PERSONEN.
VAN GKOOTE DADEN EN GMOOTE
I&mw.
w
DONDERDAG 30 APR L .V>r 1
WAT BE WIJZE
EPICTETUS ZEI,
x
ONZE BLOEMEN.
NIEUWE PUZZLE.
Oplossing der vorige puzzle.
LETTERRAASEL.
X
9
X
X
X
X
X
X
X
X
2
Oplossing vorig letterraadsel.
s
a
t
BIJ DEN BARBIER.
EVEN LACHEN.
Oplossing der Lei de vorige
rebussen.
VASCO DA GAMA.
EEN WEDSTRIJD MET DEN
DOOD.
OLIFANTEN IN AFRIKA.
't Gras viooltje.
REUTER SEINT ONS UIT.., 1
De telegraaf^ageiitschappen.
WELKEN HEILIGE STELT
DIT PLAATJE VOOR.
kqmeroeni
«OatnSft,;.
V
•\1
lUtU-rtS
^pekliavB"
Epictetus leefde van 50—125, het laatst ergens
aan de Adriatische Zee. IIij was een vrijgelaten
slaaf, arm, zwak, kreupel, maar: wijs. Een
zijner hoorders heeft aanteekeningen over hem
en zijn woorden bewaard in een boekje
„Enchiridion". Hij was stoicijn, een geleerd
stelsel, door Zeno gesticht, waarin het vooral
op gelijkmoedigheid en onverstoorbaarheid
aankwam, op stoïcijnsche kalmte; de wijze laat
zich door niets verontrusten Toen zijn barsche
meester hem op het béen sloeg, zei Epictetus:
„Als Ge zoo doorgaat, zult Ge het nog breken!"
De wreedaard ging door; het been brak.
Epictetus: „Had ik het U niet voorspeld?"
Denk aan God vaker dan gij adem haalt.
Spreek eiken dag opnieuw van Hem, liever
dan van uw spijzen.
Zeg nimmer van iets: „ik heb het verloren"
maar: „ik heb het teruggegeven." Is u een
kind gestorven: het is teruggegeven. Werd uw
akker weggenomen: ook die werd slechts terug
gegeven: „Maar die hem nam is toch een boos
wicht?" Wat gaat het u aan door wien de
gever het van u terugeischte? Zoolang het u
gelaten wordt hebt gij het te beschouwen als
andermansgoed, gelijk de reizigers de herberg.
Uw taak is het de u toevertrouwde rol goed
te spelen; haar te kiezen is het werk van een
ander.
Indien gij volhardt bij uwe beginselen, dan
zult gij later bewonderd worden door hen, die
u voorheen hebben uitgelachen.
Vertelt men u: deze of gene spreekt kwaad
van u, onthoud u dan van een verdediging
tegen het gesprokene. Antwoord slechts: hij
kent zeker mijn andere fouten niet, anders zou
hij niet alleen dit gezegd hebben.
Elk ding heeft twee handvatsels, met het
eene kan het worden gedragen, met het andere
niet.
Indien uw broeder u krenkt, vat dit dan niet
op van de zijde: „hij doet mij onrecht" want
dit is het liandvatsel, waarmede niet kan wor
den gedragen. Vat het liever van dien kant aan:
„hij is mijn broeder, met wien ik opgegroeid
ben", dan vat gij de zaak aan, daar, waar zij
gedragen kan worden.
(Vert. dr. D. SCHEURLEER.)
Een moeder laat haar zes kinderen, 'n doch
ter en vijf zoons, een huis en akker na, maar
heeft bepaald, dat de dochter het huis en do
zoons ieder 'n vijfde deel van den akker krij
gen. De stukken moeten even groot zijn en
van gelijken vorm. Hoe zullen de kinderen dat
in 't vat gieten
De weg, dien de schippers kozen, is met stip
pellijnen aangeduid.
1
3. X .4
5 X 6
7 a
8
.10
11,
13.
15.
.16
17.
.18
19.
.20
21.
.22
Van
1 2: zeer beroemd pauselijk rondschrij
ven, dat dit jaar plechtig wordt
herdacht.
1 80-deelige thermometer aangeduid.
2 duizend.
