2-DE AMFI; I 11-15
VOOR TOEKOMSTIGE
KAMPEERDERS
SPEELGOED IN DE
MIDDELEEUWEN
EEN ONDANKBAAR
PLEEGKIND
ALLERLEI
-tt-
Wat hem opviel
De geraffineerde
i4-
De vrouw zy den man 'n hulpe
Mijn schoonzuster heb ik natuuriijk nooit
met cadeaus verwend, 'n Bos wflgentakjes is
wrt altos geweest, wat ik haar geoffreerd heb;
buiten het gouden horloge, wat mijn huwelijks
dag twee weken heeft uitgesteld.
't Was 'n herfstavond, 'n avond die 'n sprong
T*aagt van Augustus naar November; 'n avond,
dat je opeens de boomen ontluisterd ziet, dat
je ia het wakkeren van den wind het flakkeren
•ran vuurtorenlicht meent te zien; 'n storm
end, dat je meisje aan schipbreuk denkt, en
de hemel purper is. Erg poëtisch ben ik niet.
Zoon avond in ieder geval, dat ze je thuis
misprijzend aankijken, wanneer je toch samen
uit wil; 'n avond, dat t goed is, getweeën en
awijgza.ain tegen den wind op te kampen.
Dien avond waren we met ons drieën. De
aanstaande schoonzuster was toevallig gelijk
met ons uitgegaan. Waarheen zij ging We iw'ee(Je ri1 gt
vftnrflp>itifl« -i - T-jjAO..
Boven gekomen alles vol, behalve le rij 13
Naast mij zitten links twee studentinnen, rechts
'n onderwijzeres met haar verloofde. Geen lui,
waarvoor je je bepaald schamen moet.
Zij kijken even naar m'n bontjas en m'n snor.
retje, en verdiepen zich in stuk en spelers, niet
eens in loges en stalles.
Zou onder 11, do studente, of onder 15, de
onderwijzeres het horloge liggen. Ik wil gaan
bukken; het licht dooft.
Goeie hemel! Ze geven: de koopman van
Venetië. Wie gaat er nu in 's hemelsnaam de
koopman zien op 'n tweede amfi?
Ik schuifel langzaam met m'n voeten over
den vloer onder de stoelen van de meisjes. Zij
hangen met de kin op de ijzeren stang van de
balustrade. Zooals het onderwijzertje op de
tweede amfl heb ik met m'n verloofde in de
loge nooit gezeten, zoo gezellig.
Mijn buurvrouwen heb ik ieder 'n keer ge
raakt met m'n heimelijk gezoek.
Pardon". Er wordt „sst" geroepen op de
verwachtten ieder moment, dat ze ons bij een
tramhalte vaarwel zou zeggen, of 'n stoep op
zou gaan. M'n meisje en ik keken elkander al
'as aan, maar wij wandelden gedrieën, gearmd!
Toen hij den schouwburg, we stonden
schuin en pal tegen den wind, en keurden de
nieuwste tooneelfoto's, brak de hemel een
regenbui boven ons los, druppels zoo hard als
hagel, en in 'n overmoedige bui van milddadig
heid opperde ik: „Wat zouden de dames ervan
zeggen, wanneer wij hier binnen gingen schui
len?"
't Was bij achten.
Mijn schoonzuster verried opeens, dat zij dan
haar bezoek aan tante Margot tot later zou
uitstellen, en m'n meisje zei ietwat koel, ge
reserveerd 'n beetje spits: „Als je maar'niet
zoo duur gaat zitten
Wij samen zitten altijd loge. Zoo Iets mag
je in de feuilletonrubriek van welk democratisch
blad ook gerust vertellen. Dan neemt zij haar
avondshawl mee.
Of zij dat nu zei, omdat zij haar shawl niet
of mijn schoonzuster wel bij zich had, weet
ik niet.
Ik moest, geloof ik, mjjn aanstaande schoon
zus wel vragen, waar zij het liefst wou zitten,
en voordat ik verhopen ton, dat zij dan maar
niet loge zou kiezen, zei ze spontaan: „Tweede
amfi.' Daar zit je reuze!"
Tweede amfi! Daar wilde mijn aanstaande
vrouw voor geen geld van de waereld zitten!
Of in dat voorstel nu weer een hartelijkheid
van mijn schoonzus school? Wat doet 'n man
ook, om met twee dames gearmd door 'n herfst
avond te wandelen, zelfs al zijn het je aan
staande vrouw en je aanstaande schoonzuster!
Voor tweede amfi trok ik eveneens m'n neus
op. Natuurlijk!
Maar ook mijn verloofde riep even spontaan
als geestdriftig: Tweede amfi, en daarmee zui
verde zij in elk geval de atmosfeer tusschen
de twee gezusters en het manspersoon, zoodat
ik plotseling zóó jolig en uitgelaten riep: „Goed,
wij gaan tweede amfi zitten", alsof wij carnaval
gingen vieren.
