2-DE AMFI; I 11-15 VOOR TOEKOMSTIGE KAMPEERDERS SPEELGOED IN DE MIDDELEEUWEN EEN ONDANKBAAR PLEEGKIND ALLERLEI -tt- Wat hem opviel De geraffineerde i4- De vrouw zy den man 'n hulpe Mijn schoonzuster heb ik natuuriijk nooit met cadeaus verwend, 'n Bos wflgentakjes is wrt altos geweest, wat ik haar geoffreerd heb; buiten het gouden horloge, wat mijn huwelijks dag twee weken heeft uitgesteld. 't Was 'n herfstavond, 'n avond die 'n sprong T*aagt van Augustus naar November; 'n avond, dat je opeens de boomen ontluisterd ziet, dat je ia het wakkeren van den wind het flakkeren •ran vuurtorenlicht meent te zien; 'n storm end, dat je meisje aan schipbreuk denkt, en de hemel purper is. Erg poëtisch ben ik niet. Zoon avond in ieder geval, dat ze je thuis misprijzend aankijken, wanneer je toch samen uit wil; 'n avond, dat t goed is, getweeën en awijgza.ain tegen den wind op te kampen. Dien avond waren we met ons drieën. De aanstaande schoonzuster was toevallig gelijk met ons uitgegaan. Waarheen zij ging We iw'ee(Je ri1 gt vftnrflp>itifl« -i - T-jjAO.. Boven gekomen alles vol, behalve le rij 13 Naast mij zitten links twee studentinnen, rechts 'n onderwijzeres met haar verloofde. Geen lui, waarvoor je je bepaald schamen moet. Zij kijken even naar m'n bontjas en m'n snor. retje, en verdiepen zich in stuk en spelers, niet eens in loges en stalles. Zou onder 11, do studente, of onder 15, de onderwijzeres het horloge liggen. Ik wil gaan bukken; het licht dooft. Goeie hemel! Ze geven: de koopman van Venetië. Wie gaat er nu in 's hemelsnaam de koopman zien op 'n tweede amfi? Ik schuifel langzaam met m'n voeten over den vloer onder de stoelen van de meisjes. Zij hangen met de kin op de ijzeren stang van de balustrade. Zooals het onderwijzertje op de tweede amfl heb ik met m'n verloofde in de loge nooit gezeten, zoo gezellig. Mijn buurvrouwen heb ik ieder 'n keer ge raakt met m'n heimelijk gezoek. Pardon". Er wordt „sst" geroepen op de verwachtten ieder moment, dat ze ons bij een tramhalte vaarwel zou zeggen, of 'n stoep op zou gaan. M'n meisje en ik keken elkander al 'as aan, maar wij wandelden gedrieën, gearmd! Toen hij den schouwburg, we stonden schuin en pal tegen den wind, en keurden de nieuwste tooneelfoto's, brak de hemel een regenbui boven ons los, druppels zoo hard als hagel, en in 'n overmoedige bui van milddadig heid opperde ik: „Wat zouden de dames ervan zeggen, wanneer wij hier binnen gingen schui len?" 't Was bij achten. Mijn schoonzuster verried opeens, dat zij dan haar bezoek aan tante Margot tot later zou uitstellen, en m'n meisje zei ietwat koel, ge reserveerd 'n beetje spits: „Als je maar'niet zoo duur gaat zitten Wij samen zitten altijd loge. Zoo Iets mag je in de feuilletonrubriek van welk democratisch blad ook gerust vertellen. Dan neemt zij haar avondshawl mee. Of zij dat nu zei, omdat zij haar shawl niet of mijn schoonzuster wel bij zich had, weet ik niet. Ik moest, geloof ik, mjjn aanstaande schoon zus wel vragen, waar zij het liefst wou zitten, en voordat ik verhopen ton, dat zij dan maar niet loge zou kiezen, zei ze spontaan: „Tweede amfi.' Daar zit je reuze!" Tweede amfi! Daar wilde mijn aanstaande vrouw voor geen geld van de waereld zitten! Of in dat voorstel nu weer een hartelijkheid van mijn schoonzus school? Wat doet 'n man ook, om met twee dames gearmd door 'n herfst avond te wandelen, zelfs al zijn het je aan staande vrouw en je aanstaande schoonzuster! Voor tweede amfi trok ik eveneens m'n neus op. Natuurlijk! Maar ook mijn verloofde riep even spontaan als geestdriftig: Tweede amfi, en daarmee zui verde zij in elk geval de atmosfeer tusschen de twee gezusters en het manspersoon, zoodat ik plotseling zóó jolig en uitgelaten riep: „Goed, wij gaan tweede amfi zitten", alsof wij carnaval gingen vieren. Erg druk was 't niet; en ik kon drie tweede amfi krijgen op de eerste rij. Ik kon de plaat sen uit m n vestjeszak betalen, ofschoon ze mij tóch in verhouding met loge en stalles nogal prijzig