3 4 is teer
5 6 de planeet, waar we op wonen.
7 8 kleine jongen.
910 ordinaire herrieschopper.
1112 bijv. naamwoord van een Fransche
havenstad.
1314: tegendeel van achterpootjes.
1516 soort stokvlsch.
1718 „stijve" ledematen, b.v. door ouder
dom.
19—20 meisjesnaam.
2122 60 minuten.
Oplossing den volgenden keer.
1—2
Pontius Pilatus.
1
p piano.
3—4
oom_
5—6
j
kunne.
7—8
kwetsen.
9—10
Oost-Indië.
11—12
woudduivels.
13—14
morgenstonden.
15—16
tegensprekers.
17—18
1
ontheiligen.
19—20
loodlijnen.
21—22
oplagen.
23—24
otter.
25—26
uur.
«int.
't Kindje Jesns, ja, maar dat is niet bedoeld.
Het gaat om den Heilige, naast dat Kindje.
Nu nog één in deze serie en dan verwachten
wij de oplossing, van alle vijf liefst, aan ons
adres. Zoo je tijd hebt, met 'n omschrijving^
'n bijzonderheid of hoe dan ook.
en m'n zelfvertrouwen kwijt. Ik laat m'n kiek
kast in den steek, schouder mijn geweer, en,
met het oog op het opmerkzame, ais luisterend
gedrag van den viervoeter, die misschien ge
reed staat me aan te vallen, schiet ik. De enor-
me md,ss& stort ineen, zonder nog meeT te be-
wegen. De knal van het wapen kaatst terug
in de valleien. De verheven stilte in de natuur
is verstoord. Woedende trorapetstooten, duis
ter gebrom breekt overal los, takken en strui
ken worden gekraakt: vijftig olifanten uit alle
mogelijke hoeken en gaten, rennen den berg
op en maken zich in galop uit de voeten
Eindelijk komt de stilte weer terug. De die-
len zijn weg. Ik blijf alleen, met mijn neger,
)j mijn buit. Dicht er bij komen kan ik niet,
want het jong is nog steeds niet weg en doet
vreeselijk verbluft: den staart gestrekt, met
den slurf allerlei rare kronkelingen makend,
staat het nu eens op zijn vóór-, dan weer op
zijn achterpooten, schijnbaar niet wetend wat
nu aan te vangen.
Jammer genoeg zijn mijn gevoelige platen op
en kan ik dezen balletdanser niet kieken. Ten
laatste begin ik te roepen en te gillen en in
m'n handen te klappen en dat doet den kleine
besluiten het spoor zijner makkers te volgen.
Nu kijk dk naar den geweldigen reus. Hoe
jammer!
Daar ligt nu dat prachtige stuk brons, dat
ik zooeven nog bewonderen kon. 'n Straal bloed
ontspringt rhytmisch aan de opening, haast
onzichtbaar, die mijn kogel maakte; de in de
longen aanwezige lucht ontsnapt door den
slurf met het geluid van 'n metalen klepje. Ik
schaam me over mezelf eu beschuldig mij van
gebrek aan koelbloedigheid. De neger, die nog
nooit 'n olifant van zóó dichtbij gezien heeft,
ziet ernaar, terwijl hij met z'n hand tegen zijn
wijd-open mond ©laat, hetgeen hij altijd doet,
wanneer hij bewogen is.
'n Erg kort-aangebonden meneer rent 'n kap
perszaak binnen. Er staat 'n man, dien hij toe
snauwt:
„Knippen en gauw wat ook!" De man kijkt
onthulst op.
„Maar meneer, neem me niet kwalijk,
maar
„Niks geen ge-maar, houd je kletspraatjes
maar voor je, daar heb ik geen tijd voor. Aan
pakken en vlug ook, zeg ik je!"
De man aan 't werk. Toen de heer klaar
was en In den spiegel keek, zag hij z'n haar
dos als 'n bosch, waarin houtkappers rechts
en links hadden rondgeslagen.
„Wat heb je nóuuitgevoerd?" tierde hij
woedend.
