MET EEN ONDERZEEBOOT NAAR DE NOORDPOOL. gil i (mm r li ui i li i li iiiiii iiiiiSii li wW "na Illllllliilllfffllillil... Hi ill! Hl ill fill! llllllil tiifiii lil llillllll FANTASIE EN WERKELIJKHEID. mmmmm k<v WIE IS SIR'HUBERT WILKINS? mGood luck, sir DE NAUTILUS. DE PLANNEN. I ll li i - TïW mmm L'TSfJ 'mmW- v-- -■ v Een onderneming, die nauwelijks twee jaar geleden nog fantasie scheen, gaat thans ver werkelijkt worden. Sir Hubert Wilkins, de stoutmoedige Poolvorscher, heeft zijn reis naar de Poolstreken aangevangen. Hij is met zijn „Nautilus" uit de Vereenigde Staten ver trokken, om van Europa uit den waaghalzigen tocht onder het Noordpoolijs te aanvaarden. ,Wel heeft hij onderweg reeds een tegenslag ge had. Maar, volgens de berichten, is die niet jran ernstigen aard. De tocht wekt uiteraard algemeene belang stelling, juist door het fantastische, dat er aan •verbonden is. De naam. ,,Nautilus" herinnert iedereen aan die fameuze onderzeeboot, waar mede Jules Verne's legendarische kapitein Ne- ino de niet minder legendarische twintig mij- Jen onder zee aflegde. Sir Wilkins' avontuur verschilt in zooverre Tan dat van menig ander koen avonturier, dat er reeds van te voren een lijvig boek over is yerschenen en Vel van de hand van den lei- ider der expeditie zelf. In dit boek bespreekt hij uitvoerig de voorge schiedenis van zijn voornemen, om de Noord pool met een zwakke onderzeeboot te gaan Wilkins met een van zijn assistenten bij de radiotoestel van de Nautilus. Veroveren Het idee daartoe is niet van Wil- kens, maar van den bekenden Poolreiziger ptefansson, die het gebruik van ouderzeebooten aanbeval in zijn boek „The Northern Course of Emperie". Toen Wilkins en Stefansson zich samen in het Noordpoolgebied bevonden, spra ken ze menigmaal over mogelijke nieuwe mid delen, die het reizen er sneller en zekerder konden maken dan de ouderwetsche methode yan hondensleden. Wilkins was voor vliegtui gen, Stefansson voor onderzeebooten. Dit was zeventien Jaar geleden. Sindsdien heeft Wilkins twee Poolvluchten gemaakt, één lover de Noordpool en één over het Zuidpool gebied. En hij kwam tot de conclusie, dat Ste- fansson's idee nog zoo kwaad niet was, al scheen het oppervlakkig beschouwd erg ge vaarlijk en eigenlijk een beetje griezelig. Een ongeval onder de grauwe, kille ijsvlakten leek niet erg aanlokkelijk voor een man, die aan den strijd om het lijfsbehoud in de vrije open Jucht gewoon was. In zijn boek is Wilkins heel openhartig. Hij geeft Stefansson toe, dat de „Nautilus" niet be paald het meest geschikte type van een onder zeeboot is. De boot is zoo wat twintig jaar oud Sn alleen aanvaard, omdat de Amerikaansche regeering haar gratis voor het doel heeft af gestaan. Haar onbeschermde schroeven vormen haar zwakste zijde. Wilkins vergelijkt ze met een zeeren vinger, waaraan de eigenaar te allen tijde denkt en waaruit hij de ergste complica ties kan verwachten. Desondanks is Wilkins optimistisch en hij geeft de angstig toeziende wereld de geruststellende verzekering, dat zijn heele leven er borg voor staat, dat hij zich niet in onbekookte waaghalzerijen storten zal. Het is hier intusschen alleen maar de vraag, wat sir Hubert onder onbekookte waaghalze rijen verstaat. Volgens menschen, die evenals hij het een en ander van de gevaren der Pool streken weten, moet zijn huidige onderneming onder deze soort dingen worden gerangschikt. Maar gelukkig voor hem en het zelfvertrouwen zijner met groote moeite verworven bemanning zijn er weer andere in de materie erkende des kundigen, die hem een gunstigen uitslag voor spellen. Wie is toch eigenlijk deze sir