n
O
H 1
VAN GBOOTE DADEN EN GlOOTE
rnmm
m
1\
ffl)
DONDERDAG 6 AUGUSTUS 1931
DE NATUUR IN.
OP ZOEK NAAR HET
GULDEN VLIES.
WISTEN JULLIE DAT?
E
n
In Duin en Bosch.
ALLERLEI.
j
DE OUDE EMITS!
VOOR KNUTSELAARS.
WOEKERAAR.
'N BLAUWE MAANDAG-
BARNSTEEN.
'n Reiwétmi.
s.r
W
I--J - - -•
DE „GROTTA AZZUMRA!'
2DE RAADSEL.
HULP VOOR EEN NATTEN
VACANTIE DAG!
'N HOMéRISCH GELACH.
img van de vorig©
WEE KENT DIT DIER?
ui.
Oplossing vorig letterraadsel
Oplossing van den vorigen
rebus
11 i
Fijn iè... vaeantie! Waar gaan we au eens
maar toe
Onze bosschen en duinen zijn altoos de
moeite van een bezoek waard. Vorig jaar was
ik gelogeerd in den „tuin van Walcheren", zco
noemen ze Domburg en omgeving, en ik moet
•met de hand op mijn hart vertellen, dat het
me daar opperbest bevallen is. Niet dat ik
andere plaatsen te na wil komen, o heden
meen, 't Gooi mag er óók wezen en het Frie-
eche Gaasterland staat sinds lang op m'n pro
gramma en de Vennen van Oisterwijk en Lim
burg met z'n heuvels, vooral bij Valkenburg en
Vaals in de buurt. Dat is een héél bijzonder
etukje natuurschoon, waar de geleerden aller
lei belangwekkende vondsten hebben gedaan.
Thans zijn vele bloemen open en sieren bosch,
duin en plas, de pamassia staat er te pronken
enet haar blanke, openwaaierende kelken en de
pirola oE 't wintergroen met trosjes als van
lelietjes der dalen. Waar zij bloeien is 't zoo
heerlijk rustig en het groene mos lokt tot rus
ten uit. Vlinders en kevers stoeien af en ,aan
en heel hoog tusschen het dichte gebladerte
klinkt het vogelenlied! 't Is daar alom
schoonheid en je kunt er zoo echt vrij eens
gemeten van veel moois. Zonder je te storen
aan anderen, 's Avonds, als de zinkende zon
bet heele bosch in vuur en vlam zet, moet je
eens letten op de naehtbloeisters, zooals de
teunisbloem met haar forsche, gele kelken en
de koekoeksbloem met haar vele molentjes,
langzaam zich openend om vlinders en andere
insecten op visite te ontvangen. Temidden van
laag, kruipend gewas staan de geheimzinnige
orchideeën, waarvan ik eigenlijk niet kan
velen, dat de planters-geleerden ze indeelen
Onder 'n soort van grassen, dat is wel wat alle-
daagsch, vind ik, maar als ik. dan weer lees
wat iemand als de wijsgeer John Ruskin over
'n grassprietje geschreven heeft, nou, dan heb
ik er óók wel vrêe mee. Nacht-orchis,
[wespen-orchis, gevlekte-orchis, groote-muggeu-
orchis, noem ze maar op, van 't rijtje af 1
In greppels en geulen tint nu zoo fijn de
blauwe godsgenade en de kruipende potentilla
met die talrijke kleine bloemen en vijftallige
blaadjes; dè bloem zelf is geel. Bij de plassen
staan de mooie gentianen met Ihaar fraaie,
blauwe, bekervormige bloemen, 't hooge wilgen
roosje met rozeroode pluimen, die mooie
bloemen bieden voor een veildrniker, samen
met de gele wederik, die iets lager is en de
lange takken van 't bitterzoet met die azuren
bloemen.
Heidetakjes.
Kennen Jullie de dophei Van die kleine,
iets „opgeblazen^" bloempjes aan korte stengels
met zeer fijne bladeren; ook deze wit-roze
bloemen vindt men aan dergelijke plassen.
Laag langs den grond schuifelt met lange
stengels bet penningkruid.