„Het beste, wat ik ervan maken kon! U
moet niet vergeten, ik doe het voor het eerst
van m'n leven! De kapper zit aan z'n middag
maal, weet u, en ik kwam om iets aan de
waterleiding te maken. Ik ben loodgietsknecht
moet u weten, maar ja, u ging zóó te keer, ik
dorst het heusch niet te weigeren!"
De heet-gebakerde meneer perplex af!
Oma wordt door haar man in stroomenden
regen van het station gehaald.
„En, moeder, goeie reis gehad?"
„Nee, niks als regen! Ik begrijp nog niet, hoe
de machinist den weg wist te vinden. De rails
stonden onder water!"
Vier deftige heeren van de Commissie van
Toezicfhit brengen 'n bezoek aan de laagste klas.
De kaart van Nederland hangt voor. Ze willen,
dat Kareltje, pas uit Helmond gearriveerd,
zijn kennis toont. Kareltje, negen jaar, heel wit,
heel stil, kijkt met glazige organ tegen de kaart
op.
„Wijs eens aan waar je geboren bent, ke-
Teltje?"
Kareltje tuurt en tuurt, verroert geen vin.
„Toe nou, wijs eens aan, het staat tooh op de
kaart!" Kareltje zeer beduusd, tilt resoluut de
kaart op, kijkt er achter maar ziet Helmond
nóg niet!
I. Wie iets goeds wil, bezige geen middelen,
die onheilig zijn, dat draagt geen goede vrucht.
II. Zonder liefde heeft een werk geen
waarde, maar alles wat uit liefde geschiedt, al
is 't in zichzelf nog zoo klein, brengt rijken
zegen voort.
(Regel 3, hij bal, had nog moeten staan
b t. Nederig excuus voor dit verzuim.)
Vasco da Gama werd in het jaar 1469 uit
een adellijk Portugeesch geslacht te Sines 'n
dorpje aan den kust van den Atlantischen Oce
aan, geboren. Toen hij acht en twintig jaar
oud was, in 1497 dus, ving hij zijn ontdek
kingsreis naar Indië aan, waardoor zijn naam
een bekendheid zou behouden door heel de
geschiedenis heen. Koning Manuël I van Por
tugal had juist hem daartoe gekozen, omdat
hij jong was, en sterk, terwijl géén teedere
familiebanden hem aan zijn vaderland gebon
den hielden. Vreesachtige zielen trachtten de
koene onderneming tegen te werken; Portu
gal kon het geld niet opbrengen, zeiden ze, en
dan, men moest voortaan op de vijandschap
van Arabieren en Venetianen rekenen, die óók
al eens dien kant uitgekeken hadden om een
centje te verdienen en zich door de Portugee-
zen heusch de schoenen niet van de voeten
zouden laten zeilen! De koning stoorde zich
evenwel aan die bangeriken niets; hij liet
twee nieuwe driemasters bouwen. Sint Gabriël
en Sint Raphael, kocht een klein schip en 'n
vrachtschip. Op de Sint Gabriël werd Vasco
kapitein, op de Sint Raphaël zijn broeder Paulo.
Eén tolk ging mee om met de negers te on
derhandelen en nög een om Arabisch te pra
ten, als dat noodig zou zijn. 'n Honderd vijftig
koppen was de bemanning sterk. Bovendien
werden twaalf schurken veroordeeld om mee
te zeilen. Deze nette jongens hadden ieder een
doodvonnis op hun hoofd geladen en moesten
op gevaarlijke punten worden losgelaten om
poolshoogte te nemen, verkenningsdiensten
verrichten en allerlei akkefietjes op te knappen
waar een fatsoenlijk mensch zijn hachje nu
eenmaal niet graag waagde, 'n Deelnemer aan
de reis heeft er een verhaal over geschreven
„Roteiro da viagem de Vasco da Gama em
1497" waaraan het volgende ontleend is.
Den Sen Juli stak men in zee. De reis ging
over de Kanarische eilanden en Kaap Verd.
waar men visch, drinkwater, en hout innam,
Zuidwaarts. Men volgde niet direct de West-
afrikaansche kustlijn, ma^r kruiste in groote
bogen over den Oceaan, om zooveel mogelijk
partij te trekken van gunstige winden. Zóó
ver raakte het eskader uit den koers, dat het
dichter hij Brazilië dan bij Afrika was! Den
7en November liet men het anker vallen ten
Noorden van Kaapstad, in de haai van Sint
Helêna. Ook hier werd drinkwater ingenomen.
