HOOG ONS BEGINSEL! EEN GOEDE FEE IRATIS VERZEKERD OP TIJD! TTEïX SLOWAKSCHE DEMONSTRATIES Ons beginsel „Katholiek" Geldt ook voor de politiek Daarom wordt uw stem geëischt Op de Katholieke lijst. ONZE CRISIS. POLITIEK LEVEN ÏN LUXEMBURG. BETAALT UW GIJ ZIJT DAN EERST ZATERDAG 20 JUNI 1931 DE GENEEFSCHE HANDELS- CONYENTIE. Beraadslagingen in het economisch volkenbondscomité. HET BRANDENDE VRAAGSTUK DER MINDERHEDEN. DE STRIJD TEGEN DE VERDOO- VENDE MIDDELEN. De beperking der productie. DE KATH. PERSDAG IN SPANJE. HET RUSSISCH—CHINEESCH ACCOORD. GOMEZ WEER PRESIDENT VAN VENEZUELA. i: Mémoires Dingen van 't grauwe verleden. HOE EEN REVOLUTIE VERMEDEN WERD. DE VERKIEZINEN. MOOI AVANS DER KATHOLIEKEN. Abonnementsgeld De RECLAME voert afnemers maar de fabriek, zij leidt koopers den winkel Mmmem. De Reclame vergemakkelijkt en versnelt den goederen-omloop, zij verhoogt den omzet en stelt tot prijs verlaging in staat De RECLAME, goed begrepen en goed toege past, is een groote wel doenster der menschheid. GENEVE, 19 Juni (VAN ONZEN CORRES PONDENT) Het economisch volkenboods comité heeft vandaag opnieuw de kwestie van de inwerkingtreding van de Geneefsche han dels-conventie van 24 Maart 1930 behandeld. Het economisch comité heeft als zijn mee- ning uitgesproken dat het voorbarig zou zijn, thans weder een nieuwe conierentie-Colijn voor de inwerkingstelling van een conventie, analoog aan de Geneefsche handelseonventn. bijeen te roepen, doordat de kwestie nogmaals zal kunnen overwogen worden, indien do thans aan den gang zijnde tariefonderhandelingen tusschen Engeland en een zevental proteoti»)- mistiaohe landen tot tastbare resultaten zou den leiden In afwachting daarvan heeft het economisch comité zijn instemming uitgesproken met de aansporing der Europeesohe oommissie van Mei, dat de staten getrouw zouden blijven aan de 'beginselen van de Geneefsche handelscon ventie Het economisch oomité heeft als zijn meening uitgesproken, dat deze aanbeveling, waaraan alle ministers van buitenlandsohe zaken van Europa hun goedkeuring hebben gegeven, een waardevolle moreele verbintenis bateekent Praagsche ensceneering. (Van onzen bijzonderen correspondent GENèVE, 19 Juni (VAN ONZEN CORRES PONDENT) De volkenbond,sconferentie voor de Ibeperking van de vervaardiging van vardoo- yende middelen is vandaag ruim drie weken, nadat zij aangevangen was, eindelijk tot een principieel© beslissing gekomen ten aanzien van ihet stelsel, dat de grondslag van de te maken conventie zad zijn. De bezwaren van de sitaten, die niet zelf ver- dkxxvende middeden "vervaardigen tegen het door de opium-commissie van den volkenbond voorgestelde stelsel, dat de conventie voor leder der fabmceerende landen een bepaald percen tage van de fabricage zal vaststellen dat dit land zou mogen vervaardigen, waren zóó over wegend, dot dit stelsel is moeten worden op- Begeven. De conferentie heeft zich vandaag meit 14 tegen 2 stommen en 6 onthoudingen uitgespro ken ten gunst van het tegenoverstaand stelsel, dat geen percentages zullenworden bepaald, doch dat ieder land zooveel zal mogen ver vaardigen als het zelf voor medische en weten schappelijke doeleinden noodig heeft, vermeer derd met hertgeen in dat land door andere voor medisch© en wetenschappelijke behoeften be steld wordt. Een internationaal orgaan zal toezicht hon den dat de bestellingen de gerechtvaardigde behoeften niet zullen overschrijden. De fabriceerende landen zullen bovendien nog zooveel verdoovende middelen mogen ver vaardigen, dat zij steeds zeikere hoeveelheid Voorradig hebben, die echter nimmer zal mogen 'Overschrijden 50 pOt. der eigen behoefte ver meerderd met 50 pOt. van d© bestellingen in ihet afgelaopen jaar. De gedelegeerden van Engeland en sovjet- Rusland hebben tegen dit systeem gestemd. Zes andere gedelegeerden, onder wie de Nederland- ecbe gedelegeerde de heer van Wettum, hebben zioh van stemiminig onthouden. Men neemt aan, dat de Enigelsobe regeerlng die aidh hardnekkig aan het stelsel der opium- oammassie had vastgehouden, toch wel bereid zal zijn, aan een conventie op de basis van het rvamdaag aangenomen Japansch-Fransobe stel eed mede te werken, daar Engeland de verant- iWoordelijkihaid van een breuk der volkenbond- oanflerentiie niiet op zich zal durven nemen. Volgens