VLAMMEN VERTEREN HET NED. PAVILJOEN TE PARIJS m ■15SI Ji 18 - ««J 9 i 11 ÉBsP EEN LEVENSWERK JAMMERLIJK VERNIETIGD - e MAANDAG 29 JUNI 1931 f P I MM sP» De ramp. De verslagenheid; een schok voor den heer Moojen. De oorzaak. H. K. H. Prinses Juliana op de plaats der ramp. De Fransche belangstelling. Sympathie voor de werkers. De schade en de verzekering. Op de plaats van de catastrofe. Een paniek in liet Balineescke dorp. De seinde voor ons ethnografisch museum. Wm 1 't&éSsp fVan onzen correspondent.) Parijs, 28 Juni 1931. Ons trotsche paviljoen, naar het algemeen oordeel het juweel der internationale koloniale tentoonstelling van Vincennes, en zijn onschat bare verzameling van kunste'en zwarte vlek als een vlakgebrand veld, door slechts een zwakke aschlaag bedekt ziedaar de ontzet tende werkelijkheid. Zoo deze catastrofe geen menschenlevens ge kost heeft, en dat nog maar op het kantje af, en de schade dus louter een materieele is, dan is reeds een flauwe herinnering aan wat was, voldoende, om het onherstelbare van wat ge beurd Is jegens kunst en cultuurgeschiedenis te doen peilen. Onze rijkste verzamelingen, publieke en par ticuliere, zijn zwaar getroffen, sommige geheel weggevaagd. En ver boven de geldelijke becij fering uit gaat het verlies van al datgene, wat in een universeel bewonderde krachtsinspan ning door moederland en koloniën was bijeen gebracht en als een apotheose erkend voor onze koloniale kracht. Wat ons Bataafsch genootschap aan schatten verliest; wat de heer Moojen, die zich zoo gansch en al aan deze vertegenwoordiging op deze wereldontmoeting had gegeven, vernietigd ziet wat zoovele andere collecties aan kleinoo diën van kunst zullen moeten missen, kan zelfs door den tijd niet vergoed worden. En dat vernietigingswerk is voltooid in nau welijks tien minuten. Omstreeks tien minuten voor vijf, Zondag ochtend, terwijl het dus reeds volop dag was, werd de zaalwachter, die zich in de groote hal vlak bij den ingang, bevond, plotseling opge schrikt door eenige doffe knallen als van gloei lampjes, die springen, en die schenen te komen uit een klein kamertje, naast den hoofdtoegang en de „vestiaire" werd genoemd, omdat het als zoodanig was gebruikt bij -de officieele recep ties, en dat toegang gaf tot eenige dienstruim ten, o.a. die, waar zich het schakeltableau van <3e lichtdistributie bevond. Meenend met inbrekers of andere indringers te doen te hebben, sprong hij toe en opende de deur. Een geweldige vlam deed hem terug deinzen. Hij behield echter volkomen zijn tegen woordigheid van geest, snelde naar buiten, sloeg het brandalarm, tegenover het paviljoen, in en snelde naar de achterzijde van het pavil joen, om den heer Moojen, den gedelegeerd com missaris en architect te waarschuwen. Maar zoo snel sloeg binnen het vuur om zich heen, dat het binnendoor reeds den achterkant van het zoo diepe paviljoen bereikte en de heer en mevrouw Moojen zich in nachtgewaad door de ramen van het bestuursgebouw moesten redden. Op bijna hetzelfde oogenblik lekten de vlammen reeds op langs het dak. De heer Moojen kon "slechts heel ons formi dabel tentoonstellingsmonument als een prooi van het vuur zien. De onmiddellijk nabijgelegen hoofdpost van de Farijsche brandweer, met den branddienst voor de tentoonstelling belast, had in minder dan geen tijd met al haar materiaal ons pavil joen omsingeld en wegens het groot alarm ga ven alle brandweerkazernes van het Oosten der stad, en weldra die van de groote centrale pos ten van heel Parijs, volle kracht, zooals de ka zernes van Chaligny, Grenelle, Chateau-Landon, Nationale, Rousseau, Port-Royal. In de 7de minuut na het alarm waren 20 In de 12de minuut 50 stralen, onder zwaren druk, op den onmetelijken vuurhaard gericht. Maar kolonel Pouderoux en zijn generale staf wisten reeds, dat geen menschelijke macht de vuurzee zou kunnen bedwingen. De immense massa hout, voor de constructie