De Boschjesmannen, die deze streken bewoon
den, namen eerst een vriendschappelijke hou-
ring aan. Zij boden honing te koop en zeehon-
denvleesch, maar geen parels of goud, waar
op de Portugeezen gehoopt hadden. Fern&o
Velloso vergezelde hen op hun terugtocht naar
huis. Zij tracteerden hem op robbenbout en
aardwortels, beduidden hem later maar liever
rechtsomkeert te maken! Juist op het strand
haalden zij hem in; zijn makkers, onraad ver
moedend, schoten hem ijlings te hulp! Nu vel
den de negers hun spiesen en verwondden
Vasco de Gama en nog een paar anderen, die
zich ongewapend aan land begeven hadden. Den
16en November sta"k men weer in zee, uitzien
de naar Kaap de Goede Hoop, welke den Por
tugeezen uit vroegere reizen genoegzaam be
kend was. Door tegenwind kostte het nogal
eenige moeite deze Zuidpunt van Afrika om
te zeilen, maar men slaagde er toch in! De
Portugeesche dichter Lodewijk de Camoës heeft
deze omzeiling van Kaap de Goede Hoop her
dacht in zijn „Lusiades", tien zangen, met Vas
co da Gama als hoofdpersoon en de ontdekking
van Indië als hoofdthema. Schooners heeft de
letterkunde van Portugal nooit gekend. Ada-
mastor, de reus der stormen, heerscher aan
de Stormkaap, wil Vasco da Gama tegenhou
den; deze overwint evenwel en sindsdien
wordt de naam veranderd in Kaap de Goede
Hoop. Die Camoës heeft een naar- leven ge
had, want hij moest in zijn grijsheid leven
van aalmoezen, die zijn eenige bediende des
nachts voor hem afbedelde. Hij stierf 10 Jan.
1580 in eert hospitaal. Aan zijn sterfbed stond
een Capucijn, die in een exemplaar van de
„Lusiade" de volgende woorden neerschreef:
„Niets wreeder dan zulk een geest te zien in
zulk een ellende. Ik zag hem sterven in een
hospitaal te Lissabon, waar hij niet eens een
laken had om zich toe te dekken." Zijn graf
schrift luidde: „Hier rust Louis de Camöes,
de vorst der dichters van zijn tijd: hij leefde
arm en ellendig en evenzoo stierf hij." De
aurbeving van 1755 heeft zijn gebeente zelfs
nog verstrooid.
In de Mosselbaai wierp men weer het anker
uit. Hottentotteu namen een dreigende houding
aan, zoo'dat het raadzaam scheen maar weer
gauw op te breken. Juist met de Kerstdagen
bereikten de zeevaarders de 30 graden Zuider-
Breedte en noemden deze landstreek het Ge
boorteland, terra natalis, waaraan de tegen
woordige naam: Natal nog herinnert!
Den lOen Januari dwong gebrek aan drink
water weder tot landen, ditmaal in de De-
lagoa-baai. Ooo hier kwamen negers toege-
loopen, die erg blij waren met wat rinkelende
schelletjes en in ruil daarvoor ivoren ringen
gaven. Later brachten zij nog oasen, koeien
en eenige schapen, zij gaven 'n mopje muziek
ten beste en voerden koddige dansen uit. Van
den weeromstuit begonnen óók de Portugee
sche matrozen een walsje te maken, Vasco da
Gama in hun midden! Om te laten zien, dat
het ook anders .kon, liet de admiraal plotse
ling twee kanonnen losbranden, met los kruit
natuurlijk, waarop de heele zwarte kolonie in
de bosschen verdween, met achterlating van de
vellen, waarmele zij bekleed waren. Zelfs hun
wapens lieten zij van schrik uit de handen
vallen! Omdat zij toch eigenlijk de zeevaar
ders gastvrij had opgenomen, gaf de admiraal
aan deze kust den naam van „Terra da boa
gente", land van de goede mensehen! Er was
een eiland in de buurt, waar zich walrussen
en pingulM vertoonden, dieren welke thans ln
deze streken volstrekt niet meer voorkomen,
'n Groot kruis werd aan het strand opgesteld;
nog vóór het eskader goed en wel wegzeilde,
hadden de negers het reeds overhoop gehaald.
