„DE MASSABEKEERDER VAN NEDERLAND"
Fabrieksarbeid van vrouwen
en meisjes
De datum der Paaschvieriag
-'ONDER l>aG 9 APRIL 193Ï
t e C h i" i" fabliek*"- E" Man
tle Club in de achter ons Haveni-u.
tSntrUl9n<iernmrCllh8id WM d«*gedron*«.
nog niet z.g.n. <i,kapitalistisch" werd
DE VRUCHT VAN EEN JARENLANG IN CONTACT ZIJN
MET MOEILIJKHEDEN
PATER HENDRICHS VERTELT
s I
VERTRAGING EN BEVORDERING DER
HERVORMING
HET RAPPORT DER ROEPINGCLUB
Critiek in ,,De R. K. Werkgever"
„MOET DE ARBEID DER VROUW TERUG
GEDRONGEN WORDEN UIT DE
MAATSCHAPPIJ EN WEER OVER
GEBRACHT NAAR 'T OUDERLIJK
HUIS?"
Het vraagstuk wordt opgelost
Eenigen tijd geleden namen we uit „Roe
ping" den hoofdinhoud van een rapportover
van een sociale studieclub, die de kwestie van
den fabrieksarbeid van vrouwen en meisjes
aan een beschouwing onderwierp.
Het rapport onderteekend door de heeren
Willem Asselbergs, dr. Ir. E. H. M. Beekman,
prof. Ir. J. M. Granpré Molière, Prof. H. Kaag
G. Knuvelder, Prof. Mag. Dr. J. B. Kor3 O.P.'
Mr. G. C. J. D. Kropman, W. Nieuwenhuis, Prof'
Mr W. P. J. Pompe, Ir. T. S. G. J. M. van
Sohaik, Th. H. Schliehting, arts seerJ w
van Wel en Mr. dr. P. J. Witteman, voorzitter,"
eindigde met een beroep op alle katholieken, en
in t bijzonder op de katholieke werkgevers om
niet woord en daad eraan mede te werken, dat
althans in de ondernemingen, die onder' ka
tholieken invloed staan, voldaan worde aan
een viertal voorwaarden, die onder de tegen
woordige verhoudingen als praetische punten
op den voorgrond staan.
In de „R.K. Werkgever" wordt tegen dit rap
port op krachtige wijze door den heer K(ortem
horst) stelling genomen.
ha de bovengenoemde vier voorwaarden als
volgt te hebben samengevat: 1. betere gods
dienstige scholing, ontwikkeling en karakter*
vorming onzer katholieke meisjes: 2. aankwee
king, ook in de fabriek van een geest vStn
godsdienstzin (E. K.-werk en de Graal); 3.
juiste sexueele voorlichting; 4. wering uit de
ondernemingen van alles wat de zedelijkheid
in gevaar kan brengen dus o.a.: a. zorg voor
den aard van het werk, b. zorg voor schaft
lokalen en privaten, c. geen gemengde arbeid
van man en vrouw, d. geen gehuwde vrouwen
in de fabriek, e. geen tweeploegenstelsel en
geen tewerkstelling van buiten; schrijft hij als.
volgt:
„Ongetwijfeld zal het de Commissie-Witte-
man niet onbekend zijn, dat de katholieke
werkgevers en zij niet alleen reeds sinds
lang iD' velerlei opzicht de meest essentieele
bestanddeelen van bovenstaand advies daadwer
kelijk in practijk hebben gebracht en dat er
steeds meer naar wordt gestreefd om de be
scherming van het personeel tegen de moreele
gevaren van het arbeidersleven doeltreffend in
te richten.
Tusschen da Studie-Commissie en ons zal
wel geen verschil van mecning bestaan over
de vraag, of de punten 1 en 3 meer speciaal
door de werkgevers dan wel door anderen ver
wezenlijkt dienen te worden.
Ook zal het de Studie-commissie niet zijn
ontgaan, dat onder de sub 4 genoemde deside
rata er eenige zijn, die óf reeds door dein
wotgevvr zijn geregeld (b.v. de punten b. en
e.) óf dcor den wetgever geregeld moeten wor
den (b.v. punt d.)
Doch ook mot dezie restricties blijft er nog
voldoende emplooi voor de werkgevers over.
We zouden met. dit weinige kunnen volstaan,
ware het niet, dat aan deze praetische con
clusies een lang betoog vooraf ging over d,
vraag, of fabrieksarbeid voor vrouwen in het
algemeen, bezien van katholiek standpunt, ver
oordeeld moet worden.
De Studieclub is het over deze kwestie on-
derling niet geheel eens geworden. Ook niet,
nadat zij eerst haar werkprogram beperkt had
tot den fabrieksarbeid, met uitschakeling van
kantoor-, atelier, en winkelarbeld en van den
arbeid ais dienstbode.
Het wil ons voorkomen, dat de beperking,
die de Studieclub zich heeft opgelegd wel
verre van een vereenvoudiging juist een
grootere ingewikkeldheid heeft gebracht, om
dat daardoor de vraagstelling zelf niet tot haar
recht is gekomen.
De hoofdvraag is immers geen andere dan
deze, of zoowel het algemeen belang als het
welbegrepen belang der betrokken meisjes zelf
al dan niet gediend wordt (resp. het nood
zakelijk maakt), dat de vrouw meer en meer
treedt ,,in's feindliche Lehen" en daardoor de
bescherinende(?) sfeer' van het huisgezin ver
laat.
Men kan de vraag ook hij haar uiteinde
aanvatten en dun aldus stellen: of het huis
gezin in 't algemeen nog in staat is het gros
der meisjes de bezigheid, bescherming en op
leiding te geven, die gcwensclit zou zijn?