bericht uit Madrid, zal ook dit jaar Overeenkomstig beslissing van den aartsbis- Bdkap von Sevilla de katholieke persdag in Spanje, als naar gewoonte worden gehouden. Deze persmeeting heeft natuurlijk niets met de politiek te maken, daar de verschillende toespraken slechts zijn ingesteld op de belan gen van de katholieke pers. Ook zal wederom een ooileete voor uitbreiding der katholieke pers warden gehouden. Zooals men weet, is de 29ste Juni, de feest dag van Petrus en Paulus, voor den persdag ."vastgesteld. Reeds zijn, sinds de jaariijksche persdag bestaat, groot© sommen voor de instandhouding wan de ikatholieke pers bijeengebracht. En dat het geweten der katholieke bevolking va.i Spanje steeds meer en meer ontwaakt, na de eerst slagen der revolutie, is voor een niet ge lang deel te danken aan de katholieke pers. LONDEN, 19 Juni. (H.N.) Naar d© „Times" uit Shanghai verneemt, zal de verkoop van het Russische aandeel in den Chineeschen Oosterspoorweg tot stand komen, zoodra een formule gevonden is, welke voor beide par tijen aannemelijk is en geen betaling van een reusachtig bedrag in contanten noodig maakt. NEW VORK, 19 Juni. (R.O.) Generaal Vicen te Gomez, oud-president van Venezuela, de laatste twintig jaar een der belangrijkste figu. Ten in de Veuezolaansche politiek, is opnieuw tot president gekozen ter vervanging van Perez, die een week geleden ontslag nam. SPORTVLIEGTUIG NEERGESTORT. LONDEN, 19 Juni. (H.N.) In de buurt van Hart field in het graafschap Hartford is giste renavond het sportvliegtuig van de bekende Engelsehe vliegster O'Bryan in brand geraakt en neergestort. De vliegster en haar begeleidster vonden in de vlammen den dood. Reeds in 1928 had de vliegster een vlieg ongeluk gehad, tengevolge waarvan zij ecu been verloor. DE SPRINKHANENPLAAG Zuidelijk Hongarije wordt geteisterd door groote sprinkhanenplagen, waardoor een groot gedeelte van den oogst reeds verloren is ge- yaam. Men tracht de plaag te 'bestrijden door pan die randen van de velden, groote vuren te antisteken en de sprinkhanen dan ln het vuur f» drijven. Men zou meenen, dat iü deze moeilijke tijden, waarin in Oostenrijk, Hongarije, Duitschland en in geheel Europa een economi sche crisis heerscht zooals men er nog nooit een gekend beeft, sommige regeeringen wel wat anders te deen zouden hebben dan kunst matig in elkaar gezette betoogingen te hou den, welke bovendien zware financieele lasten met zich brengen. Weken lang reeds hebben zulke betoogingen in bet door de Tsjechen be- beerschte Slowakije plaats, zelfs tegen het klein© Hongarije, waar ongeveer 150.000 Slo waken, over honderden gemeenten verdeeld, verstrooid leven en evenfis voor den oorlog ongehinderd hun moedertaal spreken en Slo- waksehe scholen kunnen bezoeken. De wereld hoort nooit iets van deze Slowa- ke-n, zij weet nauwelijks, dat ze bestaan en dat alleen zou voldoende zijn om in de onzinnige Tsjechische manifestaties datgene te zien, wat ze ook zijn: boosaardige, onruststokende las teringen tegen een nabuur, van wiens gebied de magonnieke republiek een aanzienlijk deel op grond van juist dezelfde valscbe beweringen te Parijs heeft kunnen inpalmen. Het vraagstuk der minderheden is een van de meest brandende problemen in Europa. Men kent het lot van de op zichzelf staande min derheden in de verschillende staten precies, in de eerste plaats door de klachten, die ze de laatste twaalf jaren onophoudelijk naar Genève sturen, vervolgens door de congressen van het verbond der minderheden en tenslotte door de berichten in de internationale pers. Iedere krantenlezer is op de hoogte van een Macedo- niseh, Kroatisch, Reetbeensch en Hongaarsch minderheidsvraagstuk en twaalf jaren lang hoort men de klachten van de katholieken en protestanten in de successiestaten, de klach ten van de Duitsche minderheden in Zuid- Tirol, in Polen enz. Als men dus in de afgeloopen jaren nooit een klacht heeft gehoord van de ln Hongarije levende Slowaken, dan is dat een overtuigend bewijs, dat zij geen reden tot klagen hebben, want als zij er een hadd~i, dan zou men even goed hun stem hooren als nu het geval is met de bezwaren van de Duitschers in-Hongarije, die zonder reden worden geuit. De klachten der Duitschers in Hongarije dragen namelijk niet een cultureel, doch