I VAN GKOOTE DADEN EN GBOOTE PERSONEN. i? w II: DONDERDAG 13 AUGUSTUS 1 93T OP ZOEK NAAK HET GULDEN VLIES. allerlei. WISTEN JULLIE DAT? letterraadsel. even nadenken. DE NATUUR IN. sns i 14 in. Oplossing van. den vorigsn relbus RolkErdqht DE OUDE FRITS! VOOR KNUTSELAARS. Niets voor jongens WEE KENT DIT DIER? VAN 'N HUIS OP 13659 PALEN X X x x x x x x x Lichtende dieren Oplossing van de legpuzzle voor den natten vacantie dag 5 WIE PUZZLE*T D'R mee BBS Oplossing raadsels. liii i Üttt EVEN LACHEN! oude waadde De Seen ent ui meld e n weg onder z«r.voeten; het griize schuim met bruine randen, sloeg hem Sen het sterke lijf, óók tegen der. mantel van zijn passagier, die daarover met zoon klein beSHé maak m'n mantel niet nat! Netjes van je "hoor, om zoo den draak met ouë menschen te steken!" en nos andere lieflijkheden meer! Eigenlijk dacht Jason bij zich zelf: Goeie mensch, als je nog méér praatjes maakt, dan zet ik je hier op 'n rotsblok en dan moet je zelf maar zien, hoe je verder komt! maar hy .hield zich erg koest en zei alleen maar: kalm aan, moedertje, 'n paard met vier poo- ten struikelt ook wel eens! en dacht toen vanzelf aan zijn opvoeder Cheiron, den paard- mensch, en hoe die hem steeds had voorge houden beleefd en voorkomend te zijn, vooral jegens ouderen. Gedukkig, dat deze wijze hem zoo krachtig en sterk had geleid, anders had hij vAst niet door dit woeste water kunnen waden. Maar nu lukte het toch en hijgend en puffend bereikte hij den oever. Hij zette daar zijn vrachie neer en wilde zijns weegs gaan, toen hij plotseling zag, hoe uit het oude, bar- sche moedertje een heel ander wezen opbloei de; haar sjofele kleed begon te glanzen als het water van een Zuidelijke zee, waar de zon nestralen langs glijden en heel haar wrong sprankelde van juweeïen; er kwam een gloed over haar gelaat, alsof zij een voile van de mooiste wolkjes voor had, die tintelen in het licht van de ondergaande zon. „Ik ben de hooge „Héra", zei ze „en mijn gemaal is aller goden god, Zeus. Mijn woning is op den heiligen berg Olympus en ik toef daar temidden der onsterfelijken. Mocht je ooit in nood komen of je in gevaar bevinden, zie dan eens of de goden bewezen diensten kun nen vergeten!" En weg wiekte ze, wêg van de aarde en verdween in de richting van den godenberg. Toen begreep Jason, welk een goeden raad Cheiron hem gegeven had, den dag waarop hij de wijde wereld in ging. De paardmensch moest stellig geweten hebben, dat zooiets zou voorvallen, anders had hij wel niet zoo n na druk gelegd op zijn vaderlijke vermaningen. Verder ging»Jason, op Iolkos aan, ie an dat eens Pelias van zijn vader had afgenomen. Hij merkte niet meer, hoe zijn eenen schoen in den slijkerigen bodem van de bergbeek was blijven steken en hij dus slechts met een en- kelen schoen zijn reis voortzette! De men schen liepen uit en keken naar den vreemde ling, die als 'n jonge god door hun stad toog. Ouderen tsaken hun hoofden bij elkaar en rie pen hem tot zich. Zeg, jongen, waar kom je vandaan en wat voor boodschap kom je in onze stad doen?" Zoo vroegen ze, en Jason zei, dat hij naar het paleis van koning Pelias wou, om zijn rechtmatig bezit van hem op te eischen. Uit de omstanders maakte zich een oude man los. Als een vlag bewoog een wolke-witte haard om zün door den tijd geteisterd gezicht. „Ken je de voorspelling dan niet van het orakel, jongeling, dat je zoo maar op één schoen hier bent binnen gekomen?" Jason wist van 'n orakelspreuk niets af, maar nu vertelde de oude hem, dat Pelias, de koning, eenigen t(jd geleden door het Del- phlsch orakel vermaand werd zich te wachten voor den man, die met één schoen in Iolkos zou aankomen. Ook, dat deze vorst gewoon was over lijken te gaan, zijn tegenstanders zonder vorm van prooes uit den weg te rui- men. Maar Jason liet