verwerkt, de lichte bedekkingsmaterialen reeds op zich zelf het gemakkelijkst voedsel voor het vernielend element, gevoegd bij de enorme luchtzuiging in de groote hallen en doorgangen, dat alles gaf het vuur gemakkelijk werk. Hon derd meters hoog laaiden de vlammen en von ken op en weldra zag men in die hel de zestig meter liooge meroes openbarsten en hun vlam- meninhoud uitbrakend, overbuigen in de vuur zee. De gloed was zoo ondragelijk, dat op grooten afstand de kruinen der boomen in een omme zien afgeschroeid werden. Het knekelhuis, op respectabelen afstand niettemin, -de Bataksche duiventil, enkele Ita- liaansche en andere kiosken, werden in een omzien door den ontzettenden gloed verteerd en de brandweer verdient bewondering, om den onverschrokken moed, waarmee zij haar onmo gelijke taak bleef voortzetten. Het ging er om, de dichtstbijgelegen pavil joens, waaronder in de eerste plaats het Ita- liaansche, met zijn kunstschatten, te redden. Echter belangrijk verder, juist naast de dier gaarde, vloog reeds de „Hut van Oom Tom" in brand en werd vernietigd. Dat alles gebeurde sneller, dan bet neer te schrijven is. Na tien minuten daalde reeds de vuurkolom, die niet minder dan zeshonderd vierkante meter oppervlakte had, en zag men nog slechts de volslagen platte massa der ge binten, tot het uiterste verkolend. Om zes uur was er van het fiere monument niets anders dan een dunne aschlaag over, die de plaats aanwees, waar zoo veel schoons zoo kortstondig verrezen is geweest. Want van het werkelijke drama heeft de vuurhaard niets doen zien, met het onmete lijk vlammenmasker het versmelten der bron zen en edele metalen, der juweelen en het uit- wisschen der weefsels en schilderingen ver bergend. Alles, alles wist men verloren, de onschat bare kunstgetuigenissen, de resultaten van ja ren en jaren ethnologischen arbeid, tot zelfs de gansche boekhouding van het paviljoen en de plannen, die tot den opbouw van het geen be scherming biedende hulsel hadden gediend. mijn aanteekeningen Het was een zielig mo ment, maar slechts één moment. Want, even energiek als in de eerste oogenblikkén, over ziet bij wat gebeuren moet, blijft hij een leider. De autoriteiten van Parijs, die reeds de eerste menschenstroomen zien komen, willen de asch- vlek redderen om niet het fiere beeld der ten toonstelling met die wonde te laten, maar de lieer Moojen, die weet, wat aan gouden en zil veren beelden is versmolten, weet het onmiddel lijk te voorkomen. Er wordt besloten, het ge teisterde gebied met een hooge afrastering te omgeven, waarmee onmiddellijk aangevangen wordt. Wat bovendien schokt, is te weten, dat de schatten van het Bataafsch Genootschap, de gouden godenbeeldjes, de onvergelijkelijk zeld zame coupes, bronzen, zilverwerken, de kis- verzamelingen, de historische objecten en kleinoodien verloren zijn. De Scheurleerverzameling van muziekinstru menten, de geleende voorwerpen van onze mu sea, waaronder ook de verzameling van het missiehuis te Tilburg, de gong van H. M. de Koningin, zijn vernietigd. Voor goed verloren, die schatten, wier cultureele belangrijkheid nog zoo ver boven de materieele uitgaat. Zware slag voor de beoefenaars der kunsthistorie, zware slag ook voor het tentoonstellingswezen, die nog meer de kunstschatten in de musea zal doen opgesloten houden. De verslagenheid was niet minder groot bij de Fransche hooge autoriteiten dan bij de Ne derlandsche. Minister Reynaud, maarschalk Leyautey, goeverneur-generaal Olivier drukten onzen gezant op roerende wijze hun deelneming uit in de ramp, die de Nederlandsche en Neder- landsch-Indische zoo grootsch opgezette parti cipatie treft, maar ook de geheele tentoonstel ling, wier juweel zij ons paviljoen zoo vaak hebben genoemd. De tijding werd in alle richtingen gelanceerd, Batavia en Den Haag werden gewaarschuwd, H. M. de Koningin, de bestuurders ln Neder land, de getroffen genootschappen