een politiek karakter. En dan zijn het nog niet eens de Duitschers, die in Hongarije wonen door wie ze worden ge uit, doch deze mensehen worden door zekere Duitsche kringen systematisch opgestookt en bewerkt hun Hongaarsebe voorliefde geweld aan te doen en voorvechters van de groot- Dmtsche gedachte te worden. Men wil van de Duitschers, die reeds een vijfhonderd jaar in Hongarije leven en nu zoo nauw mogelijk met den Hongaarschen grond zijn samengegroeid, die van Duitschland naar Hongarije emigreer, den, omdat zij in hün eigen land niet leven konden, pioniers van groot-Duitscbland ma ken. Er worden weliswaar ook cultureele be zwaren aangevoerd, doch deze hebben een poli- tieken ondergrond. Steeds weer duiken van tijd tot tijd dergelijke bezwaren op, waaruit dan de wereld moet opmaken, dat ook de Duitsche minderheid in Hongarije wensehen en 'bezwaren beeft. Precies als de Hongaarsebe Duitschers zou den ook de Slowaken- in Hongarije voor den dag kunnen komen. Tot nu toe is dat niet het geval geweest, maar nu heeft zich de beer Benes als verdediger van deze Slowaken, die zelf geen aanleiding tot klagen hebben, opge worpen. Hij zette netjes een probleem ln el kaar, dat in het geheel niet bestond, namelijk het Slowaksche vraagstuk in Hongarije. Natuurlijk is ook de heer Benes ervan over tuigd, dat de Hongaarsche Slowaken, als ze werkelijk aanleiding hadden zich te beklagen, zelf wel naar de instantie zouden gaan, tot welke alle overige minderheden zich wenden. Hem gaat dan ook niet bet lot van de 150.000 Hongaarsche Slowaken ter harte, want, als de heer Benes werkelijk de verdediger zou zijn van bet Slowakscbe volk, dan moest bij zich eerst eens het lot aantrekken van de twee en een half millloen Slowaken, die in Slowakije leven en wier martelaren ln de Tsjechische gevangenissen zuchten. Zonder twijfel bestaat er een brandend Slo- waksch vraagstuk, maar daarvan wil de Tsjechische regeering niets weten. Men be hoeft slechts een blik te werpen op de emigra tie-statistiek van Tsjecho-Slowakije om zich ervan, te overtuigen, dat na de bezetting van Slowakije honderdduizenden Slowaken bun vaderland moeten verlaten, daar hun bestaan door de hen bevrijdende „Tsjechische broe ders" werd vernietigd. Het is voldoende de niet met Tsjechische gelden gefinancierde, werkelijk Slowaksche kranten, de brochures van de in het buitenland levende Slowaken en de Slowaksche bladen in de Vereenlgde Sta ten, Canada en Zuid-Amerika te lezen om In te zien, dat er inderdaad een Slowaksch vraag stuk bestaat. De statistische gegevens over de confiscee- ring der Slowaksche dagbladen spreken boek. doelen van den toestand, waarin deze Slowaken zich in bun eigen vaderland bevinden evenals de witte plekken in de „Slovak", het blad van pater Hlinka, doch nog duidelijker de ellende, waarin het Slowaksche volk leeft. De Slowaksche po3ten worden bezet door Tsjechische ambtenaren, in de scholen geven Tsjechische leeraren les, het volk komt in zijn eigen land slechts op de tweede plaats. De in dustrie van Slowakije is vernietigd, opdat de Tsjechische fabrieken geen concurrentie zou den hebben. Het geluk van het „bevrijde", Slowaksche volk is zóó groot, dat in de vroegere Slowak scbe streken, welke steeds tegen Hongarije op positie voerden, de Slowakscbe bevolking nu demonstratief Hongaarsch spreekt en dat zelfs de Tsjechische ambtenaren, die daar zijn aan gesteld, gedwongen zijn Hongaarsch te leeren om zich ln Slowakije te kunnen handhaven. Onder zulke omstandigheden en met zulke verhoudingen is bet absoluut belachelijk, dat de heer Benes wekenlang in Slowakije betoo gingen laat houden voor de „onderdrukte" Slowaksche broeders in Hongarije. Deze be toogingen worden door de Tsjechische autori teiten op reehtstreekscbe aanwijzing van de Praagscho regeering georganiseerd en uitge voerd en bobben niets anders ten doel dan eenerzijds het treurige lot der Slowaken in Slowakije te verbloemen, anderzijds de klach ten van de Hongaarsche minderheden te ver zwakken en Hongarije in de oogen van de wereld te belasteren, dat het, terwijl het zich over de onderdrukking der Hongaren in Tsje cho-Slowakije beklaagt, zelf de Slowaksche •jnlnderheld in Hongarije onderdrukt. Ia Weenen, waar alle verdrukte natkmali- teiten baar verdedigers hebben, die