Licht ontdek je de primella met korte,
tpaarse trossen en niet te vergeten het leuke
wolfsklauwtje, dat groene plantje, dat geheel
Jangs de aarde ligt, als vreesde het ontdekt te
■worden door de spiedende stralen der zon.
'n Moordenaar staat er ook, het vliegenvan-
gertje, zijn blaadjes wijd open als klauwtjes,
gereed om een prooi te grijpen, 't Is maar 'n
laag-bij-de-grondsch dingske en heeft roze, be
haarde kleine ronde blaadjes die verraderlijk
maar elkaar ombuigen, wanneer er een vliegje
op zit.
Het duingebied toont alles meest ruw en
stug, behalve dan in vochtige valleitjes of
■pannen. Duinroosje en helmgras, Jacofoskruid,
alles tref je in bloei aan. Kijk ook eens uit naar
het zebra-rupsje; dat wordt later een mooi
groen-met-rood vlindertje! Jullkeïers, grijs-
geel, scharrelen er rond en vliegen over gagel,
ratelaar, geel hertshooi, knoopskrudden
fin, neem zelf je flora ,maar eens mee en je
botaniseerbus en determineer al die lieve kin
dertjes van Flord Pluk er niet te veel af, dat
zou op vernielen lijken, maar help liever mee
het natuurschoon te bevorderen
ZOO'N KWAJONGEN.
Het zoontje van den dokter stak zijn hoofd
om de deur van de kinderkamer.
„Heb je gehoord van het beest, dat ze in een
doosje gevonden hebben?" vroeg hij aan zijn
zusje.
„Nee, wat voor een. beest?" vroeg zus.
„Een sardientje", riep de kwajongen en
maakte dat hij wegkwam.
Gandhi, waar de Engelschen in Voor-Indië'
zoo'n last mee hebben, werd 2 Oct. 1869 geboren
en is dus nu een en zestig jaar. Als 19-jarig stu
dent ging hij naar Londen, later naar Zuid-
Afrika waar hij zeer veel deed voor zijn ver
drukte landgenooten. Hij wil niets weten van
geweld. „Strijdende partijen zijn geen vijan
den, maar vrienden, wier opvattingen anders of
zelfs volkomen tegengesteld zijn", zegt hij. In
1919 werd hij leider in Voor-Indië over het
volk. 320 millioen menschen achter hem
als een profeet. De Koning vap Engeland zal
hem weldra als gast ontvangen.
In Afrika telt men nauwelijks drie millioen
blanken op minstens 120 millioen zwarten. In
Amerika zijn tienmaal zooveel blanken als
negers of kleurlingen.
Men vroeg aan een professor die lang onder
de Boschjesmannen in Zuid Afrika had gestu
deerd hoe die wilden hem wel bevallen waren?
Wilden, wilden? Ik heb géén andere wil
den ontmoet dan een paar verwilderde blanken
was hét beschamende antwoord.
De grootste negerstad der wereld is New
York, de hoofdstad dor Vereenlgde Staten. Er
wonen daar 250.000 kleurlingen, gedeeltelijk in
de duurste en deftigste straten. In het Zuiden
der Vereenlgde Staten staan de negers slecht
aangeschreven. Zij mogen niet in de hotels der
blanken wonen, en hebben aparte wagens in de
treinen; jaarlijks warden er verschillenden
door de menigte vermoord, „gelyncht".
Nu we -t toch daarover hebben, over dat
„lynchen (spreek uit l'in-sjn), wat is dat eigen
lijk?
Het dooden van iemand op staarden voet,
zonder vorm van proces, door lui, die daartoe
niet wettelijk bevoegd, want geen overheid zijn.
Ze zeggen dat Charles Lynch, vrede-rechter
in Virginia (pljm. (1780) enkele menschen
zonder voldoende onderzoek of proces in de
gevangenis had gezet; die zou dus de „opera
teur" zijn van de Lynch-wet.
Nee zeggen anderen, maar het woord komt
van „Lynche's Creek'' 'n stad in Zuid Carolina,
welke de vergaderplaats was van een stelletje
■mannen die zich zelf als rechters hadden op
geworpen, omdat er 'n tekort aan politie was.
De Oxford Dictionnaire, waarvan de letter L
tot en met N, 'n deel beslaat als een halve
tafel, zegt het niet precies te weten. Ik denk
dat dit den armen negers, die het meest onder
de lynch-wet te lijden hebben, tamelijk koud
zal laten!