Erg druk was 't niet; en ik kon drie tweede
amfi krijgen op de eerste rij. Ik kon de plaat
sen uit m n vestjeszak betalen, ofschoon ze mij
tóch in verhouding met loge en stalles nogal
prijzig leek.
En we klauterden naar boven. Jonge, wat 'n
hijsch. Als de loges zoo hoog zouden wezen, dsn
waren er in onze schouwburgen veel liften. De
meisjes kirden en giechelden, en stelden zich
aan. of wij het in 't hoofd hadden gehaald, om
'n Parijsche apachenbar te bezoeken. Dat stond
echter vast, dat wij zoo hoog hetzelfde stuk
zouden zien als in 'n loge; alleen van 'n beetje
meer modern gezichtspunt uit.
Zij stelden zich wat overdreven aan, omdat
wij alle drie onze bontjas aan hadden, 't Was
haar te vergeven. Van de eerste naar de tweede
amfl moest ik belden bijna letterlijk dragen
Daarboven was 't vrij sober ingericht. Van 't
programmaboekje kregen wij 'n goedkoope
editie, zonder de artistenportretten.
De kinderen wilden haar jassen niet aan de
Juffrouw van de kapstok toevertrouwen, of
schoon zij een goede bekende was, beneden uit
de garderobe.
Wij kregen 'n nazomersch, geestig nieman-
dalletje te genieten. De zaal was slecht bezet.
Tweede amfi was geheel voor ons. We werden
als kinderen, gelukkig; we keken laag op de
stalles neer, en wezen naar kennissen en be
kenden,
Na het eeiste bedrijf stond er links van ons,
op de tweede gaanderij plotseling 'n brandweer
man. Dat wa3 zoo zonderling niet, meen ik;
maar in de pauze stond er rechts van ons, op
de zijgaanderij, een politieagent in uniform. Hij
keek ons aan; en wij overmoedig tartten 'n
beetje; de meisjes althans.
Wat moet die politiebewaking doen, vraag
Je je onwillekeurig af, wanneer je die in de
loges, althans in die gedaante, nooit ontmoet
hebt.
„Hij loert op jou", plaagden wij het schoon
zusje. De agent kon merken, dat hij in ons ge
sprek betrokken was.
Het was wel benauwd daarboven; of er alle
walm van schmink naar toe trok; 't kwam van
de sciimink van de dilettanten uit loge en stal
les. Het is heel goed voor de nederigheid om
'n keer tweede amfi te zitten, ook al zit je maar
alleen.
Die agent maakte mij ongerust; in zooverre
tenminste, dat ik wel drie keer vroeg, wat toch
eigenlijk de taak was van zoo'n hóóg-geplaatsten
surveillant. In n netten, Hollandscben schouw
burg, met 'n mak Hollandsch publiek, 'n lief
stuk met 'n beetje intellectualisme van 'n too-
neeldirectie en 'n tam experimentje; 'n reper
toire, dat in der eeuwigheid geen politieke mis
daad kan ontlokken, en dat dieven en moorde
naars in hoogst aanvaardbare posities alleen op
de planken brengt.
Op den terugtocht werd de kritiek van het
stuk verdrongen door deze nieuwsgierigheid, die
mijn fantasie niet vermocht te bevredigen.
Thuis moesten schoonpapa en -mama in kleu
ren en geuren tot na middernacht van 't avon
tuur genieten, maar erg geestdriftig werden ze
niet.
Het schoonzusje deed erg dankbaar.
Den volgenden avond word Ik tien minuten
voor achten opgebeld: of ik 't al weet, dat het
gouden armbandhorloge van mijn schoonzuster
verloren is; dat moet zij zijn kwijt geraakt op
die „beroerde" amfl „Beroerde" amfi.
Enfin, ik beloof er direct werk van te maken.
Ik schiet mijn jas aan, neem 'n taxi, spring
■met branie de zijingang van den schouwburg
fel vraag om 'n 2e amfl, le rij, nr. 18.
Na het eerste bedrijf laat ik mijn programma
vallen, om gelegenheid te krijgen naar het hor
loge te zoeken. Ik wil gaan bukken.
Plotseling staat als in 'n verrijzenis een agent
uit de zijgaanderij op
Het angstzweet breekt mij uit. De man her
kent mij; hij kijkt naar mij. Ik moet stil blijven
zitten, niet zoo onrustig, om geen argwaan te
maken. Hij heeft mij uit de taxi zien springen
Vanavond staat hij voor mij, daar, tijdens de
Koopman van Venetië. Als lk 'n gouden horloge
opraap, ben ik 'n dief, ik, op 'n tweede amfi.
De agent gaat niet weg. Het programma blijft
liggen op den vloer. Geen meisje, die het hare
laat vallen. Zij eten slagroomtruffels.