leek. En we klauterden naar boven. Jonge, wat 'n hijsch. Als de loges zoo hoog zouden wezen, dsn waren er in onze schouwburgen veel liften. De meisjes kirden en giechelden, en stelden zich aan. of wij het in 't hoofd hadden gehaald, om 'n Parijsche apachenbar te bezoeken. Dat stond echter vast, dat wij zoo hoog hetzelfde stuk zouden zien als in 'n loge; alleen van 'n beetje meer modern gezichtspunt uit. Zij stelden zich wat overdreven aan, omdat wij alle drie onze bontjas aan hadden, 't Was haar te vergeven. Van de eerste naar de tweede amfl moest ik belden bijna letterlijk dragen Daarboven was 't vrij sober ingericht. Van 't programmaboekje kregen wij 'n goedkoope editie, zonder de artistenportretten. De kinderen wilden haar jassen niet aan de Juffrouw van de kapstok toevertrouwen, of schoon zij een goede bekende was, beneden uit de garderobe. Wij kregen 'n nazomersch, geestig nieman- dalletje te genieten. De zaal was slecht bezet. Tweede amfi was geheel voor ons. We werden als kinderen, gelukkig; we keken laag op de stalles neer, en wezen naar kennissen en be kenden, Na het eeiste bedrijf stond er links van ons, op de tweede gaanderij plotseling 'n brandweer man. Dat wa3 zoo zonderling niet, meen ik; maar in de pauze stond er rechts van ons, op de zijgaanderij, een politieagent in uniform. Hij keek ons aan; en wij overmoedig tartten 'n beetje; de meisjes althans. Wat moet die politiebewaking doen, vraag Je je onwillekeurig af, wanneer je die in de loges, althans in die gedaante, nooit ontmoet hebt. „Hij loert op jou", plaagden wij het schoon zusje. De agent kon merken, dat hij in ons ge sprek betrokken was. Het was wel benauwd daarboven; of er alle walm van schmink naar toe trok; 't kwam van de sciimink van de dilettanten uit loge en stal les. Het is heel goed voor de nederigheid om 'n keer tweede amfi te zitten, ook al zit je maar alleen. Die agent maakte mij ongerust; in zooverre tenminste, dat ik wel drie keer vroeg, wat toch eigenlijk de taak was van zoo'n hóóg-geplaatsten surveillant. In n netten, Hollandscben schouw burg, met 'n mak Hollandsch publiek, 'n lief stuk met 'n beetje intellectualisme van 'n too- neeldirectie en 'n tam experimentje; 'n reper toire, dat in der eeuwigheid geen politieke mis daad kan ontlokken, en dat dieven en moorde naars in hoogst aanvaardbare posities alleen op de planken brengt. Op den terugtocht werd de kritiek van het stuk verdrongen door deze nieuwsgierigheid, die mijn fantasie niet vermocht te bevredigen. Thuis moesten schoonpapa en -mama in kleu ren en geuren tot na middernacht van 't avon tuur genieten, maar erg geestdriftig werden ze niet. Het schoonzusje deed erg dankbaar. Den volgenden avond word Ik tien minuten voor achten opgebeld: of ik 't al weet, dat het gouden armbandhorloge van mijn schoonzuster verloren is; dat moet zij zijn kwijt geraakt op die „beroerde" amfl „Beroerde" amfi. Enfin, ik beloof er direct werk van te maken. Ik schiet mijn jas aan, neem 'n taxi, spring ■met branie de zijingang van den schouwburg fel vraag om 'n 2e amfl, le rij, nr. 18. Na het eerste bedrijf laat ik mijn programma vallen, om gelegenheid te krijgen naar het hor loge te zoeken. Ik wil gaan bukken. Plotseling staat als in 'n verrijzenis een agent uit de zijgaanderij op Het angstzweet breekt mij uit. De man her kent mij; hij kijkt naar mij. Ik moet stil blijven zitten, niet zoo onrustig, om geen argwaan te maken. Hij heeft mij uit de taxi zien springen Vanavond staat hij voor mij, daar, tijdens de Koopman van Venetië. Als lk 'n gouden horloge opraap, ben ik 'n dief, ik, op 'n tweede amfi. De agent gaat niet weg. Het programma blijft liggen op den vloer. Geen meisje, die het hare laat vallen. Zij eten slagroomtruffels. In de pauze gaan de meisjes wandelen en giechelen. Maar de agent vat post bij mijn rij. Kan dat nog toevalligheid zijn? Ik durf niet opstaan, ik durf niet zoeken, ik durf het pro gramma niet oprapen. "Was 't maar in de loge gebeurd. Na de voorstelling