De oudste stad- van Overijsel is Deventer. De
Duitsche koning Otto I noemt haar al „urbs*'
stad in 956! 'De Bisschop van Utrecht
heeft er langen tijd gewoond. Zoo stichtte bis
schop Willebrand in 1230 de stad Zwolle en
oaderteekende: „Gedaan te Deventer in yhet
jaar onzes Heeren 1230, den 31en Augustus".
Er Is nog een Blsschopsstraat.
Te Deventer steken per dag 739 auto's den
IJsel over, 489 wagens en handkarren, 119
motoren, 11.400 fietsen; voor den Waalover-
ganig 316, 184, 60 en 1095. Bij Deventer ligt
de drukste rivier-overgang voor Oost-Neder
land.
w
Amsterdam kent „stads"-autobewakers, die
■onder toezicht der politie staan. Zij zijn kenbaar
aan een pet met „autobewaker'' erop en zijn
genummerd. Tractement krijgen ze niet, ze
rekenen dus, terecht, op een fooitje, maar ze
mogen niet erom vragen.
„Roggbiiv".
Hoe lang moet dat nou weer koken?
Lieve ziel, dat hoeft niet te koken, dat is
maar een ezelsbruggetje om de regenboogkleu
ren te kunnen onthouden; rood, oranje, geel,
groen, blauw, indigo en violet. Men noemt deze
ook wel: bonte kleuren.
Op de honderd mannen zijn er drié, die geen
rood van groen gelukkig wel van zwart,
met het oog op de politiek, zie je kunnen
onderscheiden. Die kunnen géén kersen plukken
in de Betuwe! Oók'vervelend! Dit heet: rood
groen-blindheid of Daltonisme. De dames suk
kelen haast nooit aan dit euvel! Die kun je
er dus gerust op uitsturen!
'n volwassen mensoh kan in één „blik'' niet
meer dan zes verschillende dingen duidelijk
onderscheiden. De meesten brengen het niet
verder dan 5, probeer het maar met kleine
figuurtjes. Die zes vallen „in het blikpunt".
De „Parol der Rivièra" heet Cannes (spr.
Ka-n)wiens bewoners eens de schepen zagen
van Phoaniciers, Romeinen, Saraceuen, Noor
mannen, Genueezen en waar Napoleon I I
MaaTt 1815 landde na zijn vlucht van Elba. Men
zegt altijd, dat 1 Maart 1815 ..les Cent jours",
de 100 dagen" begonnen, n.l. tot Napoleon's
nederlaag bij Waterloo, 18 Juni 1815.
Van waar-zeggen kan men in de wereld mak
kelijker leven dan van de waarheid-zeggen.
Niets is gevaarlijker dam verstand zonder
karakter.
ii.
Wat den jongen Kroonprins daar in dien
eenzamen kerker, bewaakt door barsche grena
diers, alles door het hoofd gegaan is, zal wel
altijd een raadsel blijven. Op de genade van zijn
koninklijken vader hoefde hij vast niet te reke
nen! Deze soldaten-vorst, hard als het metaal
zijner kanonnen, zou zelfs zijn zoon niet sparen
voor de doodstraf, als' het dan zoo wezen moest!
Katte, de vriend die hem in zijn ontvluchting
had geholpen, schoot er z'n hachie bij in. Op
omfloerste trommels sloegen ze zijn dooden-
marsch. Frits stond aan 't venster, toen de
sombere stoet voorbij kwam. „Het is goed voor
zóó'n prins te sterven!" riep hij den jongen
vorst toe! Daar schroeide de ondergang van
Katte op eens in dit geweten en folterde het
dag aan dag met zijn zware verantwoordelijk
heid.
Eindelijk ging de onverbiddelijke deur der
gevangenis open en werd de koningszoon waar
dig gekeurd eenigen arbeid te verrichten, een
voudige aangelegenheden, die 'n jongste klerk
héél grif zou kunnen behandelen. Maar ook
eenvoudig werk, wanneer het op de juiste wijze
wordt behartigd, biedt 'n zegen en deze zegen
ervoer de prins tot zijn geluk. De verhouding
tot zijn diep-gegriefden vader werd gaandeweg
beter, en voerde ten laatste tot 'n verzoening,
'n Buitengoed werd hem aangewezen, de koning
zag om naar een geschikte bruid voor zijn zoon,
'n regiment soldaten mocht óók niet mankeeren
en zelf haalde hij de zoo geliefde fluit weer te
voorschijn, waaraan hij 'n liedje van tevreden
heid ontlokte.
