PERSONEN. VAN GKOOTE DADEN EN GMOOTE I&mw. w DONDERDAG 30 APR L .V>r 1 WAT BE WIJZE EPICTETUS ZEI, x ONZE BLOEMEN. NIEUWE PUZZLE. Oplossing der vorige puzzle. LETTERRAASEL. X 9 X X X X X X X X 2 Oplossing vorig letterraadsel. s a t BIJ DEN BARBIER. EVEN LACHEN. Oplossing der Lei de vorige rebussen. VASCO DA GAMA. EEN WEDSTRIJD MET DEN DOOD. OLIFANTEN IN AFRIKA. 't Gras viooltje. REUTER SEINT ONS UIT.., 1 De telegraaf^ageiitschappen. WELKEN HEILIGE STELT DIT PLAATJE VOOR. kqmeroeni «OatnSft,;. V •\1 lUtU-rtS ^pekliavB" Epictetus leefde van 50—125, het laatst ergens aan de Adriatische Zee. IIij was een vrijgelaten slaaf, arm, zwak, kreupel, maar: wijs. Een zijner hoorders heeft aanteekeningen over hem en zijn woorden bewaard in een boekje „Enchiridion". Hij was stoicijn, een geleerd stelsel, door Zeno gesticht, waarin het vooral op gelijkmoedigheid en onverstoorbaarheid aankwam, op stoïcijnsche kalmte; de wijze laat zich door niets verontrusten Toen zijn barsche meester hem op het béen sloeg, zei Epictetus: „Als Ge zoo doorgaat, zult Ge het nog breken!" De wreedaard ging door; het been brak. Epictetus: „Had ik het U niet voorspeld?" Denk aan God vaker dan gij adem haalt. Spreek eiken dag opnieuw van Hem, liever dan van uw spijzen. Zeg nimmer van iets: „ik heb het verloren" maar: „ik heb het teruggegeven." Is u een kind gestorven: het is teruggegeven. Werd uw akker weggenomen: ook die werd slechts terug gegeven: „Maar die hem nam is toch een boos wicht?" Wat gaat het u aan door wien de gever het van u terugeischte? Zoolang het u gelaten wordt hebt gij het te beschouwen als andermansgoed, gelijk de reizigers de herberg. Uw taak is het de u toevertrouwde rol goed te spelen; haar te kiezen is het werk van een ander. Indien gij volhardt bij uwe beginselen, dan zult gij later bewonderd worden door hen, die u voorheen hebben uitgelachen. Vertelt men u: deze of gene spreekt kwaad van u, onthoud u dan van een verdediging tegen het gesprokene. Antwoord slechts: hij kent zeker mijn andere fouten niet, anders zou hij niet alleen dit gezegd hebben. Elk ding heeft twee handvatsels, met het eene kan het worden gedragen, met het andere niet. Indien uw broeder u krenkt, vat dit dan niet op van de zijde: „hij doet mij onrecht" want dit is het liandvatsel, waarmede niet kan wor den gedragen. Vat het liever van dien kant aan: „hij is mijn broeder, met wien ik opgegroeid ben", dan vat gij de zaak aan, daar, waar zij gedragen kan worden. (Vert. dr. D. SCHEURLEER.) Een moeder laat haar zes kinderen, 'n doch ter en vijf zoons, een huis en akker na, maar heeft bepaald, dat de dochter het huis en do zoons ieder 'n vijfde deel van den akker krij gen. De stukken moeten even groot zijn en van gelijken vorm. Hoe zullen de kinderen dat in 't vat gieten De weg, dien de schippers kozen, is met stip pellijnen aangeduid. 1 3. X .4 5 X 6 7 a 8 .10 11, 13. 15. .16 17. .18 19. .20 21. .22 Van 1 2: zeer beroemd pauselijk rondschrij ven, dat dit jaar plechtig wordt herdacht. 1 80-deelige thermometer aangeduid. 2 duizend. 3 4 is teer 5 6 de planeet, waar we op wonen. 7 8 kleine jongen. 910 ordinaire herrieschopper. 1112 bijv. naamwoord van een Fransche havenstad. 1314: tegendeel van achterpootjes. 1516 soort stokvlsch. 1718 „stijve" ledematen, b.v. door ouder dom. 19—20 meisjesnaam. 2122 60 minuten. Oplossing den volgenden keer. 1—2 Pontius Pilatus. 