In de pauze gaan de meisjes wandelen en
giechelen. Maar de agent vat post bij mijn rij.
Kan dat nog toevalligheid zijn? Ik durf niet
opstaan, ik durf niet zoeken, ik durf het pro
gramma niet oprapen. "Was 't maar in de loge
gebeurd.
Na de voorstelling draal ik, de agent draalt.
Hij wacht tot ik niet langer wachten kan. Haas
tig, als 'n misdaad, grijp lk naar den vloer voor
't programma; maar in die haast kan ik niets
bespeuren.
De agent gaat achter mij de hooge trappen
af en doet zijn witte handschoenen aan.
Zal lk beneden vragen bij den portier, aan
de bespreekloketten? Ik?! Of er 'n gouden
horloge ls gevonden op de tweede amfi?
Morgen hel ik op; morgen vroeg, anoniem!
Ik laat 't den loopjongen halen. Als hij 'n mee
brengt, mag hij morgenavond 2e amfl, le rij,
stoel 11 of 13 of 15 zitten.
Langzaam, in den motregen, slenter ik naar
huls. Elke agent kent mij.
Morgen zal ik naar mijn schoonzus gaan
met het resultaat van mijn onderzoekingen.
Het moet nog onder haar plaats liggen.
Den volgenden dag heb lk opgebeld.
„Zij hebben juist geveegd, meneer. Dat is
toevallig gisteren niet gebeurd, want er was
van die rang geen gebruik gemaakt.
Niets gevonden, meneer. Enne.strikt eer
lijk personeel. Tot uw dienst?
Telefoon op de haak.
Mij hebben zij het verlies van het gouden
armbandhorloge geweten, omdat ik niet man
haftig genoeg opgetreden ben. Maar die agent
bespionneerde mij. Verbeeld je: ik had 'n hor
loge opgeraapt. Was 't niet van de studente,
noch van de onderwijzeres, dan was 't van die
dame geweest, waarmee ik zoo verdacht joviaal
den vorigen avond was omgegaan....
'n Avond, 'n nacht op 't politiegureau. Ik....,
nog erger als tweede amfi.
Ik heb 'n gouden horloge cadeau gedaan aan
mijn schoonzus, volgens plicht en geweten.
Solt. w. S.
Kampeeren, zoo verklaren autoriteiten en
deskundigen, op dat gebied eenstemmig, zal
dit jaar in het middelpunt staan. Honderden
stedelingen, ontsnapt uit hun steenem dwang
buis, zullen de schoone streken van ons land
overstroomen en velden, wegen bosschen en
heiden mét een witte tentenwade overdekken.
Benige praotisoke en nuttige wenken en
raadgevingen van een oud en geroutineerd
kampeerder zullen, daarom den toekomstigen
bosch- en heibewoners geenszins onwelkom rijn
Na mijn jarenlange
Heel weinig speelgoed, waarmede het mid
deleeuwsche kind, in de jaren, waarin spelen
wet is, zich vermaakte, heeft den fameusen
taud des tijds, en zijn getrouwe trawant, het
vandalisme, weten te trotseeren. De berichten
over zulk een onaanzienlijke materie lijden
een evenzeer nijpende Schaarsehte. Feit
Een vermakelijke geschiedenis
In de koffiehuizen van Angora wordt thans
druk gesproken over een vermakelijke geschie
denis, die bovendien het voordeel bezit, dat zij
historisch is.
In het gemoderniseerde Turkije woonde een
oude Turk, die zich zelf sedert eenigen tijd niet
meer terugkende, na al die bepalingen, die Ke-
mal-Pascha betreffende de kleeding gegeven
had. Zijn Fez-muts had hij afgezet: met heel
veel moeite had hij het Latijnsche alfabeth ge
leerd en nog werd hij steeds door de politie
achtervolgd. „Uw kleediug is nog niet in over
eenstemming met de gegeven voorschriften",
zoo hadden de handhavers van orde en tucht
hem gpzegd. „Je bent gewaarschuwd
Toen onze Turk tenslotte een proces-verbaal
kreeg wegens overtreding van de pofbroeken-
verordening, was zijn geduld ten einde. Hij ging
op hooge beenen naar het huis van Kemal
Paschjahij wensckte den dictator te spreken.
De groote Kemal verleende hem audiëntie
.Waarom hebt u toch deze voorschriften om
trent de kleeding gegeven, mijnheer, en waar
om geeft u ons niet tevens het geld, om ons
volgens de Europeesche mode te kunnen klee-
den, zooals u dat noodig oordeelt? Dan zou ik
graag genoeg een Europeesche broek koopen,
maar hoe moet ik het nu betalen
Kemal Paschja lachte en vroeg: „Hoeveel
kinderen heb je „Twee jongens" was het ant
woord.
