n O H 1 VAN GBOOTE DADEN EN GlOOTE rnmm m 1\ ffl) DONDERDAG 6 AUGUSTUS 1931 DE NATUUR IN. OP ZOEK NAAR HET GULDEN VLIES. WISTEN JULLIE DAT? E n In Duin en Bosch. ALLERLEI. j DE OUDE EMITS! VOOR KNUTSELAARS. WOEKERAAR. 'N BLAUWE MAANDAG- BARNSTEEN. 'n Reiwétmi. s.r W I--J - - -• DE „GROTTA AZZUMRA!' 2DE RAADSEL. HULP VOOR EEN NATTEN VACANTIE DAG! 'N HOMéRISCH GELACH. img van de vorig© WEE KENT DIT DIER? ui. Oplossing vorig letterraadsel Oplossing van den vorigen rebus 11 i Fijn iè... vaeantie! Waar gaan we au eens maar toe Onze bosschen en duinen zijn altoos de moeite van een bezoek waard. Vorig jaar was ik gelogeerd in den „tuin van Walcheren", zco noemen ze Domburg en omgeving, en ik moet •met de hand op mijn hart vertellen, dat het me daar opperbest bevallen is. Niet dat ik andere plaatsen te na wil komen, o heden meen, 't Gooi mag er óók wezen en het Frie- eche Gaasterland staat sinds lang op m'n pro gramma en de Vennen van Oisterwijk en Lim burg met z'n heuvels, vooral bij Valkenburg en Vaals in de buurt. Dat is een héél bijzonder etukje natuurschoon, waar de geleerden aller lei belangwekkende vondsten hebben gedaan. Thans zijn vele bloemen open en sieren bosch, duin en plas, de pamassia staat er te pronken enet haar blanke, openwaaierende kelken en de pirola oE 't wintergroen met trosjes als van lelietjes der dalen. Waar zij bloeien is 't zoo heerlijk rustig en het groene mos lokt tot rus ten uit. Vlinders en kevers stoeien af en ,aan en heel hoog tusschen het dichte gebladerte klinkt het vogelenlied! 't Is daar alom schoonheid en je kunt er zoo echt vrij eens gemeten van veel moois. Zonder je te storen aan anderen, 's Avonds, als de zinkende zon bet heele bosch in vuur en vlam zet, moet je eens letten op de naehtbloeisters, zooals de teunisbloem met haar forsche, gele kelken en de koekoeksbloem met haar vele molentjes, langzaam zich openend om vlinders en andere insecten op visite te ontvangen. Temidden van laag, kruipend gewas staan de geheimzinnige orchideeën, waarvan ik eigenlijk niet kan velen, dat de planters-geleerden ze indeelen Onder 'n soort van grassen, dat is wel wat alle- daagsch, vind ik, maar als ik. dan weer lees wat iemand als de wijsgeer John Ruskin over 'n grassprietje geschreven heeft, nou, dan heb ik er óók wel vrêe mee. Nacht-orchis, [wespen-orchis, gevlekte-orchis, groote-muggeu- orchis, noem ze maar op, van 't rijtje af 1 In greppels en geulen tint nu zoo fijn de blauwe godsgenade en de kruipende potentilla met die talrijke kleine bloemen en vijftallige blaadjes; dè bloem zelf is geel. Bij de plassen staan de mooie gentianen met Ihaar fraaie, blauwe, bekervormige bloemen, 't hooge wilgen roosje met rozeroode pluimen, die mooie bloemen bieden voor een veildrniker, samen met de gele wederik, die iets lager is en de lange takken van 't bitterzoet met die azuren bloemen. Heidetakjes. Kennen Jullie de dophei Van die kleine, iets „opgeblazen^" bloempjes aan korte stengels met zeer fijne bladeren; ook deze wit-roze bloemen vindt men aan dergelijke plassen. Laag langs den grond schuifelt met lange stengels bet penningkruid. Licht ontdek je de primella met korte, tpaarse trossen en niet te vergeten het leuke wolfsklauwtje, dat groene plantje, dat geheel Jangs de aarde ligt, als vreesde het ontdekt te ■worden door de spiedende stralen der zon. 