EN BEVORDERING DER HERVORMING HET RAPPORT DER ROEPINGCLUB Critiek in ,,De R. K. Werkgever" „MOET DE ARBEID DER VROUW TERUG GEDRONGEN WORDEN UIT DE MAATSCHAPPIJ EN WEER OVER GEBRACHT NAAR 'T OUDERLIJK HUIS?" Het vraagstuk wordt opgelost Eenigen tijd geleden namen we uit „Roe ping" den hoofdinhoud van een rapportover van een sociale studieclub, die de kwestie van den fabrieksarbeid van vrouwen en meisjes aan een beschouwing onderwierp. Het rapport onderteekend door de heeren Willem Asselbergs, dr. Ir. E. H. M. Beekman, prof. Ir. J. M. Granpré Molière, Prof. H. Kaag G. Knuvelder, Prof. Mag. Dr. J. B. Kor3 O.P.' Mr. G. C. J. D. Kropman, W. Nieuwenhuis, Prof' Mr W. P. J. Pompe, Ir. T. S. G. J. M. van Sohaik, Th. H. Schliehting, arts seerJ w van Wel en Mr. dr. P. J. Witteman, voorzitter," eindigde met een beroep op alle katholieken, en in t bijzonder op de katholieke werkgevers om niet woord en daad eraan mede te werken, dat althans in de ondernemingen, die onder' ka tholieken invloed staan, voldaan worde aan een viertal voorwaarden, die onder de tegen woordige verhoudingen als praetische punten op den voorgrond staan. In de „R.K. Werkgever" wordt tegen dit rap port op krachtige wijze door den heer K(ortem horst) stelling genomen. ha de bovengenoemde vier voorwaarden als volgt te hebben samengevat: 1. betere gods dienstige scholing, ontwikkeling en karakter* vorming onzer katholieke meisjes: 2. aankwee king, ook in de fabriek van een geest vStn godsdienstzin (E. K.-werk en de Graal); 3. juiste sexueele voorlichting; 4. wering uit de ondernemingen van alles wat de zedelijkheid in gevaar kan brengen dus o.a.: a. zorg voor den aard van het werk, b. zorg voor schaft lokalen en privaten, c. geen gemengde arbeid van man en vrouw, d. geen gehuwde vrouwen in de fabriek, e. geen tweeploegenstelsel en geen tewerkstelling van buiten; schrijft hij als. volgt: „Ongetwijfeld zal het de Commissie-Witte- man niet onbekend zijn, dat de katholieke werkgevers en zij niet alleen reeds sinds lang iD' velerlei opzicht de meest essentieele bestanddeelen van bovenstaand advies daadwer kelijk in practijk hebben gebracht en dat er steeds meer naar wordt gestreefd om de be scherming van het personeel tegen de moreele gevaren van het arbeidersleven doeltreffend in te richten. Tusschen da Studie-Commissie en ons zal wel geen verschil van mecning bestaan over de vraag, of de punten 1 en 3 meer speciaal door de werkgevers dan wel door anderen ver wezenlijkt dienen te worden. Ook zal het de Studie-commissie niet zijn ontgaan, dat onder de sub 4 genoemde deside rata er eenige zijn, die óf reeds door dein wotgevvr zijn geregeld (b.v. de punten b. en e.) óf dcor den wetgever geregeld moeten wor den (b.v. punt d.) Doch ook mot dezie restricties blijft er nog voldoende emplooi voor de werkgevers over. We zouden met. dit weinige kunnen volstaan, ware het niet, dat aan deze praetische con clusies een lang betoog vooraf ging over d, vraag, of fabrieksarbeid voor vrouwen in het algemeen, bezien van katholiek standpunt, ver oordeeld moet worden. De Studieclub is het over deze kwestie on- derling niet geheel eens geworden. Ook niet, nadat zij eerst haar werkprogram beperkt had tot den fabrieksarbeid, met uitschakeling van kantoor-, atelier, en winkelarbeld en van den arbeid ais dienstbode. Het wil ons voorkomen, dat de beperking, die de Studieclub zich heeft opgelegd wel verre van een vereenvoudiging juist een grootere ingewikkeldheid heeft gebracht, om dat daardoor de vraagstelling zelf niet tot haar recht is gekomen. De hoofdvraag is immers geen andere dan deze, of zoowel het algemeen belang als het welbegrepen belang der betrokken meisjes zelf al dan niet gediend wordt (resp. het nood zakelijk maakt), dat de vrouw meer en meer treedt ,,in's feindliche Lehen" en daardoor de bescherinende(?) sfeer' van het huisgezin ver laat. Men kan de vraag ook hij haar uiteinde aanvatten en dun aldus stellen: of het huis gezin in 't algemeen nog in staat is het gros der meisjes de bezigheid, bescherming en op leiding te geven, die gcwensclit zou zijn? Het feit alleen, dat men dezelfde vraag van beide kanten kan bevorderen, toont reeds aan dat er een zekere wisselwerking bestaat tus schen de veranderde maatschappelijke behoef ten en do individueele omstandigheden. De club heeft haar studieplan beperkt toit den fabrieksarbeid en zij zou daarin verstandig gehandeld hebben, wanneer zij ten slotte tot deze conclusie ware gekomen: de fabrieks arbeid is voor het meisje altijd, overal en on der alle omstandigheden op zich volgens ka tholieke opvattingen te veroordcelen. Ware deze conclusie zij het ook aanvankelijk