Het feit alleen, dat men dezelfde vraag van
beide kanten kan bevorderen, toont reeds aan
dat er een zekere wisselwerking bestaat tus
schen de veranderde maatschappelijke behoef
ten en do individueele omstandigheden.
De club heeft haar studieplan beperkt toit
den fabrieksarbeid en zij zou daarin verstandig
gehandeld hebben, wanneer zij ten slotte tot
deze conclusie ware gekomen: de fabrieks
arbeid is voor het meisje altijd, overal en on
der alle omstandigheden op zich volgens ka
tholieke opvattingen te veroordcelen. Ware
deze conclusie zij het ook aanvankelijk als
werkhypothese aanvaard, dan zou de be
perking van het probleem tot den vrouwen
arbeid abrieken door zijn afgeslotenheid
een vo de rechtvaardiging gevonden heb
ben. Zcsu men: fabrieksarbeid voor vrouwen
is moraiiter ongeoorloofd, dan is de zaak daar
mee uit.
Maar nu is het merkwaardige dat zelfs het
meest puriteinsche deel der clubgenooten deze
kxasse veroordeeling toch elgeulijk niet voor
zijn verantwoording duVft te nemen.
Immers de eerste algc-meene stelling, die de
club voor haar rekening neemt luidt:
„De arbeid van de vrouw, zelfs van de ge
huwde vrouw, In de fabriek is ia abstracte
in zich goon kwaad, ma.w. het is m-ogelijk,
dat in een bepaalden fccdrijfsvomC?) bepaalde
vrouwen bepaalden arbeid zullen kunnen ver.
richten".
Zelfs al zou de Club op grond van hst fei
tenmateriaal, waarover zij blijkbaar beschikt,
maar waarover geen verders mededeelingsn
worden gedaan, in concreto mogen meenen
dat hic et nunc elke vrouwen-arbeid in fabrie
ken een naasts gelegenheid tot zond-s. betee-
kent en een ondermijning van liet physiek en
de psyche, dan nog ban zij zich het verwijt
van foutieve probleemstelling niet van dsn
hals schuiven.
een toverformule alle vrouwen uit de fa
brieken kunnen verbannen. Wat zou e7 m
die nonnen en met die andere dlie geleideliik
gevonden 11^" ln fabrieken' ar^<l zouden
vr-7" moeten geschieden? Op die
wan'" zH ll n il'"" höt antwoo,"d schuldig,
"1, h eft haa-r studie tot den fabrieks-
j 06Perkt. Wanneer zij het vraagstuk van
aen vrouwenarbeid in ga„8chen omvang had
bek. ken, zou zij hoogstwaarschijnlijk tot de
conclusie zijn gekomen, dat het met den ïr Jd
va délTTt i" a,teliBrS' WiDke,s. kantoïm
vauctes, hotels, lunchrooms, gasthuizen en
ÏÏn aIs met rT' "1°' VEeI anders gesUdd zal
maPaSUTden\de huisarbeld a«n slachtoffers
m wil Jiw, m Van moreeIe ontaarding,
os? "15' ^^nk^cht, van tuber.
Club won. 7 VOlksZi;J:tfln, dan zou de
WVL-. S0aarzel(1 hebben het zeer ge-
studismateriaa», waarover zij be-
S' .aan te w&ndan tot het neerschrijven
eenige tamelijk voorbarige en nog al on
voorzichtige conclusies.
Er bestaat bij ons geen twijfel, of de Club
zon de vraagstelling ten slotte aldus hebben
geformuleerd: meet de arbeid dar vrouw te
ruggedrongen worden uit de maatschappij en
weer overgebracht naar het ouderlijk huis?
Evenmin szhij.nt het twijfelachtig, dat geen
der Clubgenooten het voor zijn verantwoording
zou heibben willen nemen, om het emancipatie
proces, dat zich in de laatste tientallen van
jaren ten aanzien van de vrouwen voltrok, on
gedaan te maken.
Men moge dan, eenigszins smalend, het
„kapitalisme" de schuld geven van de nood
zakelijkheid van vrouwenarbeid, van den an
deren kant zal ook de Club wel niet blind zijn
voor den «normen vooruitgang in schier ieder
opzicht, die tengevolge van dat kapitalisme
(productie in het groot) voor de arbeidende
bevolking valt te boeken door betere huisves
ting, degelijker voeding, soliede kleeding groo
tere kans op cultureel© en godsdienstige ont
wikkeling, hoogere loonen, kortere werktijden
meei dei e vrijheid, betere sociale voorzieningen'
meer afdoende bescherming tegen de risico's
van het leven, meer politieke zeggenschap be
tere gezondheidstoestand enz. enz.
Wanneer de Club het boek van Dr Brug
mans over den toestand der arbeidende bevoL
king vóór 18,0 zou hebben geraadpleegd, zou
zij wellicht tot het besluit zijn gekomen, dat
d,e mdustrieele vooruitgang in ons land het
gansche volk tot zegen heeft gestrekt, ook het
vrouwelijk deel ervan.
1 U willen hiermee niet beweren dat in
een nog verder stadium, met gelijkblijvende of
a s mot nog hoogere algemeene welvaart de
11 o u v, enai beid niet eenigsziens ingekrompen
zal kunnen worden, maar ook dan zal die in-
rimping weer alleen het gevolg kunnen zijn
ion nog grootere technische ©n organisatori
sche volmaaktheid van het productie-apparaat.
Is het niet merkwaardig, dat het mede te
danken is aan het onvermoeide pogen van Mgr.