zich door al dat nieu heelemaal niet Inschuchteren en stapte e daard naar het koninklijk paleis, waar e wanten zijn komst al lang aan e ia den verklikt. v„j„. Met sterke stem daagde Jason den koning uit tot een tweegevecht, maar deze was wel zoo wijs, daarop heelemaal niet in te gaan. Op zijn vraag deelde de jonge held hem mede, wie hij was en met welke bedoeling hij Iolkos bezocht. Het liefst had Pelias hem de deur uitgesmeten, maar wijl hij dit niet durfde, verzon hij een ander middeltje om den onwel- komen gast-met-den-eenen-schoen uit den weg te ruimen. Hij deed nu zijn neef het volgende voorstel: „Aan u, Jason, zal mijn kroon en mijn Rijk komen, wanneer ge getoond zult hebben moed en kracht genoeg te bezitten door het Gulden Vlies voor mij uit Kolchis te gaan halen, want Binds dat daarginds rust, hebben wij hier geen oog meer dicht gedaan!" Jason hoorde niet voor het eerst van dit Gulden Vlies! Hij wist, dat het bewaard werd dooi- een vuurspuwende draak en dat het een geweldige inspanning zou vergen om het te veroveren. Hij aarzelde. Hij begreep, dat Pe lias het op zijn leven had gemunt, maal hij wilde toch niet voor een bangerik doorgaan ook. Wat drommel, hij zou »l de andere hel den, met wie hij samen doom Cheiron was op gevoed, uitnoodigen met hem mee te gaan en dan, hij kon toch ook steeds op de hulp der hooge Héra rekenen, hem toegezegd aan den oever der ruischende bergbeek? „Waarom, koning Pe!las' hebt gij dit ko. nlnkrijk aan mijn vader ontnomen?" vroeg hij. „Beste Jongen, dat is allemaal lasterpraat ven de menschen, die niets üevei doen dan anderen naar de laagte te trekken, waar ze zelf staan. Stumperig en vervallen was je vader en hij was het regeeren meer dan zat. Vrijwillig deed hij afstand en droeg zijn kroon aan mij over, vraag het hem morgen zelf maar. dan zult ge hem zien!" „Zweert ge mij, koning Pelias, bij de hooge goden van Olympus, dat ge mij het koninkrijk zult geven den dag, waarop ik de Gulden Vacht aan uwe voeten leg?" „Er zal voor mij niet de minste schande liggen in het feit, dat ik mijn macht afsta aan iemand, die dit Vlies heeft weten te verove ren'" Het is verschrikkelijk om neer te schrijven, maar zij zwoeren, terwijl Pelias hee emaa n van plan was ooit zijn woord te ou en, weinig koninklijk mensch was dat, al d g hij dan een kroon. Maar Jason was jong en hij had in da ouderen een onger p W Zoo gingen er dan twee herauten namens Pelias door heel het land en nodigden a helden uit, alle mannen, wier hart nooit snel Ier bonsde, bU welk gevaar ook, wier hand n-tv die van een matroos, was trouw en eerlijk ais cue flpl1 vooral ook de leerling-van CheRon, den kentaur, om aan het naveieuu het Gulden Vlies deel te nemen. En wie er alzoo gehoor gaven roep en hoe ze het snelle schip den, dat zullen we, naar we ïope genden keer zien. DE HELM - 'k bedoel niet het duingras halm! als hoofddeksel gebruikt, beteekent eigenlijk „bedekken". De oudste em voor bij de Babyloniërs, 3000 v. c r-> of koper. In warme landstreken w „tropenhelm" gedragen, die van y riet is vervaardigd; deze zorgt ook vo beweging tusschen hoofd en helm a voor Europeanen gevaarlijk in de rop der helm uit te gaan, wegens de hit e. 'N VREEMD HUWELIJKSGEBRUIK kent men in den Oberharz, te Wildemann. aag vóór de bruiloft wordt op het dak van het huis der bruid een zaagbok gezet, dien e rul gom naar omlaag moet halen. Is het huwe u ingezegend, dan moeten man en vrouw geza menlijk zij -in sluier, hij in hoogen hoed 'n boomstam doorzagen op dezen bok. Uit de manier van zagen kunnen ze dan opmaken, of ze veel of weinig geluk in hun huwelijk te verwachten hebben!! HOCKEY-liefhebbers zijn er onder jullie ge noeg, wat jij, Jacques? 