Hubert Wil- kens? zal menigeen afvragen. Sir Hubert Wil kins is geen Engelschman, doch een Austra liër, een Australiër van eenvoudige geboorte, die het in zijn jeugd hard te verantwoorden heeft gehad. Hij was de zoon van een dier settlers, die tijdens een vierjarige droogte al hun vee van de dorst zagen omkomen en vrij wel geruïneerd werden. De jonge Wilkins was als het ware uit de wieg in het zadel beland. Als kleine jongen hoedde hij reeds, op een pony gezeten, de kudden van zijn vader, een eenzelvig kereltje, dat in de eenzaamheid der groote Australische steppen veel gelegenheid had tot nadenken en een eigen gedachtenleven kon ontwikkelen. Gedurende de ontzettende jaren van de droogte kwam hij er toe, het we der te bestudeeren en aldus werd de grondslag gelegd voor de weerkundige studies, waaraan sir Hubert Wilkins zijn leven heeft gewijd. Hij trok naar de hoofdstad van zijn land en volgde er een cursus in techniek. Nauwelijks twintig jaar oud krijgt de reislust hem te pakken en hij verlaat Australië. Met een ca mera tracht hij zooveel mogelijk In zijn onder houd te voorzien. Hij bereist Engelsch-Indië, Egypte, Italië, Afrika en komt tenslotte in Engeland terecht, waar hij met een vliegenier kennis maakt, die hem vliegen leert en hem alles over vliegtui gen vertelt. Op deze vliegtochten komt hij veel over wind en windrichting te weten en als het vliegen hem niet langer meer bevredigt, trekt hij naar den Balkan, als oorlogscorrespondent en filmoperateur. Dan voert zijn zwerversnatuur hem naar Brazilië en de Antillen en hij komt tenslotte met Stefansson in contact, met wien hij naar het Noordpoolgebied trekt. De twee ondernemende reizigers bevonden zich reeds dertien maanden in het Noordpoolgebied, toen hun het nieuws bereikte, dat de wereldoorlog was uitgebroken. Wilkens keerde terug en nam in het Australische vliegcorps dienst, waarin hij spoedig bij den „historischen dienst" werd ingedeeld, die tot taak had, de geschiedenis van den oorlog op te teekenen. Wilkins kreeg er het lang niet ongevaarlijke baantje van fotograaf. Hij moest met zijn camera de troepen in en boven de vuurlinies volgen. Hij werd negen maal gewond en verscheidene malen in een granaattrechter begraven, werd voor betoonde dapperheid gedecoreerd en tot kapitein bevor derd. genoeg een leerling van Jules Verne. Hij bouw de zijn èerste duikboot na het lezen van „twin tig duizend mijlen onder zee". Zijn boot, de „Argonaut", maakte in 1898 een reis van dui zend mijlen en bij die gelegenheid telegra feerde de nog in leven zijnde romanschrijver hem, dat „de duikboot in den eerstvolgenden oorlog een groote rol zou spelen en slechts wachtte op de electriciteit, om te worden ver volmaakt" Merkwaardig is tevens, dat sir Wiikins een voorvader heeft gehad, een bisschop Wilkins, die in 1648 een brochure publiceerde, waarin de meening werd uitgesproken, dat het moge lijk zou zijn, een ark te bouwen, die onder water naar de ijszeeën kon varen. De brochure verscheen in Engeland en ze is In Wilkins' boek compleet opgenomen. De verre nazaat Daar de Poolzee een open zee is, staat ze in direct contact met den Atlantischen Oceaan en de Noordzee. De hier heersehende stroomingen kunnen slechts voldoende verklaard worden, in dien men de situatie in de Poolzee kent. En juist deze is tot dusver voor de geleerden een puzzle. Wat ze er van weten, danken ze aan de .onderzoekingen van Nansen op den tocht waarop hij zich met de „Fram" door het Pool ijs heeft laten wegdrijven. Wilkins heeft zijn onderneming op allerlei wetenschappelijke gronden gerechtvaardigd en hij heeft den steun van verschillende