Pools, dat in de Mijnstreek met hulp der Re
geering eon tricotagefabriek werd opgericht,
enkel en alleen om arbeid fabrieksarbeid,'
wel te verstaan, te verschaffen aan meis
jes? Waarom? Om die meisjes te halen uit de
beschermende sfeer van het ouderlijk huis? Of
om haar aan arbeid, orde en tucht te wen
nen in een fabriek? Het antwoord is niet twij
felachtig. Nog steeds geldt de meening van den
H. Thomas, wanneer hij zegt, dat een der mo
tieven tot den arbeid bestaat uit het tegengaan
van ledigheid en zoodoende van gelegenheid
tot zonde. Een groot voordeel van den arbeid
in.goedingeriohte fabrieken schuilt onder meer
in de mogelijkheid van controle, een omstan
digheid, die de basis is voor elke arbeiders-
bescherming, ook op moreel gebied.
De Studieclub ziet gelijk gezegd In de
wereld alleen den fabrieksarbeid en dan nog
slechts de algemeen erkende schaduwzijde van
dien arbeid. Haar visie is vertroebeld door dat
goedkoope soort anti-kapitalisme dat in de
laatste jaren in sommige katholieke kringen
een modeartikel is geworden. Wat te denken
van uitspraken al3: ,,De winzucht der onder
nemers heeft zonder twijfel een groot aandeel
gehad in het ontstaan van vrouwen- en kin
derarbeid, welke in doorsnee goedkooper pleegt
te zijn dan mannen-arbeid". Weet de Studie
club niet, dat het juist de fabrieksarbeid ge
weest is, die een einde heeft gemaakt aan de
hemeltergende toestanden die in de huisindu
strie bestemden, toen er niet kapitalistisch"
werd geproduceerd? De Club schijnt de huis
industrie zoo sleoht niet te vinden. Iimmers
wordt opgemerkt, dat ook in meer patriar
chale tijdperken (zulks in tegenstelling met
het kapitalistisch" tijdperk) de vrouw arbeid
verrichtte. Maar tegenwoordig geschiedt dat
„niet meer binnen de muren van haar huis,
maar samen, met tientallen of honderden an-
deren, vreemden, na de fabriekspoort te zijn
doorgegaan".
Wel een ontstellend gemis aan sociaal in
zicht, welke een reactionaire mentaliteit wordt
hier tentoongespreid!
En even verder lezen wij, dat een voorname
fn.ktor, naast die va.n het loon, voor vrouwen
arbeid, bezien van werk ge verast an d p u nt deze
is. dat de vrouwen weinig geven om vakorga.
nisalie, een niet te onderschatten financieel
voordeel!"
Ook deze zinsnede demonstreert, evenals die
over de voordeelen der huisindustrie het min
cf meer kleinburgerlijke standpunt, van waar
uit de Club den fabrieksarbeid van de vrouw
heeft bezien.
De noodzakelijkheid, om goed onderlegd
te zijn in geloofszaken
HET ONSTERFLIJK CHRISTELIJKE IN
ONZE MAATSCHAPPIJ ONMOGELIJK
UIT TE ROEIEN
I.
Hat was professor Metz van Rijsenburg die
I-ater Hendrichs onlangs betitelde ais de mas
sa-bekeerder van Nederland" en het lijkt me,
aat ©r moeilijk een passender naam go vond en
kan worden voor dezen apostel van niet-Katlio-
iiek Nederland.
Nu, vooral dcor het buitengewone succes, dat.
Pater Hendrichs' catechismus ,,de Gouden ke
ten der Waarheid", mag boeken, aller aandacht
op den apologeet gevestigd is, komt het vaak
vooi, dat zij, die weten, dat ik zijn cursussen
in Den Haag organiseer, mij aan het verteller
vullen brengen over zijn bekeeringswerk.
Dat bracht me Sr toe den pater voor te
stellen om eens een ochtend niet samen te wer
ken, maar door een „vraag en antwoorden
spelletje" een zoo goed mogelijk interview in
elkaar te zefcn
Toen ik met bloc note en potlood gewapend
in de spreekkamer wachtte, kwam pater Hen
drichs binnen met een allervriendelijkst:
Ik wensch je een .goddommelikendag!
Al ben ik in diie jaren van samenwerking
aan veel gewend geraakt zoo is de traditie-
neele begroeting van ,,zoo edele dame, hoe
vaart u? wèl in contrast met de wijze, waarop
hij afscheid neemt als zijn tijd om is, zeggende:
,,Kom, Kees, trommel nu maar op." op
vloeken betrapte ik hem echter nog nooit!
- f-y.,'7/
S I.,
1 V j-r
;t f- ;j
Summa summarum: het rapport van de so
ciale Club heeft omtrent het probleem van do
arbeidende vrouw geenerlei nieuws of waarde
vols gebracht, heit heeft dit probleem verkeerd
en onvolledig gesteld cn was bij de sociale en
ethische waardeering ervan niet gelukkig.
Wanneer fabrieksarbeid voor vrouwen op
zich geen kwaad bot eek ent en alleen de om
standigheden waaronder die arbeid wordt ver
richt bet stempel van minderwaardigheid op
dien arbeid drukken, dan rijst de vraag, die
zooveel sociologen en politici bij hun studie
voortdurend te plagen pleegt: „Maar wat dan?"
De Club zon bad zij 't voor 't zeggen
den fabrieksarbeid voor vrouwen geleidelijk
willen inperken en tem slotte afschaffen,
fjesteii éc flVÉNe bat vaa
Het gevaar van toet milieu, waarin de
mensch, man, zoo goed als vrouw, genoodzaakt
I is te leven, bestrijdt men het best door de
feiten recht in de oogen te zien zonder uit.
vluchtjes en zonder achterdeurtjes. Geen juist
geneesmiddel zonder juiste diagnose.