draal ik, de agent draalt. Hij wacht tot ik niet langer wachten kan. Haas tig, als 'n misdaad, grijp lk naar den vloer voor 't programma; maar in die haast kan ik niets bespeuren. De agent gaat achter mij de hooge trappen af en doet zijn witte handschoenen aan. Zal lk beneden vragen bij den portier, aan de bespreekloketten? Ik?! Of er 'n gouden horloge ls gevonden op de tweede amfi? Morgen hel ik op; morgen vroeg, anoniem! Ik laat 't den loopjongen halen. Als hij 'n mee brengt, mag hij morgenavond 2e amfl, le rij, stoel 11 of 13 of 15 zitten. Langzaam, in den motregen, slenter ik naar huls. Elke agent kent mij. Morgen zal ik naar mijn schoonzus gaan met het resultaat van mijn onderzoekingen. Het moet nog onder haar plaats liggen. Den volgenden dag heb lk opgebeld. „Zij hebben juist geveegd, meneer. Dat is toevallig gisteren niet gebeurd, want er was van die rang geen gebruik gemaakt. Niets gevonden, meneer. Enne.strikt eer lijk personeel. Tot uw dienst? Telefoon op de haak. Mij hebben zij het verlies van het gouden armbandhorloge geweten, omdat ik niet man haftig genoeg opgetreden ben. Maar die agent bespionneerde mij. Verbeeld je: ik had 'n hor loge opgeraapt. Was 't niet van de studente, noch van de onderwijzeres, dan was 't van die dame geweest, waarmee ik zoo verdacht joviaal den vorigen avond was omgegaan.... 'n Avond, 'n nacht op 't politiegureau. Ik...., nog erger als tweede amfi. Ik heb 'n gouden horloge cadeau gedaan aan mijn schoonzus, volgens plicht en geweten. Solt. w. S. Kampeeren, zoo verklaren autoriteiten en deskundigen, op dat gebied eenstemmig, zal dit jaar in het middelpunt staan. Honderden stedelingen, ontsnapt uit hun steenem dwang buis, zullen de schoone streken van ons land overstroomen en velden, wegen bosschen en heiden mét een witte tentenwade overdekken. Benige praotisoke en nuttige wenken en raadgevingen van een oud en geroutineerd kampeerder zullen, daarom den toekomstigen bosch- en heibewoners geenszins onwelkom rijn Na mijn jarenlange Heel weinig speelgoed, waarmede het mid deleeuwsche kind, in de jaren, waarin spelen wet is, zich vermaakte, heeft den fameusen taud des tijds, en zijn getrouwe trawant, het vandalisme, weten te trotseeren. De berichten over zulk een onaanzienlijke materie lijden een evenzeer nijpende Schaarsehte. Feit Een vermakelijke geschiedenis In de koffiehuizen van Angora wordt thans druk gesproken over een vermakelijke geschie denis, die bovendien het voordeel bezit, dat zij historisch is. In het gemoderniseerde Turkije woonde een oude Turk, die zich zelf sedert eenigen tijd niet meer terugkende, na al die bepalingen, die Ke- mal-Pascha betreffende de kleeding gegeven had. Zijn Fez-muts had hij afgezet: met heel veel moeite had hij het Latijnsche alfabeth ge leerd en nog werd hij steeds door de politie achtervolgd. „Uw kleediug is nog niet in over eenstemming met de gegeven voorschriften", zoo hadden de handhavers van orde en tucht hem gpzegd. „Je bent gewaarschuwd Toen onze Turk tenslotte een proces-verbaal kreeg wegens overtreding van de pofbroeken- verordening, was zijn geduld ten einde. Hij ging op hooge beenen naar het huis van Kemal Paschjahij wensckte den dictator te spreken. De groote Kemal verleende hem audiëntie .Waarom hebt u toch deze voorschriften om trent de kleeding gegeven, mijnheer, en waar om geeft u ons niet tevens het geld, om ons volgens de Europeesche mode te kunnen klee- den, zooals u dat noodig oordeelt? Dan zou ik graag genoeg een Europeesche broek koopen, maar hoe moet ik het nu betalen Kemal Paschja lachte en vroeg: „Hoeveel kinderen heb je „Twee jongens" was het ant woord. „Breng ze beiden hier Hoofdschuddend ging de oude Turk heen en kwam spoedig met zijn twee spruiten terug, die er erg haveloos uitzagen. Kemal bekeek hen alle drie van top tot teen. Ga in de kamer hiernaast ,daar zitten een paar kleermakers". Zoo gezegd zoo gedaan. Nauwelijks was de Turk met zijn jongens bin nengekomen of rits, rats werd hem zijn