hoog staande wetenschappelijke instituten. Aan hetgeen sir Hubert Wilkins voor het begin van zijn tocht mededeelde, ontleenen we de volgende bijzonderheden: Wilkins schrijft, dat de een of andere zich in de zon koesterende zeerob wel vreemd op Sir Hubert Wilkins te midden van de bemanning van de „Nautilus", waarmede hij den Pooltocht gaat ondernemen. Na den oorlog ondernam hij een solovlucht naar Australië, die op Creta met een noodlan ding eindigde, waarbij zijn machine werd ver nield. Hierna zien we hem in het Zuidpoolge bied, met Shackleton, maar diens dood deed de door hem op touw gezette expeditie verloo- pen. Wilkins wordt dan gedetacheerd bij de hulpverleening in Oostenrijk, Polen en Rus land. Daarna vertoefde hij voor rekening van het Britsch Museum in Australië, om er het leven der inboorlingen te bestudeeren. .De twee genoemde vluchten over Noordpool- en Zuid poolgebied maakten hem wereldberoemd en Sir. Hier is in korte trekken het leven geschetst van den man, die deze eeuw en dit jaar de sensatie gaat brengen van een duikboot in de barre Poolzee, tot dusver het onbetwiste domein van walrussen, robben en ijsberen. Hij zal er zijn huid bij wagen, maar niet, zooals hij plech tig verzekert, uit zucht naar avontuur, maar uit verlangen, om zijn meer dan twintigjarige meteorologische studies te bekronen. Hij acht zijn onderneming al geslaagd, indien de „Nau tilus" in staat zal zijn, eenige malen in de omgeving van de Noordpool boven water te ko men, waardoor de zich aan boord bevindenden deskundigen in de gelegenheid zullen worden gesteld, weerkundige en andere waarnemingen te doen. Het doel van Wilkins' tocht is tevens het zoeken naar een eiland, waarop een mete- reologisch station zal kunnen worden gevestigd. Zijn onderzoekingen zullen vooral van belang zijn voor de kennis van het gebied, waarin de stormen ontstaan, die regelmatig den At lantischen Oceaan teisteren en zoowel de scheepvaartverbindingen als de luchtvaart- en Zeppelinverbinding groote hinderpalen in den weg leggen. Het schijnt, dat sir Hubert Wilkins de man bij uitstek is, om een onderneming als de zijne tot een succesvol einde te brengen. In zijn boek zegt hij, het dertiende kind van zijn ouders te zijn geweest. Maar, ofschoon de Ben jamin. werd hij geen troetelkind. Zijn huis lag meer dan veertig kilometer van het naaste dorp verwijderd. En, zooals gezegd, hij groeide in de eenzaamheid op en onder harde omstandig heden. Hij is er de man niet naar, onnoodig gevaar te riskeeren en de keuze zijner naaste medewerkers wijst er wel op, dat hij met de grootste zorg te werk is gegaan. De comman dant van de „Nautilus", Sloan Danenhower, is een voormalig onderzeebootcommandant van de Amerikaansche marine. Hij beschrijft de uitrusting van de boot in Wilkins' boek, ter wijl Simon Lake, Amerikaansche duikbootbou wer, een technisch hoofdstuk voor zijn reke ning neemt, Deze Simon Lake is merkwaardig verwezenlijkt, waarvan de voorvader droom de Maar toen Wilkins zich tot de onderzeeboot bekeerde, wist hij nog niets van de brochure. En hij had nooit Jules Verne's roman gele zen. In zijn boek haalt Wilkins de getuigenissen van talrijke deskundigen aan, of laat hen zelf getuigen, dat zijn onderneming groote kans op slagen heeft. Dit neemt echter niet weg, dat er talrijke gevaren aan verbonden blijven, ten spijt of ondanks Poolzee en Poolijs. Het is immers een feit, dat een tocht met een onder zeeboot altijd en overal gevaren met zich mede brengt. Zelfs in goed bekende wateren blijft het manoeuvreeren met een onderzeeboot lastig en gevaarlijk, laat staan dus in een zee, waar van men