Het eeuwig-jonge Katholicisme dient de durf
en het Godsvertrouwen te bezitten om met
veerkrachtig élan de lijn der evolutie te rich
ten raar het levensdoel der menscliheid. Geen
vlucht, maar aanval zij ons parool.
De geschieden is heeft ons geleerd, dat onder
alle omstandigheden het Christendom, wel
verre van weltfremd te zijn, steeds weêr de
maatschappelijke omstandigheden heeft wetón
te doordringen van don geest, aie uit het
schijnbaar verkeerde het goede te voorschijn
wist te roepen.
Deze geest te wekken en te steunen is man
nen taak voor heden. Die taak eisoht een klare,
warme biik en wordt niet volbracht door haar
te herzien met de oude, moede en bijziende
oogen van een sociologie, die baar tijd heeft
gehad, en die zich blind heeft gekeken op
overleefde theorieën eeuer vorige generatie.
Zeker, liét vraagstuk der werkende vrouw is
nog niet opgelost. Maar het zal nooit opge
lost worden door hem, die gelijk de Roeping-
Club, de werkende vrouw zelf wil verdringen
van haar plaats en haar daardoor, onbewust,
natuurlijk, wil terugstooten in de zwarte el
lende van de huisindustrie.
De Christelijke sociologie heeft een betere
roesóngr"*.
Ik keek dan bok waarschijnlijk erg beduusd,
want hij haastte zich me uit te leggen, hoe
zijn Deensche leeriinge hem den vorigen avond
verschrikt had door te spreken over een ,,god.
dommelik gebed", waarmee het brave kind een
godvruchtig gebed" bedoelde.
Het was een beetje vreemd om over een werk,
wat je zelf door en door kent en hebt zien
groeien, de vragen te stellen, die een outsider
doet, maar ik had van te voren eenige punten,
waarvoor men belangstelling koestert opge
schreven en bovendien als pater Hen
drichs zijn stokpaardje eenmaal bestegen heeft
berijdt hij het vanzelf wel verder!
Pater, wat is de aanleiding geweest tot
het geven van cursussen in den vorm, dien
wij van u kennen, n.l. eerst een lterkcursus van
6 avonden, waarin li de grondslagen van het
geloof behandelt en dart verder een vervolg
cursus van 22 lessen, waarin u den catechis
mus uitlegt? S
Ik droeg een dergelijk idéé geloof ik al
van huis uit in me. Toen ik nog in Amster
dam aan de Krijtberg" was opperde ik het
al eens, maar men wilde er toen niet aan.
In 1918 in Nijmegen gekomen, sprak ik er
over met mijn vriend v. d. Lans, hoofdredac
teur van de „Gelderlander" en we werkten
samen een plan de campagne uit.
De eerste stap, die tot het doel, n.l. een
kerkcursus voor met-Katholieken moest lelden,
was het publioeeren van een serie-hoofdartike
len in de „Gelderlander".
Er verschenen 27 hoofdartikelen van mij over
,,Het bekeeringswerk ln Nederland" en waar de
„Gelderlander" in dien tijd 1250 niet-katholieke
abonné's telde kwamen die artikelen juist daar,
waar we ze hebben wilden.
In 1919 achtte ik don tijd gekomen om to
beginnen met het werk, zooals men het tegen,
woordig kent, n.l. een kerkcursus, met aanslui.
tonden vervolgcursus.
Ik had vele Cassandra-voorstellingen te bra-
veeren; zoo herinner ik me nog goed hoe do
beste deskundigen van Nijmegen me trachtten ta
ontmoedigen met een: ,,Je krijgt geen 5 men-
schen voor dien vervolgcursus." Het viel echter
mee, er kwamen er 35, waaronder 2 dominéés
die en nu danste er in Pater Hendrichs'
oogen het bekende geestige lichtje overigens
allebei dominé gebleven zijn!
Een van hen kreeg het op een avond aan
den stok met enkele zijner gemeentenaren, die
ook aanwezig waren. Ik sprak over de „God
heid van Christus" en de dominé maakte aan
merking op het feit, dat Christus in heiligen
toorn ontstoken, ééns 1-ossloeg op de geldwisse
laars. Mijnheer vond in dit feit een reden om
aan Christus' godheid te twijfelen.
Toen ik zijn dwaling weerlegd had, interrum
peerden de gemeentenaren hun herder, die weer
in debat wik. a treden, met een: „Zwijg toch
de pater heeft gelijk."
In 1920 begon ik in Rotterdam. Pater van
Ginneken S.J. had daar al enkele jaren een
cursus voor andersdenkenden, dien hij in een
zaai gaf. Dooromstandigheden moest hij dit
werk waar hij veel succes mee had, staken en
zag het gaarne door mij voortgezet.
Ik gaf in den winter 1920-'21 mijn cursus
evenals hij in een zaal, terwijl ik er een paral
lelcursus in de pastorie van den Westzeedijk aan
verbond, meer speciaal voor intellectueelen.
Op deze cursussen behandelde ik hetzelfde,
wat ik tegenwoordig in de kerk geef, n.l. de
.grondslagen" van ons geloof.
Vindt u de behandeling van de „grond
slagen" niet een wat dorre stof, waar juist
bij het „geloof" de factor „gevoel" zoo'n groote
rol speelt?
Dor? Allesbehalve! Zeker bij het spreken
tot niet-katholieken moet men ails uitgangspunt
mnaa d» vaste bewijzen, van heft friit, dat bet
katholieke geloof het zuivere en pnvervalschte
christendom is. Natuurlijk moet de behandeling,
de wijze van voorstellen, de heele visie op het
onderwerp zóó zijn, dat een zéér groote plaats
gegeven wordt aan het „gevoel", zoodat ook
het hart wordt bevredigd.