In Februari werden de eerste teekenea van
Vasco da Gama (14691524).
de gevreesde scheurbuikziekte Scorbut
onder d® manschappen merkbaar. Handen en
voeten zwollen op, het tandvleesch woekerde
over de tanden heen, zoodat zij niet meer eten
konden. Graven moesten worden gespit om
den dooden een laatste rustplaats te bereiden.
Aan verschillende kustplaatseu kon men mer
ken, dat de Arabieren, Mohamedanen dus, hier
gewoon waren handel te drijven; zij werkten
de onderneming der Christenen tegen zooveel
zij maar konden, en, had men naar hun aan
wijzingen geluisterd, Indië zou nooit door de
Portugeezen ontdekt zijn. Vasco da Gama wist
een paar van deze verraders te vangen en liet
hun kokende olie op d'r huid gieten! Een
nachtelijke aanval op de booten mislukte „want
God" aldus de oude schrijver „hielp
hen niet, omdat zij, die ketters, niet. in Hem
gelooven!" Over Mombassa werd Meiinde be
reikt, 14 April 1498, dat met zijn wit geverfde
huizen, glanzend in den zonneschijn, de zee
vaarders aan Portugal denken deed. De bevol
king was er heel aardig, ook al wel, omdat
haar hekend was, dat de opperbevelhebber der
Portugeezen over lijken ging! Ter eere der
blanken werden zelfs feestelijkheden op touw
gezet en men ontmoette er Christenen, die uit
Indië afkomstig waren, tenminste, men hield
ze voor Christenen. In ieder geval, op het schip
Sint Raphaël kon men ze biddend vinden voor
het beeld dei* heilige Maagd, en ze spraken
over „Krïsjna", waarmede ze toch zeker wel
niemand anderes dan Christus bedoelen kon
den? Ook legden ze aan de voeten van de beel
tenis specerijen en bloemen neer, als vrome
offergaven. Vreemd was weer, dat ze geen
rundvleesch mochten eten, maar aangenaam
deed aan, dat ze „Christus, Christus", riepen,
toen Vasco da Gama's boot langs hen voer,
en 's avonds, te zijner eer, vuurpijlen afsta
ken. Negen volle dagen duurde die heerlijke
vacantie-tijd vóór Meiinde; negen volle dagen
van feest, spiegelgevechten, en trompetcon-
certen. (Meiinde ligt aan de Oostkust, bijna
op den aequator)Maar ja, er is 'n tijd van
kpmen en een tijd van gaan; den 2ten April
verliet men de gastvrije havenplaats, met een
loods aan boord, die het eskader naar Cali-
coet,aan de kust van Malabar, brengen zou.
De wind, de zomermoesson, was bovenmate
gunstig en dreef de schepen binnen 'n maand
tijds naar het hegeerde doel, naar de stad,
die geheel ln de macht der Arabieren was over
gegaan, welke den Indischen Radja (vorst)
stevig onder den duim hielden. Wat Portugee
sche zeevaarders een eeuw lang gezocht had
den. de weg om de zuidspits van Afrika naar
Indië, was in ruim tien maanden gevonden.
(28 Mei 1498).
Op een draagstoel werd Vasco da Gama
naar den vorst gedragen. Zijn eere-geieide be
stond uit mannen, met blinkende sabels ge
wapend. 'n Ontelbare menigte gaapte de blan
ken aan; alle halzen rekten zich om de nieuw
komers te zien! Eerst ging het naar de kerk,
waar een beeld stond, dat wel iets van een
Maria-beeld weg had, met het Kind. (Krisjna
met Zijn Moeder Devaki). Brahmanen-pries
ters namen den dienst waar, reikten wijwater
en witte aarde, om op voorhoofd, borst, hals
en armen te strijken. Heiligen met vier, vijf
armen stonden roerloos tegen de wanden! 'n
Uur vóór zonsondergang werd eindelijk het
paleis bereikt; met geweld moesten de Por
tugezen zich een weg banen, zóóveel volk was
er op de been. 'n Soortement bisschop om
helsde den admiraal, dan werd hij bij den
radjah toegelaten. Deze rustte op een divan;
in zijn linkerhand hield de vorst een gouden
vat, van hoven 'n drie d.M. wijd, waarin
hij voortdurend spuwde als gevolg van het
betel kauwen. De opperpriester vouwde de han
den samen, strekte ze naar omhoog, deed ze
snel van één en sloot de vuisten. Dat was
de behoorlijke, Indische groet, 'n Gesprek on
der vier oogen volgde, waarin da Gama den
despoot mededeelde, wat het doel van zijn reis
zoo ongeveer was.