„Breng ze beiden hier
Hoofdschuddend ging de oude Turk heen en
kwam spoedig met zijn twee spruiten terug, die
er erg haveloos uitzagen.
Kemal bekeek hen alle drie van top tot teen.
Ga in de kamer hiernaast ,daar zitten een
paar kleermakers". Zoo gezegd zoo gedaan.
Nauwelijks was de Turk met zijn jongens bin
nengekomen of rits, rats werd hem zijn broek
van zijn beenen geknipt. Het duurde niet lang
of de drie kleermakers hadden uit de oude
stof drie broeken gemaakt volgens Europeesch
model. De vader en de beide jongens waren
ten zeerste verheugd, want nu hadden zij alle
drie een moderne broek. Toen zij voor Kemal
Pascihjla verschenen straalde hun gelaat van
louter geluk en blijdschap.
Nu vadertje vroeg de dictator is mijn
voorschrift omtrent de kleeding nu werkelijk
zoo verkeerd
omzwervtnigen in
Afrika, Siberië, Aus
tralië en Amsterdam
waar ik gejaagd heb
op olifanten, poolvos,
sen, ltangeroes en
kleiner wild, ben ik
in alle opzichten be
voegd en in staat
eenige wenken voor
het leven onder zeil
doek te geven.
Vooropstellend dat
u besloten heeft te
gaan kampeeren is
het allereerste en
■voornaamste ding,
dat u zich behoort aan te schaffen, een blik
opener. Daarna pas kunt u zich voorzien van
vruchten en vleesch in blik, een auto en dj.
verse groenten in blik. Een radio is een heel
nuttig voorwerp en ook een tent kan wel te
pas konten. Omtrent de tent wil ik hier uw
bijaoindere aandacht vragen voor de verschil
lende voorwaarden, waaraan een behoorlijke
kamipeertent dient te voldoen. Vele kampeer.
amateurs zijn zoo argeloos zich vaat een con-
feotietent te voorzien. Dit is uit den booze.
Voor de juiste kampeertent behoort men zich
te wenden tot een vakkundig tentmaker. U Iaat
zich daar een tent aanmeten, "welke precies
over u en uw voorraad blikken past. U voor
komt op deze wijze tallooze onaangenaamheden
en komt in het bezit van een aantrekkelijk
schuilplaatsje.
Natuurlijk moet u er op staan, dat uw tent
waterproef, sneeuwproef, hagelproef, varkens-
proef, cycloonproef en gramafoonpróef is.
Om uw tent op vrij veilige wijze in onzen
vaderiandsohen bodem te bevestigen is een
goede drie dozijn tentpaaltjes wel voldoende.
Bij verschillende proeven met acht tot tien
paaltjes werd de tent door een frissche Holland-
sche bries over een oppervlakte van eenige
honderden vierkante meters in alle richtingen
verspreid.
Een zeer belangrijke quaestle moet steeds
duchtig ónder het oog worden gezien, het kam.
peergezelschap namelijk. Het kampeergezel-
scnap wordt gewoonlijk in vier klassen ver
deeld: a muggen, b goede en minder goede
kennissen, c slakken, d meer muggen.
Verschillende groot-sprekende kwakzalvers
hebben met veel ophef alle mogelijke onnutte
lapmiddelen aanbevolen en spraken van roe
ken, vuur aanleggen, muskietengaas en derge
lijke. Neem echter gerust van mij aan, dat dat
allemaal bedrog is. Voor klasse b bijvoorbeeld
wordt in het geheel geen voorbehoedmiddel
genoemd. Er bestaat sledhts één onfeilbaar mid.
del om al deze actieve kwelgeesten op een eer
biedigen afstand te houden en dat is den heelen
nacht opblijven en onder begeleiding van uw
guitaar zitten zingen.
Als u gaat karapeeren moet u steeds zorgen
de noodige kampeermiddeltjes bij u te hebben.
Een kampmiddeltje bij uitnemendheid is een
flinke whisky-soda. Het overkomt ons ouden
rotten wel eens, dat wij door een onbegrijpe
lijke kunstgreep van het noodlot genoodzaakt
zijn het zonder whisky te doen, daar deze zeer
nuttige substantie, zorgvuldig ingepakt, nog
steeds in onze verlaten woning vertoeft. Maar
ik geloof niet, dat u den eersten keer al zulke
kwellingen zult moeten doorstaan.
Vergeet nooit, wat u ook overkomt, dat
een Hollander bent. Vergeet echter vooral uw
blikopener niet.
„Zoo ventje, heb jij een broertje gekregen?"
„Hoe is zijn naam?"