'n Moordenaar staat er ook, het vliegenvan- gertje, zijn blaadjes wijd open als klauwtjes, gereed om een prooi te grijpen, 't Is maar 'n laag-bij-de-grondsch dingske en heeft roze, be haarde kleine ronde blaadjes die verraderlijk maar elkaar ombuigen, wanneer er een vliegje op zit. Het duingebied toont alles meest ruw en stug, behalve dan in vochtige valleitjes of ■pannen. Duinroosje en helmgras, Jacofoskruid, alles tref je in bloei aan. Kijk ook eens uit naar het zebra-rupsje; dat wordt later een mooi groen-met-rood vlindertje! Jullkeïers, grijs- geel, scharrelen er rond en vliegen over gagel, ratelaar, geel hertshooi, knoopskrudden fin, neem zelf je flora ,maar eens mee en je botaniseerbus en determineer al die lieve kin dertjes van Flord Pluk er niet te veel af, dat zou op vernielen lijken, maar help liever mee het natuurschoon te bevorderen ZOO'N KWAJONGEN. Het zoontje van den dokter stak zijn hoofd om de deur van de kinderkamer. „Heb je gehoord van het beest, dat ze in een doosje gevonden hebben?" vroeg hij aan zijn zusje. „Nee, wat voor een. beest?" vroeg zus. „Een sardientje", riep de kwajongen en maakte dat hij wegkwam. Gandhi, waar de Engelschen in Voor-Indië' zoo'n last mee hebben, werd 2 Oct. 1869 geboren en is dus nu een en zestig jaar. Als 19-jarig stu dent ging hij naar Londen, later naar Zuid- Afrika waar hij zeer veel deed voor zijn ver drukte landgenooten. Hij wil niets weten van geweld. „Strijdende partijen zijn geen vijan den, maar vrienden, wier opvattingen anders of zelfs volkomen tegengesteld zijn", zegt hij. In 1919 werd hij leider in Voor-Indië over het volk. 320 millioen menschen achter hem als een profeet. De Koning vap Engeland zal hem weldra als gast ontvangen. In Afrika telt men nauwelijks drie millioen blanken op minstens 120 millioen zwarten. In Amerika zijn tienmaal zooveel blanken als negers of kleurlingen. Men vroeg aan een professor die lang onder de Boschjesmannen in Zuid Afrika had gestu deerd hoe die wilden hem wel bevallen waren? Wilden, wilden? Ik heb géén andere wil den ontmoet dan een paar verwilderde blanken was hét beschamende antwoord. De grootste negerstad der wereld is New York, de hoofdstad dor Vereenlgde Staten. Er wonen daar 250.000 kleurlingen, gedeeltelijk in de duurste en deftigste straten. In het Zuiden der Vereenlgde Staten staan de negers slecht aangeschreven. Zij mogen niet in de hotels der blanken wonen, en hebben aparte wagens in de treinen; jaarlijks warden er verschillenden door de menigte vermoord, „gelyncht". Nu we -t toch daarover hebben, over dat „lynchen (spreek uit l'in-sjn), wat is dat eigen lijk? Het dooden van iemand op staarden voet, zonder vorm van proces, door lui, die daartoe niet wettelijk bevoegd, want geen overheid zijn. Ze zeggen dat Charles Lynch, vrede-rechter in Virginia (pljm. (1780) enkele menschen zonder voldoende onderzoek of proces in de gevangenis had gezet; die zou dus de „opera teur" zijn van de Lynch-wet. Nee zeggen anderen, maar het woord komt van „Lynche's Creek'' 'n stad in Zuid Carolina, welke de vergaderplaats was van een stelletje ■mannen die zich zelf als rechters hadden op geworpen, omdat er 'n tekort aan politie was. De Oxford Dictionnaire, waarvan de letter L tot en met N, 'n deel beslaat als een halve tafel, zegt het niet precies te weten. Ik denk dat dit den armen negers, die het meest onder de lynch-wet te lijden hebben, tamelijk koud zal laten! De oudste stad- van Overijsel is Deventer. De Duitsche koning Otto I noemt haar al „urbs*' stad in 956! 