de klach ten en bet lijden van hun broeders aan de wereld bekend maken, vindt men naast de Kroatische, Oekraïnsche, Macedonische en Al- banische emigranten ook een beduidende groep Slowaksche uitgewekenen. In Genève, Parijs en Londen, te Warschau en Krakau leven groote groepen Slowaksche emigranten. Deze menschen klagen echter niet ln naam van de in Hongarije levende Slowaken, doch zij zijn de middelaars, die de klachten naar voren brengen van de van hun rechten be roofde, onderdrukte, ten gronde gerichte en vervolgde Slowaken van het onder de Tsje chische heerschappij zuchtende Slowakije. In de Hongaarsche gevangenissen zitten geen Slowaksche martelaren. De tragedie van professor Tuka, die in een gevangenis in Tsje. cho-Slowakije een vijftienjarige tuchthuis straf ondergaat, bewijst echter duidelijk, wat de Slowaken daar te lijden hebben. Deze door den beer Benes georganiseerde betoogingen kunnen misschien geschikt zijn in Parijs waar men zoo weinig begrip heeft van de andere naties, dat men nu nog, na twaalf jaren, Praag als de hoofdstad van Hon garije aanduidt, de indruk te maken, zij mogen het ook mogelijk maken den haat van de Tsjechische bevolking nog meer tegen Hon garije aanduidt, indruk te maken, zij zich ernstig met het treurige lot van de in Europa levende minderheden hebben bezig, gehouden, zullen zij hoogstens verbazing wek ken, want deze kringen zullen zich afvragen waarom de Hongaarsche Slowaken geen pater Hlinka, geen pater Jehlicka, waarom zij geen emigranten in het buitenland hebben, waarom men van hen geen klachten hoort en waarom de Slowaksche emigranten wel de Praagsche regeering aanklagen, maar niet tevens de Hongaarsche. Schandaallitteratnur uit de zestigerjaren OPZIEN GEBAARD EN ERGERNIS GEWEKT Men verhaalt dat vorst von Bülow 'n paar maanden voor zijn dood bezoek kreeg op zijn bekende Romeinsche villa Malta van 'n oud- medewerker, met wien hij vriendschappelijke betrekkingen onderhfeld, en dat de vroegere Duitsche rijkskanselier zijn gast mededeetlde, dat zijn mémoires niet alleen persklaar waren, maar zelfs voor 'n deel gedrukt en verzend- klaar, en eigenlijk maar waohtten op 's vorsten verscheiden, waarop de gast begrijpelijkerwijze vroeg, waarom Zijne Excellentie het werk niet tijdens zijn leven uitgaf, om persoonlijk alle kritiek van repliek te kunnen dienen; hierop moet v. Bülow hebben geantwoord,,Omdat ik te oud ben, waarde vriend, om nog de wijk te nemen naar Amerika. En daarheen zou ik zeker moeten vluchten, om alle aanvallen te ontgaan, die ik te wijten zou hebben aan mijn mémoi res" Dat de mémoires van v. Bülow opzien gebaard en ergernis verwekt hebben, is bekend genoeg. En dat is de eerste maal niet, dat mémoires zulk een succes te boeken hebben; een succes, dat gewoonlijk door den uitgever „geboekt" wordt. Uit de achttiende eeuw zijn de mémoires be rucht van den in 1755 gestorven, Franschen staatsman en hoveling, den due de Saint-Simon, bekend als de „kletsbijbel van de Rococo." Zij omvatten de jaren van 1694 tot 1723 en staan vol giftige en venijnige uitvallen tegen, maar ook vol scherpe karakteristieken van allerlei voorname personages, die in dien tijd een rol speelden. Zij hangen niet enkel een typisch persoonlijk achterdoek achter de gebeurtenis sen dier dagen, maar werpen met welbehagen een fel en bout licht op de vele intrig-s'die zich aan het hof van den Zonnekoning lieten com pliceeren en onthullen. De censuur zorgde er tijdens de absolute mo narchie in Frankrijk wel voor, dat er slechts fragmenten onder de oogen van het lezend pu bliek konden komen, zoodat er pas in 1791 een volledige uitgave, hoewel nóg ingekort, van 13 banden in Straatsburg uitkwam. Deze mémoires dragen diepgeprint het stem pel van een in woede losgebarsten, terugge zetten hoveling. Alle mémoires zijn, het spreekt van zelf, typisch subjectief. Zoo dragen de mémoires, die in de 19de eeuw nog al rucht baarheid kregen, een heel ander karakter. Be doeld wordt de in 1860 versohenen briefwisse ling tusschen Alexander von Humboldt en Varnihagen von Ease. ZÜn nicht, Ludmilla. Assing, gaf ze uit, en, omdat ze in een jaar vijf oplagen beleefde, toentertijd een onge hoord succes, liet zij de dagboeken van Varn- hagen in publicatie volgen, die ook dertien deelen vulden. In