,,Ik weet 't heuaöh niet, mijnheer, we kun
nen geen wooird u14 im
Het geheim van den Indischen
slangendans
Een der meest beroemde plechtigheden der
Indianen van den Hopi-stam zal men voortaan
niet meer kunnen bewonderen, want de hoofd
man Harry-Shu-Pel die tevens de hooge pries
terlijke waardigheid bij dezen stam bekleedde
is dezer dagen in het Hopi-dorp Walpl in het
Noorden van Arizona overleden en hij heeft
het geheim van dezen gevaarlijken slangendans
mee in het graf genomen.- Het lijk van den over
leden hoofdman werd in zittende houding bij
gezet. Volgens de overlevering der Indianen
vertoeft zijn geest thans in de jachtvelden van
den grooten Manitu; de Hopis denken dat deze
velden gelegen zijn in de buurt van Gran Ca
non van Colorado.
Als deze dansplechtlgheid moest plaats heb
ben, werden er eerst honderden Ratelslangen
in de woestijn gevaögen. Men trachtte dan niet
om eerst de vergiftige tanden uit te trekken,
maar bij de plechtigheid ging men heel vriend
schappelijk om met deze gevaarlijke dieren, men
liefkoosde hen en nam hen zelfs In den mond.
Toch heeft men nooit gehoord dat een danser
door de slangen werd gebeten.
Sedert onheugelijke tijden hadden deze gods
dienstige dansen steed* p'iatn *r»,
is, de geleerden zijn het er over eens, dies
buig ik het domme hoofd, dat het speelgoed
dezer eeuwen op niet zoo hoogen trap stond
als dat der hoofdgeletterde Ouden. Het vrij
primitieve huiselijk leven, het volslagen ge
mis aan hetgeen wij weekelingen der 20ste
„komfort" heeten, laten In de vroege middel
eeuwen geen producten van eenige kunstwaar-
da op dit gebied verwachten. Bij de talrijke
branden en plunderpartijen In burcht en stad
raakten de luttele prullen, waaraan het kin
derhart zich hecht, in alle tijden, licht in de
vlammen, of onder de dreunende voeten der
krijgsknechten. Van houten speelgoed uit die
langverleden dagen Is dan ook zoo goed als
geen splinter over. Leem, was het materiaal,
dat zich beter tot op heden kon handhaven.
Schamele resten van poppen, eens de trots van
middeleeusche peuters, werden dikwijls door
snuffelende spaden in oude Duitsche en Fran-
sche steden aan de oppervlakte gebracht. Met
ooren, neus en dergelijke, namen de makers
van deze poppen het zoo nauw niet: deze
„hoofd' -zaken werden als bijzaken vrijwel ver
waarloosd. Zij keurden hun ordinair materiaal
blijkbaar geen nauwkeuriger toets waardig, en
het kind zou met zijn fantasie of zijn vuile
vingers de rest wel doen. Amuseeren de kleu
ters zich niet het best als spelen scheppen is?
Steeds is het een toeval, waardoor de resten
van het middeleeuwsche speelgoedwereldje be
waard bleven. Op de bruggen, welke ln Parijs
de oevers der Seine verbinden, waren naar
oud gebruik talrijke kleine winkeltjes en
kraampjes gebouwd, waar de voorbijgangers
devotie kleingoed en andere voorwerpen uit
tin en lood konden koopen. Of nu eenige van
deze kramen van geweld hadden te lijden, of
dat vele van die kleine prullen door de plan
ken brugvloer, waarin het nog al eens gaapte,
in de rivier terecht kwamen, is niet meer te
achterhalen en vast te stellen; men vond ech
ter bij het baggeren in de Seine een hoop van
zulke winkelwaar, en daaronder ook kinder
speelgoed, met name een ge wapenden tinnen
ridder, die als stamvader der latere roemruch
te „looden soldaatjes" gesalueerd kan worden
den.
Dat zelfs paardjes uit messing vervaardigd
voor het kinderspel gebruikt werden, bewijst
een plaats in een oudnoorsche sage, waar een
zesjarige kleuter zijn .vierjarig vriendje een
dergelijk ros te leen geeft.
De abdis Herrad von Landsberg was reeds
met het bovenalles aantrekkelijk beweegbaar
speelgoed op de hoogte. In haar beroemd ge
worden boek „Hortus Delieiarum", uit het
einde der 12de eeuw, komt een miniatuur voor,
waarin twee kinderen met ridderfiguren spe
len, welke zij met touwtjes kommandeeren. Het
„trek maar aan een touwtje" ontlokt ook het
kind van nu een benijdenswaardigen lach en
groot laweit
De kinderen der Middeleeuwers kenden ook
reeds het speelgoed van glas, een materiaal,
dat wij niet zonder verwondering in de handen
van kinderen zien. In latere eeuwen werd dit
soort speelgoed druk gemaakt. Door haar door
zichtigheid ontkwam het althans aan een ge
vaarlijke operatie der kleinen. De nieuwsgierig
heid, de zucht om te weten hoe het er „van
binnen" uitziet, behoefde niet meer langs des-
tructleven weg bevredigd te worden.