eigenlijk slechts heel weinig weet. Niemand weet, welke moeilijkheden er bij de navigatie te overwinnen zullen zijn. En hierin schuilt volgens de deskundigen juist het groot ste gevaar. Het is voorloopig Wilkins' plan, van Spits bergen naar Alaska door te dringen. Deze af stand bedraagt ongeveer 3200 kilometer. De „Nautilus" kan zoowat twee en een halven dag onder water blijven. Maar dit is ook 't uiterste Wilkins is er intusschen van overtuigd, dat zijn boot bij regelmatige tusschenpoozen aan de op pervlakte zal kunnen komen. Het Poolijs is immers in den zomer vol open gedeelten, naar o.a. Amundsen ervoer op zijn beroemden tocht per vliegmachine naar de Noordpool. Deze open gedeelten hebben inmiddels de hoogst onaan gename gewoonte, om zich opeens te sluiten. Het door wind en zeestrooming opdringende ijs kan van een wak plotseling een kleinen ijsberg maken.... Hier ligt een wezenlijk groot ge vaar voor de „Nautilus". Indien de boot aan de oppervlakte moet komen, om haar reservoirs te vullen, kan de bedreiging van het verrader lijke ijs elk moment noodlottige werkelijkheid worden. De 356 ton metende „Nautilus" zal dan als een notedop in elkaar gedrukt wor den. Wat de uitrusting van de „Nautilus" betreft, het is thans wel bekend genoeg, dat ze over een krachtige ijsboor beschikt, die haar in staat zal stellen, een wak te maken, indien dit ergens onverhoopt niet gevonden mocht worden. De boor kan door meer dan tien meter ijs drin gen. Van de boot uit wordt een buis door het gemaakte gat omhoog gestoken en de „Nauti lus" zal dan ademen precies op dezelfde wijze, als de walrussen dit doen, hangend aan het ijs. Wat de beweegkracht aangaat, de motoren van de „Nautilus" kunnen haar een snelheid van veertien knoopen aan de oppervlakte en van negen onder water geven. Ze zal onder het ijs gemiddeld zes kilometer per uur kunnen afleggen, met een gemiddelden vaartijd van zes tien uren per dag. Behalve de studie van weer en wind is het hoofddoel van de onderneming, aan te toonen, dat een verbinding der werelddeelen onder het Poolijs mogelijk is. Deze verbinding is sinds de vorige eeuw de droom van den reeds genoem den onderzeebootbouwer Simon Lake geweest en Wilkins zal trachten te bewijzen, dat ze niet onmogelijk is. Ze is intusschen vooral van be lang voor het Zuidpoolgebied, dat ofschoon dit in tegenstelling met de Noordpool grootendeels uit land bestaat, voor een onderzeesche ver binding der werelddeelen hoopvolle aspecten geeft. Een blik op de werldkaart is voldoende voor een idee aangaande de afstanden, die op deze manier tot betrekkelijk korte trajecten zouden kunnen worden gereduceerd. De studie der zeestroomingen zal mede door een tocht yan de „Nautilus" jyorden gediend. zal kijken, wanneer hij plotseling de als een geweldige tong uitziende boor van de „Nauti lus" uit het ijs ziet opduiken. Maar hij zal ver schrikt en verbijsterd, niet wachten tot hij uit het door de boor gemaakte gat de meteorologen, magnetic! en fotografen te voorschijn ziet komen, die hun waarnemingen zullen doen, ter wij! hun wetenschappelijke collega's zich in het Jean Jules Verne, een kleinzoon van den beroemden schrijver, en mevrouw Wilkins. Jjij den doop van den Pooi-onderzeeër „Nautilus". speciaal aangebrachte compartiment van de „Nautilus" zullen begeven, van waaruit ze de zee en den zeebodem zullen kunnen onder zoeken, gestoken in speciale duikerpakken. En met de geleerden naarstig werkend op en onder het ijs, beijveren de ingenieurs en de electriciens zich, de twee honderd vijftig P.K. siterke machines te controleeren en de batterijen weer te laden. De operateurs