Alles goed en wel, pater, maar we zijn
weer aan liet afdwalen! Ik weet nog steeds niet
lioe u er in Rotterdam toe kwam om met eon
„kerkcursus" te beginnen inplaats van in de
zaal door te gaan en waarom u het niet enkel
bij de „grondslagen" liet, zooals -in 1920, doch
ook een vervolgcursus gaf.
Omdat, hij het bespreken van de campagne
192122, Mr. Hermans, die mij in dien tijd
voortreffelijk ter zijde stond, en ik tegen
elkaar zeiden, dat het ideaal zou zijn om eerst
e&n cursus van 0 avonden te houden voor een
groot publiek en verder voor degenen, die gaar
ne méér van ons geloof zouden kernen, een
vervolgcursus. Ik vreesde echter, da,t het plan
een utopie zou zijn, daar ik niet wist, hoe
aanbeen kerk te komen.
Mr. Hermans hielp me uit den brand door
onmiddellijk Pastoor C. Haanén uit het Bceeh-
je te noemen, die werkelijk bereid bleek de
katholieke zaak dezeneuormen dienst to be
wijzen.
Sindsdien geef ik mijn cursussen overal in
een kerk, messtal na enkele jaren van kerk
wisselend, om eens een ander publiek te krij
gen. Ofschoon het vaak uitkomt, dat een
groot deel der bezoekers van zeer ver komt.
En den vervolgcursus geef ik, omdat het zoo
jammer is om die mensdien, die dorsten naar
de waarheid, weer aan hun lot over te laten.
Op het inteekenblljet, dat na de 5de en
6de conferentie werejt uitgereikt, staan de vol
gende eiscken: „Men moet in staat en van
plan zijn den vervolgcursus geregeld te volgen
en men komt daar om de Roomsche geloofs- en
zedeleer van katholiek standpunt uit te hooren
verklaren", zoodat men wèl vragen mag stellen
om eon duidelijker inzicht te krijgen, maar
uiteraard is debat uitgesloten.
Waarom geen debat; u bent toch niet
bang, dat u op een gegeven moment vastloopt?
Vooreerst wil ik geen debat, omdat zéker
50 pet. dergenen, die op den vervolgcursus ko
men, Katholiek willen worden en dus liever
geen tijd willen verliezen.
Ten 2de ben ik het met dr. van Dieren eens,
die zegt, dat 95 pet. van de menschén, die pu
bliek debateeren veel onverstandiger praten,
dan ze onder vier oogen zouden doen.
Een derde punt van overweging is, dat zoo'n
debat gewoonlijk gaat ovèr „persoonlijke opvat,
tingen", en die mogen nu héél interessant zijn
voor den persoon in questie, de anderen stellen
er gewoonlijk geen 'belang in!
De laatste en niet onbelangrijkste reden is,
dat het de meening van zoekenden en dwa-
lemden, die soms toch al zooveel moeite hebben
om de waarheid te begrijpen, nog meer doet
déraill&eren.
U behandelt op dien vervolgcursus ge
woon den catechismus, niet?
Ja, daarin vindt mr*i alles, wat noodig
is. Ik heb 22 avondem noodig, om den heelen
catechismus door te. nemen,' 1 y2 uur per
avouid.
Ik ben altijd vol bewondering voor die niet-
katholieken, die eerst 6 avonden in de kerk
naar mijn conferenties komen luisteren en dan
nog eens een lieelen winter geregeld naar mijn
vervolgcursussen komen.
En toen verdiepten pater Hendrichs en ik
ons in herinneringen aan cursisten, die we
beiden gekend hadden en die zich soms de
grootste opofferingen moesten getroosten om
den cursus te kunnen volgen.
Zoo kwam een meisje uit Veur geregeld
iedere week door regen, wind, ja zelfs sneeuw
en vorst, gefietst naar Den Haag, terwijl een
oudere bekeerlinge, die nu al lang dood is, al-
rijd meer dan een halt uur te loopen had, vóór
ze een tram kon nemen.
Dat kan maar één psychologische ver
klaring hebben, die wij, Katholieken, niet kun
nen aanvoelen, n.l. dat het een vreeselijk lijden
is voor een menschenziel om naar godsdienst
te hunkeren en het niet te kunnen vinden.
U heeft zelf een catechismus samenge
steld. Deed u dat aan de hand van uW jaren
lange ondervinding en staat daar datgene in,
wat u gewend bent te geven?
Even een spottend kijken, alsof hij dacht, dat
ik hem voor den gek hield met mijn „tegen
beter weten in vragen", toen was hij er weer
heelemaal in en zag in mij weer zijn „inter
viewster".
Kort en zakelijk staat alles, wat ik in de
kerk over „de grondslagen" en op den cursus
over de geloofs- en zedenleer gaf, er in.
Maar bent u niet bang dat, als de men-
schen het thuis zoo makkelijk zelf kunnen be-
studeeren, ze niet meer geregeld op uw cur
sus zullen komen?
Integendeel; ik verwacht alle heil van het
feit, dat ze thuis alles zelf kunnen bestudeeren.
Eenieder voelt wel, dat er toch niets gaat bo
ven een mondelinge verklaring, dus blijven ze
niet weg van den cursus, maar wat van véél
belang is, ze kunnen nu de lessen prepareeren
en later nog eens herhalen, wat ik in de lVz
uur, die zoo'n les duurt, verteld heb. Van deze
herhaling verwacht ik juist veel heil, daar er
in die 1% uur zóóveel te verwerken valt, dat
het dwaasheid zou zijn te denken, dat ze niets
zouden vergeten.
