HOOG ONS BEGINSEL!
EEN GOEDE FEE
IRATIS VERZEKERD
OP TIJD!
TTEïX
SLOWAKSCHE
DEMONSTRATIES
Ons beginsel „Katholiek"
Geldt ook voor de politiek
Daarom wordt uw stem geëischt
Op de Katholieke lijst.
ONZE CRISIS.
POLITIEK LEVEN ÏN
LUXEMBURG.
BETAALT UW
GIJ ZIJT DAN EERST
ZATERDAG 20 JUNI 1931
DE GENEEFSCHE HANDELS-
CONYENTIE.
Beraadslagingen in het economisch
volkenbondscomité.
HET BRANDENDE VRAAGSTUK
DER MINDERHEDEN.
DE STRIJD TEGEN DE VERDOO-
VENDE MIDDELEN.
De beperking der productie.
DE KATH. PERSDAG IN SPANJE.
HET RUSSISCH—CHINEESCH
ACCOORD.
GOMEZ WEER PRESIDENT VAN
VENEZUELA.
i:
Mémoires
Dingen van 't grauwe verleden.
HOE EEN REVOLUTIE VERMEDEN
WERD.
DE VERKIEZINEN.
MOOI AVANS DER KATHOLIEKEN.
Abonnementsgeld
De RECLAME voert afnemers
maar de fabriek, zij leidt koopers
den winkel Mmmem. De Reclame
vergemakkelijkt en versnelt den
goederen-omloop, zij verhoogt
den omzet en stelt tot prijs
verlaging in staat
De RECLAME,
goed begrepen
en goed toege
past, is een
groote wel
doenster der
menschheid.
GENEVE, 19 Juni (VAN ONZEN CORRES
PONDENT) Het economisch volkenboods
comité heeft vandaag opnieuw de kwestie van
de inwerkingtreding van de Geneefsche han
dels-conventie van 24 Maart 1930 behandeld.
Het economisch comité heeft als zijn mee-
ning uitgesproken dat het voorbarig zou zijn,
thans weder een nieuwe conierentie-Colijn
voor de inwerkingstelling van een conventie,
analoog aan de Geneefsche handelseonventn.
bijeen te roepen, doordat de kwestie nogmaals
zal kunnen overwogen worden, indien do thans
aan den gang zijnde tariefonderhandelingen
tusschen Engeland en een zevental proteoti»)-
mistiaohe landen tot tastbare resultaten zou
den leiden
In afwachting daarvan heeft het economisch
comité zijn instemming uitgesproken met de
aansporing der Europeesohe oommissie van
Mei, dat de staten getrouw zouden blijven aan
de 'beginselen van de Geneefsche handelscon
ventie Het economisch oomité heeft als zijn
meening uitgesproken, dat deze aanbeveling,
waaraan alle ministers van buitenlandsohe
zaken van Europa hun goedkeuring hebben
gegeven, een waardevolle moreele verbintenis
bateekent
Praagsche ensceneering.
(Van onzen bijzonderen correspondent
GENèVE, 19 Juni (VAN ONZEN CORRES
PONDENT) De volkenbond,sconferentie voor de
Ibeperking van de vervaardiging van vardoo-
yende middelen is vandaag ruim drie weken,
nadat zij aangevangen was, eindelijk tot een
principieel© beslissing gekomen ten aanzien van
ihet stelsel, dat de grondslag van de te maken
conventie zad zijn.
De bezwaren van de sitaten, die niet zelf ver-
dkxxvende middeden "vervaardigen tegen het
door de opium-commissie van den volkenbond
voorgestelde stelsel, dat de conventie voor leder
der fabmceerende landen een bepaald percen
tage van de fabricage zal vaststellen dat dit
land zou mogen vervaardigen, waren zóó over
wegend, dot dit stelsel is moeten worden op-
Begeven.
De conferentie heeft zich vandaag meit 14
tegen 2 stommen en 6 onthoudingen uitgespro
ken ten gunst van het tegenoverstaand stelsel,
dat geen percentages zullenworden bepaald,
doch dat ieder land zooveel zal mogen ver
vaardigen als het zelf voor medische en weten
schappelijke doeleinden noodig heeft, vermeer
derd met hertgeen in dat land door andere voor
medisch© en wetenschappelijke behoeften be
steld wordt.
Een internationaal orgaan zal toezicht hon
den dat de bestellingen de gerechtvaardigde
behoeften niet zullen overschrijden.
De fabriceerende landen zullen bovendien
nog zooveel verdoovende middelen mogen ver
vaardigen, dat zij steeds zeikere hoeveelheid
Voorradig hebben, die echter nimmer zal mogen
'Overschrijden 50 pOt. der eigen behoefte ver
meerderd met 50 pOt. van d© bestellingen in
ihet afgelaopen jaar.
De gedelegeerden van Engeland en sovjet-
Rusland hebben tegen dit systeem gestemd. Zes
andere gedelegeerden, onder wie de Nederland-
ecbe gedelegeerde de heer van Wettum, hebben
zioh van stemiminig onthouden.