deze dagboeken van Varnhagen von Ense vinden wij de wraakzucht van een hooghartig diplomaat, die in 1819 door Hardenburg als minister-resident te Karlsruhe teruggeroepen werd, omdat hij, zooals de rijkskanselier voorgaf, zich schuldig gemaakt had aan in discrete publicaties, en zich onverantwoordelijk en zonder tact mengde in de binnenlandsche politiek van Baden, omdat hij, zoo Varnhagen zelf beweert, te liberaal was, Varnhagen, ook door de volgende ministers van buitenlandsche zaken niet in het gelijk ge steld, ontpopte zich in de verdere jaren als de grootzegelbewaarder van het iuter-Europeesohe gekuip en geklets en geïntrigeer. Me.t dat al kunnen wij momenteel de portée van deze schandaalliteratuur uit de zestigerjaren nog maar moeilijk begrijpen. Vermoedelijk even wel kunnen onze kleinkinderen of achterklein kinderen eenmaal de opschudding die de mémoires van v. Bülow teweegbrachten, even min vatten. Beter heeft wellicht graaf Hugo Lochenfeld gedaan, die niet minder dan acht en dertig jaren, gezant van Beieren te Berlijn was, en die in het belang zijner familie en vrienden bij testament gewild heeft, dat zijn mémoires pas na dertig jaar mogen worden uitgegeven. Tets dergelijks heeft ook de gestorven Gezant te Pe tersburg en te Weenen, prins Hendrik VII Reusz, „Septimus" oftewel ,,Septi" Reusz ge naamd, over zijn papieren beschikt. Het risico, dat zulke mémoires alsdan vo^phet groote pu bliek althans niets meer te Ihebben, is dan wel heel erg groot. Allen wilden mee naar „Ostand" rijden MOEITEVOLLE EN GENIALE KULTUURARBEID U weet, dat dezer dagen in de monumen tale feestzaal van het hoofdslot der Duitsche Ridderorde te Marienburg het zeven honderd jarig bestaan van de provincie Oost Pruissen feestelijk is herdacht. Rijkspresident von Hindenburg, die zich als Oost Pruis en als overwinnaar van den gedenlc- waardigen slag van Tannenberg, In het begin van den wereldoorlog, met Oost Pruissen en zijn geschiedenis bijzonder eng verbonden voed, is naar Marienburg gekomen om dit feest mee te vieren. Voor het historische stadhuis en het slot werden op 12, 13 en 14 Juni bovendien de „Marienburg Festspiele" uitgevoerd en wel in het bijzonder het spel „Bartholomeus Blume", dat 'n gedenkwaardige episode uit de geschie denis der Orde behandelt/ Dit Oost Pruisische jubileum brengt weer eens voor een oogenblik dingen van 't grauwe verleden binnen de perken van onzen dagelijk- schen gezichteinder. Zeven honderd jaar ge leden, toen in Marburg de H. Elisabeth ten grave gedragen werd en de Hohenstaufen kei zer Frederik II zijn scepter over het H. Room- sc-he Rijk zwaaide, riep de Poolsche hertog Koenraad van Massovie de Duitsche Ridderorde tegen den heidenschen volksstam der Pruissen te hulp. De Grootmeester v. d. Orde, Herman von Salza, een vriend van Paus Innocentius III en raadgever van den keizer, gaf aan dezen op roep gaarne gehoor en dat vooral, wijl het Christendom in Palestina in elkaar gezakt was en de Orde, die tot bevrijding van het H. Land opgericht was, naar nieuwe terreinen voor de ontwikkeling van haar activiteit uitzag. Zoo kwam het dan in 1230 tot het merkwaar dige verdrag van Leslau, waarbij hertog Koen- raad van Massovie zich verplichtte, de Orde al het land ten Oosten van den Woichsel in eigendom te geven, wanneer deze hem van de plaag der Pruissen bevrijdde. In Juni van het jaar 1231 overschreed Landmeester Herman Balk bij Thorn voor de eerste maai den Weich- sel. Het waren niet meer dan zeven ridders en een handjevol oudstrijders uit het H. Land, die daar aan gene zijde van genoemden stroom hun eerste,, gebrekkige schansen oprichtten en de eerste botsingen met de Pruissen uitvochten. Maar reeds een paar jaar later, toen paus rtn "keizer de heele Christenheid van het Avond land tot den kruistocht opriepen, kwamen dui zenden en duizenden zich van allerwegen mel den, van alle Duitsche gouwen, van Holland, va Engeland, van Bodemen, ridders, burgers, boeren, handwerkers, kooplieden; allen wilden mee naar „Ostland" rijden. Eeu paar tientallen jaren later reeds omzoom de 'n krans vair opbloeiende steden de tot toen zoo verlaten oevers van den Weichsel en klonk van dom tot dom het christelijk klokkengelui over de bedwongen heidensche wildernis. In die ruwe tijden, die echter gevuld