In uw „Keten der Waarheid" zijn de vra
gen op een eigenaardige, ons tot nu toe onbe
kende wijze, gesteld. Heeft u zich ingesteld op
de denkwijze van den modernen mensch?
Dat is het! Er zijn geestelijken, die mij
zeggen, dat ze de vragen het allerbelangrtjkste
uit het boekje vinden, daar die zoo juist weer
geven de wijze van denken en spreken over
geloofszaken, die den modernen mensch ken
merkt.
Uw catechismus is dus eigenlijk de vrucht
van een jarenlang in contact zijn met de moei
lijkheden, waarmede andersdenkenden en ook
vele Katholieken te kampen hebben?
Het is de praktijk, die me geleerd heeft
hoe het beste tegemoet te komen aan de noo-
den van dezen tijd.
Al 7 jaar drong pastoor Beukers uit Leiden
er op aan, dat ik de verklaringen, die ik op
mijn cursus aan den catechismus toevoegde,
zou bundelen en uitgeven. Ik kwam daar toen
nog niet toe,.maar wel liet ik 22 verschillende
briefjes drukken, waarop de bij die les behoo-
rende verklaringen in het kort gedrukt ston
den. Ik deelde die uit aan mijn cursisten, zoo
dat ze aan de hand daarvan, thuis nog eens
het geleerde konden repeteeren.
Ook waren ze van groot gemak als een of
andere cursist eens had moeten verzuimen.
Ik moest stilletjes lachen, toen ik er aan
dacht, hoe ik vaak zoo'n stel briefjes „achter
overgedrukt" had om er een of andere kape
laan, die veel aan bekeeringswerk deed, ge
lukkig mee te maken. Een bewijs, dat de com
mentaar, dien pater Hendrichs op den gewonen
catechismus gaf, wel in den smaak viel!
fcKam het gesprek op de mentaliteit
van den gewonen mensch, die niet meer voet
stoots kan „aannemen", maar inzicht wil heb
ben in datgene, wat hem te geiooven wordt
voorgehouden.
Pater Hendrichs vindt het een verblüdend
teeken, dat er, vooral onder de jongeren, een
dorst ls naar het diepste wezen onzer geloofs
waarheden en dat men de moeite neemt ze
grondig te bestudeeren.
Is het niet prachtig, het voorbeeld van dat
meisje van 19 jaar, dat in een boekhandel 23
exemplaren van mijn catechismus kwam halen
en den verwonderden winkelier tot antwoord
gaf: „Voor ons heele clubje, we w"len er elk
één. Eerstens begrijpen we dan beter datgene,
wat we leerden in onzen catechismus en ten
tweede kunnen we andersdenkenden, die ons
om inlichtingen vragen ofwel ons geloof aan-
vallen, van repliek dienen."
De overdreven onafhankelijkheidszucht van
de rupere jeugd, is zeker te betreuren, maar
een goede kant is, dat het krachtig subjectieve
zich ook openbaart in de zucht om het geloof
persoonlijk te leeren kennen en ik ben er vast
van overtuigd, dat, als ik mijn boekje 25 jaar
eerder geschreven had, het in de verste verte
niet zoo'n opgang gemaakt zou hebben
Jaren terug schreef Méline, toen minister
van financiën in Frankrijk, me:
„Het kkn niet zijn, dat de ontwikkeling van
Jen menschelijken geest in zich den mensch
tot een vloek zou zijn", en ik ben het volmaakt
met hem eens.
We spreken nu eigenlijk over een nieuw
soort Katholieken". Welke soort preferUrt u
degenen, die alles kinderlijk aannemen zonder
verder onderzoek, of de tegenwoordige die
zoo graag alles uitpluizen. Ziet u er geen groot
gevaar in?
Er ligt zeker een zéér groot gevaar in,
en de taak der opvoeders is er niet gemak
kelijker op geworden ,maar zooals mgr. Callier
me eens zeide: „De moeilijkheden zijn er, om
overwonnen te worden."
Dat er veel goede wil bestaat, om op de juiste
wijze voorgelicht te worden over geloofszaken,
blijkt wel uit de wijze, waarop men zich mijn
boekje aanschaft.
De groote dooreenmenging van onze R. K.
jongere nienschen met andersdenkenden, zoo-,
wel op kantoren, fabrieken als in andere be
drijven, bestond vroeger in veel mindere mate,
en deze omgang met ongeloovigeji en christe
nen van velerlei richting, brengt mot zich de
noodzakelijkheid om goed. onderlegd te zijn in
geloofszaken.
Waar de Katholieken tegenwoordig hun on
derwijs zoo vrij en breed kunnen ontplooien,
bestaat er een veel grootere ontwikkeling on
der de Katholieken dan vroeger en het ligt
voor de hand, dat zij, die gewend zijn zich
voor allerlei te interesseeren, óók of liever „ze
ker" hun geloof nader willen kennen. Welk
een groot „goed" ligt hierin voor hét leeken
apostolaat, waartoe eenieder toch geroepen is
Onze tijd wordt genoemd een „materieels
tijd", en tóch is er zoo'n sterke geestelijk®
strooming, neemt u b.v. de „Christian Science",
de „.Anthroposopliie", de bijeenkomsten, die
s Zondagsochtends georganiseerd worden voor
ongeloovigen, die tóch dorsten naar „wijding"
en die men dan iets schoons schenkt in den
vorm van muziek, zang of voordrachtkunst.