Men neemt aan, dat de Enigelsobe regeerlng
die aidh hardnekkig aan het stelsel der opium-
oammassie had vastgehouden, toch wel bereid
zal zijn, aan een conventie op de basis van het
rvamdaag aangenomen Japansch-Fransobe stel
eed mede te werken, daar Engeland de verant-
iWoordelijkihaid van een breuk der volkenbond-
oanflerentiie niiet op zich zal durven nemen.
Volgens bericht uit Madrid, zal ook dit jaar
Overeenkomstig beslissing van den aartsbis-
Bdkap von Sevilla de katholieke persdag in
Spanje, als naar gewoonte worden gehouden.
Deze persmeeting heeft natuurlijk niets met
de politiek te maken, daar de verschillende
toespraken slechts zijn ingesteld op de belan
gen van de katholieke pers. Ook zal wederom
een ooileete voor uitbreiding der katholieke
pers warden gehouden.
Zooals men weet, is de 29ste Juni, de feest
dag van Petrus en Paulus, voor den persdag
."vastgesteld.
Reeds zijn, sinds de jaariijksche persdag
bestaat, groot© sommen voor de instandhouding
wan de ikatholieke pers bijeengebracht. En dat
het geweten der katholieke bevolking va.i
Spanje steeds meer en meer ontwaakt, na de
eerst slagen der revolutie, is voor een niet ge
lang deel te danken aan de katholieke pers.
LONDEN, 19 Juni. (H.N.) Naar d© „Times"
uit Shanghai verneemt, zal de verkoop van
het Russische aandeel in den Chineeschen
Oosterspoorweg tot stand komen, zoodra een
formule gevonden is, welke voor beide par
tijen aannemelijk is en geen betaling van een
reusachtig bedrag in contanten noodig maakt.
NEW VORK, 19 Juni. (R.O.) Generaal Vicen
te Gomez, oud-president van Venezuela, de
laatste twintig jaar een der belangrijkste figu.
Ten in de Veuezolaansche politiek, is opnieuw
tot president gekozen ter vervanging van
Perez, die een week geleden ontslag nam.
SPORTVLIEGTUIG NEERGESTORT.
LONDEN, 19 Juni. (H.N.) In de buurt van
Hart field in het graafschap Hartford is giste
renavond het sportvliegtuig van de bekende
Engelsehe vliegster O'Bryan in brand geraakt
en neergestort.
De vliegster en haar begeleidster vonden in
de vlammen den dood.
Reeds in 1928 had de vliegster een vlieg
ongeluk gehad, tengevolge waarvan zij ecu
been verloor.
DE SPRINKHANENPLAAG
Zuidelijk Hongarije wordt geteisterd door
groote sprinkhanenplagen, waardoor een groot
gedeelte van den oogst reeds verloren is ge-
yaam. Men tracht de plaag te 'bestrijden door
pan die randen van de velden, groote vuren te
antisteken en de sprinkhanen dan ln het vuur
f» drijven.
Men zou meenen, dat iü deze moeilijke
tijden, waarin in Oostenrijk, Hongarije,
Duitschland en in geheel Europa een economi
sche crisis heerscht zooals men er nog nooit
een gekend beeft, sommige regeeringen wel
wat anders te deen zouden hebben dan kunst
matig in elkaar gezette betoogingen te hou
den, welke bovendien zware financieele lasten
met zich brengen. Weken lang reeds hebben
zulke betoogingen in bet door de Tsjechen be-
beerschte Slowakije plaats, zelfs tegen het
klein© Hongarije, waar ongeveer 150.000 Slo
waken, over honderden gemeenten verdeeld,
verstrooid leven en evenfis voor den oorlog
ongehinderd hun moedertaal spreken en Slo-
waksehe scholen kunnen bezoeken.
De wereld hoort nooit iets van deze Slowa-
ke-n, zij weet nauwelijks, dat ze bestaan en dat
alleen zou voldoende zijn om in de onzinnige
Tsjechische manifestaties datgene te zien, wat
ze ook zijn: boosaardige, onruststokende las
teringen tegen een nabuur, van wiens gebied
de magonnieke republiek een aanzienlijk deel
op grond van juist dezelfde valscbe beweringen
te Parijs heeft kunnen inpalmen.
Het vraagstuk der minderheden is een van
de meest brandende problemen in Europa. Men
kent het lot van de op zichzelf staande min
derheden in de verschillende staten precies,
in de eerste plaats door de klachten, die ze de
laatste twaalf jaren onophoudelijk naar Genève
sturen, vervolgens door de congressen van het
verbond der minderheden en tenslotte door de
berichten in de internationale pers. Iedere
krantenlezer is op de hoogte van een Macedo-
niseh, Kroatisch, Reetbeensch en Hongaarsch
minderheidsvraagstuk en twaalf jaren lang
hoort men de klachten van de katholieken en
protestanten in de successiestaten, de klach
ten van de Duitsche minderheden in Zuid-
Tirol, in Polen enz.