broek van zijn beenen geknipt. Het duurde niet lang of de drie kleermakers hadden uit de oude stof drie broeken gemaakt volgens Europeesch model. De vader en de beide jongens waren ten zeerste verheugd, want nu hadden zij alle drie een moderne broek. Toen zij voor Kemal Pascihjla verschenen straalde hun gelaat van louter geluk en blijdschap. Nu vadertje vroeg de dictator is mijn voorschrift omtrent de kleeding nu werkelijk zoo verkeerd omzwervtnigen in Afrika, Siberië, Aus tralië en Amsterdam waar ik gejaagd heb op olifanten, poolvos, sen, ltangeroes en kleiner wild, ben ik in alle opzichten be voegd en in staat eenige wenken voor het leven onder zeil doek te geven. Vooropstellend dat u besloten heeft te gaan kampeeren is het allereerste en ■voornaamste ding, dat u zich behoort aan te schaffen, een blik opener. Daarna pas kunt u zich voorzien van vruchten en vleesch in blik, een auto en dj. verse groenten in blik. Een radio is een heel nuttig voorwerp en ook een tent kan wel te pas konten. Omtrent de tent wil ik hier uw bijaoindere aandacht vragen voor de verschil lende voorwaarden, waaraan een behoorlijke kamipeertent dient te voldoen. Vele kampeer. amateurs zijn zoo argeloos zich vaat een con- feotietent te voorzien. Dit is uit den booze. Voor de juiste kampeertent behoort men zich te wenden tot een vakkundig tentmaker. U Iaat zich daar een tent aanmeten, "welke precies over u en uw voorraad blikken past. U voor komt op deze wijze tallooze onaangenaamheden en komt in het bezit van een aantrekkelijk schuilplaatsje. Natuurlijk moet u er op staan, dat uw tent waterproef, sneeuwproef, hagelproef, varkens- proef, cycloonproef en gramafoonpróef is. Om uw tent op vrij veilige wijze in onzen vaderiandsohen bodem te bevestigen is een goede drie dozijn tentpaaltjes wel voldoende. Bij verschillende proeven met acht tot tien paaltjes werd de tent door een frissche Holland- sche bries over een oppervlakte van eenige honderden vierkante meters in alle richtingen verspreid. Een zeer belangrijke quaestle moet steeds duchtig ónder het oog worden gezien, het kam. peergezelschap namelijk. Het kampeergezel- scnap wordt gewoonlijk in vier klassen ver deeld: a muggen, b goede en minder goede kennissen, c slakken, d meer muggen. Verschillende groot-sprekende kwakzalvers hebben met veel ophef alle mogelijke onnutte lapmiddelen aanbevolen en spraken van roe ken, vuur aanleggen, muskietengaas en derge lijke. Neem echter gerust van mij aan, dat dat allemaal bedrog is. Voor klasse b bijvoorbeeld wordt in het geheel geen voorbehoedmiddel genoemd. Er bestaat sledhts één onfeilbaar mid. del om al deze actieve kwelgeesten op een eer biedigen afstand te houden en dat is den heelen nacht opblijven en onder begeleiding van uw guitaar zitten zingen. Als u gaat karapeeren moet u steeds zorgen de noodige kampeermiddeltjes bij u te hebben. Een kampmiddeltje bij uitnemendheid is een flinke whisky-soda. Het overkomt ons ouden rotten wel eens, dat wij door een onbegrijpe lijke kunstgreep van het noodlot genoodzaakt zijn het zonder whisky te doen, daar deze zeer nuttige substantie, zorgvuldig ingepakt, nog steeds in onze verlaten woning vertoeft. Maar ik geloof niet, dat u den eersten keer al zulke kwellingen zult moeten doorstaan. Vergeet nooit, wat u ook overkomt, dat een Hollander bent. Vergeet echter vooral uw blikopener niet. „Zoo ventje, heb jij een broertje gekregen?" „Hoe is zijn naam?" ,,Ik weet 't heuaöh niet, mijnheer, we kun nen geen wooird u14 im Het geheim van den Indischen slangendans Een der meest beroemde plechtigheden der Indianen van den Hopi-stam zal men voortaan niet meer kunnen bewonderen, want de hoofd man Harry-Shu-Pel die tevens de hooge pries terlijke waardigheid bij dezen stam bekleedde is dezer dagen in het Hopi-dorp Walpl in het Noorden van Arizona overleden en hij heeft het geheim van dezen gevaarlijken slangendans mee in het graf genomen.