1 p piano. 3—4 oom_ 5—6 j kunne. 7—8 kwetsen. 9—10 Oost-Indië. 11—12 woudduivels. 13—14 morgenstonden. 15—16 tegensprekers. 17—18 1 ontheiligen. 19—20 loodlijnen. 21—22 oplagen. 23—24 otter. 25—26 uur. «int. 't Kindje Jesns, ja, maar dat is niet bedoeld. Het gaat om den Heilige, naast dat Kindje. Nu nog één in deze serie en dan verwachten wij de oplossing, van alle vijf liefst, aan ons adres. Zoo je tijd hebt, met 'n omschrijving^ 'n bijzonderheid of hoe dan ook. en m'n zelfvertrouwen kwijt. Ik laat m'n kiek kast in den steek, schouder mijn geweer, en, met het oog op het opmerkzame, ais luisterend gedrag van den viervoeter, die misschien ge reed staat me aan te vallen, schiet ik. De enor- me md,ss& stort ineen, zonder nog meeT te be- wegen. De knal van het wapen kaatst terug in de valleien. De verheven stilte in de natuur is verstoord. Woedende trorapetstooten, duis ter gebrom breekt overal los, takken en strui ken worden gekraakt: vijftig olifanten uit alle mogelijke hoeken en gaten, rennen den berg op en maken zich in galop uit de voeten Eindelijk komt de stilte weer terug. De die- len zijn weg. Ik blijf alleen, met mijn neger, )j mijn buit. Dicht er bij komen kan ik niet, want het jong is nog steeds niet weg en doet vreeselijk verbluft: den staart gestrekt, met den slurf allerlei rare kronkelingen makend, staat het nu eens op zijn vóór-, dan weer op zijn achterpooten, schijnbaar niet wetend wat nu aan te vangen. Jammer genoeg zijn mijn gevoelige platen op en kan ik dezen balletdanser niet kieken. Ten laatste begin ik te roepen en te gillen en in m'n handen te klappen en dat doet den kleine besluiten het spoor zijner makkers te volgen. Nu kijk dk naar den geweldigen reus. Hoe jammer! Daar ligt nu dat prachtige stuk brons, dat ik zooeven nog bewonderen kon. 'n Straal bloed ontspringt rhytmisch aan de opening, haast onzichtbaar, die mijn kogel maakte; de in de longen aanwezige lucht ontsnapt door den slurf met het geluid van 'n metalen klepje. Ik schaam me over mezelf eu beschuldig mij van gebrek aan koelbloedigheid. De neger, die nog nooit 'n olifant van zóó dichtbij gezien heeft, ziet ernaar, terwijl hij met z'n hand tegen zijn wijd-open mond ©laat, hetgeen hij altijd doet, wanneer hij bewogen is. 'n Erg kort-aangebonden meneer rent 'n kap perszaak binnen. Er staat 'n man, dien hij toe snauwt: „Knippen en gauw wat ook!" De man kijkt onthulst op. „Maar meneer, neem me niet kwalijk, maar „Niks geen ge-maar, houd je kletspraatjes maar voor je, daar heb ik geen tijd voor. Aan pakken en vlug ook, zeg ik je!" De man aan 't werk. Toen de heer klaar was en In den spiegel keek, zag hij z'n haar dos als 'n bosch, waarin houtkappers rechts en links hadden rondgeslagen. „Wat heb je nóuuitgevoerd?" tierde hij woedend. „Het beste, wat ik ervan maken kon! U moet niet vergeten, ik doe het voor het eerst van m'n leven! De kapper zit aan z'n middag maal, weet u, en ik kwam om iets aan de waterleiding te maken. Ik ben loodgietsknecht moet u weten, maar ja, u ging zóó te keer, ik dorst het heusch niet te weigeren!" De heet-gebakerde meneer perplex af! Oma wordt door haar man in stroomenden regen van het station gehaald. „En, moeder, goeie reis gehad?" „Nee, niks als regen! Ik begrijp nog niet, hoe de machinist den weg wist te vinden. De rails stonden onder water!" Vier deftige