waren van 'n voorbeeldeloozen scheppingsdrang, ontstonden die machtige bouwwerken in Marienwerder, in Marienburg, in Koningsberg, Allenstein en op honderden andere plaatsen, van het pas ver overde land, en welke nu als meesterwerken van do Noord-Duitsche baksteen-gothiek tot de voornaamste en indrukwekkendste bezienswaar digheden van heel Duitschland behooren. Toen de orde in h?t midden van de veertiende eeuw het hoogtepunt van haar bloei bereikt bad oefende Winfried van Kniprode (1351-1382) van uit zijn trotsch Hoogmeesterpaleis in Marienburg, het bewind uit over niet minder dan 56 steden en duizend dorpen! Maar spoedig daarop volgde ook de inzinking. Iu 1410 werd bij den eersten slag bij Tannenberg de bloem der ridderschap weggemaaid en een halve eeuw later ging zelfs de Marienburg, het meest trotsche bolwerk van de Orde en dat Hendrik van Plauen in 1410 nog zoo heldhaftig ver dedigd had, verloren. Het feestspel „Bartholo meus Blume" schildert op aangrijpende wijze hoe Blume, de burgemeester van de stad, zich tot het laatste oogenblik tegen de overgave kant, zonder deze echter te kunnen verhinderen en hoe hij zijn trouw tenslotte met zijn docd moet bezegelen. In 1525 veranderde de toenm. Grootmees ter, een zekere Albrecht van Hohenzollern, op aansporing van Luther, den geestelijken ordens- staat in een wereldlijk hertogdom. Bleef hier en daar, zooals in Mergentheim en in de Neder landen, al een spoor van de Orde over, zoo was haar taak in het Oosten toch voor immer be ëindigd. En deze taak was goed ten uitvoer gebracht want de door haar gegrondveste staat zat zoo hecht in elkaar dat hij later niet door alle katastrofen, welke hem troffen vernietigd kon worden. Na jaren van inzinking volgden op de door de Orde gelegde grondvesten ook weer jaren van opbloei. In de zeventiende eeuw be reikte de Groote Keurvorst bij het verdrag van Wehlau de onafhankelijkheid van het hertog dom Pruissen. In 1701 zette zich Frederik X als eerste koning van Pruissen te Konings bergen in het oude slot de koningskroon van Pruissen op het hoofd. En toen er in 1914 op nieuw een invasie van over de grenzen plaats had werd er bij Tannenberg voor de tweede maal een slag geslagen, maar ditmaal een zegen rijke. Deze opgang was nooit en nergens mogelijk geweest zonder den moeit'evollen en genialen kultuurarbeid van de Ridderorde. Heden nog steken de reusachtige bouwwerken van de „Brüder vom deutschen Hause" allerwegen hoven het vlakke land van de provincie uit. Heden nog dragen steden en dorpen dat bijzondere karakter, dat de Orde hun inprentte en evenals 700 jaar geleden klinken ook heden nog van stad tot stad de kerkklokken, zij het dan in een tale, waarvan de oude ridders gruwen zouden indien zij haar konden verstaan. Maar de voormalige wildernis is bereids lang in een Eden veranderd. De Masurische meren de verzorgde wouden, de eenzame stranden van de Friesche en de Koersche nering, de Rominter heide, de steile kusten van het Elbinger haf, behooren tot de bezienswaardigheden van het Rijk, en 700 jaar geleden werd door heel Europa de kruisvaarderskreet „Nach Ostland wollen wir fahren" overgenomen. (Van onzen correspondent.) Londen, 17 Juni 1931. Heel kleine landjes werkelijke zoowel als denkbeeldige hebben het mensehdom reeds veel vermaak verschaft. Een kroonraad in het legendarische Ruritania, een revolutie in Mo naco, een crisis in een of ander microscopisch vóór^oorlogsch Duitsch vorstendommetje heb ben on.s tal van vroolijke oogenblikken be zorgd. Maar het schattigste kleine landje is tegenwoordig toch Engeland. We hebben hier nu weer een „crisis" gehad, zóó aardig als geen Ruritaniër er ooit een heeft meegemaakt. Zooals gij misschien weet of misschien ook niet houden wij er hier in Westminster (zoo lieet onze „Residenz") óók een parlement op •na. Gij moet niet zoo min over ons denken. Wij hebben een heuscli parlement, een heusche ■regeerlng en heusche partijen, 't Zijn er maar drie, dus veel minder dan ln groote landen zooals Nederland, maar 't is toch genoeg om er politiek mee te maken. Ofschoon één partij, de liberale geheeten, zóó klein is, dat ze zelfs ln zoo'n klein land in het niet verzinken zou, wanneer één van de twee andere partijen over een meerderheid ln ons heusche parlement beschikte. Dit is