- Het lijk van den over leden hoofdman werd in zittende houding bij gezet. Volgens de overlevering der Indianen vertoeft zijn geest thans in de jachtvelden van den grooten Manitu; de Hopis denken dat deze velden gelegen zijn in de buurt van Gran Ca non van Colorado. Als deze dansplechtlgheid moest plaats heb ben, werden er eerst honderden Ratelslangen in de woestijn gevaögen. Men trachtte dan niet om eerst de vergiftige tanden uit te trekken, maar bij de plechtigheid ging men heel vriend schappelijk om met deze gevaarlijke dieren, men liefkoosde hen en nam hen zelfs In den mond. Toch heeft men nooit gehoord dat een danser door de slangen werd gebeten. Sedert onheugelijke tijden hadden deze gods dienstige dansen steed* p'iatn *r», is, de geleerden zijn het er over eens, dies buig ik het domme hoofd, dat het speelgoed dezer eeuwen op niet zoo hoogen trap stond als dat der hoofdgeletterde Ouden. Het vrij primitieve huiselijk leven, het volslagen ge mis aan hetgeen wij weekelingen der 20ste „komfort" heeten, laten In de vroege middel eeuwen geen producten van eenige kunstwaar- da op dit gebied verwachten. Bij de talrijke branden en plunderpartijen In burcht en stad raakten de luttele prullen, waaraan het kin derhart zich hecht, in alle tijden, licht in de vlammen, of onder de dreunende voeten der krijgsknechten. Van houten speelgoed uit die langverleden dagen Is dan ook zoo goed als geen splinter over. Leem, was het materiaal, dat zich beter tot op heden kon handhaven. Schamele resten van poppen, eens de trots van middeleeusche peuters, werden dikwijls door snuffelende spaden in oude Duitsche en Fran- sche steden aan de oppervlakte gebracht. Met ooren, neus en dergelijke, namen de makers van deze poppen het zoo nauw niet: deze „hoofd' -zaken werden als bijzaken vrijwel ver waarloosd. Zij keurden hun ordinair materiaal blijkbaar geen nauwkeuriger toets waardig, en het kind zou met zijn fantasie of zijn vuile vingers de rest wel doen. Amuseeren de kleu ters zich niet het best als spelen scheppen is? Steeds is het een toeval, waardoor de resten van het middeleeuwsche speelgoedwereldje be waard bleven. Op de bruggen, welke ln Parijs de oevers der Seine verbinden, waren naar oud gebruik talrijke kleine winkeltjes en kraampjes gebouwd, waar de voorbijgangers devotie kleingoed en andere voorwerpen uit tin en lood konden koopen. Of nu eenige van deze kramen van geweld hadden te lijden, of dat vele van die kleine prullen door de plan ken brugvloer, waarin het nog al eens gaapte, in de rivier terecht kwamen, is niet meer te achterhalen en vast te stellen; men vond ech ter bij het baggeren in de Seine een hoop van zulke winkelwaar, en daaronder ook kinder speelgoed, met name een ge wapenden tinnen ridder, die als stamvader der latere roemruch te „looden soldaatjes" gesalueerd kan worden den. Dat zelfs paardjes uit messing vervaardigd voor het kinderspel gebruikt werden, bewijst een plaats in een oudnoorsche sage, waar een zesjarige kleuter zijn .vierjarig vriendje een dergelijk ros te leen geeft. De abdis Herrad von Landsberg was reeds met het bovenalles aantrekkelijk beweegbaar speelgoed op de hoogte. In haar beroemd ge worden boek „Hortus Delieiarum", uit het einde der 12de eeuw, komt een miniatuur voor, waarin twee kinderen met ridderfiguren spe len, welke zij met touwtjes kommandeeren. Het „trek maar aan een touwtje" ontlokt ook het kind van nu een benijdenswaardigen lach en groot laweit De kinderen der Middeleeuwers kenden ook reeds het speelgoed van glas, een materiaal, dat wij niet zonder verwondering in de handen van kinderen zien. In latere eeuwen werd dit soort speelgoed druk gemaakt. Door haar door zichtigheid ontkwam het althans aan een ge vaarlijke operatie der kleinen. De nieuwsgierig heid, de zucht om te weten hoe het er „van binnen" uitziet, behoefde niet meer langs des- tructleven weg bevredigd te worden. Van de H. Elisabeth wordt een mooie legende verhaald: hoe zij bij haar bezoek aan de stad Eisenach allerlei speelgoed van glas en leem had gekocht, en hiermee