Van de H. Elisabeth wordt een mooie legende
verhaald: hoe zij bij haar bezoek aan de stad
Eisenach allerlei speelgoed van glas en leem
had gekocht, en hiermee nu op haar telganger
burchtwaarts reed, om het onder haar kin
deren te verdeelen. Het breekbare spul viel
haar achter nit den mantel en rolde in een
diepen kloof zonder dat er nochtans iets tot
gruizelementen bralt.
De poppen, waarmede de middeleeuwsche
meisjes speelden, zijn haast alle den weg der
vergankelijkheid barer meesteressen opgegaan.
Wij weten o.a. uit oorkonden, dat in de 15de
eeuw reeds in Nürnberg, het beroemde kinder-
paradijs, de poppenindustrie floreerde, althans
gedreven werd. Het zijn leemen poppen, welke
uit dezen tijd over zijn. Op de borst hebben
zij meestal een cirkelvormige holte in den vorm
van een geldstuk. Men vermoedt, dat deze pop
pen het eerste geschenk vormden, waarmede
peter en meter de doopeling vereerden, en dat
in de holte de dooppennlng werd gelegd,
's Lands wijs, 's lands eer.
In het begin der 16de eeuw begon men wat
meer zorg aan het speelgoed te besteden, zon
der dat de afmeting een spanne ongeveer, er
op vooruit gaat. De kinderen vermeiden zich
met rijk uitgedoschte meisjes en vrouwen,
liefdespaartjes, allerlei dieren en allerhande
voorwerpen. Het waren massa producten.
Over ander speelgoed bericht ons boek
noch print, hetzij dan dat hier en daar een
windradje of een stokpaardje als speelgoed
van het Christuskindje en zijn vrome maatjes
op een middeleeuwsch tafereel voorkomen.
De koekoek moet wel een wonderlijke vogel
wezen, wanneer alle praatjes en verhalen,
welke over hem in omloop zijn, waarheid be
vatten. Maar zijn leven is dan ook zóó geheim
zinnig, dat hij er zelf' de schuld van is, wan
neer de mensoben de meest fantastische dingen
van hem vertellen.
In den regel komt de koekoek in do tweede
helft van April terug uit Noord-Afrika, waar
hij onze koude en meestal natte wintermaanden
is ontvlucht. Daar valt natuurlijk niets op te
zeggen. Als hij zicfh deze luxe kan permitteeren,
heeft hij groot gelijk, dat hij 't doet. Het is
hier niets gedaan in den winter.
Men zou misschien denken, dat hij evenals
andere vogels hier terugkeert, omi zich een
bruid t ©kiezen, een knus, gezellig huisje te
bouwen en daarin met vrouw en koekoek-
kroest een gelukkig leven te leiden. Doch de
koekoek houdt er zeer vreemde begrippen op
na ten opzichte van het privaat bezit. Hij zegt
eenvoudig: voor nest-bouwen heb ik geen tgd
en vrouw koekoek, die al even communistisch
is aangelegd als haar man, deponeert de eieren,
alsof dit de gewoonste zaak van de wereld is,
in het nest van andere vogels, die dan maar
moeten zien, dat ze zorgen voor het uitbroeden
en opvoeden van de koekoeks-ltinderen.
En bleef het nu nog maar bij dezen onsym-
pathieken trek in zijn karakter, doch in zijn
egoisme en om zijn wil door te drijven, ontziet
hij zich niet om gebruik te maikeat van de
grofste middelen van geweld. Indlien het mocht
gebeuren dat er geen plaats meer ia in het
reeds gevulde nest, werpt hij eenvoudig de
eieren, die er te veel zijn, naar buiten, om
daarna 'het koekoeksei het beste plekje te verze -
keren.
We hooren de lezers in koor al uitroepen:
„Maar dat is schandelijk! En laten de andere
vogels dien moord en verwoesting dan maar
kalm toe? Vallen ze dien gemeenen indringer
niet gezamenlijk aan en schoppen ze dat koe-
koeks-ei niet het nest uit?"
Uit het angstig geschreeuw van de ver
schrikte dieren valt op te maken, dat ze zeer
goed weten wat er gebeurt, maar ze zijn meestal
kleiner dan de overweldiger en de brutalen
hebben immers de halve wereld! En als de
indringer is vertrokken, werpen zij het koe-
koeks-ei niet naar huiten, maar broeden het uit
gelijk hun eigen kroost en zorgen en waken
er voor met dezelfde trouw den me us oh tot
voorbeeld.
Met zulk een ouderenpaar behoeven we van
den jongen koekoek niet veel goeds te verwach
ten. Zijn pleegouders, die hem gelijk hun
eigen klinderen groot brengen, moeten dan ook
niet op erkentelijkheid hopen, integendeel, de
beste en lekerste hapjes tracht de jeugdige veel
vraat voor zich te reserveeren, zoodat de ande
re jonge vogels hiervan het slachtoffer worden
en nauwelijks is bij in staat zijn eigen kostje
te verdienen, of hij zegt op een goeden dag:
„Ik groet je, je kunt naar den koekoek loepen!"