Als men dus in de afgeloopen jaren nooit
een klacht heeft gehoord van de ln Hongarije
levende Slowaken, dan is dat een overtuigend
bewijs, dat zij geen reden tot klagen hebben,
want als zij er een hadd~i, dan zou men even
goed hun stem hooren als nu het geval is met
de bezwaren van de Duitschers in-Hongarije,
die zonder reden worden geuit. De klachten der
Duitschers in Hongarije dragen namelijk niet
een cultureel, doch een politiek karakter. En
dan zijn het nog niet eens de Duitschers, die
in Hongarije wonen door wie ze worden ge
uit, doch deze mensehen worden door zekere
Duitsche kringen systematisch opgestookt en
bewerkt hun Hongaarsebe voorliefde geweld
aan te doen en voorvechters van de groot-
Dmtsche gedachte te worden. Men wil van de
Duitschers, die reeds een vijfhonderd jaar in
Hongarije leven en nu zoo nauw mogelijk met
den Hongaarschen grond zijn samengegroeid,
die van Duitschland naar Hongarije emigreer,
den, omdat zij in hün eigen land niet leven
konden, pioniers van groot-Duitscbland ma
ken. Er worden weliswaar ook cultureele be
zwaren aangevoerd, doch deze hebben een poli-
tieken ondergrond. Steeds weer duiken van
tijd tot tijd dergelijke bezwaren op, waaruit
dan de wereld moet opmaken, dat ook de
Duitsche minderheid in Hongarije wensehen
en 'bezwaren beeft.
Precies als de Hongaarsebe Duitschers zou
den ook de Slowaken- in Hongarije voor den
dag kunnen komen. Tot nu toe is dat niet het
geval geweest, maar nu heeft zich de beer
Benes als verdediger van deze Slowaken, die
zelf geen aanleiding tot klagen hebben, opge
worpen. Hij zette netjes een probleem ln el
kaar, dat in het geheel niet bestond, namelijk
het Slowaksche vraagstuk in Hongarije.
Natuurlijk is ook de heer Benes ervan over
tuigd, dat de Hongaarsche Slowaken, als ze
werkelijk aanleiding hadden zich te beklagen,
zelf wel naar de instantie zouden gaan, tot
welke alle overige minderheden zich wenden.
Hem gaat dan ook niet bet lot van de 150.000
Hongaarsche Slowaken ter harte, want, als de
heer Benes werkelijk de verdediger zou zijn
van bet Slowakscbe volk, dan moest bij zich
eerst eens het lot aantrekken van de twee en
een half millloen Slowaken, die in Slowakije
leven en wier martelaren ln de Tsjechische
gevangenissen zuchten.
Zonder twijfel bestaat er een brandend Slo-
waksch vraagstuk, maar daarvan wil de
Tsjechische regeering niets weten. Men be
hoeft slechts een blik te werpen op de emigra
tie-statistiek van Tsjecho-Slowakije om zich
ervan, te overtuigen, dat na de bezetting van
Slowakije honderdduizenden Slowaken bun
vaderland moeten verlaten, daar hun bestaan
door de hen bevrijdende „Tsjechische broe
ders" werd vernietigd. Het is voldoende de
niet met Tsjechische gelden gefinancierde,
werkelijk Slowaksche kranten, de brochures
van de in het buitenland levende Slowaken
en de Slowaksche bladen in de Vereenlgde Sta
ten, Canada en Zuid-Amerika te lezen om In
te zien, dat er inderdaad een Slowaksch vraag
stuk bestaat.
De statistische gegevens over de confiscee-
ring der Slowaksche dagbladen spreken boek.
doelen van den toestand, waarin deze Slowaken
zich in bun eigen vaderland bevinden evenals
de witte plekken in de „Slovak", het blad van
pater Hlinka, doch nog duidelijker de ellende,
waarin het Slowaksche volk leeft.
De Slowaksche po3ten worden bezet door
Tsjechische ambtenaren, in de scholen geven
Tsjechische leeraren les, het volk komt in zijn
eigen land slechts op de tweede plaats. De in
dustrie van Slowakije is vernietigd, opdat de
Tsjechische fabrieken geen concurrentie zou
den hebben.
Het geluk van het „bevrijde", Slowaksche
volk is zóó groot, dat in de vroegere Slowak
scbe streken, welke steeds tegen Hongarije op
positie voerden, de Slowakscbe bevolking nu
demonstratief Hongaarsch spreekt en dat zelfs
de Tsjechische ambtenaren, die daar zijn aan
gesteld, gedwongen zijn Hongaarsch te leeren
om zich ln Slowakije te kunnen handhaven.
Onder zulke omstandigheden en met zulke
verhoudingen is bet absoluut belachelijk, dat
de heer Benes wekenlang in Slowakije betoo
gingen laat houden voor de „onderdrukte"
Slowaksche broeders in Hongarije. Deze be
toogingen worden door de Tsjechische autori
teiten op reehtstreekscbe aanwijzing van de
Praagscho regeering georganiseerd en uitge
voerd en bobben niets anders ten doel dan
eenerzijds het treurige lot der Slowaken in
Slowakije te verbloemen, anderzijds de klach
ten van de Hongaarsche minderheden te ver
zwakken en Hongarije in de oogen van de
wereld te belasteren, dat het, terwijl het zich
over de onderdrukking der Hongaren in Tsje
cho-Slowakije beklaagt, zelf de Slowaksche
•jnlnderheld in Hongarije onderdrukt.