'n Leuk spel maar aan de hockey-sticks zou je toch niet zeggen, dat ze afkomstig zijn van den Franschen herdersstaf! Het oud-Fransch „hoquet", waar van „hockey" is afgeleid, beteekent n.l. her dersstaf! DE ORDE VAN DEN KOUSEBAND, de hoogste Engelsche ridderorde order of the garter! werd in 1350 door Eduard III ge sticht. Over het ontstaan ervan zijn de ge leerden het niet eens. Er mogen maar 26 per sonen lid van zijn, behalve nog de zonen des konings en de buitenlandsche leden. Het orde- teeken is een donker-blauwe fluweelen baud, die met een gouden gesp onder aan den lin kerknie wordt bevestigd. Op dien band staat o-eborduurd in gouden letters: üoni soit qui mal y pense vervloekt hij, die er slecht van denkt. GELDDUIKENDE NEGERS vindt men óók in ons West-Indië ,,'n Glimmend kwartje scheert onverwachts van over de reeling en bij den flits alleen tjompen alle negers sprong- loos over den rand van hun wrakke kano's, ge lijk de zeeleeuwen in Artis van den bassin- wand, duiken, schieten als donker glimmende zeevisschen in een bed van schuimbellen door het lichtgroene water en laten zich dan recht staande omlaag drijvenWie breed grijns lacht onder de zwemmers, heeft het kwartje weggeduwd tot een pruim in z'n wangholte, 't Is hun „struggle for life" kamp om het bestaan)." („West-Indië", pag. 26.) COLUMBUS „verscheen in 1498 voor het eiland Trinidad met lekke schepen, 'n uitge putte bemanning en gebrek aan drinkwater. Het was het eiland, dat hem een van den He mel gebeden uitkomst bracht waarvooi* hij de Heilige Drievuldigheid in dank aanriep en tegelijk dien naam gaf bij het aanschouwen van de drie domineerende (uit-stekende) berg toppen: TrinidAd! Drie-ëen-heid! (Idem,, pag. 40). DE FÖHN (spr- feun) ig 'n warme, droge wind, die veel in de Alpen optreedt. De Zwit sers hebben er een hekel aan, want hij kan veel ongelukken veroorzaken, óók op de me ren. Als „sneeuw-eter" en „druiven-stover" wordt hij daarentegen weer geroemd!! Ook onze kappers zijn eT Ooi mee, want met hun „föhn" en de daaruit stroomende heete lucht blazen ze gewasschen haar droog. Zoo heeft iedere zaak bijna z'n vóór en z'n tegen! Hard werken is het groote geheim van wel slagen, van luiheid en lediggang komen lompen en armoede en anders niet. (Slot). Ja, dat kasteel S-anssouoi, dat heeft de a Ouden Frits nA aan het hart gelogen! De his torische windmolen staat er nog. dien de mole naar niet verkoopen wou aan zijn vorst; Wes telijk van Sanssouci steekt hij zij wieken koen boven het dichte park uit. Toen Friedrich hem dwingen wou, klonk het fiere antwoord: „Er zijn nog rechters in Berlijn!" Tenminste zoo luidt het verhaaltje! De geleerde hoeren ko- men ook luier weer roet in dat smakelijke eten gooien, want die zeggen, dat het alleen maar een verzinseltje is van een geschiedschrijver met veel fantasie! In dit Park wou de Koning begraven we den „quand je serai la, je serai sans s placht hij te zeggen: „wanneer ik eenmaal hen, zal ik zonder zorg zijn." Zijn lievelin0 honden, hazewinden, werden er echter al êérdei hegraven dan hun vorstelijke meester; de dood houdt nu eenmaal geen rekening met wat ons gelegen komt. En toen de oude Frits zelf was gestorven, wilde zijn opvolger hem toch niet hij een hondenkerkhof begraven? Zoo werd zelfs een koningswensoh niet vervuld, want nu moest het stoffelijk overschot bijgezet in de garnizoenskerk van Potsdam (klemtoon op de hoor) Achter den marmeren preekstoel is 'n krocht, dAAr staat de sarko-faag (steenen dood kist) van vader en zoon, thans broederlijk bij een, ofschoon er tijdens hun leven, gelijk ik je vertelde, nogal eens wrijving was. Ja, in „Söhloss Sanssouoi'', daar hen je nog niet zoo gauw uitgekeken! Er zijn keurigg vijvers met goudvisschen „dat is het eendga goud, dat Duitschland na den wereldoorlog is gelaten'' schertst daar een gids en er ls een aparte zaal, die voor den wrangen Voltaire was ■bestemd, met