I
VAN GKOOTE DADEN EN GBOOTE
PERSONEN.
i?
w
II:
DONDERDAG 13 AUGUSTUS 1 93T
OP ZOEK NAAK HET
GULDEN VLIES.
allerlei.
WISTEN JULLIE DAT?
letterraadsel.
even nadenken.
DE NATUUR IN.
sns
i
14
in.
Oplossing van. den vorigsn
relbus
RolkErdqht
DE OUDE FRITS!
VOOR KNUTSELAARS.
Niets voor jongens
WEE KENT DIT DIER?
VAN 'N HUIS OP 13659
PALEN
X
X
x
x
x
x
x
x
x
Lichtende dieren
Oplossing van de legpuzzle voor
den natten vacantie dag 5
WIE PUZZLE*T D'R mee
BBS
Oplossing raadsels.
liii i
Üttt
EVEN LACHEN!
oude
waadde De
Seen ent ui meld e n weg onder z«r.voeten; het
griize schuim met bruine randen, sloeg hem
Sen het sterke lijf, óók tegen der. mantel van
zijn passagier, die daarover met zoon klein
beSHé maak m'n mantel niet nat! Netjes van
je "hoor, om zoo den draak met ouë menschen
te steken!" en nos andere lieflijkheden
meer!
Eigenlijk dacht Jason bij zich zelf: Goeie
mensch, als je nog méér praatjes maakt, dan
zet ik je hier op 'n rotsblok en dan moet je
zelf maar zien, hoe je verder komt! maar
hy .hield zich erg koest en zei alleen maar:
kalm aan, moedertje, 'n paard met vier poo-
ten struikelt ook wel eens! en dacht toen
vanzelf aan zijn opvoeder Cheiron, den paard-
mensch, en hoe die hem steeds had voorge
houden beleefd en voorkomend te zijn, vooral
jegens ouderen. Gedukkig, dat deze wijze hem
zoo krachtig en sterk had geleid, anders had
hij vAst niet door dit woeste water kunnen
waden. Maar nu lukte het toch en hijgend en
puffend bereikte hij den oever. Hij zette daar
zijn vrachie neer en wilde zijns weegs gaan,
toen hij plotseling zag, hoe uit het oude, bar-
sche moedertje een heel ander wezen opbloei
de; haar sjofele kleed begon te glanzen als
het water van een Zuidelijke zee, waar de zon
nestralen langs glijden en heel haar wrong
sprankelde van juweeïen; er kwam een gloed
over haar gelaat, alsof zij een voile van de
mooiste wolkjes voor had, die tintelen in het
licht van de ondergaande zon.
„Ik ben de hooge „Héra", zei ze „en mijn
gemaal is aller goden god, Zeus. Mijn woning
is op den heiligen berg Olympus en ik toef
daar temidden der onsterfelijken. Mocht je ooit
in nood komen of je in gevaar bevinden, zie
dan eens of de goden bewezen diensten kun
nen vergeten!"
En weg wiekte ze, wêg van de aarde en
verdween in de richting van den godenberg.
Toen begreep Jason, welk een goeden raad
Cheiron hem gegeven had, den dag waarop hij
de wijde wereld in ging. De paardmensch
moest stellig geweten hebben, dat zooiets zou
voorvallen, anders had hij wel niet zoo n na
druk gelegd op zijn vaderlijke vermaningen.
Verder ging»Jason, op Iolkos aan, ie an
dat eens Pelias van zijn vader had afgenomen.
Hij merkte niet meer, hoe zijn eenen schoen
in den slijkerigen bodem van de bergbeek was
blijven steken en hij dus slechts met een en-
kelen schoen zijn reis voortzette! De men
schen liepen uit en keken naar den vreemde
ling, die als 'n jonge god door hun stad toog.
Ouderen tsaken hun hoofden bij elkaar en rie
pen hem tot zich.
Zeg, jongen, waar kom je vandaan en wat
voor boodschap kom je in onze stad doen?"
Zoo vroegen ze, en Jason zei, dat hij naar
het paleis van koning Pelias wou, om zijn
rechtmatig bezit van hem op te eischen.