nu op haar telganger burchtwaarts reed, om het onder haar kin deren te verdeelen. Het breekbare spul viel haar achter nit den mantel en rolde in een diepen kloof zonder dat er nochtans iets tot gruizelementen bralt. De poppen, waarmede de middeleeuwsche meisjes speelden, zijn haast alle den weg der vergankelijkheid barer meesteressen opgegaan. Wij weten o.a. uit oorkonden, dat in de 15de eeuw reeds in Nürnberg, het beroemde kinder- paradijs, de poppenindustrie floreerde, althans gedreven werd. Het zijn leemen poppen, welke uit dezen tijd over zijn. Op de borst hebben zij meestal een cirkelvormige holte in den vorm van een geldstuk. Men vermoedt, dat deze pop pen het eerste geschenk vormden, waarmede peter en meter de doopeling vereerden, en dat in de holte de dooppennlng werd gelegd, 's Lands wijs, 's lands eer. In het begin der 16de eeuw begon men wat meer zorg aan het speelgoed te besteden, zon der dat de afmeting een spanne ongeveer, er op vooruit gaat. De kinderen vermeiden zich met rijk uitgedoschte meisjes en vrouwen, liefdespaartjes, allerlei dieren en allerhande voorwerpen. Het waren massa producten. Over ander speelgoed bericht ons boek noch print, hetzij dan dat hier en daar een windradje of een stokpaardje als speelgoed van het Christuskindje en zijn vrome maatjes op een middeleeuwsch tafereel voorkomen. De koekoek moet wel een wonderlijke vogel wezen, wanneer alle praatjes en verhalen, welke over hem in omloop zijn, waarheid be vatten. Maar zijn leven is dan ook zóó geheim zinnig, dat hij er zelf' de schuld van is, wan neer de mensoben de meest fantastische dingen van hem vertellen. In den regel komt de koekoek in do tweede helft van April terug uit Noord-Afrika, waar hij onze koude en meestal natte wintermaanden is ontvlucht. Daar valt natuurlijk niets op te zeggen. Als hij zicfh deze luxe kan permitteeren, heeft hij groot gelijk, dat hij 't doet. Het is hier niets gedaan in den winter. Men zou misschien denken, dat hij evenals andere vogels hier terugkeert, omi zich een bruid t ©kiezen, een knus, gezellig huisje te bouwen en daarin met vrouw en koekoek- kroest een gelukkig leven te leiden. Doch de koekoek houdt er zeer vreemde begrippen op na ten opzichte van het privaat bezit. Hij zegt eenvoudig: voor nest-bouwen heb ik geen tgd en vrouw koekoek, die al even communistisch is aangelegd als haar man, deponeert de eieren, alsof dit de gewoonste zaak van de wereld is, in het nest van andere vogels, die dan maar moeten zien, dat ze zorgen voor het uitbroeden en opvoeden van de koekoeks-ltinderen. En bleef het nu nog maar bij dezen onsym- pathieken trek in zijn karakter, doch in zijn egoisme en om zijn wil door te drijven, ontziet hij zich niet om gebruik te maikeat van de grofste middelen van geweld. Indlien het mocht gebeuren dat er geen plaats meer ia in het reeds gevulde nest, werpt hij eenvoudig de eieren, die er te veel zijn, naar buiten, om daarna 'het koekoeksei het beste plekje te verze - keren. We hooren de lezers in koor al uitroepen: „Maar dat is schandelijk! En laten de andere vogels dien moord en verwoesting dan maar kalm toe? Vallen ze dien gemeenen indringer niet gezamenlijk aan en schoppen ze dat koe- koeks-ei niet het nest uit?" Uit het angstig geschreeuw van de ver schrikte dieren valt op te maken, dat ze zeer goed weten wat er gebeurt, maar ze zijn meestal kleiner dan de overweldiger en de brutalen hebben immers de halve wereld! En als de indringer is vertrokken, werpen zij het koe- koeks-ei niet naar huiten, maar broeden het uit gelijk hun eigen kroost en zorgen en waken er voor met dezelfde trouw den me us oh tot voorbeeld. Met zulk een ouderenpaar behoeven we van den jongen koekoek niet veel goeds te verwach ten. Zijn pleegouders, die hem gelijk hun eigen klinderen groot brengen, moeten dan ook niet op erkentelijkheid hopen, integendeel, de beste en lekerste hapjes tracht de jeugdige veel vraat voor zich te reserveeren, zoodat de ande re jonge vogels hiervan het