Alles kwam wieer zoo'n beetje in het juiste
gelid te staan, toen hem een zware slag trof;
Frederik Wilhelm I ontsliep in zijn rolstoel,
ontsliep als soldaat, want nog gekleed in de
blauwe uniform, 'n Slag; niet dat vader en
zoon elkaar ooit goed hadden verstaan en
zeker had de laatste nooit ingezien, dat de
eerste steeds het allerbeste met hem had voor
gehad en liever geen zoon had, dan een die de
vlucht nam voor zijn harden plicht. Maar een
slag, omdat nu ernst gemaakt moest worden
met het leven, omdat hij nu zélf als koning had
vóór te gaan, en breken moest op eenmaal met
een al te luchtig en wuft opgevatte jeugd
'n Oorlog tegen Oostenrijk stond voor de
deur. Bij Mollwitz zou de eerste slag worden
geleverd. Zoo wou het de nieuwe koning. De
oude snorrebaarden van generaals edhudden
■hun beproefde hoofd! Dat zou nooit goed af-
loopen. Gelijk kregen ze, en wisten te be
werken, dat koning Frledrioh zijn post aan
hen overgaf! De troepen van Maria Theresia
waren beusch niet voor de poes! Toen zij het
maar eenmaal voor het zeggen hadden, de
veteranen van Friedrieh Wilhelm I, keerde
echter de kans en 's morgens konden zij hun
oppersten veldheer mededeelen, dat het op
komende Pruisen had gewonnen! Meerdere
slagen volgden; Iheel wat arme drommels ver
loren hun leven op de slagvelden en heel wat
bloed vloeide, dat bij onderling overleg en
minnelijke schikking véél meer voor het vader
land had beteekend.
0
Nu en dan wordt het koning Frits ook te
machtig en verlangt hij naar zijn kasteel in
Potsdam, ondertusschen klaar gekomen, naar
de gouden letters aan den gevel „Sans Souci",
„zonder zorg" aangeven! Zónder zorg Ja, wie
■zou niet graag zonder zorg wezen Welke
schooljongen zou zijn zorg voor 'n goed rap
port niet graag kwijt wezen, welke zakenman
niet zijn zorg voor zijn wissels op tijd betalen,
welke vorst niet zijn zorg om heel het heil van
zijn staat „God hééft nochtans den wijzen
zorg gegeven, den dwazen schonk Hij 'n „rus
tig" leven Allerhand vreemdelingen liepen
in Sans Souci rond, onder hen veel Fran-
schen, 'n Voltaire 'bijvoorbeeld, voor' 'n wéren
koning heelemaal geen man om mee om te
gaan, scherp van verstand, ja, maar een vijand
van godsdienst en Kerk Op zekeren dag
'kwam de koning vermoeid en ontdaan van de
lange marschen met zijn troepen te „Sans
Souci". Daar stond de gewiekste spotter reeds
op hem te wachten:
„Sire, hoe kan nu iemand met zóó'n scherp
verstand als U, er genoegen in vinden op een
paard voor die domme bataljons heen te
rijden
„Beste Voltaire" kaatste „Fritz" terug
„deze bataljons hebben voor mij Silezië ver
overd en dat zouden ze stellig niet gedaan
hebben, maar eerder zich 'n ongeiufk hebben
gelachen, als ze U voor het front hadden zien
rijden 1"
In de Duinen-
II.
Cheiron, de paardmensch, streek het blonde
koningskind over z'n krulvende haren en zedde
hem te wachten, tot zijn speelgencoten zouden
komen. Dezen gaf hij allemaal les om later ko
ning te kunnen worden, want daar komt nog
méér voor kijken dan deftig in een gouden
koets te knikken of den feestdisch vóór te zit
ten! Dan leidde hij Aison weg en vermaande
hem te bukken voor den stroom, die tegen hem
woedde; ook troostte hij den ongelukkigen
vorst hiermede, dat hij véél vreugde beleven
zou aan zijn zoon, iets wat nu eenmaal niet
voor alle vaders is weggelegd, helaas. Zoo ver
liet Aison nog welgemoed de spelonk.