'De Bisschop van Utrecht heeft er langen tijd gewoond. Zoo stichtte bis schop Willebrand in 1230 de stad Zwolle en oaderteekende: „Gedaan te Deventer in yhet jaar onzes Heeren 1230, den 31en Augustus". Er Is nog een Blsschopsstraat. Te Deventer steken per dag 739 auto's den IJsel over, 489 wagens en handkarren, 119 motoren, 11.400 fietsen; voor den Waalover- ganig 316, 184, 60 en 1095. Bij Deventer ligt de drukste rivier-overgang voor Oost-Neder land. w Amsterdam kent „stads"-autobewakers, die ■onder toezicht der politie staan. Zij zijn kenbaar aan een pet met „autobewaker'' erop en zijn genummerd. Tractement krijgen ze niet, ze rekenen dus, terecht, op een fooitje, maar ze mogen niet erom vragen. „Roggbiiv". Hoe lang moet dat nou weer koken? Lieve ziel, dat hoeft niet te koken, dat is maar een ezelsbruggetje om de regenboogkleu ren te kunnen onthouden; rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet. Men noemt deze ook wel: bonte kleuren. Op de honderd mannen zijn er drié, die geen rood van groen gelukkig wel van zwart, met het oog op de politiek, zie je kunnen onderscheiden. Die kunnen géén kersen plukken in de Betuwe! Oók'vervelend! Dit heet: rood groen-blindheid of Daltonisme. De dames suk kelen haast nooit aan dit euvel! Die kun je er dus gerust op uitsturen! 'n volwassen mensoh kan in één „blik'' niet meer dan zes verschillende dingen duidelijk onderscheiden. De meesten brengen het niet verder dan 5, probeer het maar met kleine figuurtjes. Die zes vallen „in het blikpunt". De „Parol der Rivièra" heet Cannes (spr. Ka-n)wiens bewoners eens de schepen zagen van Phoaniciers, Romeinen, Saraceuen, Noor mannen, Genueezen en waar Napoleon I I MaaTt 1815 landde na zijn vlucht van Elba. Men zegt altijd, dat 1 Maart 1815 ..les Cent jours", de 100 dagen" begonnen, n.l. tot Napoleon's nederlaag bij Waterloo, 18 Juni 1815. Van waar-zeggen kan men in de wereld mak kelijker leven dan van de waarheid-zeggen. Niets is gevaarlijker dam verstand zonder karakter. ii. Wat den jongen Kroonprins daar in dien eenzamen kerker, bewaakt door barsche grena diers, alles door het hoofd gegaan is, zal wel altijd een raadsel blijven. Op de genade van zijn koninklijken vader hoefde hij vast niet te reke nen! Deze soldaten-vorst, hard als het metaal zijner kanonnen, zou zelfs zijn zoon niet sparen voor de doodstraf, als' het dan zoo wezen moest! Katte, de vriend die hem in zijn ontvluchting had geholpen, schoot er z'n hachie bij in. Op omfloerste trommels sloegen ze zijn dooden- marsch. Frits stond aan 't venster, toen de sombere stoet voorbij kwam. „Het is goed voor zóó'n prins te sterven!" riep hij den jongen vorst toe! Daar schroeide de ondergang van Katte op eens in dit geweten en folterde het dag aan dag met zijn zware verantwoordelijk heid. Eindelijk ging de onverbiddelijke deur der gevangenis open en werd de koningszoon waar dig gekeurd eenigen arbeid te verrichten, een voudige aangelegenheden, die 'n jongste klerk héél grif zou kunnen behandelen. Maar ook eenvoudig werk, wanneer het op de juiste wijze wordt behartigd, biedt 'n zegen en deze zegen ervoer de prins tot zijn geluk. De verhouding tot zijn diep-gegriefden vader werd gaandeweg beter, en voerde ten laatste tot 'n verzoening, 'n Buitengoed werd hem aangewezen, de koning zag om naar een geschikte bruid voor