als werkhypothese aanvaard, dan zou de be perking van het probleem tot den vrouwen arbeid abrieken door zijn afgeslotenheid een vo de rechtvaardiging gevonden heb ben. Zcsu men: fabrieksarbeid voor vrouwen is moraiiter ongeoorloofd, dan is de zaak daar mee uit. Maar nu is het merkwaardige dat zelfs het meest puriteinsche deel der clubgenooten deze kxasse veroordeeling toch elgeulijk niet voor zijn verantwoording duVft te nemen. Immers de eerste algc-meene stelling, die de club voor haar rekening neemt luidt: „De arbeid van de vrouw, zelfs van de ge huwde vrouw, In de fabriek is ia abstracte in zich goon kwaad, ma.w. het is m-ogelijk, dat in een bepaalden fccdrijfsvomC?) bepaalde vrouwen bepaalden arbeid zullen kunnen ver. richten". Zelfs al zou de Club op grond van hst fei tenmateriaal, waarover zij blijkbaar beschikt, maar waarover geen verders mededeelingsn worden gedaan, in concreto mogen meenen dat hic et nunc elke vrouwen-arbeid in fabrie ken een naasts gelegenheid tot zond-s. betee- kent en een ondermijning van liet physiek en de psyche, dan nog ban zij zich het verwijt van foutieve probleemstelling niet van dsn hals schuiven. een toverformule alle vrouwen uit de fa brieken kunnen verbannen. Wat zou e7 m die nonnen en met die andere dlie geleideliik gevonden 11^" ln fabrieken' ar^<l zouden vr-7" moeten geschieden? Op die wan'" zH ll n il'"" höt antwoo,"d schuldig, "1, h eft haa-r studie tot den fabrieks- j 06Perkt. Wanneer zij het vraagstuk van aen vrouwenarbeid in ga„8chen omvang had bek. ken, zou zij hoogstwaarschijnlijk tot de conclusie zijn gekomen, dat het met den ïr Jd va délTTt i" a,teliBrS' WiDke,s. kantoïm vauctes, hotels, lunchrooms, gasthuizen en ÏÏn aIs met rT' "1°' VEeI anders gesUdd zal maPaSUTden\de huisarbeld a«n slachtoffers m wil Jiw, m Van moreeIe ontaarding, os? "15' ^^nk^cht, van tuber. Club won. 7 VOlksZi;J:tfln, dan zou de WVL-. S0aarzel(1 hebben het zeer ge- studismateriaa», waarover zij be- S' .aan te w&ndan tot het neerschrijven eenige tamelijk voorbarige en nog al on voorzichtige conclusies. Er bestaat bij ons geen twijfel, of de Club zon de vraagstelling ten slotte aldus hebben geformuleerd: meet de arbeid dar vrouw te ruggedrongen worden uit de maatschappij en weer overgebracht naar het ouderlijk huis? Evenmin szhij.nt het twijfelachtig, dat geen der Clubgenooten het voor zijn verantwoording zou heibben willen nemen, om het emancipatie proces, dat zich in de laatste tientallen van jaren ten aanzien van de vrouwen voltrok, on gedaan te maken. Men moge dan, eenigszins smalend, het „kapitalisme" de schuld geven van de nood zakelijkheid van vrouwenarbeid, van den an deren kant zal ook de Club wel niet blind zijn voor den «normen vooruitgang in schier ieder opzicht, die tengevolge van dat kapitalisme (productie in het groot) voor de arbeidende bevolking valt te boeken door betere huisves ting, degelijker voeding, soliede kleeding groo tere kans op cultureel© en godsdienstige ont wikkeling, hoogere loonen, kortere werktijden meei dei e vrijheid, betere sociale voorzieningen' meer afdoende bescherming tegen de risico's van het leven, meer politieke zeggenschap be tere gezondheidstoestand enz. enz. Wanneer de Club het boek van Dr Brug mans over den toestand der arbeidende bevoL king vóór 18,0 zou hebben geraadpleegd, zou zij wellicht tot het besluit zijn gekomen, dat d,e mdustrieele vooruitgang in ons land het gansche volk tot zegen heeft gestrekt, ook het vrouwelijk deel ervan. 1 U willen hiermee niet beweren dat in een nog verder stadium, met gelijkblijvende of a s mot nog hoogere algemeene welvaart de 11 o u v, enai beid niet eenigsziens ingekrompen zal kunnen worden, maar ook dan zal die in- rimping weer alleen het gevolg kunnen zijn ion nog grootere technische ©n organisatori sche volmaaktheid van het productie-apparaat. Is het niet merkwaardig, dat het mede te danken is aan het onvermoeide pogen van Mgr. Pools, dat in de Mijnstreek met hulp der Re geering eon tricotagefabriek werd opgericht, enkel en alleen om arbeid fabrieksarbeid,' wel te verstaan, te verschaffen aan meis jes? Waarom? Om die meisjes te halen uit de beschermende sfeer van het ouderlijk huis? Of om haar aan arbeid, orde en tucht te wen nen in een fabriek? Het antwoord is niet twij felachtig. Nog steeds geldt de meening van den H. Thomas, wanneer hij zegt, dat een der mo tieven tot den arbeid bestaat uit het tegengaan van ledigheid en zoodoende van gelegenheid tot zonde. Een groot voordeel van den arbeid in.goedingeriohte fabrieken schuilt onder meer in de mogelijkheid van controle, een omstan digheid, die de basis is voor elke