Ia Weenen, waar alle verdrukte natkmali-
teiten baar verdedigers hebben, die de klach
ten en bet lijden van hun broeders aan de
wereld bekend maken, vindt men naast de
Kroatische, Oekraïnsche, Macedonische en Al-
banische emigranten ook een beduidende
groep Slowaksche uitgewekenen. In Genève,
Parijs en Londen, te Warschau en Krakau
leven groote groepen Slowaksche emigranten.
Deze menschen klagen echter niet ln naam
van de in Hongarije levende Slowaken, doch
zij zijn de middelaars, die de klachten naar
voren brengen van de van hun rechten be
roofde, onderdrukte, ten gronde gerichte en
vervolgde Slowaken van het onder de Tsje
chische heerschappij zuchtende Slowakije.
In de Hongaarsche gevangenissen zitten
geen Slowaksche martelaren. De tragedie van
professor Tuka, die in een gevangenis in Tsje.
cho-Slowakije een vijftienjarige tuchthuis
straf ondergaat, bewijst echter duidelijk, wat
de Slowaken daar te lijden hebben.
Deze door den beer Benes georganiseerde
betoogingen kunnen misschien geschikt zijn
in Parijs waar men zoo weinig begrip heeft
van de andere naties, dat men nu nog, na
twaalf jaren, Praag als de hoofdstad van Hon
garije aanduidt, de indruk te maken, zij
mogen het ook mogelijk maken den haat van
de Tsjechische bevolking nog meer tegen Hon
garije aanduidt, indruk te maken, zij
zich ernstig met het treurige lot van de in
Europa levende minderheden hebben bezig,
gehouden, zullen zij hoogstens verbazing wek
ken, want deze kringen zullen zich afvragen
waarom de Hongaarsche Slowaken geen pater
Hlinka, geen pater Jehlicka, waarom zij geen
emigranten in het buitenland hebben, waarom
men van hen geen klachten hoort en waarom
de Slowaksche emigranten wel de Praagsche
regeering aanklagen, maar niet tevens de
Hongaarsche.
Schandaallitteratnur uit de
zestigerjaren
OPZIEN GEBAARD EN ERGERNIS
GEWEKT
Men verhaalt dat vorst von Bülow 'n paar
maanden voor zijn dood bezoek kreeg op zijn
bekende Romeinsche villa Malta van 'n oud-
medewerker, met wien hij vriendschappelijke
betrekkingen onderhfeld, en dat de vroegere
Duitsche rijkskanselier zijn gast mededeetlde,
dat zijn mémoires niet alleen persklaar waren,
maar zelfs voor 'n deel gedrukt en verzend-
klaar, en eigenlijk maar waohtten op 's vorsten
verscheiden, waarop de gast begrijpelijkerwijze
vroeg, waarom Zijne Excellentie het werk niet
tijdens zijn leven uitgaf, om persoonlijk alle
kritiek van repliek te kunnen dienen; hierop
moet v. Bülow hebben geantwoord,,Omdat ik
te oud ben, waarde vriend, om nog de wijk te
nemen naar Amerika. En daarheen zou ik zeker
moeten vluchten, om alle aanvallen te ontgaan,
die ik te wijten zou hebben aan mijn mémoi
res"
Dat de mémoires van v. Bülow opzien gebaard
en ergernis verwekt hebben, is bekend genoeg.
En dat is de eerste maal niet, dat mémoires
zulk een succes te boeken hebben; een succes,
dat gewoonlijk door den uitgever „geboekt"
wordt.
Uit de achttiende eeuw zijn de mémoires be
rucht van den in 1755 gestorven, Franschen
staatsman en hoveling, den due de Saint-Simon,
bekend als de „kletsbijbel van de Rococo." Zij
omvatten de jaren van 1694 tot 1723 en staan
vol giftige en venijnige uitvallen tegen, maar
ook vol scherpe karakteristieken van allerlei
voorname personages, die in dien tijd een rol
speelden. Zij hangen niet enkel een typisch
persoonlijk achterdoek achter de gebeurtenis
sen dier dagen, maar werpen met welbehagen
een fel en bout licht op de vele intrig-s'die zich
aan het hof van den Zonnekoning lieten com
pliceeren en onthullen.
De censuur zorgde er tijdens de absolute mo
narchie in Frankrijk wel voor, dat er slechts
fragmenten onder de oogen van het lezend pu
bliek konden komen, zoodat er pas in 1791 een
volledige uitgave, hoewel nóg ingekort, van 13
banden in Straatsburg uitkwam.
Deze mémoires dragen diepgeprint het stem
pel van een in woede losgebarsten, terugge
zetten hoveling. Alle mémoires zijn, het
spreekt van zelf, typisch subjectief. Zoo dragen
de mémoires, die in de 19de eeuw nog al rucht
baarheid kregen, een heel ander karakter. Be
doeld wordt de in 1860 versohenen briefwisse
ling tusschen Alexander von Humboldt en
Varnihagen von Ease. ZÜn nicht, Ludmilla.