Iemand, die houdt van moralliseeren en ver
gelijkingen trekken, zou over den koekoek en
zijn karakter vellen kunnen volschrijven en
altijd weer opnieuw zou hij andere punten van
overeenkomst vinden tusschen dezen vogel en
de mensehen en misschien tot de conclusie
komen dat het dikwijls is: koekoek één zang!
Over het merkwaardige feit dat de koekoek
geen eigen nest bouwt maar de nesten van an-
dere vogels annexeert bestaan natuurlijk ver
schillende meeningen. De Duitsche professor
Dr. Altum gat hiervoor de volgende verkla
ring: Geen andere vogel verslindt de behaarde
rupsen alleen de koekoek schijnt er verzot op
te zijn. In jaren, dat het aantal van deze
rupsen dus bijzonder groot is, heeft do koekoek,
die alleen staat voor de taak om ze te vernie
tigen, het niet gemakkelijk! En nu hebben
nauwkeurige waarnemingen bewezen, dat de
koekoeken steeds in groot getal naar de door
de rupsen bedreigde plaatsen trekken. Deze
ruspentijd valt tin Mei, Juni en begin jull. Zou
de koekoek nu worden opgehouden met nest-
bouwen. broeden en voederen, dan zou hij zijn
rol in „de natuur nooit op de vereischte wijze
.-O-V
DE NIEUWE BURGEMEESTER VAN
CHICAGO, Ceermak, temidden yan zijn
familie
Augustus en zij werden later nogmaals her
haald, wanneer het vanwege de droogte noodig
was om den goden om regen te bidden.
Het vroegere opperhoofd en opperpriester die
de leiding had bij de plechtigheden' verstond
de kunst om zelfs met de meest gevaarlijke
slangen om te gaan. Hij had dat geleerd van
zijn broer wien hij is opgevolgd in rang en
waardigheid, toen deze op sterven lag. Maar
het thans overleden opperhoofd had geen broer
aan wien hij zijn geheim kon toevertrouwen en
zoo heeft hij zijn geheim mee in het graf ge
nomen waardoor er aan den slangendans een
einde is gemaakt.
,,Ik hoor dat je engagement af is, kerel!"
,,0, daar zal ik wel overheen komen, maar
t gemeenste, wat ze me nog gelapt heeft, is,
dat ze haar ring aan me terugstuurde, met het
•ótnnhrift: „Voorzichtig! Breekbaar, glisi"
kunnen vervullen, temeer omdat hij zijn vijf"of
zes eieren met groote tusschenpoozen legt en
daardoor dus te lang aan één plaats zou zü'n
gebonden.
Natuurlijk speelt het volksgeloof in verband
met dezen geheimzinnigen vogel een groote
rol en we kunnen er dan ook niet aan beginnen
hiervan een volledige opsommling te geven.
Vooral zijn geroep van koekoek, waaraan hij
zijn naam ontleent, schijnt altijd een bijzon
dere aantrekkingskracht te hebben bezeten.
De bijgeloovige boer nam, of neemt misschien
nog wel, al wil hij het niet weten, zoodra hij
den eersten koekoek hoorde, zijn gevulde beurs
in de hand, schudde deze eens flink en het ge-
heele jaar zou ze verder goed gevuld blijven.
„Koekoek, 'hoe oud word ik?" is een vraag,
die nog wel eens gesteld wordt, wanneer men
den koekoek hoort roepen. Onze lezers moeten
het maar eens probeeren kort nadat het dag
geworden is of even daarvoor. Wij verzekeren
hun, dat ze dan eenmaal zullen gerekend wor
den tot de oudste inwoners van Nederland!
Ook jonge meisjes plachten den koekoek te
hulp te roepen, om te weten, hoeveel jaren
het nog zou duren, alvorens ze in het huwelijks
bootje zouden stappen. „Koekoek, wanneer zal
ik trouwen?" En de geduldige koekoek af vol
gens een Deensqhe legende, steeds maar .ant
woord aan al die meisjes, die dachten aa,n een
eigen nestje bouwen. Ja, zoo druk bad hij het
hiermede, dat hem den tijd ontbrak voor zijn
nest te zorgen.
Hoe spreekt men Buick uit?
Natuurlijk spreekt mem Buick, de AmenL
■kaansche wagen van de General Motors nit als
„bjoek". Maar zou men deze uitspraak niet
hebben te herzien, wanneer men weet, dat de
naam van deze auto stamt van een Nederlander
Buick, den eersten constructeur van de „Bjoek",
die omtrent 1900 in de Vereeniigde Staten te
Flint een gelijknamige fabriek oprichtte. Later
is deze fabriek in handen van de General
Motors overgegaan, en Buick is als een aan
lager wal geraakt genie in 1928 gestorven.