zijn zoon, 'n regiment soldaten mocht óók niet mankeeren en zelf haalde hij de zoo geliefde fluit weer te voorschijn, waaraan hij 'n liedje van tevreden heid ontlokte. Alles kwam wieer zoo'n beetje in het juiste gelid te staan, toen hem een zware slag trof; Frederik Wilhelm I ontsliep in zijn rolstoel, ontsliep als soldaat, want nog gekleed in de blauwe uniform, 'n Slag; niet dat vader en zoon elkaar ooit goed hadden verstaan en zeker had de laatste nooit ingezien, dat de eerste steeds het allerbeste met hem had voor gehad en liever geen zoon had, dan een die de vlucht nam voor zijn harden plicht. Maar een slag, omdat nu ernst gemaakt moest worden met het leven, omdat hij nu zélf als koning had vóór te gaan, en breken moest op eenmaal met een al te luchtig en wuft opgevatte jeugd 'n Oorlog tegen Oostenrijk stond voor de deur. Bij Mollwitz zou de eerste slag worden geleverd. Zoo wou het de nieuwe koning. De oude snorrebaarden van generaals edhudden ■hun beproefde hoofd! Dat zou nooit goed af- loopen. Gelijk kregen ze, en wisten te be werken, dat koning Frledrioh zijn post aan hen overgaf! De troepen van Maria Theresia waren beusch niet voor de poes! Toen zij het maar eenmaal voor het zeggen hadden, de veteranen van Friedrieh Wilhelm I, keerde echter de kans en 's morgens konden zij hun oppersten veldheer mededeelen, dat het op komende Pruisen had gewonnen! Meerdere slagen volgden; Iheel wat arme drommels ver loren hun leven op de slagvelden en heel wat bloed vloeide, dat bij onderling overleg en minnelijke schikking véél meer voor het vader land had beteekend. 0 Nu en dan wordt het koning Frits ook te machtig en verlangt hij naar zijn kasteel in Potsdam, ondertusschen klaar gekomen, naar de gouden letters aan den gevel „Sans Souci", „zonder zorg" aangeven! Zónder zorg Ja, wie ■zou niet graag zonder zorg wezen Welke schooljongen zou zijn zorg voor 'n goed rap port niet graag kwijt wezen, welke zakenman niet zijn zorg voor zijn wissels op tijd betalen, welke vorst niet zijn zorg om heel het heil van zijn staat „God hééft nochtans den wijzen zorg gegeven, den dwazen schonk Hij 'n „rus tig" leven Allerhand vreemdelingen liepen in Sans Souci rond, onder hen veel Fran- schen, 'n Voltaire 'bijvoorbeeld, voor' 'n wéren koning heelemaal geen man om mee om te gaan, scherp van verstand, ja, maar een vijand van godsdienst en Kerk Op zekeren dag 'kwam de koning vermoeid en ontdaan van de lange marschen met zijn troepen te „Sans Souci". Daar stond de gewiekste spotter reeds op hem te wachten: „Sire, hoe kan nu iemand met zóó'n scherp verstand als U, er genoegen in vinden op een paard voor die domme bataljons heen te rijden „Beste Voltaire" kaatste „Fritz" terug „deze bataljons hebben voor mij Silezië ver overd en dat zouden ze stellig niet gedaan hebben, maar eerder zich 'n ongeiufk hebben gelachen, als ze U voor het front hadden zien rijden 1" In de Duinen- II. Cheiron, de paardmensch, streek het blonde koningskind over z'n krulvende haren en zedde hem te wachten, tot zijn speelgencoten zouden komen. Dezen gaf hij allemaal les om later ko ning te kunnen worden, want daar komt nog méér voor kijken dan deftig in een gouden koets te knikken of den feestdisch vóór te zit ten! Dan leidde hij Aison weg en vermaande hem te bukken voor den stroom, die tegen hem woedde; ook troostte hij den ongelukkigen vorst hiermede, dat hij véél vreugde beleven