Assing, gaf ze uit, en, omdat ze in een
jaar vijf oplagen beleefde, toentertijd een onge
hoord succes, liet zij de dagboeken van Varn-
hagen in publicatie volgen, die ook dertien
deelen vulden.
In deze dagboeken van Varnhagen von Ense
vinden wij de wraakzucht van een hooghartig
diplomaat, die in 1819 door Hardenburg als
minister-resident te Karlsruhe teruggeroepen
werd, omdat hij, zooals de rijkskanselier
voorgaf, zich schuldig gemaakt had aan in
discrete publicaties, en zich onverantwoordelijk
en zonder tact mengde in de binnenlandsche
politiek van Baden, omdat hij, zoo Varnhagen
zelf beweert, te liberaal was,
Varnhagen, ook door de volgende ministers
van buitenlandsche zaken niet in het gelijk ge
steld, ontpopte zich in de verdere jaren als de
grootzegelbewaarder van het iuter-Europeesohe
gekuip en geklets en geïntrigeer. Me.t dat al
kunnen wij momenteel de portée van deze
schandaalliteratuur uit de zestigerjaren nog
maar moeilijk begrijpen. Vermoedelijk even
wel kunnen onze kleinkinderen of achterklein
kinderen eenmaal de opschudding die de
mémoires van v. Bülow teweegbrachten, even
min vatten.
Beter heeft wellicht graaf Hugo Lochenfeld
gedaan, die niet minder dan acht en dertig
jaren, gezant van Beieren te Berlijn was, en
die in het belang zijner familie en vrienden bij
testament gewild heeft, dat zijn mémoires pas
na dertig jaar mogen worden uitgegeven. Tets
dergelijks heeft ook de gestorven Gezant te Pe
tersburg en te Weenen, prins Hendrik VII
Reusz, „Septimus" oftewel ,,Septi" Reusz ge
naamd, over zijn papieren beschikt. Het risico,
dat zulke mémoires alsdan vo^phet groote pu
bliek althans niets meer te Ihebben, is
dan wel heel erg groot.
Allen wilden mee naar „Ostand" rijden
MOEITEVOLLE EN GENIALE
KULTUURARBEID
U weet, dat dezer dagen in de monumen
tale feestzaal van het hoofdslot der Duitsche
Ridderorde te Marienburg het zeven honderd
jarig bestaan van de provincie Oost Pruissen
feestelijk is herdacht.
Rijkspresident von Hindenburg, die zich als
Oost Pruis en als overwinnaar van den gedenlc-
waardigen slag van Tannenberg, In het begin
van den wereldoorlog, met Oost Pruissen en
zijn geschiedenis bijzonder eng verbonden voed,
is naar Marienburg gekomen om dit feest mee
te vieren.
Voor het historische stadhuis en het slot
werden op 12, 13 en 14 Juni bovendien de
„Marienburg Festspiele" uitgevoerd en wel
in het bijzonder het spel „Bartholomeus Blume",
dat 'n gedenkwaardige episode uit de geschie
denis der Orde behandelt/
Dit Oost Pruisische jubileum brengt weer
eens voor een oogenblik dingen van 't grauwe
verleden binnen de perken van onzen dagelijk-
schen gezichteinder. Zeven honderd jaar ge
leden, toen in Marburg de H. Elisabeth ten
grave gedragen werd en de Hohenstaufen kei
zer Frederik II zijn scepter over het H. Room-
sc-he Rijk zwaaide, riep de Poolsche hertog
Koenraad van Massovie de Duitsche Ridderorde
tegen den heidenschen volksstam der Pruissen
te hulp. De Grootmeester v. d. Orde, Herman
von Salza, een vriend van Paus Innocentius III
en raadgever van den keizer, gaf aan dezen op
roep gaarne gehoor en dat vooral, wijl het
Christendom in Palestina in elkaar gezakt was
en de Orde, die tot bevrijding van het H. Land
opgericht was, naar nieuwe terreinen voor de
ontwikkeling van haar activiteit uitzag.
Zoo kwam het dan in 1230 tot het merkwaar
dige verdrag van Leslau, waarbij hertog Koen-
raad van Massovie zich verplichtte, de Orde
al het land ten Oosten van den Woichsel in
eigendom te geven, wanneer deze hem van de
plaag der Pruissen bevrijdde. In Juni van het
jaar 1231 overschreed Landmeester Herman
Balk bij Thorn voor de eerste maai den Weich-
sel. Het waren niet meer dan zeven ridders
en een handjevol oudstrijders uit het H. Land,
die daar aan gene zijde van genoemden stroom
hun eerste,, gebrekkige schansen oprichtten en
de eerste botsingen met de Pruissen uitvochten.
Maar reeds een paar jaar later, toen paus rtn
"keizer de heele Christenheid van het Avond
land tot den kruistocht opriepen, kwamen dui
zenden en duizenden zich van allerwegen mel
den, van alle Duitsche gouwen, van Holland,
va Engeland, van Bodemen, ridders, burgers,
boeren, handwerkers, kooplieden; allen wilden
mee naar „Ostland" rijden.