Uit de omstanders maakte zich een oude
man los. Als een vlag bewoog een wolke-witte
haard om zün door den tijd geteisterd gezicht.
„Ken je de voorspelling dan niet van het
orakel, jongeling, dat je zoo maar op één
schoen hier bent binnen gekomen?"
Jason wist van 'n orakelspreuk niets af,
maar nu vertelde de oude hem, dat Pelias, de
koning, eenigen t(jd geleden door het Del-
phlsch orakel vermaand werd zich te wachten
voor den man, die met één schoen in Iolkos
zou aankomen. Ook, dat deze vorst gewoon
was over lijken te gaan, zijn tegenstanders
zonder vorm van prooes uit den weg te rui-
men.
Maar Jason liet zich door al dat nieu
heelemaal niet Inschuchteren en stapte e
daard naar het koninklijk paleis, waar e
wanten zijn komst al lang aan e ia
den verklikt. v„j„.
Met sterke stem daagde Jason den koning
uit tot een tweegevecht, maar deze was wel
zoo wijs, daarop heelemaal niet in te gaan.
Op zijn vraag deelde de jonge held hem mede,
wie hij was en met welke bedoeling hij Iolkos
bezocht. Het liefst had Pelias hem de deur
uitgesmeten, maar wijl hij dit niet durfde,
verzon hij een ander middeltje om den onwel-
komen gast-met-den-eenen-schoen uit den weg
te ruimen. Hij deed nu zijn neef het volgende
voorstel:
„Aan u, Jason, zal mijn kroon en mijn Rijk
komen, wanneer ge getoond zult hebben moed
en kracht genoeg te bezitten door het Gulden
Vlies voor mij uit Kolchis te gaan halen, want
Binds dat daarginds rust, hebben wij hier geen
oog meer dicht gedaan!"
Jason hoorde niet voor het eerst van dit
Gulden Vlies! Hij wist, dat het bewaard werd
dooi- een vuurspuwende draak en dat het een
geweldige inspanning zou vergen om het te
veroveren. Hij aarzelde. Hij begreep, dat Pe
lias het op zijn leven had gemunt, maal hij
wilde toch niet voor een bangerik doorgaan
ook. Wat drommel, hij zou »l de andere hel
den, met wie hij samen doom Cheiron was op
gevoed, uitnoodigen met hem mee te gaan en
dan, hij kon toch ook steeds op de hulp der
hooge Héra rekenen, hem toegezegd aan den
oever der ruischende bergbeek?
„Waarom, koning Pe!las' hebt gij dit ko.
nlnkrijk aan mijn vader ontnomen?" vroeg hij.
„Beste Jongen, dat is allemaal lasterpraat
ven de menschen, die niets üevei doen dan
anderen naar de laagte te trekken, waar ze
zelf staan. Stumperig en vervallen was je
vader en hij was het regeeren meer dan zat.
Vrijwillig deed hij afstand en droeg zijn kroon
aan mij over, vraag het hem morgen zelf maar.
dan zult ge hem zien!"
„Zweert ge mij, koning Pelias, bij de hooge
goden van Olympus, dat ge mij het koninkrijk
zult geven den dag, waarop ik de Gulden
Vacht aan uwe voeten leg?"
„Er zal voor mij niet de minste schande
liggen in het feit, dat ik mijn macht afsta aan
iemand, die dit Vlies heeft weten te verove
ren'"
Het is verschrikkelijk om neer te schrijven,
maar zij zwoeren, terwijl Pelias hee emaa n
van plan was ooit zijn woord te ou en,
weinig koninklijk mensch was dat, al d g
hij dan een kroon. Maar Jason was jong en
hij had in da ouderen een onger p
W Zoo gingen er dan twee herauten namens
Pelias door heel het land en nodigden a
helden uit, alle mannen, wier hart nooit snel
Ier bonsde, bU welk gevaar ook, wier hand
n-tv die van een matroos,
was trouw en eerlijk ais cue flpl1
vooral ook de leerling-van CheRon, den
kentaur, om aan het naveieuu
het Gulden Vlies deel te nemen.