zou aan zijn zoon, iets wat nu eenmaal niet voor alle vaders is weggelegd, helaas. Zoo ver liet Aison nog welgemoed de spelonk. Pas was hij heen, of daar kwam het heele stel jongens aanzetten, dat bij Cheirom de kost school bezocht, zouden wij zeggen! Aeneïs was er, de stamvader der Romeinen, die later in dien vreeselijken nacht, waarin Troje door de vlammen werd verteerd,, ziende dat geen hel denmoed méér baten kon en alle hoop vervlo gen was, zijn ouden vader Anchises op den rug torste en de brandende stad ontvluchtte. Toen kon men goed merken, hoe vroom eens de wijze •paardmensch hem had opgevoed, want in ai dat gevoel zou hij niet verzuimen de penate3, de goden der voorraadskamer, met zich te voe ren. 'Hercules krwam er en hoe groot diens kracht was, weten jullie allemaal wel. Peleus óók en ze hadden meegebracht, wat ze buiten veroverd hadden, herten en wilde katten en ander gedierte en Cheiron had voor leder 'n goed woord, maar de béste goedkeuring kreeg Asklépios, welke van zijn vader in zeer ver heugende mate de kostelijke gave der genees kunde had geëerfd Die had niets doodge maakt, maar 'n arm-en stakker genezen met het graskruid, waaraan hij een zieke geit had zien knabbelen Ja, later zou die Asklépios Aeaculéép noemen anderen hem nog menig een van den dood redden en toen werd de God van het doodenrijk, Hades, zóó nijdig, dat hem. zijn aanstaande dooden werden ont futseld, dat hij den oppergod vroeg Asklépios te vallen met zijn bliksems. De slang, het zin nebeeld der zich steeds vernieuwende levens kracht, werd later dezen Asklépios gewijd en de dokters voeren daar nog 'n prentje van mee In hun auto's maar dat heeft Aesculaap, toen hij bij Cheiron was, wel nauwelijks kun nen vermoeden Het vroolijke gezelschap legde vuur aan en de paardmensch diende lekker frisch water uit de stortbeek rond, dat vond hij voor zijn jon gens zooveel heter dan wijn of iets dergelijks, al schimpten zij wel eens „op dien flauwen kost". Dan nam hij zijn lied en op de maat der muziek sprongen de heldenzonen een rei dans, totdat de duisternis aankroop over de hellingen van Pel'ion' en ieder zijn legerstede opzocht, geschud van myrtben en marjolein en het zoo geurige thijmlkruid. Zóó groeide de zoon van Aison op in veerkracht en vreugde en gezond vermaak; zijn lijf werd sterker en sterker, hij leerde boksen en Jagen, maar het edele harpspel ook en soms mocht hij zóó maar op Cheiron z'n sterken rug zitten en 'n ritje makem door het bergland. Daar wees zijn pleegvader hem op de geneeskrachtige plan ten, die sm'arten en wonden helen. Misschien hebben zij ook daar samen den naam verzon nen, dien de knaap tot op dezen dag zou dra gen: Jason, de genezer De jaren gin'gen voorbij en in Jason groeide het verlangen het land terug te winnen, dat Pélias van zijn vader had afgenomen. Cheiron ■wees hem erop, dat dit lang niet gemakkelijk zou vallen, want sterk was deze Pélias en machtig en haast niemand kon het tegen hem opnemen. Tóch Het hij zijn leerling gaan, maar éérst moest deze twee dingen beloven: nie mand af te snauwen, dien hij moefht tegen komen èn zijn gegeven woord gestand te doen. Jason vond dat nogal niet erg veel gevraagd; welke 'behoorlijke jongen zou daar bezwaar tegen kunnen maken En zoo ging hij, krach tig als 'n jonge god, van den zeer wijzen ken taur weg en bevond zich weldra voor 'n beek, die door hevige regens hoog was opgezwollen. Het