Eeu paar tientallen jaren later reeds omzoom
de 'n krans vair opbloeiende steden de tot toen
zoo verlaten oevers van den Weichsel en klonk
van dom tot dom het christelijk klokkengelui
over de bedwongen heidensche wildernis. In
die ruwe tijden, die echter gevuld waren van 'n
voorbeeldeloozen scheppingsdrang, ontstonden
die machtige bouwwerken in Marienwerder, in
Marienburg, in Koningsberg, Allenstein en op
honderden andere plaatsen, van het pas ver
overde land, en welke nu als meesterwerken van
do Noord-Duitsche baksteen-gothiek tot de
voornaamste en indrukwekkendste bezienswaar
digheden van heel Duitschland behooren.
Toen de orde in h?t midden van de veertiende
eeuw het hoogtepunt van haar bloei bereikt
bad oefende Winfried van Kniprode (1351-1382)
van uit zijn trotsch Hoogmeesterpaleis in
Marienburg, het bewind uit over niet minder
dan 56 steden en duizend dorpen! Maar spoedig
daarop volgde ook de inzinking. Iu 1410 werd
bij den eersten slag bij Tannenberg de bloem
der ridderschap weggemaaid en een halve eeuw
later ging zelfs de Marienburg, het meest
trotsche bolwerk van de Orde en dat Hendrik
van Plauen in 1410 nog zoo heldhaftig ver
dedigd had, verloren. Het feestspel „Bartholo
meus Blume" schildert op aangrijpende wijze
hoe Blume, de burgemeester van de stad, zich
tot het laatste oogenblik tegen de overgave
kant, zonder deze echter te kunnen verhinderen
en hoe hij zijn trouw tenslotte met zijn docd
moet bezegelen.
In 1525 veranderde de toenm. Grootmees
ter, een zekere Albrecht van Hohenzollern, op
aansporing van Luther, den geestelijken ordens-
staat in een wereldlijk hertogdom. Bleef hier
en daar, zooals in Mergentheim en in de Neder
landen, al een spoor van de Orde over, zoo was
haar taak in het Oosten toch voor immer be
ëindigd.
En deze taak was goed ten uitvoer gebracht
want de door haar gegrondveste staat zat zoo
hecht in elkaar dat hij later niet door alle
katastrofen, welke hem troffen vernietigd kon
worden. Na jaren van inzinking volgden op de
door de Orde gelegde grondvesten ook weer
jaren van opbloei. In de zeventiende eeuw be
reikte de Groote Keurvorst bij het verdrag van
Wehlau de onafhankelijkheid van het hertog
dom Pruissen. In 1701 zette zich Frederik X
als eerste koning van Pruissen te Konings
bergen in het oude slot de koningskroon van
Pruissen op het hoofd. En toen er in 1914 op
nieuw een invasie van over de grenzen plaats
had werd er bij Tannenberg voor de tweede
maal een slag geslagen, maar ditmaal een zegen
rijke.
Deze opgang was nooit en nergens mogelijk
geweest zonder den moeit'evollen en genialen
kultuurarbeid van de Ridderorde. Heden nog
steken de reusachtige bouwwerken van de
„Brüder vom deutschen Hause" allerwegen
hoven het vlakke land van de provincie uit.
Heden nog dragen steden en dorpen dat
bijzondere karakter, dat de Orde hun inprentte
en evenals 700 jaar geleden klinken ook heden
nog van stad tot stad de kerkklokken, zij
het dan in een tale, waarvan de oude ridders
gruwen zouden indien zij haar konden verstaan.
Maar de voormalige wildernis is bereids lang
in een Eden veranderd. De Masurische meren
de verzorgde wouden, de eenzame stranden van
de Friesche en de Koersche nering, de Rominter
heide, de steile kusten van het Elbinger haf,
behooren tot de bezienswaardigheden van het
Rijk, en 700 jaar geleden werd door heel Europa
de kruisvaarderskreet „Nach Ostland wollen
wir fahren" overgenomen.
(Van onzen correspondent.)
Londen, 17 Juni 1931.
Heel kleine landjes werkelijke zoowel als
denkbeeldige hebben het mensehdom reeds
veel vermaak verschaft. Een kroonraad in het
legendarische Ruritania, een revolutie in Mo
naco, een crisis in een of ander microscopisch
vóór^oorlogsch Duitsch vorstendommetje heb
ben on.s tal van vroolijke oogenblikken be
zorgd. Maar het schattigste kleine landje is
tegenwoordig toch Engeland. We hebben hier
nu weer een „crisis" gehad, zóó aardig als
geen Ruritaniër er ooit een heeft meegemaakt.
Zooals gij misschien weet of misschien ook
niet houden wij er hier in Westminster (zoo
lieet onze „Residenz") óók een parlement op
•na. Gij moet niet zoo min over ons denken.