evenwel niet het geval. De regeering steunt op een partij die, nie mand weet waarom, de labourpartij genoemd wordt, en die minder sterk is dan de andere groote partij, conservatieve genaamd, en de liberale partij te zamen. Het gevolg hiervan is, dat de liberale partij zou kunnen doen wat zij wil, wanneer ze maar durfde. Nu ze het ■niet durft, kan ze alleen maar doen, wat ze niet wil. De labourpartij verkeert in hetzelfde, ofschoon In een heel ander geval. Daar de liberale partij niet durft doen, wat zij wil, zou de labourpartij alles kunnen doen. wat ze wil de, als ze maar durfde. Maar ze durft ook niet, 'en 'bij gevolg doet ook zij alleen datgene wat zij niet wil. De conservatieve partij ten slotte staat er precies andersom voor, hetgeen onge veer op hetzelfde neerkomt. Zij zou kunnen doen wat zij wilde, wanneer de liberalen maar deden wat zij wilden, maar nu do liberalen alleen datgene doen wat zij niet willen, doen de conservatieven niet, wat zij wel willen. Dit alles nu lijkt onschuldig, maar het begon de kiezers zoo gruwelijk te vervelen, dat een revolutie dreigde te gaan dreigen. Kiezer is hier iedereen. Men wordt in Engeland als kiezer gpboren, betaalt .belasting als kiezer, en sterft als kiezer. Nu vergat ik te zeggen, dat de leider der labourpartij eerste minister is en Mac Donald heet. Do liberale partij heeft eigenlijk geen leider, maar als zij er wèl een had, zou deze Lloyd George heeten. De conservatieve partij heeft niet zoozeer een leider als wel een hoe der. Dezelve heet Baldwin, en is algemeen be mind. Toen revolutie dreigde, kort na onze aard beving nog wel, besloten Mac Donald, Lloyd George en Baldwin het land te redden door middel van een crisis, opdat niet datgene, wat nog door de aardbeving gespaard was. in revo lutie zou ondergaan. Besloten werd, dat de liberale partij zou doen alsof zij deed wat zij wilde. Vervolgens zou de labourpartij ook doen of zij deed wat zij wilde. Het gevolg hiervan zou zijn, dat de conservatieve partij ook kon doen wat zij wilde. Als alle partijen doen wat zij willen lnplaats van wat zij niet willen, dan noemt men dit een crisis. Het volk in al zijn geledingen was heel blij met de crisis. Alle leiders en hoeders waren dag en nacht in de weer om de crisis aan te wakkeren. Hoe onoplosbaarder, hoe mooier. Maandag kwam de klap op de vuurpijl. Afge sproken was, dat de liberalen aan de crisis zouden werken, dat een aantal labour-mannen te laat voor de stoomtram zouden zijn, en dat do conservatieven daarvan gebruik zouden maken om de regeering te verslaan. Dit ge lukte prachtig. Baldwin versloeg onder luide toejuichingen Mate Donald volgens alle regelen der kunst. Het was een crisis van belang. Alle kiezers waren trotsch op hun leiders en ze waren benieuwd naar wat den volgenden dag gebeuren zou, want aangekondigd was dat dan Baldwin en Lloyd George samen Mac Do nald te lijf zouden gaan. De kiezers hielden niet van Lloyd George, omdat deze zoo lang niet aan een crisis had willen meedoen, maar nu liep iedereen met hem weg. Van revolutie- gevaar was dan ook geen sprake meer. Dus zeiden de drie leiders: Nu is het ge noeg geweest. We kunnen niet altijd gekheid maken. Aan alle pret komt een ein.de. Laat ons weer ernstig zijn. Zoo gezegd, zoo gedaan. Toen den volgenden dag de crisis aan de beurt kwam, zei de ceremonie-meester van het parlement, dat hij er op het oogenblik geen tijd voor had. Lloyd George antwoordde: Dat komt net goed uit, want ik heb er meer dan genoeg van, te doen alsof ik doe wat ik wil. Mac Donald zei, dat hij het op dit punt, even als op elk ander punt, met Lloyd George eens was. Baldwin riep uit: Brethern, let us re joice en onder algemeene vroolijkbeid en genoeglijk kout ging men over tot den ernst van den dag. Dat had ze liever. Een meisje van vier jaar mocht hij gelegen, heid van de Eerste H. Communie van haar nichtje strooistertje zijn. Het feestelijk strooi, sel bestond uit rozeblaadjes. Na de plechtigheid zei het kind: „Moeder, als ik m'n Eerste H Communie doe, wordt er dan ook gestrooid? Maar dan liefst niet met rozenblaadjes, met suikerbeest- jes vind ik 't veel leuker". (Van onzen correspondent.) Br u ss el, 16 Juni 1931. Wat door de agentschappen over de resul taten der verkiezingen in het groot-hertogdom Luxemburg