Daar antwoord ik op: Dat is het on
sterflijk christelijke, dat in onze maatschappij
onmogelijk geheel uit te roeien is.
Vergeet niet, dat in iedere dwaling een spoor
van waarheid huist, vandaar dat het zoo hóógst
noodzakelijk is, dat de Katholieken hun ge
loof bewust kennen en diep aanvoelen, anders
zullen ze wèAr niet van valsch kunnen onder
scheiden.
Daarom heb ik mijn boekje ook' zooveel als
me maar voor den geest wilde komen, alle
verwarringen en halve waarheden van dezen
tijd aangeraakt om de goedwilligen te oriëntee-
ren op de waarheid. Ofschoon meerdere
Roomsch-Kathölieken me gezegd hebben op dit
gebied veel uit mijn boekje geleerd te hebben,
weet ik toch wel, dat het niet compleet is. Pro
fessor Verhaar heeft in zijn recentie in „Het
Schild" volkomen juist geschreven:
„Iedere recensent heeft natuurlijk zijn wen-
schen".
Deze goede vriend, die zoo uitstekend op de
hoogte is van den legenwoordigen tyd, heeft
waarschijnlijk enkele leemten ontdekt, dat kin
wel niet anders, vooral waar ik bij het maken
van mijn boekje niet enkel gekeken heb naar
wat ik „erin kon zetten", maar ook en vooral,
naar „wat wel gemist kon worden", omdat ik
•het geheel, met het oog op den prijs, zoo be
knopt mogelijk wilde maken.
Ik zie al Pater, vanochtend komen we
tóch niet klaar met het bespreken van alles,
wat met uw methode van werken in verband
staat. Laten we er nu een punt achter zetten
en volgende week weer met frisschen moed
aan den gang gaan.
En toen eindigden we ons vreedzaam inter-
En toen ©ihdigden wc ons interview
CATY VERBEEK.
Vast of veranderlijk
NEDERLANDSCHE BANK
Uitzetting der biljetten circulatie cn
stijging van de particuliere geld-
rente onder invloed van de
ma and wisseling
De vorige weekstaat gaf nog slechts ten
deele den invloed van de eisohen welke de
maandwisiseUng aan de geldmarkt pleegt te
stellen, weer. Deze komen, geaccentueerd door
de geldbehoeften voor de achter ons liggende
feestdagen eerst tot uitdrukking in dezen
weekstaat, waarin de Beleeningen geboekt
staan met ruim 120 millioen gulden tegen 97
mill ioen gulden de vorige week. Een a vans
dus van olrca 23 millioen gulden.
Ook op de particuliere geldmarkt komt de
ruimere geldbehoefte tot uitdrukking n.l. in
een verhooging van de geldrente, v«lke' op
t oogentolik 1% h 2 pet. bedraagt voor „han
kers call" en gisteren pet. deed voor pro
longatie. De scherpe stijging van de call-rente
duidt er intussclien wel op, dat aan deze
rente-verhooging slechts een tijdelijk karakter
mag worden toegekend.
Het Rijk beschikt trouwens, dank zij den
financieelen operaties van da laatste maanden,
en dank zij ook de mogelijkheid welke voor
verschillende gemeenten werd geopend om
door middel van een laagrentende obligatie-
leening de gelden te vinden voor aflossing van
door het Rijk verleende woning.bouvvvoor-
sohotten, over voldoende middelen welke ze
ker niet onbenut bij de Nederlandsche Bank
zullen blijven liggen, en een latente bedrei
ging voor de geldrente vormen. Het aan het
Rijk verleende rentelooze voorschot van 1%
millioen gulden heeft deze week wederom
moeten plaats maken voor een creditsaldo van
bijna zes millioen.
De stijging van het f en van de Reichs-
■mark noodzaakten de Bank andermaal tot af-
gtffte van eenig materiaal uit hare buitenland-
sche wisselportefeuille, waartegenover echter
tegelijkertijd een toename van de in het bui
tenland onderhouden saldi werd geregistreerd.
Per saldo onderging het buitenlandsoh tegoed
van de Bank echter een vermindering met
1% millioen gulden.
Het Paaschfeest is door het concilie van
Nicea vastgesteld op den eersten Zondag na
de eerste volle maan na de lente-evening, dus
kan nooit later darfop den zesden dag van de
voile maan vallen.
Het is echter niet het concilie van Nicea
geweest dat het Paaschfeest mobiel heeft ge
maakt. Zelfs is die beweeglijkheid niet bepaald
Christelijk. De beweeglijkheid kwam van de
Joden wier kalender van de schijngestalten der
maan afhing, doch die ln de regelmaat der
maaugestalten feitelijk een vaste kalender
hadden. Ze bedoelden dus wel degelijk Paasch
feest te vieren op een gefixeerde dag van 't
jaar en sinds de uittocht uit Egypte vierden zij
hun Pascha op den 14den van de maan Nlsan,
dus den 14den dag van de nieuwe maan, waar.
mee de lente begon.
Het was dus precies vast te stellen op welke
ochtend de Godmensch herrezen was, aange
zien zijn Kruisdood juist voor het aanvangen
van het Pascha had plaats gehad en de Jood-
sche dag bij zonsondergang begon. Het con
cilie van Nicea stelde dan ook de herinnering
aan de Verrijzenis des Heeren op de Zondag
ochtend vast, die op het jood&che Paaschfeest
volgde. Maar de joden hieven met hun maan
jaren rekenen terwijl de watenschap de tijdbe-
rekening verbeterde en terwijl tevens het
twaalfmaandenjaar werd ingevoerd, dat met
het astronomische jaar wel rekening hield,
doch het niet' volgde.