En wie er alzoo gehoor gaven
roep en hoe ze het snelle schip
den, dat zullen we, naar we ïope
genden keer zien.
DE HELM - 'k bedoel niet het duingras
halm! als hoofddeksel gebruikt, beteekent
eigenlijk „bedekken". De oudste em
voor bij de Babyloniërs, 3000 v. c r->
of koper. In warme landstreken w
„tropenhelm" gedragen, die van y
riet is vervaardigd; deze zorgt ook vo
beweging tusschen hoofd en helm a
voor Europeanen gevaarlijk in de rop
der helm uit te gaan, wegens de hit e.
'N VREEMD HUWELIJKSGEBRUIK kent
men in den Oberharz, te Wildemann. aag
vóór de bruiloft wordt op het dak van het huis
der bruid een zaagbok gezet, dien e rul
gom naar omlaag moet halen. Is het huwe u
ingezegend, dan moeten man en vrouw geza
menlijk zij -in sluier, hij in hoogen hoed
'n boomstam doorzagen op dezen bok. Uit de
manier van zagen kunnen ze dan opmaken, of
ze veel of weinig geluk in hun huwelijk te
verwachten hebben!!
HOCKEY-liefhebbers zijn er onder jullie ge
noeg, wat jij, Jacques? 'n Leuk spel maar
aan de hockey-sticks zou je toch niet zeggen,
dat ze afkomstig zijn van den Franschen
herdersstaf! Het oud-Fransch „hoquet", waar
van „hockey" is afgeleid, beteekent n.l. her
dersstaf!
DE ORDE VAN DEN KOUSEBAND, de
hoogste Engelsche ridderorde order of the
garter! werd in 1350 door Eduard III ge
sticht. Over het ontstaan ervan zijn de ge
leerden het niet eens. Er mogen maar 26 per
sonen lid van zijn, behalve nog de zonen des
konings en de buitenlandsche leden. Het orde-
teeken is een donker-blauwe fluweelen baud,
die met een gouden gesp onder aan den lin
kerknie wordt bevestigd. Op dien band staat
o-eborduurd in gouden letters: üoni soit qui
mal y pense vervloekt hij, die er slecht van
denkt.
GELDDUIKENDE NEGERS vindt men óók
in ons West-Indië ,,'n Glimmend kwartje
scheert onverwachts van over de reeling en
bij den flits alleen tjompen alle negers sprong-
loos over den rand van hun wrakke kano's, ge
lijk de zeeleeuwen in Artis van den bassin-
wand, duiken, schieten als donker glimmende
zeevisschen in een bed van schuimbellen door
het lichtgroene water en laten zich dan recht
staande omlaag drijvenWie breed grijns
lacht onder de zwemmers, heeft het kwartje
weggeduwd tot een pruim in z'n wangholte,
't Is hun „struggle for life" kamp om het
bestaan)." („West-Indië", pag. 26.)
COLUMBUS „verscheen in 1498 voor het
eiland Trinidad met lekke schepen, 'n uitge
putte bemanning en gebrek aan drinkwater.
Het was het eiland, dat hem een van den He
mel gebeden uitkomst bracht waarvooi* hij
de Heilige Drievuldigheid in dank aanriep en
tegelijk dien naam gaf bij het aanschouwen
van de drie domineerende (uit-stekende) berg
toppen: TrinidAd! Drie-ëen-heid! (Idem,,
pag. 40).
DE FÖHN (spr- feun) ig 'n warme, droge
wind, die veel in de Alpen optreedt. De Zwit
sers hebben er een hekel aan, want hij kan
veel ongelukken veroorzaken, óók op de me
ren. Als „sneeuw-eter" en „druiven-stover"
wordt hij daarentegen weer geroemd!! Ook
onze kappers zijn eT Ooi mee, want met hun
„föhn" en de daaruit stroomende heete lucht
blazen ze gewasschen haar droog. Zoo heeft
iedere zaak bijna z'n vóór en z'n tegen!
Hard werken is het groote geheim van wel
slagen, van luiheid en lediggang komen lompen
en armoede en anders niet.
(Slot).