Wij hebben een heuscli parlement, een heusche
■regeerlng en heusche partijen, 't Zijn er maar
drie, dus veel minder dan ln groote landen
zooals Nederland, maar 't is toch genoeg om
er politiek mee te maken. Ofschoon één partij,
de liberale geheeten, zóó klein is, dat ze zelfs
ln zoo'n klein land in het niet verzinken zou,
wanneer één van de twee andere partijen over
een meerderheid ln ons heusche parlement
beschikte. Dit is evenwel niet het geval.
De regeering steunt op een partij die, nie
mand weet waarom, de labourpartij genoemd
wordt, en die minder sterk is dan de andere
groote partij, conservatieve genaamd, en de
liberale partij te zamen. Het gevolg hiervan
is, dat de liberale partij zou kunnen doen wat
zij wil, wanneer ze maar durfde. Nu ze het
■niet durft, kan ze alleen maar doen, wat ze
niet wil. De labourpartij verkeert in hetzelfde,
ofschoon In een heel ander geval. Daar de
liberale partij niet durft doen, wat zij wil, zou
de labourpartij alles kunnen doen. wat ze wil
de, als ze maar durfde. Maar ze durft ook niet,
'en 'bij gevolg doet ook zij alleen datgene wat
zij niet wil. De conservatieve partij ten slotte
staat er precies andersom voor, hetgeen onge
veer op hetzelfde neerkomt. Zij zou kunnen
doen wat zij wilde, wanneer de liberalen maar
deden wat zij wilden, maar nu do liberalen
alleen datgene doen wat zij niet willen, doen
de conservatieven niet, wat zij wel willen.
Dit alles nu lijkt onschuldig, maar het begon
de kiezers zoo gruwelijk te vervelen, dat een
revolutie dreigde te gaan dreigen. Kiezer is
hier iedereen. Men wordt in Engeland als
kiezer gpboren, betaalt .belasting als kiezer,
en sterft als kiezer.
Nu vergat ik te zeggen, dat de leider der
labourpartij eerste minister is en Mac Donald
heet. Do liberale partij heeft eigenlijk geen
leider, maar als zij er wèl een had, zou deze
Lloyd George heeten. De conservatieve partij
heeft niet zoozeer een leider als wel een hoe
der. Dezelve heet Baldwin, en is algemeen be
mind.
Toen revolutie dreigde, kort na onze aard
beving nog wel, besloten Mac Donald, Lloyd
George en Baldwin het land te redden door
middel van een crisis, opdat niet datgene, wat
nog door de aardbeving gespaard was. in revo
lutie zou ondergaan.
Besloten werd, dat de liberale partij zou
doen alsof zij deed wat zij wilde. Vervolgens
zou de labourpartij ook doen of zij deed wat
zij wilde. Het gevolg hiervan zou zijn, dat de
conservatieve partij ook kon doen wat zij
wilde.
Als alle partijen doen wat zij willen lnplaats
van wat zij niet willen, dan noemt men dit een
crisis.
Het volk in al zijn geledingen was heel blij
met de crisis. Alle leiders en hoeders waren
dag en nacht in de weer om de crisis aan te
wakkeren. Hoe onoplosbaarder, hoe mooier.
Maandag kwam de klap op de vuurpijl. Afge
sproken was, dat de liberalen aan de crisis
zouden werken, dat een aantal labour-mannen
te laat voor de stoomtram zouden zijn, en dat
do conservatieven daarvan gebruik zouden
maken om de regeering te verslaan. Dit ge
lukte prachtig. Baldwin versloeg onder luide
toejuichingen Mate Donald volgens alle regelen
der kunst. Het was een crisis van belang. Alle
kiezers waren trotsch op hun leiders en ze
waren benieuwd naar wat den volgenden dag
gebeuren zou, want aangekondigd was dat
dan Baldwin en Lloyd George samen Mac Do
nald te lijf zouden gaan. De kiezers hielden
niet van Lloyd George, omdat deze zoo lang
niet aan een crisis had willen meedoen, maar
nu liep iedereen met hem weg. Van revolutie-
gevaar was dan ook geen sprake meer.
Dus zeiden de drie leiders: Nu is het ge
noeg geweest. We kunnen niet altijd gekheid
maken. Aan alle pret komt een ein.de. Laat
ons weer ernstig zijn.
Zoo gezegd, zoo gedaan.
Toen den volgenden dag de crisis aan de
beurt kwam, zei de ceremonie-meester van het
parlement, dat hij er op het oogenblik geen
tijd voor had. Lloyd George antwoordde: Dat
komt net goed uit, want ik heb er meer dan
genoeg van, te doen alsof ik doe wat ik wil.
Mac Donald zei, dat hij het op dit punt, even
als op elk ander punt, met Lloyd George eens
was. Baldwin riep uit: Brethern, let us re
joice en onder algemeene vroolijkbeid en
genoeglijk kout ging men over tot den
ernst van den dag.
Dat had ze liever.
Een meisje van vier jaar mocht hij gelegen,
heid van de Eerste H. Communie van haar
nichtje strooistertje zijn. Het feestelijk strooi,
sel bestond uit rozeblaadjes.