van de draadlooze zullen voorts haastig hun draagbare antenne oprichten. En terwijl het werk wordt gedaan, vliegt het verhaal van den leider over de wereld. Af en toen zal een zwervende ijsbeer wat sensatie in dit verhaal brengen, of mis schien den op het ijs werkende deelnemers wat overlast veroorzaken. Vooral de geleerde, die de magnetische waarnemingen zal doen, loopt de kans van een onverwacht bezoek van een ijsbeer. Hij moet immers zijn tent tamelijk ver in het pakijs opzetten en het is daardoor boven dien lang niet onmogelijk, dat hij door het scheuren van het ijs meer dan een dag van de expeditie zal worden afgescheiden. De „Nauti lus" zal, liggend, onder of tusschen het ijs, zoo waakzaam moeten zijn als een door Eskimo's belaagde walrus, elke verdachte bewe ging van het ijs zal nauwkeurig moeten worden gecontroleerd en bij het minste of geringste, dat een kruien van het ijs zal aanduiden, zal de boot onmiddellijk moeten duiken. En dan zal er natuurlijk niet even op den man van het magnetisme kunnen worden gewacht. Deze zal overigens betrekkelijk veilig zijn en het zal niet veel moeite kosten, hem terug te vinden, als het gevaar geweken is. De „Nautilus" zal dan met haar op haar rug aangebrachte ski's langs den onderkant van de ijsvlakte glijden, als een vlieg tegen het plafond, op zoek naar den verlorene, die intusschen de meest belang rijke waarnemingen zal verrichten. Aangaande den arbeid der geleerden, vertelde sir Hubert Wilkins interessante bijzonder heden. Ze zullen in lange smalle tubes den bodem van de Poolzee ophalen en aldus gedeel ten van het aardmassief aan de oppervlakte brengen, die voor de onderzoekers absoluut nieuw zullen zijn. Te Bergen, welke Noorsche haven de „Nautilus" op haar tocht naar Spits bergen zal aandoen, wordt een speciaal gebouw de machine aan boord genomen, die ten doel heeft, de zwaartekracht aan de Pool te meten. In Londen, eerste halteplaats van de „Nauti lus na de reis over den Atlantischen Oceaan, wordt eveneens een merkwaardig instrument aan boord genomen. Het heeft den vorm van n mechanische visch en door den bek van deze visch zal het Poolwater stroomen en door mid del van een speciaal preparaat worden gefil treerd. Hetgeen het water bevat, wordt afge zonderd en bewaard, zoodat de visch aan de expeditie vrijwel alle soorten levende wezens zal leveren, die in allerlei gedaanten, maar voor het bloote oog onzichtbaar, in de zee leven. Van Londen uit gaat de „Nautilus", gewoon aan de oppervlakte varénd, naar Noorwegen, waar zich de wetenschappelijke staf aan boord zal begeven. Dan aanvaardt de Poolboot het groote avontuur, onder commando van comman der Sloan Danenhower, een voormalig officier van de Amerikaansche marine en bekwaam commandant van onderzeeërs. De vader van Danenhower was luitenant van de De Long- Jeanette Poolexpeditie. Er zal voor de expeditie een plechtig moment aanbreken, wanneer de „Nautilus" de plek nadert, waar Amundsen volgens het vermoeden in zee is gestort toen hij Nobile ter hulp wilde snellen. Een korte plechtigheid zal het tribuut zijn van de helden van de „Nautilus" aan den held van zoo menig Poolavontuur. Vervolgens volgt de boot het traject, dat indertijd door de „Norge" werd afgelegd. Eerste pleisterplaats in heit Poolgebied zal do Advent- baai op Spitsbergen zijn. Hier worden de laatste voorraden opgedaan en zal het groote avontuur aanvangen, op de plek, die zoovele Poolexpedi ties heeft zien slagen en mislukken.... De Adventbaai ligt ongeveer honderd mij! ten Zuiden van hot Noordelijke gedeelte van Spitsbergen. Waarschijnlijk volgt de „Nautilus" de kust tot het