heeren van de Commissie van Toezicfhit brengen 'n bezoek aan de laagste klas. De kaart van Nederland hangt voor. Ze willen, dat Kareltje, pas uit Helmond gearriveerd, zijn kennis toont. Kareltje, negen jaar, heel wit, heel stil, kijkt met glazige organ tegen de kaart op. „Wijs eens aan waar je geboren bent, ke- Teltje?" Kareltje tuurt en tuurt, verroert geen vin. „Toe nou, wijs eens aan, het staat tooh op de kaart!" Kareltje zeer beduusd, tilt resoluut de kaart op, kijkt er achter maar ziet Helmond nóg niet! I. Wie iets goeds wil, bezige geen middelen, die onheilig zijn, dat draagt geen goede vrucht. II. Zonder liefde heeft een werk geen waarde, maar alles wat uit liefde geschiedt, al is 't in zichzelf nog zoo klein, brengt rijken zegen voort. (Regel 3, hij bal, had nog moeten staan b t. Nederig excuus voor dit verzuim.) Vasco da Gama werd in het jaar 1469 uit een adellijk Portugeesch geslacht te Sines 'n dorpje aan den kust van den Atlantischen Oce aan, geboren. Toen hij acht en twintig jaar oud was, in 1497 dus, ving hij zijn ontdek kingsreis naar Indië aan, waardoor zijn naam een bekendheid zou behouden door heel de geschiedenis heen. Koning Manuël I van Por tugal had juist hem daartoe gekozen, omdat hij jong was, en sterk, terwijl géén teedere familiebanden hem aan zijn vaderland gebon den hielden. Vreesachtige zielen trachtten de koene onderneming tegen te werken; Portu gal kon het geld niet opbrengen, zeiden ze, en dan, men moest voortaan op de vijandschap van Arabieren en Venetianen rekenen, die óók al eens dien kant uitgekeken hadden om een centje te verdienen en zich door de Portugee- zen heusch de schoenen niet van de voeten zouden laten zeilen! De koning stoorde zich evenwel aan die bangeriken niets; hij liet twee nieuwe driemasters bouwen. Sint Gabriël en Sint Raphael, kocht een klein schip en 'n vrachtschip. Op de Sint Gabriël werd Vasco kapitein, op de Sint Raphaël zijn broeder Paulo. Eén tolk ging mee om met de negers te on derhandelen en nög een om Arabisch te pra ten, als dat noodig zou zijn. 'n Honderd vijftig koppen was de bemanning sterk. Bovendien werden twaalf schurken veroordeeld om mee te zeilen. Deze nette jongens hadden ieder een doodvonnis op hun hoofd geladen en moesten op gevaarlijke punten worden losgelaten om poolshoogte te nemen, verkenningsdiensten verrichten en allerlei akkefietjes op te knappen waar een fatsoenlijk mensch zijn hachje nu eenmaal niet graag waagde, 'n Deelnemer aan de reis heeft er een verhaal over geschreven „Roteiro da viagem de Vasco da Gama em 1497" waaraan het volgende ontleend is. Den Sen Juli stak men in zee. De reis ging over de Kanarische eilanden en Kaap Verd. waar men visch, drinkwater, en hout innam, Zuidwaarts. Men volgde niet direct de West- afrikaansche kustlijn, ma^r kruiste in groote bogen over den Oceaan, om zooveel mogelijk partij te trekken van gunstige winden. Zóó ver raakte het eskader uit den koers, dat het dichter hij Brazilië dan bij Afrika was! Den 7en November liet men het anker vallen ten Noorden van Kaapstad, in de haai van Sint Helêna. Ook hier werd drinkwater ingenomen. De Boschjesmannen, die deze streken bewoon den, namen eerst een vriendschappelijke hou- ring aan. Zij boden honing te koop en zeehon- denvleesch, maar geen parels of goud, waar op de Portugeezen gehoopt hadden. Fern&o Velloso vergezelde