en verzame laars. De aanwezigen omringden den heer Moojen, die zwaar geslagen is en een zoo zeer moei zaam en hoogst verdienstelijk werk van een kwart eeuw met één slag weggewischt ziet. Het is schokkend hem aan te zien. Wij had den hem om half één s nachts nog gesproken bij den uitgang van de Opera en afspraken voor bezoeken gemaakt. Nog gesproken van den geweldigen indruk, dat het werk, hetwelk hij heeft weten te bezielen, op alle Franschen en vreemdelingen had gemaakt. Men zal moeilijk kunnen waardeeren, wat hij heeft gedaan om ons schitterend voor den dag te doen komen. Slechts enkele uren later, en we vonden hem van al 2ijn kostbare verzamelingen beroofd. „Alles, alles weg mijn levenswerk, niet alleen de Indische verzamelingen en de schilderijen, maar alles, alles, de twintig onuit gepakte kisten met mijn verzamelingen van Thibet en van Ohina, hier geborgenmijn tweede werk over de Balische kunstal Van den beginne af heeft één ding, mensche- 1 ijkerwijs gesproken, vastgestaan, n.-l., dat er volgens de aanvankelijk,, deugdelijk gecontro leerde indrukken geen reden bestaat, eenige kwaadwilligheid in het spel te achten. We zeggen dat met nadruk en in dezen vorm, omdat, waar niet op een ernstige studie om trent de oorzaken mag worden vooruitgeloopen, de ware oorzaak op het oogenblik niet abso luut is te determineeren, terwijl het tot de psyohologie der massa behoort, tegenover een zoo brutaal gebeuren het oor te leenen aan de meest fantastische geruchten. Vooral in den tijd, dat de afschuw van het communisme soms tot een neurose leidt. De eerste indruk is, dat een kortsluiting de oorzaak moet worden genoemd, waar men bij het summum van veiligheidsmaatregelen, dat werd genomen, dus onder heeft te verstaan één van die tekortkomingen, waaraan de ontzaglijke vorderingen der electrotechniek nog niet alle verweer heeft kunnen bieden. De heer Moojen, laat van de voorstelling der Wagner-vereeniging in de Opera terugkeerend, had nog alles in orde bevonden. De electrische toevoer van bet vernietigde hoofdpaviljoen is sinds kwart voor elf in den avond uitgeschakeld geweest. De uitschakeling is ook door de brand weer geconstateerd kunnen worden. De prac- tijk kan dus onder die omstandigheden geen kortsluiting in de binnenleiding denkbaar achten. Wat de buitenleiding betreft, die ook den lichttoevoer der restaurants en der bijge bouwen voedde, deze is Intact gebleven. Het raadsel ligt dus vooral ln de vraag, wat er ge beurd is in de verbinding tusschen toevoerka bel buiten en schakelbord. Het woord is hier aan de techinici. De commissarissen van politie, Leriche en Prillopot, en de procureur van de republiek hebben onmiddellijk hun onderzoek ingesteld. Zij hebben den waker, Spoorman, zeer helder gevonden in zijn verklaringen en ook de mede- deelingen van den heer Moojen en zijn tech nische medewerkers, evenals de bemerkingen van de ingenieurs van de Parijscke electrlci- teitsdistributie hebben ben voorlooplg doen be sluiten tot een kortsluiting als oorzaak van de ramp, zoodat de heer Pressard, procureur van de republiek, ons dan ook mededeelde, geen termen te vinden voor een gerechtelijke in structie. Intussehen circuleerden op de tentoonstel ling en in Parijs de meest fantastische geruch ten, wier vermelding zelfs te dwaas zou zijn. Even elf uur werd bericht oontvangen, dat prinses Juliana op komst was. De prinses had de tijding van den brand van bet paviljoen ont vangen en was er zeer door aangegrepen. Even half twaalf arriveerde Hare Konoinkl. Hoogheid per auto voor de „Gespleten Poort", vergezeld door de freules Van Tetz en Bentinck en baroon Baud. De aanblik van de gruwelijke leegte, waar zij gisteren nog ons prachtig paviljoen had ge zien, onotroerde haar zeer. Op de brandvlek starend, trad zij op onzen gezant en den com missaris Swart toe, haar woorden inhooudend. Op enkele meters van den auto af, zag zij den heer Moojen