'n Paar dagen later wilde hij den radjah
geschenken zenden: boomwol, scharlaken mut
sen, hoeden, kralen, zes schotels, suiker, twee
vaten met olie en twee met honing. De hove
lingen lachten hem uit; de armste koopman
uit Mekka bracht nog méér mee! De koning
zou dit weinige zéér beleedigend vinden. Hij
nam niets anders aan als goud, klinkklaar
goud! 'n Heelen dag lieten ze den Portugee-
schen commandant op toegang tot den vorst
wachten; daags er na nog vier volle uren en
toen mocht hij met slechts twee zijner man
schappen zijn opwachting maken! Dat scheen
al een zeer slecht voorteeken!
(Wordt vervolgd.)
Hoe heeft de slaaf geloopen
De slaaf heeft, zijn leven reddend, aldus ge
loopen j
Dr. Emile Gromier vertelt in zijn ooek „la
faune d'Afrique" de Afrikaansche dieren
wereld van een ontmoeting met olifanten
ergens in1 Kameroen.
z.*e da>p
Bekoorlijk is uw bloeien»
O purp'ren violet,
Om wie de Zefirs stoeien
In 't dichte klaverbed.
O, laat u door de bladen
Uw geur toch niet verraden.
Noch 't blinken van uw schoon f
Maar leer gelukkig wezen,
In roem en lof te vreezen
En uiterlijk vertoon.
Als onder 'tgras ontloken.
De nederige bloem,
Zoo leeft in schaauw gedoken,
Verdienste zonder roem.
Maar ach! daar trekt zij de oogen;'
Der duisternis onttogen,
Verzwelgt zij eer en lof
Wordt driftig aangebeden
Dan, met den voet getreden,
Ais onkruid ln den hof.
Ook dat is U te wachten,
Wie de eerzucht sloopt in 'thart,
Zij teelt ontruste nachten,
En dagen vol van smart.
Haar morgenschemer flikkert;
Maar ach 1 het zonoog blikkert;
De heldere kim verschiet
De lucht is vol van dampen
En 't leven gaat in rampen,
Met al 2ijn hoop te niet.
WILLEM BILDERIJK.
Bij telegram-berichten in de dagbladpers zie
je vaak staan „Reuter", „Ham", Wolff" ot
.Associated Press". Dat wil dan. zeggen: het
tetegraafagentscliap „Reuter" enz. heeft o-iis
dit bericht toegezonden.
„Reuter", in 1850 door dr. Paul Reuter (spr.
röiter) te Aken gesticht, later verplaatst naar
Londen, brengt alle berichten uit Engeland en
uit het onmetelijke Britsolie „Empire", 't kei
zerrijk, waar de zon nooit ondergaat. Eigenlijk
heel het agentschap „Reuters Telegram Com
pany Ltd." Hot heeft een kapitaal van zes
raillioen gulden te zijner beschikking. Da
stichter werd tot baron verheven en overleed
in 1899 als Paul Julius v o n Reuter te Nice.
Voor heit Fransche gebied in zijn ruimsten
omvang heeft het bureau „Havas" de leiding
„Agence Havas". Deze maatschappij werd in
1879 gesticht en bezit een aandeelen-kapitaai
van vijftig millioen francs! Charles Havas
(spr. avas), waarnaar de stichting is genoemd,
werkte in 1840 nog met 'n postduiven-dienst
tusschen LondenBrusselParijs! In deze
laatste hoofdistad heeft het bureau nög zijn
zetel, terwijl het, evenals Reuter, ln alle be
langrijke steden der wereld vertakkingen bezit.