Het concilie had het Christelijk Paaschfeest -
dus vastgesteld op de dag die inderdaad de
verjaardag van de Opstanding was in het jaar
321. Maar vooral sterreklindigen bleven critï-
seeren. Zo bleven ook dé kalender van Julius
C&sar onnauwkeurig noemen, en inderdaad
vei Rijderde men zich in den loop der eeuwen.
\an het juiste varjaarptmt, omdat een jaar nu
eenmaal niet uit 365 en een kwart dag bestaat,
maar uit een minuut en eenige seconden min
der.
Toen Paus Gregorius XIII dan ook de kalen
der deed herzien, om de langzaam maar zetsre
afdwaling te corrigeeren, eprak men opnieuw
van het vastzetten van Paschen. Paus Grego
rius wilde echter geen nieuwe kalender invoe
ren, doch alleen do kalender met de tijdreke-
"ing van Julius Cesar herstellen. He,t vastzet
ten op «en bepaalde datum zou van. Paschen
een feest hebben gemaakt als Kerstmis, name-
lij een veranderlijk, dat ook op een weekdag
kon vallen en men ziet direct in welke bezwa
ren dat had met het oog op de liturgie der
Goede oeiom niet to spreken van de sociale
bezwaren die een verplaatsing van een zoo be
langrijk feest als bet ftascljfeest, zou verwek
ken.
Paus Gregorius beperkte er zjch toe het met
twaalf dagen scheef gezette jaar van Julius
Cesar weer in zijn voegen te zetten en Paschen
bleef niet in het kalenderjaar maar in het as
tronomische jaar gefixeerd, of -juister gezegd
in het maanjaar. Het gevolg was dat daar de
eerste volle maan in de leute tusschen 25
Maart en 23 April kan vallen, het PaascbJCefiBt -
nu eens zeer vroeg, dan -weer zeer laat gevierd
wordt, wat, vooral in de moderne tijd, nu h^t'
werk veel meer geregeld is dan vroeger en:het
economische leven heel wat meer met de ka
lender te doen heeft dan voorheen, soms hin
derlijk kan worden.
Wat do hervorming misschien meer ver
traagt dan bevordert is het groot aantal plan
nen dia gemaakt zijn. Men is het er over eens
dat de juiste datum voor Paschen voor 't oogen-
blik ongeveer 9 April zal zijn. Daarom hebben
da plannen met stabiele data meest Zondag 1
of Zondag 8 April daarvoor aangewezen. An
dere kalenderhervormers die nog eenige be
weeglijkheid aan het feest laten, stellen voor
de zooveels'te Zondag na de lente-evening, en
willen dus de factor van de volle maan, die
aan het Paaschfeest zijn groote verplaatsbaar
heid geeft, uitschakelen.
Reeds in 1SS4 had men aan abbé Cro-ze, die
over de kalenderhervorming de wenschen van
't, Fransche Episcopaat kwam mededeelen, ten
Vaticane gezegd: Laat men eerst de kalender
hervorming ter hand nemen en ons een vaste
kalender bezorgen. In 1897 antwoordde kar
dinaal Rampolla aan den Duitschen geleerde
Forster, die het advies van de staatssecretarie
had gevraagd inzake de stabiliseering van het
Paaschfeest, dat zoo men de verdeeldheid ln
da Christenheid over de vastlegging van het
Paaschfeest wist te ecarteeren, het initiatief
van zulk een hervorming van het Vaticaan aou
kunnen uitgaan. In 1908 te Praag, in Londen
in 1910, te Boston in 1912, te Rome in 1913,
en vorder geregeld alle jaren, spraken con
gressen zich voor de vastlegging van het
(Paaschfeest uit en in JuM 1918 droeg kardi
naal Mercier van Mechelen de zaak opnieuw
te Rome voor.
Leo XIII en Plus X waren gunstig gestemd
jegens de hervorming en blijkens het schrijven
van Benedictus XV aan kardinaal Mercier,
werd in principe geaccepteerd om het Paasch
feest buiten datum en buiten week zelfs te
stellen als vallende in de beide „buiten-kalen-
deri'-dagen die het zonnejaar over heeft als
men de -maanden gelijk wil maken, en die het
'beste bjj een evening te plaatsen zijn.
NEDERLANDERS IN DEN VREEMDE
Francis Koene te Praag
De Hol'landsóhe violist Francis Koene, die
dezer dagen te Praag als gast is opgetreden,
heeft blijkens do recencies in de pers aldaar,
een zeer groot succes als solist 'behaald.
Zijn vertolking van do solo-partij in Suk's
Fantasie voor viool en orkest (de Tseehleche
Philharmonie) worden o.m. door het. „Prager
Tagetoiatt'' en „Bohemia" touitengewoon ge
roemd.
Francis Koene was voornemens, de volgen
de week een tournée in Holland te beginnen.
Zijn Hollaudsohe collega Jan DaJwnen ig
ter ongesteld, zoodat hij niet ka-n reizen. Oolk
aijn eerste optreden te Londen in de a.s. season
komt hierdoor te vervallen
Beuker en Denijs te Brussel
Naar wij vernemen hebben onze Jazz.pia.
nisten Han Beuker en Wouter Denijs een uit
bundig succes gehad met het optreden op de
groote Gala-Lief dad igheidaaolrée in het Palais
des Beaux Arts ':o Brussel op 26 Maart j.L
De verschillende nummers worden door de
stampvolle zaal, waarin zich o.m. Koningin en
Prinses Astrid, alsmede het geheele Corps
Consulaire, bevonden, met zeer veel enthou
siasme aangehoord; vooral met hun bewerking
van de bekende „Fledermaus"-wals oogsttoij
«ij zeex veel bijvak