Ja, dat kasteel S-anssouoi, dat heeft de a
Ouden Frits nA aan het hart gelogen! De his
torische windmolen staat er nog. dien de mole
naar niet verkoopen wou aan zijn vorst; Wes
telijk van Sanssouci steekt hij zij wieken koen
boven het dichte park uit. Toen Friedrich hem
dwingen wou, klonk het fiere antwoord: „Er
zijn nog rechters in Berlijn!" Tenminste
zoo luidt het verhaaltje! De geleerde hoeren ko-
men ook luier weer roet in dat smakelijke eten
gooien, want die zeggen, dat het alleen maar
een verzinseltje is van een geschiedschrijver
met veel fantasie!
In dit Park wou de Koning begraven we
den „quand je serai la, je serai sans s
placht hij te zeggen: „wanneer ik eenmaal
hen, zal ik zonder zorg zijn." Zijn lievelin0
honden, hazewinden, werden er echter al êérdei
hegraven dan hun vorstelijke meester; de dood
houdt nu eenmaal geen rekening met wat ons
gelegen komt. En toen de oude Frits zelf was
gestorven, wilde zijn opvolger hem toch niet
hij een hondenkerkhof begraven? Zoo werd
zelfs een koningswensoh niet vervuld, want
nu moest het stoffelijk overschot bijgezet in de
garnizoenskerk van Potsdam (klemtoon op de
hoor) Achter den marmeren preekstoel is 'n
krocht, dAAr staat de sarko-faag (steenen dood
kist) van vader en zoon, thans broederlijk bij
een, ofschoon er tijdens hun leven, gelijk ik
je vertelde, nogal eens wrijving was.
Ja, in „Söhloss Sanssouoi'', daar hen je nog
niet zoo gauw uitgekeken! Er zijn keurigg
vijvers met goudvisschen „dat is het eendga
goud, dat Duitschland na den wereldoorlog is
gelaten'' schertst daar een gids en er ls een
aparte zaal, die voor den wrangen Voltaire was
■bestemd, met allerlei papegaaien, uitgebeiteld
in den wand; in de concertzaal geeft een klok,
die de Oude Frits altijd zelf opwond, het oogen-
toldk van zijn verscheiden aan (2 uur 20; des
naolit 17 Aug. 1786), men toont zijn woonka
mer en ztjn sterfkamer waar een marmeren
standbeeld den koning voorstelt in zijn laatste
oogenblikken. De versiering dezer kamers is
allemaal in rooocó-stijl, erg kwistig met krul
len en zwaaien en draaien en veel verguldsel
en honderdlei figuurtjes en franje».
Tegenwoordig wordt dat als geheel verouderd
beschouwd en zou zich niemand meer in ceder
hout met bronzen figuren een biblotheekzaal
laten inrichten! Maar ten tijd© van Frederik
den Grooten gold dat als 't allermodernste, als
de laatste mode! Hier was dan ook de bijeen
komst der beroemd© ,Taf©lrund©'', ©en kring
van geleerden en geestigaards, in wier midden
de Koning graag vertoefde. De Franschman
Voltaire liet zich er graag zien, vooral wanneer
er zoo nu en dan nog eens 'n beurs met gouden
dukaten aan al die gevatheid te verdienen viel,
want wie het mééste bood, had Voltaire steeds
op zijn hand! Zoo'n nobel karakter was dat
Bij tijden kon de Oude Frits dezen menseli
absoluut niet lijden en dat voerde dan weer tol
erge twisten.
Op zoo'n rondgang door .Sansouoi en hel
óók voor den Ouden Frits gebouwde „Nieuw.'
Paleis", vlak in de buurt, met zijn twee hon
derd kamers, waaronder de vermaarde mossel
zaal (eeu lange grot van 30 meter) meent men
of d-e door allerhand oorlogen veel geplaagde
vorst ieder oogenblik steunend op zijn krukje,
om eeu boek te voorschijn zal komen gluren!