arbeiders- bescherming, ook op moreel gebied. De Studieclub ziet gelijk gezegd In de wereld alleen den fabrieksarbeid en dan nog slechts de algemeen erkende schaduwzijde van dien arbeid. Haar visie is vertroebeld door dat goedkoope soort anti-kapitalisme dat in de laatste jaren in sommige katholieke kringen een modeartikel is geworden. Wat te denken van uitspraken al3: ,,De winzucht der onder nemers heeft zonder twijfel een groot aandeel gehad in het ontstaan van vrouwen- en kin derarbeid, welke in doorsnee goedkooper pleegt te zijn dan mannen-arbeid". Weet de Studie club niet, dat het juist de fabrieksarbeid ge weest is, die een einde heeft gemaakt aan de hemeltergende toestanden die in de huisindu strie bestemden, toen er niet kapitalistisch" werd geproduceerd? De Club schijnt de huis industrie zoo sleoht niet te vinden. Iimmers wordt opgemerkt, dat ook in meer patriar chale tijdperken (zulks in tegenstelling met het kapitalistisch" tijdperk) de vrouw arbeid verrichtte. Maar tegenwoordig geschiedt dat „niet meer binnen de muren van haar huis, maar samen, met tientallen of honderden an- deren, vreemden, na de fabriekspoort te zijn doorgegaan". Wel een ontstellend gemis aan sociaal in zicht, welke een reactionaire mentaliteit wordt hier tentoongespreid! En even verder lezen wij, dat een voorname fn.ktor, naast die va.n het loon, voor vrouwen arbeid, bezien van werk ge verast an d p u nt deze is. dat de vrouwen weinig geven om vakorga. nisalie, een niet te onderschatten financieel voordeel!" Ook deze zinsnede demonstreert, evenals die over de voordeelen der huisindustrie het min cf meer kleinburgerlijke standpunt, van waar uit de Club den fabrieksarbeid van de vrouw heeft bezien. De noodzakelijkheid, om goed onderlegd te zijn in geloofszaken HET ONSTERFLIJK CHRISTELIJKE IN ONZE MAATSCHAPPIJ ONMOGELIJK UIT TE ROEIEN I. Hat was professor Metz van Rijsenburg die I-ater Hendrichs onlangs betitelde ais de mas sa-bekeerder van Nederland" en het lijkt me, aat ©r moeilijk een passender naam go vond en kan worden voor dezen apostel van niet-Katlio- iiek Nederland. Nu, vooral dcor het buitengewone succes, dat. Pater Hendrichs' catechismus ,,de Gouden ke ten der Waarheid", mag boeken, aller aandacht op den apologeet gevestigd is, komt het vaak vooi, dat zij, die weten, dat ik zijn cursussen in Den Haag organiseer, mij aan het verteller vullen brengen over zijn bekeeringswerk. Dat bracht me Sr toe den pater voor te stellen om eens een ochtend niet samen te wer ken, maar door een „vraag en antwoorden spelletje" een zoo goed mogelijk interview in elkaar te zefcn Toen ik met bloc note en potlood gewapend in de spreekkamer wachtte, kwam pater Hen drichs binnen met een allervriendelijkst: Ik wensch je een .goddommelikendag! Al ben ik in diie jaren van samenwerking aan veel gewend geraakt zoo is de traditie- neele begroeting van ,,zoo edele dame, hoe vaart u? wèl in contrast met de wijze, waarop hij afscheid neemt als zijn tijd om is, zeggende: ,,Kom, Kees, trommel nu maar op." op vloeken betrapte ik hem echter nog nooit! - f-y.,'7/ S I., 1 V j-r ;t f- ;j Summa summarum: het rapport van de so ciale Club heeft omtrent het probleem van do arbeidende vrouw geenerlei nieuws of waarde vols gebracht, heit heeft dit probleem verkeerd en onvolledig gesteld cn was bij de sociale en ethische waardeering ervan niet gelukkig. Wanneer fabrieksarbeid voor vrouwen op zich geen kwaad bot eek ent en alleen de om standigheden waaronder die arbeid wordt ver richt bet stempel van minderwaardigheid op dien arbeid drukken, dan rijst de vraag, die zooveel sociologen en politici bij hun studie voortdurend te plagen pleegt: „Maar wat dan?" De Club zon bad zij 't voor 't zeggen den fabrieksarbeid voor vrouwen geleidelijk willen inperken en tem slotte afschaffen, fjesteii éc flVÉNe bat vaa Het gevaar van toet milieu, waarin de mensch, man, zoo goed als vrouw, genoodzaakt I is te leven, bestrijdt men het best door de feiten recht in de oogen te zien zonder uit. vluchtjes en zonder achterdeurtjes. Geen juist geneesmiddel zonder juiste diagnose. Het eeuwig-jonge Katholicisme dient de durf en het Godsvertrouwen te bezitten om met veerkrachtig élan de lijn der evolutie te rich ten raar het levensdoel der menscliheid. Geen vlucht, maar aanval zij ons parool. De geschieden is heeft ons geleerd, dat onder alle omstandigheden het Christendom, wel verre van weltfremd te zijn, steeds weêr de maatschappelijke omstandigheden heeft wetón te doordringen van don geest, aie uit het schijnbaar verkeerde het goede te voorschijn wist te roepen. Deze geest te wekken en te steunen is man nen taak voor heden. Die taak