Pas was hij heen, of daar kwam het heele
stel jongens aanzetten, dat bij Cheirom de kost
school bezocht, zouden wij zeggen! Aeneïs was
er, de stamvader der Romeinen, die later in
dien vreeselijken nacht, waarin Troje door de
vlammen werd verteerd,, ziende dat geen hel
denmoed méér baten kon en alle hoop vervlo
gen was, zijn ouden vader Anchises op den rug
torste en de brandende stad ontvluchtte. Toen
kon men goed merken, hoe vroom eens de wijze
•paardmensch hem had opgevoed, want in ai
dat gevoel zou hij niet verzuimen de penate3,
de goden der voorraadskamer, met zich te voe
ren. 'Hercules krwam er en hoe groot diens
kracht was, weten jullie allemaal wel. Peleus
óók en ze hadden meegebracht, wat ze buiten
veroverd hadden, herten en wilde katten en
ander gedierte en Cheiron had voor leder 'n
goed woord, maar de béste goedkeuring kreeg
Asklépios, welke van zijn vader in zeer ver
heugende mate de kostelijke gave der genees
kunde had geëerfd Die had niets doodge
maakt, maar 'n arm-en stakker genezen met
het graskruid, waaraan hij een zieke geit had
zien knabbelen Ja, later zou die Asklépios
Aeaculéép noemen anderen hem nog menig
een van den dood redden en toen werd de
God van het doodenrijk, Hades, zóó nijdig,
dat hem. zijn aanstaande dooden werden ont
futseld, dat hij den oppergod vroeg Asklépios
te vallen met zijn bliksems. De slang, het zin
nebeeld der zich steeds vernieuwende levens
kracht, werd later dezen Asklépios gewijd en
de dokters voeren daar nog 'n prentje van
mee In hun auto's maar dat heeft Aesculaap,
toen hij bij Cheiron was, wel nauwelijks kun
nen vermoeden
Het vroolijke gezelschap legde vuur aan en
de paardmensch diende lekker frisch water uit
de stortbeek rond, dat vond hij voor zijn jon
gens zooveel heter dan wijn of iets dergelijks,
al schimpten zij wel eens „op dien flauwen
kost". Dan nam hij zijn lied en op de maat
der muziek sprongen de heldenzonen een rei
dans, totdat de duisternis aankroop over de
hellingen van Pel'ion' en ieder zijn legerstede
opzocht, geschud van myrtben en marjolein
en het zoo geurige thijmlkruid. Zóó groeide de
zoon van Aison op in veerkracht en vreugde
en gezond vermaak; zijn lijf werd sterker en
sterker, hij leerde boksen en Jagen, maar het
edele harpspel ook en soms mocht hij zóó maar
op Cheiron z'n sterken rug zitten en 'n ritje
makem door het bergland. Daar wees zijn
pleegvader hem op de geneeskrachtige plan
ten, die sm'arten en wonden helen. Misschien
hebben zij ook daar samen den naam verzon
nen, dien de knaap tot op dezen dag zou dra
gen: Jason, de genezer
De jaren gin'gen voorbij en in Jason groeide
het verlangen het land terug te winnen, dat
Pélias van zijn vader had afgenomen. Cheiron
■wees hem erop, dat dit lang niet gemakkelijk
zou vallen, want sterk was deze Pélias en
machtig en haast niemand kon het tegen hem
opnemen. Tóch Het hij zijn leerling gaan, maar
éérst moest deze twee dingen beloven: nie
mand af te snauwen, dien hij moefht tegen
komen èn zijn gegeven woord gestand te doen.
Jason vond dat nogal niet erg veel gevraagd;
welke 'behoorlijke jongen zou daar bezwaar
tegen kunnen maken En zoo ging hij, krach
tig als 'n jonge god, van den zeer wijzen ken
taur weg en bevond zich weldra voor 'n beek,
die door hevige regens hoog was opgezwollen.
Het water ging tekeer als donderslagen en het
witte schuim Mug als 'o, fijn* navel erboven.