Want rust - Saus Souci! - heeft hij er
niet gevonden. Toen het krijgsrumoer bedaarde,
trok hij in een reiswagen door zijn land en
de wegen waren toen heusch nog niet van
asphalt ot beton hoor een schrik voor fle
verkeerden een aanmoediging voor de goedwil-
lenden. Hier bezorgde hij een armen drommel
van een boer paarden uit het leger, daar liet
hij met hout uit de koninklijke bosschen nieuwe
huizen bouwen ginder stuurde hij landverhui
zers heen om den bodem vruchtbaar te maken,
eider- ',Terd een versleten korporaal aangesteld,
die -schoolmeester had op te treden onder
Ce v iurloosde dorpsjeugd. De luilakken be
hoefden op geen genade te rekenen, die kregen
er ongemakkelijk van langs, het opkomende
koninkrijk Pruisen kon nu eenmaal met doe-
ndetsen niet groot worden! Het leger werd
anders ingericht, de kruitmolens maalden er
lustig op los, overal werden kanonnen gegoten,
men kon immers nooit weten wat anderen te
gen het jonge koninkrijk in hun schild voerden.
Meer en meer eenzaam werd het rond en
Ouden. Fritz, hoe dieper hij zijn plicht leeide
verstaan, zijn plicht, die hij als jongeman la -
hartig had willen ontloopen. Zijn liefhebbert)
voor het fluitspel bleef hij altoos trouw en
halve nachten kon hij heen en weer loopen,
het geliefde instrument aan de lippen. Graag
mocht hij nog met den ouden generaal von
Zieten piaten hoe zij samen altijd klaar stonden
om de vijanden van Pruisen te bespringen
zonder aarzelen. „Zieten uit het bosch'' noem
den de so-ldaten hun geliefden aanvoerder, om
dat hij altijd zoo onverwachts ergens vandaan
kwam zetten en daardoor dikwijls een veld
slag won. Toen „Zieten aus dem Busoh" den
26en Januari 1786 stierf, sprak de reeds kranke
koning:
„Onze Zieten heeft altijd de voorhoede aan
gevoerd; ook in den dood is hij daarmede be
gonnen, ik leid het hoofdleger en zal hem gauw
volgen''.
X>at „gauw" duurde toch altoos nog zeven
maanden! Onvermoeid bleef de vorst tot aan
den laatsten dag dóórwerken, 's Morgens aan
jjgdde paleizen waren in zijn tijd niet cen
traal verwarmd bezochten hem reeds de
hooge ambtenaren en de secretarissen en hiel
den hun bespreking. De vochtige herfstma
noeuvres in Silezië, een bloeduitstorting, wa
terzucht en allerlei ander ongemak sloopten
langzamerhand zijn kracht. Aan de Zuidzijde
van Sanssouci kon men den stervende, toege
dekt met pelzen en aan de voeten vilten pan
toffels dagelijks zien zitten, den d-riesteek op en
ook de groote ordes-ster, totdat de zon zonk.
In den nacht van 17 Augustus 1786 kwam het
einde. Vrienden waren niet rond zijn sterfbed,
of, juister rond zijn sterf-stoel, want de filo
soof van Sanssouci stierf zittende. De troon
opvolger, Frederik Wilhelm II, werd geroepen;
een kamerdienaar belichtte met een drie-armi-
gen kandelaar de scherpe trekken van den
ontslapene.
Het testament bevatte nog deze wenschen;
„Moge Pruisen bloeien tot aan het einde
der tijden. Mijn laatste wenschen gaan uit
naar het geluk van den Staat''
Frederik de Groote had zijn ernstige fouten
en tekortkomingen, jullie moeten heelemaal
niet denken, dat hij een vroom karakter had
of, qua vorst, zoo boog stond als een Sint
Louig van Frankrijk! Op geen stukken na.
Doch hij was flink in geluk of ongeluk en heeft
heel veel voor bestuur, onderwijs- en rechts-
pleging in Pruisen gedaan.
Och, zijn volk heeft hem den eerenaam „de
Groote" wel niet geheel zonder eenigen grond
gegeven, denken jullie ook niet?
Deze week slaan de jongens er eens fijn
naast, want de beurt is alleen voor de meisjes,
't Werd tijd ook, dat ben ik met de dames
roerend eens, alleen ik ken nög minder van
dameshandwerkjes, dan 'n olifant terecht breng
van de kniezwaai aan den rekstok, dus word
ik voor jullie werkstukje altijd geholpen door
'n dame.