en mevrouw Moojen aanko men ze trad hen onmiddellijk tegemooet, drukte beiden lang en sprakeloos de hand en haar ontroering beheerschend betuigde zij op treffend hartelijke wijze haar deelneming aan de getroffenen. Vervolgens wendde zij zich tot de overige heeren om te zeggen, hoezeer de ramp haar trof. Men begaf zich, op haar verzoek, onmiddel lijk naar het Balische dorp, waar H. K. H. zich wilde vergewisschen van de zorgen, voor de Bailneezen genomen. Ze sprak langen tijd met den heer Soekawati en begaf zich weer naar het Balische plein, om de plaats van de ramp te aanschouwen en zich omstandig omtrent het gébeurde te doen in lichten. ,Het is wel ontzettend, al die schatten weg gisteren was ik nog zoo blij, dat alles te kun nen bewonderen zei Hare Koninklijke Hoog heid. Inderdaad had de prinses nof Zaterdag op nieuw een intiem bezoek aan het hoofdpavil joen gebracht en zich over de voornaamste kunstobjecten door de bevoegde leiders laten inlichten. De Prinses vertrok oom half één. De houding van de Fransche autoriteiten was ook zeer treffend. Maarschalk Lyautey en minister Reynaud waren buitengewoon onder den indruk en zoch ten vooral den heer Moojen en zijn medewer kers te bemoedigen, zooals ook onze gezant, den heer Loudon, die onmiddellijk ter plaatse was geweest, zoo onovermoeid had gedaan. Maarschalk Lyatey telegrafeerde vroeg in den morgen aan H. M. de Kooningin; te Trois Epis in Boven Savoye ,,Ben smartelijk bewogen door de vernieti ging van het prachtige Hollandsche paviljoen, en door het verlies van de onberekenbare kunstschatten waarmee het gevuld was. Ik ver zoek Uwe Majesteit mij te verloorloven, mij te doen meevoelen in al het verdriet, dat Zij ondergaat bij deze ramp, zoo wreed voor allen, die zich hadden gewijd aan zulk een krachts inspanning voor dat meesterwerk van onze tentoonstelling, en ik verzoek Haar, mijn meest eerbiedige in smart gebrachte hulde te willen aanvaarden". Minister Reynaud verzocht bij de eerste ontmoeting onzen gezant zijn smartelijke ge troffenheid te willen doen kennen aan onze regeering en zond aan onzen minister van koloniën, den heer de Graaf, het volgende telegram „Ik haast mij. aan uwe excellentie de uit drukking van mijn levendige en smartelijke sympathie uit te drukken bij den brand van het hoofdpaviljoen van Nederlandsch-Indië, dat wij samen geïnaugureerd hebben, en dat een prachtig getuigenis was van het koloni- seerend werk van uw land". Minister-president Laval en de minister van buitenlandsche zaken, Briand, hadden reeds vroeg in den ochtend aan ons gezantschap be zoeken doen afleggen om te doen blijken, hoe zeer de ramp hen getroffen had. Was ook de ontroering te Parijs zeer groot, waar algemeen ons paviljoen tot het kroon juweel der expositie werd geacht, de geheele pers deed ook van haar ontroering blijken, zooals te lezen valt in het belangrijkst orgaan „Le Temps", die schrijft: „Het kataclisme, dat Nederland treft, welks deelneming zoo universeel geapprecieerd werd door de be zoekers van de tentoonstelling, zal smartelijk gevoeld worden door alle vrienden van de schoonheid, de methode en de kolonisatie". En elders schrijft hetzelfde blad, ook daar mee in de algemeene tendenz der geheele Partjsche pers blijvend: „Het Nederlandsche paviljoen, dat zonder tegenspraak het meest geslaagde ornament was, zoowel uit architecto nisch oogpunt, als wegens de inwendige in richting En in alle bladen vindt men het equivalent der woorden van den „Echo de Paris": „Voor alles moeten wij onzen Neder- landschen vrienden, die zoo spontaan en zoo edelmoedig hadden bijgedragen tot den luister onzer tentoonstelling, al onze smartelijke sympathie zeggen" We hebben grootsch voor den dag willen komen in deze wereld-apotheose van het koloniaal beschavingswerk, we hebben aan schouwd in welke aureool de vreemdeling ons eeuwen koloniseeren ging plaatsen, en na de blijde dagen van dit zoo