Het leek wel of 'm heel gelid kentauren aan
't draven, was en of zelfs de rotsen aan den
rand trilden 'n Oud moeüeTtje, grijs en on
derkomen, verlamd aan hand en voet, trof hij
daar; weenende smeekte zij, dat hij haar zou
overdragen: „Jij Ibent zoo sterk als 'n jonge
god en ik zoo oud en versleten In den naam
der hooge Hera, der koningin van hemel en
aarde, zet mij over!" Jason vond dat eigen
lijk wel een beetje veel gevergd en stond juist
op 't punt 'n snauw als antwoord te geven,
toen hij zich zijn plechtige belofte aan Cheiron
'herinnerde; dan antwoordde hij:
„Ter eere van de hooge Hera, de koningin
der onsterflijken op den .berg Olympus, zal ik
u overzetten, wanneer wij beiden tenminste
niet verdrinken midden in den stortvloed."
Het oude moedertje klotn op zijn rug en
bleek opeens even lenig als 'n jong geitje, het
geen Jason zéér verbaasde.
(Volgende week, verder).
Onze taal kent het woord woekeraar, maar.
van woekeraarster of woekerares of zoo wordt
nooit gesproken.
In Italië is dat anders.Daar zijn 't meer
bijzonder de vrouwen, die aan woekeren doen.
Zoo komt dan naast „usurajo", woekeraar, de
vorm voor „usuraja". Wij kunnen den Italiaan-
schen taalschat met dezen meerderen rijkdom
niet felioiteeren!
Wanneer je ergens ,,'n blauwen Maandag"
bent geweest, ben je er heel kort geweest en
heb je je tijd eigenlijk niet ernstig besteed.
In de Middeleeuwen werden in de kerken op
■Maandag vóór Aschwoensdag de altaren met
violet of blauw bekleed, terwijl er don ook
volksfeesten werden gevierd en dus weinig of
niet werd gewerkt. Zoo'n Maandag telde dus
niet mee als werkdag; in Limburg beteekent:
„blauwen Maandag houden" nog: op een dolle
manier feestvieren. Men meent, dat we op deze
wijze aan „den blauwen Maandag" zijn geko
men; 'n „blauwe maand" komt óók wel voor.
'n Barnsteenen sigarenpijpje, kralen van
barnsteen,' we kennen ze allemaal wel. Ook,
dat barnsteen, wanneer je het wrijft, de eigen
schap verkrijgt lichte voorwerpen, izooals kleine
stukjes stroo of droge blaren aan te trekken.
De Genmaansche vrouwen schreven aan het
'kostbare barnsteen bovennatuurlijke krachten
itoe en droegen het daarom graag.
Barnsteen is een voorwereldlijk hars, uitge-
zweeten door barnsteen-dennen, onder de
aarde geraakt en wem- omhoog gekomen. Men
vindt er soms nog allerlei diertjes in, vliegen,
muggen, slakken, duizendpooten, zelfs eens 'n
hagedis en, schrik niet, meisjes en een vloo
Het meeste komt van de Pruisische Oostzee-
kust; bij Palmnicken is zelfs 'n mijn. De rijks-
Ibarnsteenwerken dolven in 1927 379.624 K.G.
barnsteen op
"Veel 'bamsteenenlkettingen ,gaan naar Afrika
■en naar het Oostem, als „rozenkransen" voor
de Mohammedanen h.v.
'5
f.s
/S
.->■
i i
De „blauwe grot" moeten we zoeken aan de
Noordzijde van het eiland Capri, dicht in de
'buurt van Napels. De „grotta" is zestien Meter
diep en, bij rustige zee, vaart men erin door
teen poort van zoowat 1% M. hoogte. Alleen
de blauwe stralenbundels van het licht hebben
hier toegang kunnen krijgen en vervullen de
heele ruimte met lazuren gloed. Vroeger was
dat niet het geval, toen was de ingang anders,
ihooger, gelegen. De ouden weten dan ook van
dit natuurwonder op „Capreae" niets te be
richten. Het eiland bezit ook nog 'n groene en
'n witte „grotta", maar die zijn lang niet zoo
[beroemd als de blauwe.
v1 _L_
Js S.i,
ZJ.Z
f.i
■CMEfam
Ga je nog op reis met de vaeantie Kam-
peeren of fietsen of zeilen- of wat dan ook
Gauw dan nog 'n étui in elkaar zetten, waar
we borstels, kam, tandenborstel enz. in feun-
inen bergen.