Maar, nu met de vacantle-week, de weck
je begrijpt het allemaal wel
Om kort te gaan bedoelde dame legde me
'n handwerkje uit, 'n schortje „Kijk. zoo en
zoo en zoo, heel eenvoudig, en nu weet i" -"lf
de rest wel
Ik zal het probeeren
Éérst 'n gewetensvraag
Is 't voor de pop of voor je eigen
In orde. Hoe was 'took weer Verder
O ja, als 't voor de pop is, neem je twee fan
tasie-zakdoekjes, zet ze aan elkaar, ais op de
teekening. Knip uit den bovensten saMoek
'nrond gat, dat gaat met 'n beetje handigheid
béstOmhaken. Zet een of twee zakjes op den
ondersten zakdoek. Naai er banden aan en het
schortje is klaar.
•N SISYPHUS-ARBEID
Sisyphus (klemtoon op i) stond bij de Ouden
heelemaal niet goed aangeschreven. Hij ging
door voor vermetel, sluw en slecht, de stad
Oorinthe stichtte hij, als handelsstad alléén
om er winst uit te halen. Méér goeds wordt er
van hem niet verteld! Hij was zóó handig,
dat hij zelfs den Dood aan den ketting lei, zoo
dat er niemand meer stierf. De plannen der
Onsterfelijken verried hij op verachtelijke wijze,
argelooze reizigers schudde hij uit, ja zelfs
verklikte hij wat de oppergod, Zeus (spreek uit
Zuls) allemaal voor streken had uitgehaald. De
goden kouden hem op het laatst niet meer zien
en stortten hem neer In d-e onderwereld HAdes.
Daar dwongen zij hem voor eeuwig een rots.
blok tegen een hoogen berg op te wentelen;
zoodra Sisyphus dicht hij het door hem ge-
wensohte doel was, tuimelde de kei weer om
laag en kon hij opnieuw met zijn vruchtel-ooze
pogingen beginnen.
Zoo heet nu nog „onbegonnen werk" ook wel
een „Sisyphus-arbeld".
TRAWANTEN
Het woord „trawAnt" heette vroeger eigenlijk
„tralbAnt" en in dat woord trabant -zit het woord
„traben" loopen. Eigenlijk beteekent het dus
niets anders dan: looper, tenminste dat zeggen
■ze; anderen geven weer 'n heel verschillende
verklaring. N-u is trawAnt ongunstig, afgezakt
tot zooiets als „handlanger", „diefjesmaat";
behalve de trawAnten als bij-planeten, die zijn
van onbesproken gedrag.
HET ASPHALTMEER
Dit kleverige meer moet je zoeken o.p het
eiland Trinidad (klemtoon op: ad, dat eigen
lijk wordt uitgesproken als at'h, Eng. „the")
dicht bij de monding der Orinoco, Venezuela.
Er ligt daar een plaats La Brea, „de akeligste
van de vele martelkamers, die Moeder Natuur
er op na gelieft te houden!'' zegt de één; do
ander; „de lucht was er van een aroma als
op de Hilversuuische helde en van de tropen
was er enkel het wonder en het genot!" Hier
wordt in het „pitch-lake" de asphalt gewonnen
voor onze bestrating; je wandelt dus bijwijlen
gewoon over een stukje Trinidad!
De „grond'' wordt er in hompen door negers
uitgehakt, in een lorry gedaan en langs een
„eeuwigen Isabel" naar de wachtende schepen
gevoerd, om verder zijn weg te vinden
naar jullie straat!!
IV
No. 4 van de serie van vijf in 't wild levende
dieren, die in ons land voorkomen.
Na no. 5 de oplossing s.v.p. direct on
danks de vacantle op een briefkaartje in
zenden aan mijn adres.
Dat huis staat op den Dam te Amsterdam!
Het Koninklijk Paleis, vroeger stadhuis.