slachtoffer worden en nauwelijks is bij in staat zijn eigen kostje te verdienen, of hij zegt op een goeden dag: „Ik groet je, je kunt naar den koekoek loepen!" Iemand, die houdt van moralliseeren en ver gelijkingen trekken, zou over den koekoek en zijn karakter vellen kunnen volschrijven en altijd weer opnieuw zou hij andere punten van overeenkomst vinden tusschen dezen vogel en de mensehen en misschien tot de conclusie komen dat het dikwijls is: koekoek één zang! Over het merkwaardige feit dat de koekoek geen eigen nest bouwt maar de nesten van an- dere vogels annexeert bestaan natuurlijk ver schillende meeningen. De Duitsche professor Dr. Altum gat hiervoor de volgende verkla ring: Geen andere vogel verslindt de behaarde rupsen alleen de koekoek schijnt er verzot op te zijn. In jaren, dat het aantal van deze rupsen dus bijzonder groot is, heeft do koekoek, die alleen staat voor de taak om ze te vernie tigen, het niet gemakkelijk! En nu hebben nauwkeurige waarnemingen bewezen, dat de koekoeken steeds in groot getal naar de door de rupsen bedreigde plaatsen trekken. Deze ruspentijd valt tin Mei, Juni en begin jull. Zou de koekoek nu worden opgehouden met nest- bouwen. broeden en voederen, dan zou hij zijn rol in „de natuur nooit op de vereischte wijze .-O-V DE NIEUWE BURGEMEESTER VAN CHICAGO, Ceermak, temidden yan zijn familie Augustus en zij werden later nogmaals her haald, wanneer het vanwege de droogte noodig was om den goden om regen te bidden. Het vroegere opperhoofd en opperpriester die de leiding had bij de plechtigheden' verstond de kunst om zelfs met de meest gevaarlijke slangen om te gaan. Hij had dat geleerd van zijn broer wien hij is opgevolgd in rang en waardigheid, toen deze op sterven lag. Maar het thans overleden opperhoofd had geen broer aan wien hij zijn geheim kon toevertrouwen en zoo heeft hij zijn geheim mee in het graf ge nomen waardoor er aan den slangendans een einde is gemaakt. ,,Ik hoor dat je engagement af is, kerel!" ,,0, daar zal ik wel overheen komen, maar t gemeenste, wat ze me nog gelapt heeft, is, dat ze haar ring aan me terugstuurde, met het •ótnnhrift: „Voorzichtig! Breekbaar, glisi" kunnen vervullen, temeer omdat hij zijn vijf"of zes eieren met groote tusschenpoozen legt en daardoor dus te lang aan één plaats zou zü'n gebonden. Natuurlijk speelt het volksgeloof in verband met dezen geheimzinnigen vogel een groote rol en we kunnen er dan ook niet aan beginnen hiervan een volledige opsommling te geven. Vooral zijn geroep van koekoek, waaraan hij zijn naam ontleent, schijnt altijd een bijzon dere aantrekkingskracht te hebben bezeten. De bijgeloovige boer nam, of neemt misschien nog wel, al wil hij het niet weten, zoodra hij den eersten koekoek hoorde, zijn gevulde beurs in de hand, schudde deze eens flink en het ge- heele jaar zou ze verder goed gevuld blijven. „Koekoek, 'hoe oud word ik?" is een vraag, die nog wel eens gesteld wordt, wanneer men den koekoek hoort roepen. Onze lezers moeten het maar eens probeeren kort nadat het dag geworden is of even daarvoor. Wij verzekeren hun, dat ze dan eenmaal zullen gerekend wor den tot de oudste inwoners van Nederland! Ook jonge meisjes plachten den koekoek te hulp te roepen, om te weten, hoeveel jaren het nog zou duren, alvorens ze in het huwelijks bootje zouden stappen. „Koekoek, wanneer zal ik trouwen?" En de geduldige koekoek af vol gens een Deensqhe legende, steeds maar .ant woord aan al die meisjes, die dachten aa,n een eigen nestje bouwen. Ja, zoo druk bad hij het hiermede, dat hem den tijd ontbrak voor zijn nest te zorgen. Hoe spreekt men Buick uit? Natuurlijk spreekt mem Buick, de AmenL ■kaansche wagen van de General Motors nit als „bjoek". Maar zou men deze uitspraak niet hebben te herzien, wanneer men weet, dat de naam van deze auto stamt van een Nederlander Buick, den eersten constructeur van de „Bjoek", die omtrent 1900 in de Vereeniigde Staten te Flint een gelijknamige fabriek oprichtte. Later is deze fabriek