Breng fig. I op karton over. Snijd langs de
dikke lijnen. Nu moeten de verschillende dee-
'len, zooals ze daar vóór ons liggen, weer aan
elkaar worden verbonden met scharnieren.
Maar éérst wat anders: snijd B, C en D twee
maal en die twee gelijke stukken plakken we
straks op elkaar. Eerst beplakken we van
elke twee stukken er één met sierpapier en
steken er gleuven in, waar we bandjes door
balen, gelijk C te zien geeft. Tusschen die
bandjes komen kam, bórstels enz. Kijk dus
eerst wat je zooal te bergen hebt, leg dat op
■z'n plaats en bepaal dan waar de bandjes
komen. Nu de scharnieren. Zie daarvpor fig.
III. Leg de stukken karton 3 m.M. van el
kaar. Leg er 'n stuk linnen onder en sla de
uitstekende stukken om.
Natuurlijk ihet 'liilnen •ee.rst met gluton. l>e-
bandelen.
Leg nu nog 'n stuk linnen, van gelijke lengte
als het karton er boven over. PlaJk dit vast en
druk met den punt van den schaar de naden in.
Verder de heele geschiedenis omranden en
beplakken met sierpapier. Het laatste omslag
met 'n flinken drukknoop vastzetten.
'k Hoop, dat je er veel gemak van moogt
hebben.
Door uit ieder woord één letter weg te laten
en de overige letters om te zetten, kan men
nieuwe woorden vormen. De weggelaten letters
geven den naam van een instelling, waarover
den laatsten tijd veel gesproken wordt in de
radio-wereld.
Balk
kaas
taak
haak
roep
lamp
niet
kies
kalm
niet
Rome
baas
Eden
Piet
rood
door
maal
roos
boek
Deen
pook
WIM B.,
Hoogstraat R'dam.
HORIZONTAAL.
1. Stad in 't Gooi.
2. Stad in N.-Brabant.
VERTICAAL.
1. Berg, bekend in de Bijbelsche geschiedenis,
2. Stof, waarvan tasschen wordeE gemaakt.
3. Verdieping (vreemd woord),
4. Gebruikt de kleermaker.
5. Regende 't eiken dag in de woestijn terwijl
de Joden er waren.
WIM B.
Rotterdam.
De kreupele Hephaistos werd door zijn moe
der, de oppergodin Héra, zóó leelijk gevonden,
dat zij bern met haar voet uit het verblijf der
goden, den Olympus, stiet. Hij keerde daar toch
weer tenug, en werd door de andere goden en
godinnen hevig bespot! Eens, toen zijn moeder
Hera vreeselijk boos was op haar gemaal Zeus
(spr. Zuis), trachtte Hephaistos haar te kal-
meeren met 'n beker nektar, godendrank. Op
het zien van den rondstrompelenden god kre
gen de andere onsterflijken zóó'n hevigen lach
aanval, dat allen, naar de dichter Homérus
ons 'bericht, in een „onuitblusóhbaar gelach"
uitbarstten.
'k Wensch jullie allen véél „Ihomérisehe"
lachbuien in je jonge leventjeals 't maar
niet gaat over arme verminkten
Naar 'k van harte hoop hebben jullie alle
maal het 'beste weer van de wereld tijdens je
vaeantie, maar mocht je 'n regendag treffen,
dan biedt deze puzzle de noodige verstrooiing:
■welke meetkundige figuur kunt ge van deze
■stukken leggen
Dit is no. 3 van de serie van vijf in 't wild
levende dieren, die in ons land voorkomen.
Na no. 5 de oplossing s.v.p. dadelijk schrif
telijk inzenden aan mijn adres.
FRANS HALS.
1: F; 2: ora; 3: Ibraam; 4: kranten; 5: in
dustrie; 6; lachers; 7: kraam; 8: ijle; 9: S.
Binnen in ons woont de onfe"''mre rechter
aan wiens stem ons meer geleg®n lB dan aan
den bijval der gansche wereld.
Mogeru