eisoht een klare, warme biik en wordt niet volbracht door haar te herzien met de oude, moede en bijziende oogen van een sociologie, die baar tijd heeft gehad, en die zich blind heeft gekeken op overleefde theorieën eeuer vorige generatie. Zeker, liét vraagstuk der werkende vrouw is nog niet opgelost. Maar het zal nooit opge lost worden door hem, die gelijk de Roeping- Club, de werkende vrouw zelf wil verdringen van haar plaats en haar daardoor, onbewust, natuurlijk, wil terugstooten in de zwarte el lende van de huisindustrie. De Christelijke sociologie heeft een betere roesóngr"*. Ik keek dan bok waarschijnlijk erg beduusd, want hij haastte zich me uit te leggen, hoe zijn Deensche leeriinge hem den vorigen avond verschrikt had door te spreken over een ,,god. dommelik gebed", waarmee het brave kind een godvruchtig gebed" bedoelde. Het was een beetje vreemd om over een werk, wat je zelf door en door kent en hebt zien groeien, de vragen te stellen, die een outsider doet, maar ik had van te voren eenige punten, waarvoor men belangstelling koestert opge schreven en bovendien als pater Hen drichs zijn stokpaardje eenmaal bestegen heeft berijdt hij het vanzelf wel verder! Pater, wat is de aanleiding geweest tot het geven van cursussen in den vorm, dien wij van u kennen, n.l. eerst een lterkcursus van 6 avonden, waarin li de grondslagen van het geloof behandelt en dart verder een vervolg cursus van 22 lessen, waarin u den catechis mus uitlegt? S Ik droeg een dergelijk idéé geloof ik al van huis uit in me. Toen ik nog in Amster dam aan de Krijtberg" was opperde ik het al eens, maar men wilde er toen niet aan. In 1918 in Nijmegen gekomen, sprak ik er over met mijn vriend v. d. Lans, hoofdredac teur van de „Gelderlander" en we werkten samen een plan de campagne uit. De eerste stap, die tot het doel, n.l. een kerkcursus voor met-Katholieken moest lelden, was het publioeeren van een serie-hoofdartike len in de „Gelderlander". Er verschenen 27 hoofdartikelen van mij over ,,Het bekeeringswerk ln Nederland" en waar de „Gelderlander" in dien tijd 1250 niet-katholieke abonné's telde kwamen die artikelen juist daar, waar we ze hebben wilden. In 1919 achtte ik don tijd gekomen om to beginnen met het werk, zooals men het tegen, woordig kent, n.l. een kerkcursus, met aanslui. tonden vervolgcursus. Ik had vele Cassandra-voorstellingen te bra- veeren; zoo herinner ik me nog goed hoe do beste deskundigen van Nijmegen me trachtten ta ontmoedigen met een: ,,Je krijgt geen 5 men- schen voor dien vervolgcursus." Het viel echter mee, er kwamen er 35, waaronder 2 dominéés die en nu danste er in Pater Hendrichs' oogen het bekende geestige lichtje overigens allebei dominé gebleven zijn! Een van hen kreeg het op een avond aan den stok met enkele zijner gemeentenaren, die ook aanwezig waren. Ik sprak over de „God heid van Christus" en de dominé maakte aan merking op het feit, dat Christus in heiligen toorn ontstoken, ééns 1-ossloeg op de geldwisse laars. Mijnheer vond in dit feit een reden om aan Christus' godheid te twijfelen. Toen ik zijn dwaling weerlegd had, interrum peerden de gemeentenaren hun herder, die weer in debat wik. a treden, met een: „Zwijg toch de pater heeft gelijk." In 1920 begon ik in Rotterdam. Pater van Ginneken S.J. had daar al enkele jaren een cursus voor andersdenkenden, dien hij in een zaai gaf. Dooromstandigheden moest hij dit werk waar hij veel succes mee had, staken en zag het gaarne door mij voortgezet. Ik gaf in den winter 1920-'21 mijn cursus evenals hij in een zaal, terwijl ik er een paral lelcursus in de pastorie van den Westzeedijk aan verbond, meer speciaal voor intellectueelen. Op deze cursussen behandelde ik hetzelfde, wat ik tegenwoordig in de kerk geef, n.l. de .grondslagen" van ons geloof. Vindt u de behandeling van de „grond slagen" niet een wat dorre stof, waar juist bij het „geloof" de factor „gevoel" zoo'n groote rol speelt? Dor? Allesbehalve! Zeker bij het spreken tot niet-katholieken moet men ails uitgangspunt mnaa d» vaste bewijzen, van heft friit, dat bet katholieke geloof het zuivere en pnvervalschte christendom is. Natuurlijk moet de behandeling, de wijze van voorstellen, de heele visie op het onderwerp zóó zijn, dat een zéér groote plaats gegeven wordt aan het „gevoel", zoodat ook het hart wordt bevredigd. Alles goed en wel, pater, maar we zijn weer aan liet afdwalen! Ik weet nog steeds niet lioe u er in Rotterdam toe kwam om met eon „kerkcursus" te beginnen inplaats van in de zaal door te gaan en waarom u het niet enkel bij de „grondslagen" liet, zooals -in 1920, doch ook een vervolgcursus gaf. Omdat, hij het bespreken van