De „Associated Press" is jè bureau voor de
Nieuwe Wereld en beschikt over gepachte tele
graaflijnen tot een lengte van 84.000 K.M. Het
helpt 'n 13000 couranten geregeld aan nieuws.
De hoofdzetel is te New York.
Het Wolff-bureau zetelt te Berlijn, het is
een Nationaal Duitsch bureau, zooals elk
land zijn eigen bureau heeft, Italië, Stefani,
België Belga,Spanje Fabra enz. enz. Die bu
reaux zijn alle onderling verbonden met Reuter
en Havas. Voor ons land treedt bet N. T. A.t
het Nederlandiseh Telegraaf agentschap, op.
Februari is voor de jacht de geschiktste
maand, want dan is het hooge gras van den
grond weg en ook het reusachtige gewas, dat
het voortgaan zoo moeilijk kan maken. Men
komt nu makkelijker over stortbeken en er zUn
minder orkanen dan anders. De olifanten van
Afrika staan hoog op hun beenen als boom
stammen en hebben geweldige ooren, 'n groot
verschil met hun collega's uit Azië, die niet
zoo wild zijn en zeer veel kleinere ooren heb
ben. Zij schuwen bewoonde plaatsen en vluch
ten zoo ver mogelijk van den mensch weg,
zoodra zij de lucht van hem krijgen
Plotseling verhaalt dr. Gromier op 'n
500 M. afstand, bemerk Ik 'n soort zwarte
slang, dié zich rond 'n acacia-tak slaat, welke
breekt. Het is de slurf van 'n olifant, ik zie
den geweldigen kop en de kolossale ooren,
daarna den heelen reus. 'n Jong dier volgt
hem; dan vijf andere, in pleohtigen stap, langs
denzelfden weg, het gras afrukkend met groote
bossen, dié gedeeltelijk tusschen de slagtan
den blijven hangen. Links van mij bevinden
zich olifanten in alle kleine ravijnen, 'n stuk
of veertig, waarvan ik nu eens den grijzen rug
zie uitsteken boven het gras, dan weer den
elurf bemerk, die jonge spruiten plukt. Maar
opeens, daar draait de wind, in de richting
der dieiren. Bijna vlak erop, als bij bevel zie
ik geleidelijk den troep verdwijnen, immer
sneller, den staart gestrekt, de ooren als bij
een gevecht, den slurf in den wind, het teeken
van onraad 1 Ze hebben me geroken. Aan dezen
kant valt niets meer te beginnen.
Gelukkig bevinden er zich óók nog aan de
tegenovergestelde zijde, in 'n ravijn, maar het
halfduister daar belet me ze te fotografeeren.
Alleen, Iets verder, ln het volle licht, staat
'n geweldig groot dier met 'n jong. Ik neem
de windrichting op en besluip ze, gevolgd door
een neger-bediende met toestel en geweer.
Dichter dan 'n vijf en twintig meter kan ik
niet bij hen komen. Gehurkt in het gras, kan
ik ze op m'n gemak waarnemen. De goeie
lobbes trekt kalmoes-planten uit en bestrooit
zijn rug en buik met de aarde, die zich tus
schen de wortels bevindt. Dat is zoo zijn ma
nier om vliegen, ongedierte en ander lastig
gespuls te verjagen. Het jong schijnt in deze
gezondheidsles veel belang te stellen. De enor
me, driehoekige ooren flappen als waaiers en
de oogen knippen om de korreltjes aarde eruit
te houden. Wat 'n fraai dier! M'n kiekkast
aan de eene, m'n gewees aan de andere zijde,
sluip ik nog dichter bij. Plotseling verstijft
een krampaanval m'n been. Toch maak ik eeni
ge opnamen, maar daardoor krijgt de reus me
in de gaten, hij laat 'n geweldigen hap uit
z'n mond vallen en schrijdt langzaam op me
af, om te zien wat er gaande ia.
„om te zien wat er gaande is...."
IV.
Ik wil er vandoor, maar de krampaanval
treedt venijniger op en houdt me vastgenageld
aan m'n plaats! Komt het door de pijn? Ik
weet 't niet, maar ik ben op eens m'n kalmte