Jacob van Campen, schilder, „den verwon-
derlycken en dapperen schilder en bouw
meester d'Heere Jacob van Campen" noemden
ze hem in 1631 'n Haarlemmer, was er do
bouwheer van. 640.000 moest de stad neertel
len alléén al voor den grond, want daar ston
den 65 huizen op! Van Campen maakte de
plannen voor dit achtste wereldwonder, maar
de leiding viel toe aan Daniel Stalpaert, stads
architect, die van Campen zóó zwart maakte bij
de burgemeesters, dat deze niets meer met hem
te doen wilden hebben! Van Campen trok zich
toen geheel terug. Ze begroeven hem in de Sint
Joriskerk te Amersfoort (1657) en Vondel
dichtte op zijn graf de bekende regels:
„D'aartsbouheer uit den stam
Van Kampen rust hier onder,
Die 't raedhuis t'Amsterdam
Gesticht heeft, 't achtste wonder."
20 Jan. 1648 begonnen ze te heien, daar de
grond zéér drassig was. 13.659 palen schoten de
diepte in en secuur dat dat gedaan werd! In
1910 hebben ze dat weer eens hier en daar na
gegaan, maar de zaak bleek nog dik in orde
te zijn, het hout gaaf en zuiver gesteld! Zonen
en neven der vier regeerende burgemeesters
leien 28 Okt. 1648 den eersten steen, net in het
jaar van den vrede van Munster, weet je nog
wel? Den 29en'Juli 1655 was het achtste wereld
wonder nog wel niet heelemaal klaar, de klok
ken waren er nog niet (door Hemony 1665 ge
goten), de zalen nog niet gemeubileerd, dat
zou alles pas in 1705 zijn beslag krijgen, volle
dig, en toen had het lieele bouwwerk 8>A mil-
lioen gulden gekost, maar toch besloten de be
stuurders der stad op dien dag het inwijdings
feest te vieren. Dat was op „Donderdach."
„Twee predicatien sullen werden gedaen, d'eene
in de Oude en d'andere in de Nieuwe kerk, om
Godt te danken en te bidden om sijn goeder
tierens continuatie (bescherming) en zeegens.'
Aldus bevolen burgemeesteren
De dominees kregen later allemaal „in dank
baerhijt een vadt Rijnsche wijn t'huys geson-
den!" „Nae de middach sijn de heeren ter
tafel geplaest en heerlyck getracteert." Om
negen uur was het feest, op stadskosten gevierd,
afgeloopen, want de oude schrijver vermeldt,
dat de gasten „omtrent negen ueren alle ver-
trocken, naedat se seer vrolyck en soet sijn
geweest!" 't Was dus een gezelschap „zoete
jongens!" De „doorluchte stichteren van
's werelts achtste wonder, van sooveel steens
omhoog, op sooveel houts van onder" hebben
toen wel niet bevroed, dat het Prinsenhof, waar
zij kort vóór dien vergaderden, ook thans nog
het Raadhuis der stad zou herbergen!
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Van 1—9
Wil je het voor je eigen gebruiken, dan zijn
zakdoeken te klein en neem je twee vierkante
doeken. Ziezoo, 'k geloof, dat ik het er kranig
afgebracht heb. 't Lijkt me zoo duidelijk en
eenvoudig, dat ik hAAst in de verleiding kom
er zélf aan te beginnen
Wedden, wie 't eerste klaar is
Vrij is niet, wie doen kan wat hij wil, maar
wie worden kan wat hij moet.
De grooten scheppen het grootsche, de goeden
het blijvende.
Het is gezonder niets te hopen en het moge
lijke te doen, dan te dwepen en niets te doen.
De weeklacht uit zich in veel woorden en
heeft altijd ites verslappende, want kracht kan
niet klagen. t
Het hart veroudert niet, tenminste, als men
'n hart heeft
De menschen verdragen andere menschen
slechter is tucht noodig, om met elkaar om
te gaan.
Op vilten zool schrijdt de schoonheid, het
echte geluk en de ware heldenmoed.
Overwinmaar triomfeer niet!
De menschen kunnen dwalen alléén groote
menschen geven toe, dat zij dwaalden.
Tijd hebben wil zeggenwil hebben. Die
geen wil hebben, hebben nooit tijd.