Noordelijkste punt, om dan den steven naar Groenland te wenden. En in de Straat van Groenland zullen de eerste weten schappelijke waarnemingen worden verricht De geleerden zullen er trachten, bijzonderheden te weten te komen aangaande het in- en uit vloeien van het zeewater in Poolzee en Atlanti schen Oceaan. Tot nu toe is geen enkel schip in staat geweest, de straat recht door het pakijs over te steken. Wilkins verwacht, hier langen tijd onder water te moeten blijven. Aangezien de Noord-Oostelijke kust van Groenland zoo goed als onbekend is, zal d6 Nautilus" zich er in onbekend water bevin den en er misschien eilanden ontdekken. Na de kust zooveel mogelijk geëxploreerd te heb ben, gaat het Noordwaarts, naar de Noordpool, het denkbeeldige punt ergens in het hart van de Poolzee. Hier bevinden zich wel geen gletschers of ijsbergen, maar toch ijsmassa's, dik genoeg, om de fragiele duikboot ontzag in te boezemen. De „Nautilus" zal zich er toe bepalen, ze met haar „voelarm" op een behoorlijken afstand van haar romp te houden en ze, zooals sir Hubert het uitdrukt, hoogstens even kietelen. En de boot zal niet meer dan eenmaal per dag aan de oppervlakte komen. Maar indien het haar mislukt, zijn de opvarenden tot sterven gedoemd. Het is de bedoeling, na de Noordpool te heb- W De Nautilus full speed op de uitreis. ben bereikt, den terugtocht naar de Be-ringh- straat te aanvaarden. Wanneer men die bereikt, zal een totalen afstand van, zooals gezegd, onge veer 3200 kilometers zijn afgelegd en naar schatting in twee en veertig dagen. Twee en veertig dagen van 'angstige spanning. De avonturiers aan boord van de „Nautilus" zullen echter wellicht minder in spanning ver- keeren dan de ademloos toeziende en toehoo- rende wereld. Want ze zullen het te druk heb ben met hun waarnemingen, ook indien de boot zich niet aan de oppervlakte bevindt. Door een bijzonder soort, sterk kwartsvenster zullen ze toezien, wat er in de Poolzee leeft en of schoon dit venster niet zoo doorschijnend zal zijn als dat van kapitein Nemo, zullen de waar nemers tocli kunnen zien, hoe het Poolijs zich rond hen afteekent en ze zullen er voor kunnen waken, dat niet al te groote dieren" of voor werpen in de sleepnetten zullen geraken. Door middel van echo's verwekkende „ignalen zullen ze de diepte van de Poolzee meten. En men verwacht, dat Wilkins misschien het be roemde bodemlooze gat in den aardbodem zal vinden, dat zich volgens sommige geleerden aan de Noordpool moet bevinden. Dit gat moet volgens hen tot aan den equator doonlo-open en het water naar boven brengen, dat door spleten in den bodem van de grooto oceanen regelmatig naar het binnenste van de aarde stroomt. Maar niemand weet, of de „Nautilus" van het groote avonturen behouden wederkeeren zal, of één liarer opvarenden voor ons ooit de gehei men zal ontsluieren, die zijn oog hebben door schouwd. Sir Hubert Wilkins heeft zelf kort voor zijn vertrek uit Amerika toegegeven, dat hij niet absoluut zeker was, te zullen slagen. Daarom zal lady Wilkins, die aanvankelijk het voornemen bad te kennen gegeven, den tocht mede te maken, hem slechts tot Noorwegen vergezellen. Hij hoopt echter, zijn doel te zul len bereiken. En hij kan er zeker van zijn, dat de heele wereld met hem mede hoopt, maar in angst en vreeze zijn volgen^ sommigen dol dwaze onderneming volgt.... rt/" V- ,Daar is die verdraaide Wilkins weer de visch aan 't opjagen. i' liiiÉitl De Nautilus tijdens een van de vele proef- en oefentochten boven en onder water, die voor de uitreis onder leiding Wilkins gemaakt werden,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 10