hen op hun terugtocht naar huis. Zij tracteerden hem op robbenbout en aardwortels, beduidden hem later maar liever rechtsomkeert te maken! Juist op het strand haalden zij hem in; zijn makkers, onraad ver moedend, schoten hem ijlings te hulp! Nu vel den de negers hun spiesen en verwondden Vasco de Gama en nog een paar anderen, die zich ongewapend aan land begeven hadden. Den 16en November sta"k men weer in zee, uitzien de naar Kaap de Goede Hoop, welke den Por tugeezen uit vroegere reizen genoegzaam be kend was. Door tegenwind kostte het nogal eenige moeite deze Zuidpunt van Afrika om te zeilen, maar men slaagde er toch in! De Portugeesche dichter Lodewijk de Camoës heeft deze omzeiling van Kaap de Goede Hoop her dacht in zijn „Lusiades", tien zangen, met Vas co da Gama als hoofdpersoon en de ontdekking van Indië als hoofdthema. Schooners heeft de letterkunde van Portugal nooit gekend. Ada- mastor, de reus der stormen, heerscher aan de Stormkaap, wil Vasco da Gama tegenhou den; deze overwint evenwel en sindsdien wordt de naam veranderd in Kaap de Goede Hoop. Die Camoës heeft een naar- leven ge had, want hij moest in zijn grijsheid leven van aalmoezen, die zijn eenige bediende des nachts voor hem afbedelde. Hij stierf 10 Jan. 1580 in eert hospitaal. Aan zijn sterfbed stond een Capucijn, die in een exemplaar van de „Lusiade" de volgende woorden neerschreef: „Niets wreeder dan zulk een geest te zien in zulk een ellende. Ik zag hem sterven in een hospitaal te Lissabon, waar hij niet eens een laken had om zich toe te dekken." Zijn graf schrift luidde: „Hier rust Louis de Camöes, de vorst der dichters van zijn tijd: hij leefde arm en ellendig en evenzoo stierf hij." De aurbeving van 1755 heeft zijn gebeente zelfs nog verstrooid. In de Mosselbaai wierp men weer het anker uit. Hottentotteu namen een dreigende houding aan, zoo'dat het raadzaam scheen maar weer gauw op te breken. Juist met de Kerstdagen bereikten de zeevaarders de 30 graden Zuider- Breedte en noemden deze landstreek het Ge boorteland, terra natalis, waaraan de tegen woordige naam: Natal nog herinnert! Den lOen Januari dwong gebrek aan drink water weder tot landen, ditmaal in de De- lagoa-baai. Ooo hier kwamen negers toege- loopen, die erg blij waren met wat rinkelende schelletjes en in ruil daarvoor ivoren ringen gaven. Later brachten zij nog oasen, koeien en eenige schapen, zij gaven 'n mopje muziek ten beste en voerden koddige dansen uit. Van den weeromstuit begonnen óók de Portugee sche matrozen een walsje te maken, Vasco da Gama in hun midden! Om te laten zien, dat het ook anders .kon, liet de admiraal plotse ling twee kanonnen losbranden, met los kruit natuurlijk, waarop de heele zwarte kolonie in de bosschen verdween, met achterlating van de vellen, waarmele zij bekleed waren. Zelfs hun wapens lieten zij van schrik uit de handen vallen! Omdat zij toch eigenlijk de zeevaar ders gastvrij had opgenomen, gaf de admiraal aan deze kust den naam van „Terra da boa gente", land van de goede mensehen! Er was een eiland in de buurt, waar zich walrussen en pingulM vertoonden, dieren welke thans ln deze streken volstrekt niet meer voorkomen, 'n Groot kruis werd aan het strand opgesteld; nog vóór het eskader goed en wel wegzeilde, hadden de negers het reeds overhoop gehaald. In Februari werden de eerste teekenea van Vasco da Gama (14691524). de gevreesde scheurbuikziekte Scorbut onder d® manschappen merkbaar. Handen en voeten zwollen op, het tandvleesch woekerde over de tanden heen, zoodat zij niet meer eten konden. Graven moesten worden gespit om den dooden een laatste rustplaats te bereiden. Aan verschillende kustplaatseu kon men mer ken, dat de Arabieren, Mohamedanen dus, hier gewoon waren handel te drijven; zij werkten de onderneming der Christenen tegen zooveel zij maar konden, en, had men naar hun aan wijzingen geluisterd, Indië zou nooit door de Portugeezen ontdekt zijn. Vasco da Gama wist een paar van deze verraders te vangen en liet hun kokende olie op d'r huid gieten! Een nachtelijke aanval op de booten mislukte „want God" aldus de oude schrijver „hielp hen niet, omdat zij, die ketters, niet. in Hem gelooven!" Over Mombassa werd Meiinde be reikt, 14 April 1498, dat met zijn wit geverfde huizen, glanzend in den zonneschijn, de zee vaarders aan Portugal denken deed. De bevol king was er heel aardig, ook al wel, omdat haar hekend was, dat de opperbevelhebber der Portugeezen over lijken ging! Ter eere der blanken werden zelfs feestelijkheden op touw gezet en men ontmoette er Christenen, die uit Indië afkomstig waren, tenminste, men hield ze voor Christenen. In ieder geval, op het schip Sint Raphaël kon men ze biddend vinden voor het beeld dei* heilige Maagd, en ze spraken over „Krïsjna", waarmede ze toch zeker wel niemand anderes dan Christus bedoelen kon den? Ook legden ze aan de voeten van de beel tenis specerijen en bloemen neer, als vrome offergaven. Vreemd was weer, dat ze geen rundvleesch mochten eten, maar aangenaam deed aan, dat ze „Christus, Christus", riepen, toen Vasco da Gama's boot langs hen voer, en 's avonds, te zijner eer, vuurpijlen afsta ken. Negen volle dagen duurde die heerlijke vacantie-tijd vóór Meiinde; negen volle dagen van feest, spiegelgevechten, en trompetcon- certen. (Meiinde ligt aan de Oostkust, bijna op den aequator)Maar ja, er is 'n tijd van kpmen en een tijd van gaan; den 2ten April verliet men de gastvrije havenplaats, met een loods aan boord, die het eskader naar Cali- coet,aan de kust van Malabar, brengen zou. De wind, de zomermoesson, was bovenmate gunstig en dreef de schepen binnen 'n maand tijds naar het hegeerde doel, naar de stad, die geheel ln de macht der Arabieren was over gegaan, welke den Indischen Radja (vorst) stevig onder den duim hielden. Wat Portugee sche zeevaarders een eeuw lang gezocht had den. de weg om de zuidspits van Afrika naar Indië, was in ruim tien maanden gevonden. (28 Mei 1498). Op een draagstoel werd Vasco da Gama naar den vorst gedragen. Zijn eere-geieide be stond uit mannen, met blinkende sabels ge wapend. 'n Ontelbare menigte gaapte de blan ken aan; alle halzen rekten zich om de nieuw komers te zien! Eerst ging het naar de kerk, waar een beeld stond, dat wel iets van een Maria-beeld weg had, met het Kind. (Krisjna met Zijn Moeder Devaki). Brahmanen-pries ters namen den dienst waar, reikten wijwater en witte aarde, om op voorhoofd, borst, hals en armen te strijken. Heiligen met vier, vijf armen stonden roerloos tegen de wanden! 'n Uur vóór zonsondergang werd eindelijk het paleis bereikt; met geweld moesten de Por tugezen zich een weg banen, zóóveel volk was er op de been. 