Zwijgend staat GodsWil over heel den
aardbol.
Ook de buitengewoonste mensch is gehouden
zijn heel eenvoudigen plicht te doen.
Nee, geen glimworpjes of gloei-kevers, maar
bewoners van de diepzee heb ik op 't oog, die
licht verspreiden. Donker is het daar en koud
en aan oogen hebben sommige bewoners niet
veel, daar kunnen ze toch niets mee uitrichten!
Indien ze die al hebben, dan zijn het toch niet
die allerfijnste instrumenten, zooals wij ze
kennen enniet waardeeren. of je moet 'n
paar maal onder de blinden van „de Graaf"
hebben vertoefd! Oogen die zoo sterk zijn ach
teruit geboerd, noemen we „rudimentair"
d.w.z. alleen de grondvorm is nog maar aan
wezig.
Toch leven daar ook nog wel wezens, wier
gezichtsorganen lang niet voor de poes zijn, en
die, om zoo te zeggen, gevoed worden door licht,
dat de dierenwereld der diepzee zelf uitstraalt.
Diepzee-visschen dragen als het ware lantarens
om zich heen, met holle spiegels en lenzen toe
gerust, terwijl weer andere exemplaren hua
lamp als 'n Diógenes voor aan den kop of aan
de onderkaak dragen. Allerfijnste zenuwen
stellen deze dieren zelfs in staat hun schijnsel
af te „dimmen", te dooven. Wanneer het sleep
net hen hoven water trekt, zijn de meesten al
dood of zóó belangrijk verzwakt, dat van hun
heerlijken glans weinig meer te merken valt.
Alleen bij toeval laat zich het phosphoriseeren
waarnemen. De bonte edelsteen en, flonkerend
als diademen of paarlmoer-juweelen, houden het
buiten de diepzee maar al te kort uit.
Langen tijd heeft men gemeend, dat dit
lichten diende om andere dieren de stuipen op
het lijf te jagen en af te schrikken! Nu zeggen
ze weer, dat het een middel is, om prooi aan te
lokken. Het is nu eenmaal zoo onder de men
schen, dat de volgende eeuw bespot, wat de
voorgaande als vaststaand aannam.
Voor-naam van een zeer bekend
Pruisisch koning,
staat op 'n thermometer
bekend uit den zondvloed,
meisjesnaam.
langer gemaakte. dicht
inwoner van een msionscue
bij Berlijn.
schrijvers op kantoren.
vloeistof, die veel bij de houtslojd wordt
gebruikt.
Engelsch voor ijs.
afkorting voor heilig.
Aan een weg staan drie huizen, villa 1, huize
2, kasteel 3. Achter die huizen drie pompen
'ngenot met de hitte, ja! - waarvan 1 hoort
bil 1. 2 bij 2 en 3 bij 3.
Van huis naar pomp loopt 'n pad, maar aan
gezien het komt slechts zelden voor
de buren de buren niet mogen lijden, rijndie
paden zóó aangelegd, dat ze elkaar met kruisen.
Teekenen jullie nou die paden eens
Inderdaad, op het hart der ouders treden de
Oplossing 2de raadsel
Bal kas tak hak per map
net sik lam tin moe bas een
?pet dor dor mal of lans ros
bek den ook.
„Katholieke Radio-Omroep!"
Oplossing der vorige raadsels
door Wim B„ Rotterdam,
KAMRAADSEL Hilversum BTeda.
VERTICAALHoreb. leder, etage, 6peld,
manna.
Groot restaurant. Veel auto's perke-erend.
Aan tafeltje dame en heer en 'n „pekinees"-
hondje. Het hondje krijgt een stoel en er wordt
eten voor hem besteld. Er is nog net een
stoel voor den jeugdredacteur vrij, dde eijn
fiets achteraf -heeft gestald.
Praatje aangeknoopt;
Dame; „Ja, wij zijn hier met den wagen.
ook?"
Ik: „Inderdaad".
Dame; „Parkeert u ook hier?''
Ik: „Nee, aan 't Centraal Station. Ik Mfe
met den spoor-wagen!"4