pacifiek vlagvertoon, zien we onze heerlijke collecties vernietigd of van hun zooveel juweelen van kunst en historie beroofd. Op dit oogenblik moet de ervaring van bet métier ons wel doen denken, hier werkend bij de brandvlek, die men zelfs niet eens de puinen van wat onze trotsche participatie was, kan noemen, want het vuur heeft zelfs de asch willen verteren, aan den indruk, dien een zoo groot kunstschattenverlies in den lande zal maken. Het is menschelijk, tegenover het cultureel verlies een gevoel van spijt niet te weerhouden, dat ons museum,bezit voortaan nog angst- valliger zal worden teruggehouden en aan de tentoonstellingsmogelijkiheid een zwaren slag zal worden toegebracht. Het is menschelijk, ook de critiekbehoeften niet te weerhouden en te denken aan een inroepen van verantwoordelijk heden, dat door de bijzondere omstandigheden dubbel schrijnend kan worden. Zij, die hebben kunnen zien niet alleen hoe geestdriftig en offervaardig hier is gewerkt om een groot Nederlandsch belang te dienen, maar ook met welk een bedachtzaamheid en voorzorg er is gewerkt, zün 't aan bun taak verplicht, op dit oogenblik van ontsteltenis te herinneren aan de algemeene bewondering, die de werkers te Vincennes in de dagen van de glorie van ons paviljoen hebben gewekt. Zij kunnen die groote diensten niet verkleind zien, nu een boven het menschelijk werken uit gaande macht hun arbeid heeft vernietigd. De zeer zware reglementen, de voorschriften waren niet malsch, zijn scrupuleus in acht ge nomen. De diensten zijn nimmer verzwakt. Maar zoo het vertrouwen in onze werkers het kritisch onderzoek niet behoeft uit te sluiten, daar ontslaat het noodlottige van het gebeurde ons niet van den plicht ze van ons meevoelen te verzekeren. Daar ligt een navrante nutteloosheidin, naa;r schadecijfers te raden. Het getrouw alleen heeft ongeveer een half mllMoen gulden gekost Qmitirent de verzekeringen zelfs is het moei lijk becijferingen te geven. De Fransche bladen spreken van 3 tot 5 millioen, maar het zijn slagen in de ludhit. De met de Pullman uit Nederland gekomen commissarissen en zij, die te Parijs waren, hebben Zondagavond onder voorzitterschap van den gezant vergaderd. Het beste is, de officieele gegevens af te wachten. In de verzekering hebben we niet de vrije hand gehad; het algemeen tentoonstellings- bestuur had allen deelnemers een bepaalden vorm van verzekering voorgeschreven bij den door haar aangewezen maatschappij, die na tuurlijk het stelsel van herverzekering heeft toegepast. Maar er zijn natuurlijk tal van moeilijke ontwarringen te voorzien, vooral wat de col lecties van het Bataafsch Genootschap betreft, die zoo pas waren aangekomen en uitgepakt en waarvan het ons niet bekend is, of de over drachten hadden plaats gehad. Naast de enquête der Fransche deskundigen voor het opsporen van de oorzaak, gaat ook een administratief onderzoek onder leiding van een door den procureur aangewezen magistraat, door vier experten bijgestaan, be ginnen. Door de vernieling van de administratie lokalen is ook de geheele boekhouding ver brand. De „inventarisatie" zal zich ook moeten doen wachten en het zal een ontzettende lijst zijn, de staat van wat door het vuur is vernield. en elke nadering vau nieuwsgierigen te belet ten, en slechts autoriteiten toe te laten en cor respondenten der Nederlandsche bladen t« I'arijs. Om kwart over zes was het gevaar voor da belendende paviljoens geweken. Maar tot ver in het rond waren gazons en bosschages ver brand. Alleen het Bataksche adathuis en de beidfl Nederlandsche restaurants, bij het meer g< 'e- gen, waren gespaard, en tevens de gebouwen, aan gene zijde van het Balische plein. Ook daar had zich echter een hevig schouw spel afgespeeld. Het snelle om zich heen grijpen van het vuur dreigde het Balineesche dorp te omsingelen, waardoor de Balische muzikanten en danse resjes in levensgevaar verkeerden. Blootsvoets, zijn