aan de bladen werd doorgegeven, was zoo onvolledig en foutief, dat een aan vullend overzichtje hierop niet mag ontbreken. Aan de hand van een vorige correspondentie weet men, dat met deze verkiezing de helft van het parlement, of 25 van de 50 mandaten, moest vernieuwd worden en dat bovendien twee nieuwe zetels moesten bezet worden, ingevolge de volkstelling van vorig jaar. In totaal ging de strijd dus om 27 zetels, n.l. twee in het zuidelijke district, die het mijngebied omvat; veertien in het district van het Centrum (Luxemburg-stad, Luxemburg-buiten en het kanton Mersch) en elf in het Noordelijke dis trict of het kanton Clervaux, Diekirch, Redange, Vianden en Wiltz. De jongste verkiezing leverde de volgende resultaten op: in het Zuiden werden één katho liek en één socialist gekozen; in het Centrum 6 katholieken, 3 socialisten, 3 radikaal-socia listen, 1 radikaal en 1 onafhankelijke; in het Noorden 7 kaholieken, 2 agrariërs, 1 progres sist en 1 socialist. Vóór de verkiezing beschikte de regeering' (samengesteld uit katholieken en radikaal- socialisten met een katholiek, minister van state Joseph Bech, als chef der regeeering) over een meerderheid van 35 zetels tegenover een oppositie, die 15 zetels sterk was. Deze meerderheid is na de jongste verkie zingen gedaald tot 32 tegen 22 zetels. Wil dat zeggen, dat de regeeeringsmeerder- heid een nederlaag geleden heeft? Een klein, onderzoek dringt zich hier op. In de eerste plaats kan geconstateerd wor den, dat de rechtsche of de katholieke partij een mooie overwinning heeft behaald; zij heeft één van de twee nieuwe zetels in het Zuidelijke district gewonnen; in het Centrum heeft zij haar positie kunnen handhaven ondanks het feit dat daar, drie jaar geleden, de veertiende zetel door het meerderheidssysteem werd ge wonnen na voorafgaande entente tusschen de regeeringspartijen. Deze „schommelende zetel hebben de katholieken thans effectief veroverd. Verder behaalden zij een nieuwen zetel in het Noordelijke district. Bovendien is in de drie districten het aantal katholieke stemmen aanmerkelijk gestegen; dit dankt men aan de discipline en de cohesie, welke de katholieke partij in het Groot-Hertogdom kenmerken. Het zijn de geallieerden van de katholieken in de regeering, die terrein hebben verloren. Dit was overigens te verwachten na de scheuring welke zich, drie jaar geleden, in de radicaal-socialistische rangen heeft voorge daan. In 1925 hadden de radikaal-socialisten en de radikalen kartel gesloten en waren zij met een gemeenschappelijke lijst voor den dag gekomen. Zij steunden de regeering Prim."" Toen deze viel, trad geleidelijk de scheuring in; de resultante hiervan was, dat het juist deze groepen waren, die bij de jongste ver kiezingen elkaar het hevigst bekampten. Uit den aard der afscheuring Is 't onmogelijk een juiste balans van verlies op te maken in ver gelijking tot de successen der katholieken. De radikaal-sociadisten behaalden 78.464 en de radikalen 58.860 stemmen. Vergelijkt men deze van de laatste gedeeltelijke wetgevende verkiezingen en met de verkiezingen voor de gemeente, dan is er winst voor de radikaal- socialisten* en gevoelig verlies voor de radi kalen. Vergeleken met de wetgevende verkie zingen van drie jaar geleden, verliezen de radikaal-socialisten terrein voor wat het stem- menaantal betreft. Indien thans voor de volledige vernieuwing van het geheele parlement had moeten gestemd worden, dan zou het avans der katholieken veel belangrijker zijn geweest en voor de eersten, een schitterende victorie zijn geworden. Ver wacht wordt, dat met de verkiezingen van 1934 de socialisten zetels zullen verliezen in het Zuiden. De communisten, die voor de eerste maal met kandidaten zijn voor den dag gekomen, hebben geen enkele van hun mannetjes in het parlement kunnen loodsen. Resumeerend komt het algemeen resultaat der verkiezingen hierop neer; behoud van de regeeringsmeerderheid, mooi avans der katho lieken, status quo der radikaal-socialisten on danks' de afbrokkeling van het stemmencijfer, achteruitgang van de socialisten. Hun overwinning hebben de katholieken voor een groot deel te danken aan het staatsman schap van hun regeeringsleider, minister van State, Joseph Bech.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 10