Het spreekt 'bijna vanzelf, dat een groot per
centage van de tallooze automerken geheeten
is naar een eersten bouwer of stichter. De Che
vrolet heet aldus naar Louis Chevrolet, een
Zwitser; Chrysler naar een selfmademan, tot
1924 een onbekend monteur; Citroen beet naar
Andiré Citroen. Horoh. gaat terug op -Aügust
Horch; en Audi gaat op denzelfden ingenieur
terug, als de Latijnsche vertaling. Hieronder
ressiorteeren dan nog Mat this, Nash, Opel,
Packard, Studebaker, Stoewer, Talbot enz.
De Rolls Royce heet naar een samensmelting
van twee namen. De rijke automobiel!lefhebber
Rolls verbond zich in 1901 met 'n klein fabri
kant en werkman Royce uit Manchester.
De Hispauo-Suiza verraadt geen twee fami
lienamen maar twee nationaliteiten, die bij de
constructie van dezen wagen geïnteresseerd wa
ren. De Spanjaarden fourneerden het geld, en
Ingenieur Birkigt, de eerste bouwer, was 'n
Zwitser.
De Adler is genoemd naar den sterken, mach
tigen en snellen adelaar; dus 'n echte reclame,
naam, terwijl de Breninabor, gebouwd te Bran
denburg a. d. Havel genoemd is naar den dta-
lectischon naam derzelfde stad: Brennabor. De
Cadillac heet naar Antonie de la Motte Cadillac,
maar daar deze om en om 1700 leefde, kan. hij
aiet beschouwd worden als automobielfabri
kant. Hij werd in 1701 door Frankrijk naar
Amerika gezonden als gouverneur en stichtte
er de stad Detroit. Uit piëteit is dus de mooie
wagen naar dezen genoemd.
De Fiat is 'n samenvoeging der eerste letters
van Fabrika Italiana de AutomobiU Turino. En
ten slotte heet de Minerva naar het zegevie
rende beeld van de godin, in de oudheid een
maal het zevende wereldwonder..
Een moeilijk offensief
Gelezen in „de Gooische Post":
,,Comité Ankeveen Vooruit".
,,Het is te hopen dat het voorloopig bestuur
spcedig definitief moge worden gekozen en dat
deze definitief gekozenen in alle opzichten pal
mogen staan, en dat zij bij moeilijkheden en
wederwaardigheden het hoofd niet verliezen,
maar frank en vrij open en bloot hun rugge
graat toonen, welke geschraagd wordt door de
honderden harten onzer meevoelende en mee
levende dorpsgenooteo".
Dat is nog eens een andere anatomische
lea dan die van RamlbrandiU
Geen kinderen van hun tyd
Jansen, Meyer en Muller waren drie vrien
den, die bekend stonden om hun flegma. Op
een goeden dag gingen zij samen een wande
ling maken. Drie uur ver gingen zij. Toen zei
Jansen: „Kijk 's wat 'n mooie margrieten!
Na weer een uur zei Meyer: ,,'t "Waren geen
margrieten, maar anemonen".
Toen gingen ze huiswaarts en samen eten.
Het noenmaal werd met aandacht maar zoo
goed als zwijgend genoten.
Toen stond Muller op: „Ik ga naar huis, die
eeuwige twistgesprekken van jelui ben ik
moe".
In een dórpje verleden week kwamen een
heel oud boertje en z'n vrouw stemmen. Nadat
zij beiden hun biljet hadden ontvangen, gingen
zij samen in één stemhokje.
De burgemeester zoide: „Hé, daar luitjes!
Gescheiden, geheime stemming hè!"
Het boertje antwoordde: „Danooit nie, bur
gemeester! M'n wief he 'k gevat um hulp en
pleizier van te bob be in 't leve en nou zal
ze m' ook hellepe! Komde ge maor vrouw en
vul ln
"43
Is dat ook op de tropische omgeving
ingesteld?
„De Avondpo-st" schrijft: „In opdracht van
het Ministerie van Koloniën beeft de schilder
W.B. Tliolen, die onlangs zijn 70sten verjaar
dag vierde, een portret geschilderd van de
Koningin, bestemd voor een der zalen van het
gebouw van den Volksraad van Nederlandsch-
Indië.
De schilder heeft bij de uitvoering van deze
opdracht rekening gehouden met dem witten
achtergrond, waartegen heit stuk zal worden
geplaatst, en hij heeft zijn kleuren ingesteld
op de tropische omgeving.
H.M. is ton voeten uit geschilderd en draagt
een lichtblauw gewaad met korte mouwen. Da
linkerhand rust op een tafel, waarop de Kroon
ligt. In de rechterhand draagt zü een witte»
handmof'