kwetsingen vergetend, was de heer Moojen naar het dorp gesneld om alarm te maken, en de Balineezen, opgeschrikt uit den slaap, zoch ten eerst te vluchten door de in den buitenwand van de afsluiting geslagen gaten, terwijl andera groepen neerhurkten en in verslagenheid zaten. Hun leider, het volksraadslid de heer Soeka- wati, had ook een nooduitgang kunnen open werken en de hulp, die van alle kanten aan snelde, deed de onthutste kleurlingen ver spreiden in verschillende paviljoens, doch het was weldra mogelijk, ze bijeen te brengen en voorloopig onder te brengen. Het energiek werk der brandweer vormde bij het administratiegebouw als het ware een afrastering van waterstralen en daardoor werd daar het vuur gestuit, geholpen door de wind richting. Ook de pendoppo en het paviljoen voor da particuliere inzendingen voor verkeer, en toe risme, enz. werden daardoor gespaard en zoo is van de architectuur van het paviljoen, waar op we zoo trotscb mochten zijn, een staal geble ven.... Maar wat beteekent dat, bij wat ver nield werd? Had het groot alarm reeds aanstonds de tentoonstellings- en poli'tie-au/toriteiten doen toe snellen, ook onze gezant werd onmiddellijk ge waarschuwd, evenals de Fransche minister van koloniën, de prefect de heer Chiappe en de hooge ambtenaren van het parket, de politie, de tentoonstelling, de te Parijs aanwezige leden vain ons sectiebestuur. De commissarissen Farelicq, Leriche en Philippon, hadden door een geweldige politie macht de plaats van de ramp doen omsingelen om de brandweer ongehinderd te doen werken Onze Leidsche correspondent meldt: Naar aanleiding van de ramp, welke het Ne derlandsche paviljoen door den brand heeft *ge- troffen, hclbben wij getracht eenige inlich tingen te verkrijgen omtrent den omvang van het verlies, dat 't rijks et'hnographisch museum te Leiden, hetwelk eveneens een groot aan,tal voorwerpen voor deze tentoonstelling in bruik leen had afgestaan, heeft geleden. De directeur, dr. H. H. Juynboll, tot wien wij ons wendden, kon ons niet volledig inlich ten, aangezien hij ongesteld is en het bed moet honden. Mevrouw Juynboll deelde ons echter namens 'liaar echtgenoot medie, dat het verlies van de inzending van het museum voor deze tentoon stelling een groot ongeluk beteekent. De directie heeft, toen tot haar het ver- zoek is gericht om haar medewerking voor deze tentoonstelling te verleenen door het inzen den van voorwerpen, daartoe aanvankelijk niet willen besluiten juist met het oog op brand- gevaar e.d. Op aandringen echter van hooger- ihand heeft later de directie tot medewerking 'besloten. Waaruit de inzending precies bestond, kon men ons niet mededeelen, aangezien de con servator van het museum, dr. C. C. Krieger, he den naar Parijs is vertrokken en 'hij de lijst' der voorwerpen ibij zicih heeft. Het zijn er echter meer dan 300, waaronder voorwerpen van zeer groote kunsthistorische waarde zooals Hindoe-Javaansche plastieken en bron/zen uit omstreeks de Sste tot de 14de eeuw, o.a. een plastiek van Gamesha (de god met den olifantsfcop enz.) (Van deze plastieken zijn er drie of vier naar Parijs gezonden en eveneens drie of vier 'bronzen, al zijn het geen double, tites. De overige voorwerpen zijn hoofdzakelijk weefsels, vlechtwerk en gebruiksvoorwerpen, waarvan het museum meerdere exemplaren be zit. De mooiste voarwerpen, waarvan men meer dere exemplaren bezat, zijn echter dn het mu seum gebleven,; met opzet heeft men deze daar gehouden. - iÉS® jT. y - g gb m m» - WWKfc*. fw*m -■---nmir-- NEDERLAND'S TROTS OP DL KOLONIALE IN y LAMM EN OPGEGAAN. W« on, „kleine. mondige volk op 't gebied v„„ kolonisatie had to. stand gebracht", detnonsttaerde het aoo sprekend op de kolontale tentoon.,«Hbtg. tot hetve. n e ende vuur Zaterdagnacht in een oogenblik alles heeft vernield. De tragische resten van ons fiere paviljoen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 5