in handen van de General Motors overgegaan, en Buick is als een aan lager wal geraakt genie in 1928 gestorven. Het spreekt 'bijna vanzelf, dat een groot per centage van de tallooze automerken geheeten is naar een eersten bouwer of stichter. De Che vrolet heet aldus naar Louis Chevrolet, een Zwitser; Chrysler naar een selfmademan, tot 1924 een onbekend monteur; Citroen beet naar Andiré Citroen. Horoh. gaat terug op -Aügust Horch; en Audi gaat op denzelfden ingenieur terug, als de Latijnsche vertaling. Hieronder ressiorteeren dan nog Mat this, Nash, Opel, Packard, Studebaker, Stoewer, Talbot enz. De Rolls Royce heet naar een samensmelting van twee namen. De rijke automobiel!lefhebber Rolls verbond zich in 1901 met 'n klein fabri kant en werkman Royce uit Manchester. De Hispauo-Suiza verraadt geen twee fami lienamen maar twee nationaliteiten, die bij de constructie van dezen wagen geïnteresseerd wa ren. De Spanjaarden fourneerden het geld, en Ingenieur Birkigt, de eerste bouwer, was 'n Zwitser. De Adler is genoemd naar den sterken, mach tigen en snellen adelaar; dus 'n echte reclame, naam, terwijl de Breninabor, gebouwd te Bran denburg a. d. Havel genoemd is naar den dta- lectischon naam derzelfde stad: Brennabor. De Cadillac heet naar Antonie de la Motte Cadillac, maar daar deze om en om 1700 leefde, kan. hij aiet beschouwd worden als automobielfabri kant. Hij werd in 1701 door Frankrijk naar Amerika gezonden als gouverneur en stichtte er de stad Detroit. Uit piëteit is dus de mooie wagen naar dezen genoemd. De Fiat is 'n samenvoeging der eerste letters van Fabrika Italiana de AutomobiU Turino. En ten slotte heet de Minerva naar het zegevie rende beeld van de godin, in de oudheid een maal het zevende wereldwonder.. Een moeilijk offensief Gelezen in „de Gooische Post": ,,Comité Ankeveen Vooruit". ,,Het is te hopen dat het voorloopig bestuur spcedig definitief moge worden gekozen en dat deze definitief gekozenen in alle opzichten pal mogen staan, en dat zij bij moeilijkheden en wederwaardigheden het hoofd niet verliezen, maar frank en vrij open en bloot hun rugge graat toonen, welke geschraagd wordt door de honderden harten onzer meevoelende en mee levende dorpsgenooteo". Dat is nog eens een andere anatomische lea dan die van RamlbrandiU Geen kinderen van hun tyd Jansen, Meyer en Muller waren drie vrien den, die bekend stonden om hun flegma. Op een goeden dag gingen zij samen een wande ling maken. Drie uur ver gingen zij. Toen zei Jansen: „Kijk 's wat 'n mooie margrieten! Na weer een uur zei Meyer: ,,'t "Waren geen margrieten, maar anemonen". Toen gingen ze huiswaarts en samen eten. Het noenmaal werd met aandacht maar zoo goed als zwijgend genoten. Toen stond Muller op: „Ik ga naar huis, die eeuwige twistgesprekken van jelui ben ik moe". In een dórpje verleden week kwamen een heel oud boertje en z'n vrouw stemmen. Nadat zij beiden hun biljet hadden ontvangen, gingen zij samen in één stemhokje. De burgemeester zoide: „Hé, daar luitjes! Gescheiden, geheime stemming hè!" Het boertje antwoordde: „Danooit nie, bur gemeester! M'n wief he 'k gevat um hulp en pleizier van te bob be in 't leve en nou zal ze m' ook hellepe! Komde ge maor vrouw en vul ln "43 Is dat ook op de tropische omgeving ingesteld? „De Avondpo-st" schrijft: „In opdracht van het Ministerie van Koloniën beeft de schilder W.B. Tliolen, die onlangs zijn 70sten verjaar dag vierde, een portret geschilderd van de Koningin, bestemd voor een der zalen van het gebouw van den Volksraad van Nederlandsch- Indië. De schilder heeft bij de uitvoering van deze opdracht rekening gehouden met dem witten achtergrond, waartegen heit stuk zal worden geplaatst, en hij heeft zijn kleuren ingesteld op de tropische omgeving. H.M. is ton voeten uit geschilderd en draagt een lichtblauw gewaad met korte mouwen. Da linkerhand rust op een tafel, waarop de Kroon ligt. In de rechterhand draagt zü een witte» handmof'

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 6