de campagne 192122, Mr. Hermans, die mij in dien tijd voortreffelijk ter zijde stond, en ik tegen elkaar zeiden, dat het ideaal zou zijn om eerst e&n cursus van 0 avonden te houden voor een groot publiek en verder voor degenen, die gaar ne méér van ons geloof zouden kernen, een vervolgcursus. Ik vreesde echter, da,t het plan een utopie zou zijn, daar ik niet wist, hoe aanbeen kerk te komen. Mr. Hermans hielp me uit den brand door onmiddellijk Pastoor C. Haanén uit het Bceeh- je te noemen, die werkelijk bereid bleek de katholieke zaak dezeneuormen dienst to be wijzen. Sindsdien geef ik mijn cursussen overal in een kerk, messtal na enkele jaren van kerk wisselend, om eens een ander publiek te krij gen. Ofschoon het vaak uitkomt, dat een groot deel der bezoekers van zeer ver komt. En den vervolgcursus geef ik, omdat het zoo jammer is om die mensdien, die dorsten naar de waarheid, weer aan hun lot over te laten. Op het inteekenblljet, dat na de 5de en 6de conferentie werejt uitgereikt, staan de vol gende eiscken: „Men moet in staat en van plan zijn den vervolgcursus geregeld te volgen en men komt daar om de Roomsche geloofs- en zedeleer van katholiek standpunt uit te hooren verklaren", zoodat men wèl vragen mag stellen om eon duidelijker inzicht te krijgen, maar uiteraard is debat uitgesloten. Waarom geen debat; u bent toch niet bang, dat u op een gegeven moment vastloopt? Vooreerst wil ik geen debat, omdat zéker 50 pet. dergenen, die op den vervolgcursus ko men, Katholiek willen worden en dus liever geen tijd willen verliezen. Ten 2de ben ik het met dr. van Dieren eens, die zegt, dat 95 pet. van de menschén, die pu bliek debateeren veel onverstandiger praten, dan ze onder vier oogen zouden doen. Een derde punt van overweging is, dat zoo'n debat gewoonlijk gaat ovèr „persoonlijke opvat, tingen", en die mogen nu héél interessant zijn voor den persoon in questie, de anderen stellen er gewoonlijk geen 'belang in! De laatste en niet onbelangrijkste reden is, dat het de meening van zoekenden en dwa- lemden, die soms toch al zooveel moeite hebben om de waarheid te begrijpen, nog meer doet déraill&eren. U behandelt op dien vervolgcursus ge woon den catechismus, niet? Ja, daarin vindt mr*i alles, wat noodig is. Ik heb 22 avondem noodig, om den heelen catechismus door te. nemen,' 1 y2 uur per avouid. Ik ben altijd vol bewondering voor die niet- katholieken, die eerst 6 avonden in de kerk naar mijn conferenties komen luisteren en dan nog eens een lieelen winter geregeld naar mijn vervolgcursussen komen. En toen verdiepten pater Hendrichs en ik ons in herinneringen aan cursisten, die we beiden gekend hadden en die zich soms de grootste opofferingen moesten getroosten om den cursus te kunnen volgen. Zoo kwam een meisje uit Veur geregeld iedere week door regen, wind, ja zelfs sneeuw en vorst, gefietst naar Den Haag, terwijl een oudere bekeerlinge, die nu al lang dood is, al- rijd meer dan een halt uur te loopen had, vóór ze een tram kon nemen. Dat kan maar één psychologische ver klaring hebben, die wij, Katholieken, niet kun nen aanvoelen, n.l. dat het een vreeselijk lijden is voor een menschenziel om naar godsdienst te hunkeren en het niet te kunnen vinden. U heeft zelf een catechismus samenge steld. Deed u dat aan de hand van uW jaren lange ondervinding en staat daar datgene in, wat u gewend bent te geven? Even een spottend kijken, alsof hij dacht, dat ik hem voor den gek hield met mijn „tegen beter weten in vragen", toen was hij er weer heelemaal in en zag in mij weer zijn „inter viewster". Kort en zakelijk staat alles, wat ik in de kerk over „de grondslagen" en op den cursus over de geloofs- en zedenleer gaf, er in. Maar bent u niet bang dat, als de men- schen het thuis zoo makkelijk zelf kunnen be- studeeren, ze niet meer geregeld op uw cur sus zullen komen? Integendeel; ik verwacht alle heil van het feit, dat ze thuis alles zelf kunnen bestudeeren. Eenieder voelt wel, dat er toch niets gaat bo ven een mondelinge verklaring, dus blijven ze niet weg van den cursus, maar wat van véél belang is, ze kunnen nu de lessen prepareeren en later nog eens herhalen, wat ik in de lVz uur, die zoo'n les duurt, verteld heb. Van deze herhaling verwacht ik juist veel heil, daar er in die 1% uur zóóveel te verwerken valt, dat het dwaasheid zou zijn te denken, dat ze niets zouden vergeten. In uw „Keten der Waarheid" zijn de vra gen op een eigenaardige, ons tot nu toe onbe kende wijze, gesteld. Heeft u zich ingesteld op de denkwijze van den modernen mensch? Dat is het! Er zijn geestelijken, die mij zeggen, dat ze de vragen het allerbelangrtjkste uit het boekje vinden, daar