Na de plechtigheid zei het kind:
„Moeder, als ik m'n Eerste H Communie
doe, wordt er dan ook gestrooid? Maar dan
liefst niet met rozenblaadjes, met suikerbeest-
jes vind ik 't veel leuker".
(Van onzen correspondent.)
Br u ss el, 16 Juni 1931.
Wat door de agentschappen over de resul
taten der verkiezingen in het groot-hertogdom
Luxemburg aan de bladen werd doorgegeven,
was zoo onvolledig en foutief, dat een aan
vullend overzichtje hierop niet mag ontbreken.
Aan de hand van een vorige correspondentie
weet men, dat met deze verkiezing de helft
van het parlement, of 25 van de 50 mandaten,
moest vernieuwd worden en dat bovendien twee
nieuwe zetels moesten bezet worden, ingevolge
de volkstelling van vorig jaar. In totaal ging
de strijd dus om 27 zetels, n.l. twee in het
zuidelijke district, die het mijngebied omvat;
veertien in het district van het Centrum
(Luxemburg-stad, Luxemburg-buiten en het
kanton Mersch) en elf in het Noordelijke dis
trict of het kanton Clervaux, Diekirch, Redange,
Vianden en Wiltz.
De jongste verkiezing leverde de volgende
resultaten op: in het Zuiden werden één katho
liek en één socialist gekozen; in het Centrum
6 katholieken, 3 socialisten, 3 radikaal-socia
listen, 1 radikaal en 1 onafhankelijke; in het
Noorden 7 kaholieken, 2 agrariërs, 1 progres
sist en 1 socialist.
Vóór de verkiezing beschikte de regeering'
(samengesteld uit katholieken en radikaal-
socialisten met een katholiek, minister van
state Joseph Bech, als chef der regeeering)
over een meerderheid van 35 zetels tegenover
een oppositie, die 15 zetels sterk was.
Deze meerderheid is na de jongste verkie
zingen gedaald tot 32 tegen 22 zetels.
Wil dat zeggen, dat de regeeeringsmeerder-
heid een nederlaag geleden heeft? Een klein,
onderzoek dringt zich hier op.
In de eerste plaats kan geconstateerd wor
den, dat de rechtsche of de katholieke partij
een mooie overwinning heeft behaald; zij heeft
één van de twee nieuwe zetels in het Zuidelijke
district gewonnen; in het Centrum heeft zij
haar positie kunnen handhaven ondanks het
feit dat daar, drie jaar geleden, de veertiende
zetel door het meerderheidssysteem werd ge
wonnen na voorafgaande entente tusschen
de regeeringspartijen. Deze „schommelende
zetel hebben de katholieken thans effectief
veroverd. Verder behaalden zij een nieuwen
zetel in het Noordelijke district. Bovendien
is in de drie districten het aantal katholieke
stemmen aanmerkelijk gestegen; dit dankt
men aan de discipline en de cohesie, welke
de katholieke partij in het Groot-Hertogdom
kenmerken.
Het zijn de geallieerden van de katholieken
in de regeering, die terrein hebben verloren.
Dit was overigens te verwachten na de
scheuring welke zich, drie jaar geleden, in
de radicaal-socialistische rangen heeft voorge
daan.
In 1925 hadden de radikaal-socialisten en
de radikalen kartel gesloten en waren zij met
een gemeenschappelijke lijst voor den dag
gekomen. Zij steunden de regeering Prim.""
Toen deze viel, trad geleidelijk de scheuring
in; de resultante hiervan was, dat het juist
deze groepen waren, die bij de jongste ver
kiezingen elkaar het hevigst bekampten. Uit
den aard der afscheuring Is 't onmogelijk een
juiste balans van verlies op te maken in ver
gelijking tot de successen der katholieken. De
radikaal-sociadisten behaalden 78.464 en de
radikalen 58.860 stemmen. Vergelijkt men
deze van de laatste gedeeltelijke wetgevende
verkiezingen en met de verkiezingen voor de
gemeente, dan is er winst voor de radikaal-
socialisten* en gevoelig verlies voor de radi
kalen. Vergeleken met de wetgevende verkie
zingen van drie jaar geleden, verliezen de
radikaal-socialisten terrein voor wat het stem-
menaantal betreft.
Indien thans voor de volledige vernieuwing
van het geheele parlement had moeten gestemd
worden, dan zou het avans der katholieken veel
belangrijker zijn geweest en voor de eersten,
een schitterende victorie zijn geworden. Ver
wacht wordt, dat met de verkiezingen van
1934 de socialisten zetels zullen verliezen in
het Zuiden.
De communisten, die voor de eerste maal
met kandidaten zijn voor den dag gekomen,
hebben geen enkele van hun mannetjes in het
parlement kunnen loodsen.
Resumeerend komt het algemeen resultaat
der verkiezingen hierop neer; behoud van de
regeeringsmeerderheid, mooi avans der katho
lieken, status quo der radikaal-socialisten on
danks' de afbrokkeling van het stemmencijfer,
achteruitgang van de socialisten.
Hun overwinning hebben de katholieken voor
een groot deel te danken aan het staatsman
schap van hun regeeringsleider, minister van
State, Joseph Bech.