water ging tekeer als donderslagen en het witte schuim Mug als 'o, fijn* navel erboven. Het leek wel of 'm heel gelid kentauren aan 't draven, was en of zelfs de rotsen aan den rand trilden 'n Oud moeüeTtje, grijs en on derkomen, verlamd aan hand en voet, trof hij daar; weenende smeekte zij, dat hij haar zou overdragen: „Jij Ibent zoo sterk als 'n jonge god en ik zoo oud en versleten In den naam der hooge Hera, der koningin van hemel en aarde, zet mij over!" Jason vond dat eigen lijk wel een beetje veel gevergd en stond juist op 't punt 'n snauw als antwoord te geven, toen hij zich zijn plechtige belofte aan Cheiron 'herinnerde; dan antwoordde hij: „Ter eere van de hooge Hera, de koningin der onsterflijken op den .berg Olympus, zal ik u overzetten, wanneer wij beiden tenminste niet verdrinken midden in den stortvloed." Het oude moedertje klotn op zijn rug en bleek opeens even lenig als 'n jong geitje, het geen Jason zéér verbaasde. (Volgende week, verder). Onze taal kent het woord woekeraar, maar. van woekeraarster of woekerares of zoo wordt nooit gesproken. In Italië is dat anders.Daar zijn 't meer bijzonder de vrouwen, die aan woekeren doen. Zoo komt dan naast „usurajo", woekeraar, de vorm voor „usuraja". Wij kunnen den Italiaan- schen taalschat met dezen meerderen rijkdom niet felioiteeren! Wanneer je ergens ,,'n blauwen Maandag" bent geweest, ben je er heel kort geweest en heb je je tijd eigenlijk niet ernstig besteed. In de Middeleeuwen werden in de kerken op ■Maandag vóór Aschwoensdag de altaren met violet of blauw bekleed, terwijl er don ook volksfeesten werden gevierd en dus weinig of niet werd gewerkt. Zoo'n Maandag telde dus niet mee als werkdag; in Limburg beteekent: „blauwen Maandag houden" nog: op een dolle manier feestvieren. Men meent, dat we op deze wijze aan „den blauwen Maandag" zijn geko men; 'n „blauwe maand" komt óók wel voor. 'n Barnsteenen sigarenpijpje, kralen van barnsteen,' we kennen ze allemaal wel. Ook, dat barnsteen, wanneer je het wrijft, de eigen schap verkrijgt lichte voorwerpen, izooals kleine stukjes stroo of droge blaren aan te trekken. De Genmaansche vrouwen schreven aan het 'kostbare barnsteen bovennatuurlijke krachten itoe en droegen het daarom graag. Barnsteen is een voorwereldlijk hars, uitge- zweeten door barnsteen-dennen, onder de aarde geraakt en wem- omhoog gekomen. Men vindt er soms nog allerlei diertjes in, vliegen, muggen, slakken, duizendpooten, zelfs eens 'n hagedis en, schrik niet, meisjes en een vloo Het meeste komt van de Pruisische Oostzee- kust; bij Palmnicken is zelfs 'n mijn. De rijks- Ibarnsteenwerken dolven in 1927 379.624 K.G. barnsteen op "Veel 'bamsteenenlkettingen ,gaan naar Afrika ■en naar het Oostem, als „rozenkransen" voor de Mohammedanen h.v. '5 f.s /S .->■ i i De „blauwe grot" moeten we zoeken aan de Noordzijde van het eiland Capri, dicht in de 'buurt van Napels. De „grotta" is zestien Meter diep en, bij rustige zee, vaart men erin door teen poort van zoowat 1% M. hoogte. Alleen de blauwe stralenbundels van het licht hebben hier toegang kunnen krijgen en vervullen de heele ruimte met lazuren gloed. Vroeger was dat niet het geval, toen was de ingang anders, ihooger, gelegen. De ouden weten dan ook van dit natuurwonder op „Capreae" niets te be richten. Het eiland bezit ook nog 'n groene en 'n witte „grotta", maar die zijn lang niet zoo [beroemd als de