die zoo juist weer geven de wijze van denken en spreken over geloofszaken, die den modernen mensch ken merkt. Uw catechismus is dus eigenlijk de vrucht van een jarenlang in contact zijn met de moei lijkheden, waarmede andersdenkenden en ook vele Katholieken te kampen hebben? Het is de praktijk, die me geleerd heeft hoe het beste tegemoet te komen aan de noo- den van dezen tijd. Al 7 jaar drong pastoor Beukers uit Leiden er op aan, dat ik de verklaringen, die ik op mijn cursus aan den catechismus toevoegde, zou bundelen en uitgeven. Ik kwam daar toen nog niet toe,.maar wel liet ik 22 verschillende briefjes drukken, waarop de bij die les behoo- rende verklaringen in het kort gedrukt ston den. Ik deelde die uit aan mijn cursisten, zoo dat ze aan de hand daarvan, thuis nog eens het geleerde konden repeteeren. Ook waren ze van groot gemak als een of andere cursist eens had moeten verzuimen. Ik moest stilletjes lachen, toen ik er aan dacht, hoe ik vaak zoo'n stel briefjes „achter overgedrukt" had om er een of andere kape laan, die veel aan bekeeringswerk deed, ge lukkig mee te maken. Een bewijs, dat de com mentaar, dien pater Hendrichs op den gewonen catechismus gaf, wel in den smaak viel! fcKam het gesprek op de mentaliteit van den gewonen mensch, die niet meer voet stoots kan „aannemen", maar inzicht wil heb ben in datgene, wat hem te geiooven wordt voorgehouden. Pater Hendrichs vindt het een verblüdend teeken, dat er, vooral onder de jongeren, een dorst ls naar het diepste wezen onzer geloofs waarheden en dat men de moeite neemt ze grondig te bestudeeren. Is het niet prachtig, het voorbeeld van dat meisje van 19 jaar, dat in een boekhandel 23 exemplaren van mijn catechismus kwam halen en den verwonderden winkelier tot antwoord gaf: „Voor ons heele clubje, we w"len er elk één. Eerstens begrijpen we dan beter datgene, wat we leerden in onzen catechismus en ten tweede kunnen we andersdenkenden, die ons om inlichtingen vragen ofwel ons geloof aan- vallen, van repliek dienen." De overdreven onafhankelijkheidszucht van de rupere jeugd, is zeker te betreuren, maar een goede kant is, dat het krachtig subjectieve zich ook openbaart in de zucht om het geloof persoonlijk te leeren kennen en ik ben er vast van overtuigd, dat, als ik mijn boekje 25 jaar eerder geschreven had, het in de verste verte niet zoo'n opgang gemaakt zou hebben Jaren terug schreef Méline, toen minister van financiën in Frankrijk, me: „Het kkn niet zijn, dat de ontwikkeling van Jen menschelijken geest in zich den mensch tot een vloek zou zijn", en ik ben het volmaakt met hem eens. We spreken nu eigenlijk over een nieuw soort Katholieken". Welke soort preferUrt u degenen, die alles kinderlijk aannemen zonder verder onderzoek, of de tegenwoordige die zoo graag alles uitpluizen. Ziet u er geen groot gevaar in? Er ligt zeker een zéér groot gevaar in, en de taak der opvoeders is er niet gemak kelijker op geworden ,maar zooals mgr. Callier me eens zeide: „De moeilijkheden zijn er, om overwonnen te worden." Dat er veel goede wil bestaat, om op de juiste wijze voorgelicht te worden over geloofszaken, blijkt wel uit de wijze, waarop men zich mijn boekje aanschaft. De groote dooreenmenging van onze R. K. jongere nienschen met andersdenkenden, zoo-, wel op kantoren, fabrieken als in andere be drijven, bestond vroeger in veel mindere mate, en deze omgang met ongeloovigeji en christe nen van velerlei richting, brengt mot zich de noodzakelijkheid om goed. onderlegd te zijn in geloofszaken. Waar de Katholieken tegenwoordig hun on derwijs zoo vrij en breed kunnen ontplooien, bestaat er een veel grootere ontwikkeling on der de Katholieken dan vroeger en het ligt voor de hand, dat zij, die gewend zijn zich voor allerlei te interesseeren, óók of liever „ze ker" hun geloof nader willen kennen. Welk een groot „goed" ligt hierin voor hét leeken apostolaat, waartoe eenieder toch geroepen is Onze tijd wordt genoemd een „materieels tijd", en tóch is er zoo'n sterke geestelijk® strooming, neemt u b.v. de „Christian Science", de „.Anthroposopliie", de bijeenkomsten, die s Zondagsochtends georganiseerd worden voor ongeloovigen, die tóch dorsten naar „wijding" en die men dan iets schoons schenkt in den vorm van muziek, zang of voordrachtkunst. Daar antwoord ik op: Dat is het on sterflijk christelijke, dat in onze maatschappij onmogelijk geheel uit te roeien is. Vergeet niet, dat in iedere dwaling een spoor van waarheid huist, vandaar dat het zoo hóógst noodzakelijk is, dat de Katholieken hun ge loof bewust kennen en diep aanvoelen, anders zullen ze wèAr niet van valsch kunnen onder scheiden. Daarom heb ik mijn