'n Soortement bisschop om helsde den admiraal, dan werd hij bij den radjah toegelaten. Deze rustte op een divan; in zijn linkerhand hield de vorst een gouden vat, van hoven 'n drie d.M. wijd, waarin hij voortdurend spuwde als gevolg van het betel kauwen. De opperpriester vouwde de han den samen, strekte ze naar omhoog, deed ze snel van één en sloot de vuisten. Dat was de behoorlijke, Indische groet, 'n Gesprek on der vier oogen volgde, waarin da Gama den despoot mededeelde, wat het doel van zijn reis zoo ongeveer was. 'n Paar dagen later wilde hij den radjah geschenken zenden: boomwol, scharlaken mut sen, hoeden, kralen, zes schotels, suiker, twee vaten met olie en twee met honing. De hove lingen lachten hem uit; de armste koopman uit Mekka bracht nog méér mee! De koning zou dit weinige zéér beleedigend vinden. Hij nam niets anders aan als goud, klinkklaar goud! 'n Heelen dag lieten ze den Portugee- schen commandant op toegang tot den vorst wachten; daags er na nog vier volle uren en toen mocht hij met slechts twee zijner man schappen zijn opwachting maken! Dat scheen al een zeer slecht voorteeken! (Wordt vervolgd.) Hoe heeft de slaaf geloopen De slaaf heeft, zijn leven reddend, aldus ge loopen j Dr. Emile Gromier vertelt in zijn ooek „la faune d'Afrique" de Afrikaansche dieren wereld van een ontmoeting met olifanten ergens in1 Kameroen. z.*e da>p Bekoorlijk is uw bloeien» O purp'ren violet, Om wie de Zefirs stoeien In 't dichte klaverbed. O, laat u door de bladen Uw geur toch niet verraden. Noch 't blinken van uw schoon f Maar leer gelukkig wezen, In roem en lof te vreezen En uiterlijk vertoon. Als onder 'tgras ontloken. De nederige bloem, Zoo leeft in schaauw gedoken, Verdienste zonder roem. Maar ach! daar trekt zij de oogen;' Der duisternis onttogen, Verzwelgt zij eer en lof Wordt driftig aangebeden Dan, met den voet getreden, Ais onkruid ln den hof. Ook dat is U te wachten, Wie de eerzucht sloopt in 'thart, Zij teelt ontruste nachten, En dagen vol van smart. Haar morgenschemer flikkert; Maar ach 1 het zonoog blikkert; De heldere kim verschiet De lucht is vol van dampen En 't leven gaat in rampen, Met al 2ijn hoop te niet. WILLEM BILDERIJK. Bij telegram-berichten in de dagbladpers zie je vaak staan „Reuter", „Ham", Wolff" ot .Associated Press". Dat wil dan. zeggen: het tetegraafagentscliap „Reuter" enz. heeft o-iis dit bericht toegezonden. „Reuter", in 1850 door dr. Paul Reuter (spr. röiter) te Aken gesticht, later verplaatst naar Londen, brengt alle berichten uit Engeland en uit het onmetelijke Britsolie „Empire", 't kei zerrijk, waar de zon nooit ondergaat. Eigenlijk heel het agentschap „Reuters Telegram Com pany Ltd." Hot heeft een kapitaal van zes raillioen gulden te zijner beschikking. Da stichter werd tot baron verheven en overleed in 1899 als Paul Julius v o n Reuter te Nice. Voor heit Fransche gebied in zijn ruimsten omvang heeft het bureau „Havas" de leiding „Agence Havas". Deze maatschappij werd in 1879 gesticht en bezit een aandeelen-kapitaai van vijftig millioen francs! Charles Havas (spr. avas), waarnaar de stichting is genoemd, werkte in 1840 nog met 'n postduiven-dienst tusschen LondenBrusselParijs! In deze laatste hoofdistad heeft het bureau nög zijn zetel, terwijl het, evenals Reuter, ln alle be langrijke steden der wereld vertakkingen bezit. De „Associated Press" is jè bureau voor de Nieuwe Wereld en beschikt over gepachte