blauwe. v1 _L_ Js S.i, ZJ.Z f.i ■CMEfam Ga je nog op reis met de vaeantie Kam- peeren of fietsen of zeilen- of wat dan ook Gauw dan nog 'n étui in elkaar zetten, waar we borstels, kam, tandenborstel enz. in feun- inen bergen. Breng fig. I op karton over. Snijd langs de dikke lijnen. Nu moeten de verschillende dee- 'len, zooals ze daar vóór ons liggen, weer aan elkaar worden verbonden met scharnieren. Maar éérst wat anders: snijd B, C en D twee maal en die twee gelijke stukken plakken we straks op elkaar. Eerst beplakken we van elke twee stukken er één met sierpapier en steken er gleuven in, waar we bandjes door balen, gelijk C te zien geeft. Tusschen die bandjes komen kam, bórstels enz. Kijk dus eerst wat je zooal te bergen hebt, leg dat op ■z'n plaats en bepaal dan waar de bandjes komen. Nu de scharnieren. Zie daarvpor fig. III. Leg de stukken karton 3 m.M. van el kaar. Leg er 'n stuk linnen onder en sla de uitstekende stukken om. Natuurlijk ihet 'liilnen •ee.rst met gluton. l>e- bandelen. Leg nu nog 'n stuk linnen, van gelijke lengte als het karton er boven over. PlaJk dit vast en druk met den punt van den schaar de naden in. Verder de heele geschiedenis omranden en beplakken met sierpapier. Het laatste omslag met 'n flinken drukknoop vastzetten. 'k Hoop, dat je er veel gemak van moogt hebben. Door uit ieder woord één letter weg te laten en de overige letters om te zetten, kan men nieuwe woorden vormen. De weggelaten letters geven den naam van een instelling, waarover den laatsten tijd veel gesproken wordt in de radio-wereld. Balk kaas taak haak roep lamp niet kies kalm niet Rome baas Eden Piet rood door maal roos boek Deen pook WIM B., Hoogstraat R'dam. HORIZONTAAL. 1. Stad in 't Gooi. 2. Stad in N.-Brabant. VERTICAAL. 1. Berg, bekend in de Bijbelsche geschiedenis, 2. Stof, waarvan tasschen wordeE gemaakt. 3. Verdieping (vreemd woord), 4. Gebruikt de kleermaker. 5. Regende 't eiken dag in de woestijn terwijl de Joden er waren. WIM B. Rotterdam. De kreupele Hephaistos werd door zijn moe der, de oppergodin Héra, zóó leelijk gevonden, dat zij bern met haar voet uit het verblijf der goden, den Olympus, stiet. Hij keerde daar toch weer tenug, en werd door de andere goden en godinnen hevig bespot! Eens, toen zijn moeder Hera vreeselijk boos was op haar gemaal Zeus (spr. Zuis), trachtte Hephaistos haar te kal- meeren met 'n beker nektar, godendrank. Op het zien van den rondstrompelenden god kre gen de andere onsterflijken zóó'n hevigen lach aanval, dat allen, naar de dichter Homérus ons 'bericht, in een „onuitblusóhbaar gelach" uitbarstten. 'k Wensch jullie allen véél „Ihomérisehe" lachbuien in je jonge leventjeals 't maar niet gaat over arme verminkten Naar 'k van harte hoop hebben jullie alle maal het 'beste weer van de wereld tijdens je vaeantie, maar mocht je 'n regendag treffen, dan biedt deze puzzle de noodige verstrooiing: ■welke meetkundige figuur kunt ge van deze ■stukken leggen Dit is no. 3 van de serie van vijf in 't wild levende dieren, die in ons land voorkomen. Na no. 5 de oplossing s.v.p. dadelijk schrif telijk inzenden aan mijn adres. FRANS HALS. 1: F; 2: ora; 3: Ibraam; 4: kranten; 5: in dustrie; 6; lachers; 7: kraam; 8: ijle; 9: S. Binnen in ons woont de onfe"''mre rechter aan wiens stem ons meer geleg®n lB dan aan den bijval der gansche wereld. Mogeru

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 6