boekje ook' zooveel als me maar voor den geest wilde komen, alle verwarringen en halve waarheden van dezen tijd aangeraakt om de goedwilligen te oriëntee- ren op de waarheid. Ofschoon meerdere Roomsch-Kathölieken me gezegd hebben op dit gebied veel uit mijn boekje geleerd te hebben, weet ik toch wel, dat het niet compleet is. Pro fessor Verhaar heeft in zijn recentie in „Het Schild" volkomen juist geschreven: „Iedere recensent heeft natuurlijk zijn wen- schen". Deze goede vriend, die zoo uitstekend op de hoogte is van den legenwoordigen tyd, heeft waarschijnlijk enkele leemten ontdekt, dat kin wel niet anders, vooral waar ik bij het maken van mijn boekje niet enkel gekeken heb naar wat ik „erin kon zetten", maar ook en vooral, naar „wat wel gemist kon worden", omdat ik •het geheel, met het oog op den prijs, zoo be knopt mogelijk wilde maken. Ik zie al Pater, vanochtend komen we tóch niet klaar met het bespreken van alles, wat met uw methode van werken in verband staat. Laten we er nu een punt achter zetten en volgende week weer met frisschen moed aan den gang gaan. En toen eindigden we ons vreedzaam inter- En toen ©ihdigden wc ons interview CATY VERBEEK. Vast of veranderlijk NEDERLANDSCHE BANK Uitzetting der biljetten circulatie cn stijging van de particuliere geld- rente onder invloed van de ma and wisseling De vorige weekstaat gaf nog slechts ten deele den invloed van de eisohen welke de maandwisiseUng aan de geldmarkt pleegt te stellen, weer. Deze komen, geaccentueerd door de geldbehoeften voor de achter ons liggende feestdagen eerst tot uitdrukking in dezen weekstaat, waarin de Beleeningen geboekt staan met ruim 120 millioen gulden tegen 97 mill ioen gulden de vorige week. Een a vans dus van olrca 23 millioen gulden. Ook op de particuliere geldmarkt komt de ruimere geldbehoefte tot uitdrukking n.l. in een verhooging van de geldrente, v«lke' op t oogentolik 1% h 2 pet. bedraagt voor „han kers call" en gisteren pet. deed voor pro longatie. De scherpe stijging van de call-rente duidt er intussclien wel op, dat aan deze rente-verhooging slechts een tijdelijk karakter mag worden toegekend. Het Rijk beschikt trouwens, dank zij den financieelen operaties van da laatste maanden, en dank zij ook de mogelijkheid welke voor verschillende gemeenten werd geopend om door middel van een laagrentende obligatie- leening de gelden te vinden voor aflossing van door het Rijk verleende woning.bouvvvoor- sohotten, over voldoende middelen welke ze ker niet onbenut bij de Nederlandsche Bank zullen blijven liggen, en een latente bedrei ging voor de geldrente vormen. Het aan het Rijk verleende rentelooze voorschot van 1% millioen gulden heeft deze week wederom moeten plaats maken voor een creditsaldo van bijna zes millioen. De stijging van het f en van de Reichs- ■mark noodzaakten de Bank andermaal tot af- gtffte van eenig materiaal uit hare buitenland- sche wisselportefeuille, waartegenover echter tegelijkertijd een toename van de in het bui tenland onderhouden saldi werd geregistreerd. Per saldo onderging het buitenlandsoh tegoed van de Bank echter een vermindering met 1% millioen gulden. Het Paaschfeest is door het concilie van Nicea vastgesteld op den eersten Zondag na de eerste volle maan na de lente-evening, dus kan nooit later darfop den zesden dag van de voile maan vallen. Het is echter niet het concilie van Nicea geweest dat het Paaschfeest mobiel heeft ge maakt. Zelfs is die beweeglijkheid niet bepaald Christelijk. De beweeglijkheid kwam van de Joden wier kalender van de schijngestalten der maan afhing, doch die ln de regelmaat der maaugestalten feitelijk een vaste kalender hadden. Ze bedoelden dus wel degelijk Paasch feest te vieren op een gefixeerde dag van 't jaar en sinds de uittocht uit Egypte vierden zij hun Pascha op den 14den van de maan Nlsan, dus den 14den dag van de nieuwe maan, waar. mee de lente begon. Het was dus precies vast te stellen op welke ochtend de Godmensch herrezen was, aange zien zijn Kruisdood juist voor het aanvangen van het Pascha had plaats gehad en de Jood- sche dag bij zonsondergang begon. Het con cilie van Nicea stelde dan ook de herinnering aan de Verrijzenis des Heeren op de Zondag ochtend vast, die op het jood&che Paaschfeest volgde. Maar de joden hieven met hun maan jaren rekenen terwijl de watenschap de tijdbe- rekening verbeterde en terwijl tevens het twaalfmaandenjaar werd ingevoerd, dat met het astronomische jaar wel rekening hield, doch het niet' volgde. Het concilie had het Christelijk Paaschfeest - dus vastgesteld op de dag die inderdaad de verjaardag van de Opstanding was in het jaar 321. Maar vooral sterreklindigen