tele graaflijnen tot een lengte van 84.000 K.M. Het helpt 'n 13000 couranten geregeld aan nieuws. De hoofdzetel is te New York. Het Wolff-bureau zetelt te Berlijn, het is een Nationaal Duitsch bureau, zooals elk land zijn eigen bureau heeft, Italië, Stefani, België Belga,Spanje Fabra enz. enz. Die bu reaux zijn alle onderling verbonden met Reuter en Havas. Voor ons land treedt bet N. T. A.t het Nederlandiseh Telegraaf agentschap, op. Februari is voor de jacht de geschiktste maand, want dan is het hooge gras van den grond weg en ook het reusachtige gewas, dat het voortgaan zoo moeilijk kan maken. Men komt nu makkelijker over stortbeken en er zUn minder orkanen dan anders. De olifanten van Afrika staan hoog op hun beenen als boom stammen en hebben geweldige ooren, 'n groot verschil met hun collega's uit Azië, die niet zoo wild zijn en zeer veel kleinere ooren heb ben. Zij schuwen bewoonde plaatsen en vluch ten zoo ver mogelijk van den mensch weg, zoodra zij de lucht van hem krijgen Plotseling verhaalt dr. Gromier op 'n 500 M. afstand, bemerk Ik 'n soort zwarte slang, dié zich rond 'n acacia-tak slaat, welke breekt. Het is de slurf van 'n olifant, ik zie den geweldigen kop en de kolossale ooren, daarna den heelen reus. 'n Jong dier volgt hem; dan vijf andere, in pleohtigen stap, langs denzelfden weg, het gras afrukkend met groote bossen, dié gedeeltelijk tusschen de slagtan den blijven hangen. Links van mij bevinden zich olifanten in alle kleine ravijnen, 'n stuk of veertig, waarvan ik nu eens den grijzen rug zie uitsteken boven het gras, dan weer den elurf bemerk, die jonge spruiten plukt. Maar opeens, daar draait de wind, in de richting der dieiren. Bijna vlak erop, als bij bevel zie ik geleidelijk den troep verdwijnen, immer sneller, den staart gestrekt, de ooren als bij een gevecht, den slurf in den wind, het teeken van onraad 1 Ze hebben me geroken. Aan dezen kant valt niets meer te beginnen. Gelukkig bevinden er zich óók nog aan de tegenovergestelde zijde, in 'n ravijn, maar het halfduister daar belet me ze te fotografeeren. Alleen, Iets verder, ln het volle licht, staat 'n geweldig groot dier met 'n jong. Ik neem de windrichting op en besluip ze, gevolgd door een neger-bediende met toestel en geweer. Dichter dan 'n vijf en twintig meter kan ik niet bij hen komen. Gehurkt in het gras, kan ik ze op m'n gemak waarnemen. De goeie lobbes trekt kalmoes-planten uit en bestrooit zijn rug en buik met de aarde, die zich tus schen de wortels bevindt. Dat is zoo zijn ma nier om vliegen, ongedierte en ander lastig gespuls te verjagen. Het jong schijnt in deze gezondheidsles veel belang te stellen. De enor me, driehoekige ooren flappen als waaiers en de oogen knippen om de korreltjes aarde eruit te houden. Wat 'n fraai dier! M'n kiekkast aan de eene, m'n gewees aan de andere zijde, sluip ik nog dichter bij. Plotseling verstijft een krampaanval m'n been. Toch maak ik eeni ge opnamen, maar daardoor krijgt de reus me in de gaten, hij laat 'n geweldigen hap uit z'n mond vallen en schrijdt langzaam op me af, om te zien wat er gaande ia. „om te zien wat er gaande is...." IV. Ik wil er vandoor, maar de krampaanval treedt venijniger op en houdt me vastgenageld aan m'n plaats! Komt het door de pijn? Ik weet 't niet, maar ik ben op eens m'n kalmte

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 6