bleven critï- seeren. Zo bleven ook dé kalender van Julius C&sar onnauwkeurig noemen, en inderdaad vei Rijderde men zich in den loop der eeuwen. \an het juiste varjaarptmt, omdat een jaar nu eenmaal niet uit 365 en een kwart dag bestaat, maar uit een minuut en eenige seconden min der. Toen Paus Gregorius XIII dan ook de kalen der deed herzien, om de langzaam maar zetsre afdwaling te corrigeeren, eprak men opnieuw van het vastzetten van Paschen. Paus Grego rius wilde echter geen nieuwe kalender invoe ren, doch alleen do kalender met de tijdreke- "ing van Julius Cesar herstellen. He,t vastzet ten op «en bepaalde datum zou van. Paschen een feest hebben gemaakt als Kerstmis, name- lij een veranderlijk, dat ook op een weekdag kon vallen en men ziet direct in welke bezwa ren dat had met het oog op de liturgie der Goede oeiom niet to spreken van de sociale bezwaren die een verplaatsing van een zoo be langrijk feest als bet ftascljfeest, zou verwek ken. Paus Gregorius beperkte er zjch toe het met twaalf dagen scheef gezette jaar van Julius Cesar weer in zijn voegen te zetten en Paschen bleef niet in het kalenderjaar maar in het as tronomische jaar gefixeerd, of -juister gezegd in het maanjaar. Het gevolg was dat daar de eerste volle maan in de leute tusschen 25 Maart en 23 April kan vallen, het PaascbJCefiBt - nu eens zeer vroeg, dan -weer zeer laat gevierd wordt, wat, vooral in de moderne tijd, nu h^t' werk veel meer geregeld is dan vroeger en:het economische leven heel wat meer met de ka lender te doen heeft dan voorheen, soms hin derlijk kan worden. Wat do hervorming misschien meer ver traagt dan bevordert is het groot aantal plan nen dia gemaakt zijn. Men is het er over eens dat de juiste datum voor Paschen voor 't oogen- blik ongeveer 9 April zal zijn. Daarom hebben da plannen met stabiele data meest Zondag 1 of Zondag 8 April daarvoor aangewezen. An dere kalenderhervormers die nog eenige be weeglijkheid aan het feest laten, stellen voor de zooveels'te Zondag na de lente-evening, en willen dus de factor van de volle maan, die aan het Paaschfeest zijn groote verplaatsbaar heid geeft, uitschakelen. Reeds in 1SS4 had men aan abbé Cro-ze, die over de kalenderhervorming de wenschen van 't, Fransche Episcopaat kwam mededeelen, ten Vaticane gezegd: Laat men eerst de kalender hervorming ter hand nemen en ons een vaste kalender bezorgen. In 1897 antwoordde kar dinaal Rampolla aan den Duitschen geleerde Forster, die het advies van de staatssecretarie had gevraagd inzake de stabiliseering van het Paaschfeest, dat zoo men de verdeeldheid ln da Christenheid over de vastlegging van het Paaschfeest wist te ecarteeren, het initiatief van zulk een hervorming van het Vaticaan aou kunnen uitgaan. In 1908 te Praag, in Londen in 1910, te Boston in 1912, te Rome in 1913, en vorder geregeld alle jaren, spraken con gressen zich voor de vastlegging van het (Paaschfeest uit en in JuM 1918 droeg kardi naal Mercier van Mechelen de zaak opnieuw te Rome voor. Leo XIII en Plus X waren gunstig gestemd jegens de hervorming en blijkens het schrijven van Benedictus XV aan kardinaal Mercier, werd in principe geaccepteerd om het Paasch feest buiten datum en buiten week zelfs te stellen als vallende in de beide „buiten-kalen- deri'-dagen die het zonnejaar over heeft als men de -maanden gelijk wil maken, en die het 'beste bjj een evening te plaatsen zijn. NEDERLANDERS IN DEN VREEMDE Francis Koene te Praag De Hol'landsóhe violist Francis Koene, die dezer dagen te Praag als gast is opgetreden, heeft blijkens do recencies in de pers aldaar, een zeer groot succes als solist 'behaald. Zijn vertolking van do solo-partij in Suk's Fantasie voor viool en orkest (de Tseehleche Philharmonie) worden o.m. door het. „Prager Tagetoiatt'' en „Bohemia" touitengewoon ge roemd. Francis Koene was voornemens, de volgen de week een tournée in Holland te beginnen. Zijn Hollaudsohe collega Jan DaJwnen ig ter ongesteld, zoodat hij niet ka-n reizen. Oolk aijn eerste optreden te Londen in de a.s. season komt hierdoor te vervallen Beuker en Denijs te Brussel Naar wij vernemen hebben onze Jazz.pia. nisten Han Beuker en Wouter Denijs een uit bundig succes gehad met het optreden op de groote Gala-Lief dad igheidaaolrée in het Palais des Beaux Arts ':o Brussel op 26 Maart j.L De verschillende nummers worden door de stampvolle zaal, waarin zich o.m. Koningin en Prinses Astrid, alsmede het geheele Corps Consulaire, bevonden, met zeer veel enthou siasme aangehoord; vooral met hun bewerking van de bekende „Fledermaus"-wals oogsttoij «ij zeex veel bijvak

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 10