allerlei papegaaien, uitgebeiteld in den wand; in de concertzaal geeft een klok, die de Oude Frits altijd zelf opwond, het oogen- toldk van zijn verscheiden aan (2 uur 20; des naolit 17 Aug. 1786), men toont zijn woonka mer en ztjn sterfkamer waar een marmeren standbeeld den koning voorstelt in zijn laatste oogenblikken. De versiering dezer kamers is allemaal in rooocó-stijl, erg kwistig met krul len en zwaaien en draaien en veel verguldsel en honderdlei figuurtjes en franje». Tegenwoordig wordt dat als geheel verouderd beschouwd en zou zich niemand meer in ceder hout met bronzen figuren een biblotheekzaal laten inrichten! Maar ten tijd© van Frederik den Grooten gold dat als 't allermodernste, als de laatste mode! Hier was dan ook de bijeen komst der beroemd© ,Taf©lrund©'', ©en kring van geleerden en geestigaards, in wier midden de Koning graag vertoefde. De Franschman Voltaire liet zich er graag zien, vooral wanneer er zoo nu en dan nog eens 'n beurs met gouden dukaten aan al die gevatheid te verdienen viel, want wie het mééste bood, had Voltaire steeds op zijn hand! Zoo'n nobel karakter was dat Bij tijden kon de Oude Frits dezen menseli absoluut niet lijden en dat voerde dan weer tol erge twisten. Op zoo'n rondgang door .Sansouoi en hel óók voor den Ouden Frits gebouwde „Nieuw.' Paleis", vlak in de buurt, met zijn twee hon derd kamers, waaronder de vermaarde mossel zaal (eeu lange grot van 30 meter) meent men of d-e door allerhand oorlogen veel geplaagde vorst ieder oogenblik steunend op zijn krukje, om eeu boek te voorschijn zal komen gluren! Want rust - Saus Souci! - heeft hij er niet gevonden. Toen het krijgsrumoer bedaarde, trok hij in een reiswagen door zijn land en de wegen waren toen heusch nog niet van asphalt ot beton hoor een schrik voor fle verkeerden een aanmoediging voor de goedwil- lenden. Hier bezorgde hij een armen drommel van een boer paarden uit het leger, daar liet hij met hout uit de koninklijke bosschen nieuwe huizen bouwen ginder stuurde hij landverhui zers heen om den bodem vruchtbaar te maken, eider- ',Terd een versleten korporaal aangesteld, die -schoolmeester had op te treden onder Ce v iurloosde dorpsjeugd. De luilakken be hoefden op geen genade te rekenen, die kregen er ongemakkelijk van langs, het opkomende koninkrijk Pruisen kon nu eenmaal met doe- ndetsen niet groot worden! Het leger werd anders ingericht, de kruitmolens maalden er lustig op los, overal werden kanonnen gegoten, men kon immers nooit weten wat anderen te gen het jonge koninkrijk in hun schild voerden. Meer en meer eenzaam werd het rond en Ouden. Fritz, hoe dieper hij zijn plicht leeide verstaan, zijn plicht, die hij als jongeman la - hartig had willen ontloopen. Zijn liefhebbert) voor het fluitspel bleef hij altoos trouw en halve nachten kon hij heen en weer loopen, het geliefde instrument aan de lippen. Graag mocht hij nog met den ouden generaal von Zieten piaten hoe zij samen altijd klaar stonden om de vijanden van Pruisen te bespringen zonder aarzelen. „Zieten uit het bosch'' noem den de so-ldaten hun geliefden aanvoerder, om dat hij altijd zoo onverwachts ergens vandaan kwam zetten en daardoor dikwijls een veld slag won. Toen „Zieten aus dem Busoh" den 26en Januari 1786 stierf, sprak de reeds kranke koning: „Onze Zieten heeft altijd de voorhoede aan gevoerd; ook in den dood is hij daarmede be gonnen, ik leid het hoofdleger en zal hem gauw volgen''. X>at „gauw" duurde toch altoos nog zeven maanden! Onvermoeid bleef de vorst tot aan den laatsten dag dóórwerken, 's Morgens aan jjgdde paleizen waren in zijn tijd niet cen traal verwarmd bezochten hem reeds de hooge ambtenaren en de secretarissen en hiel den hun bespreking. De vochtige herfstma noeuvres in Silezië, een bloeduitstorting, wa terzucht en allerlei ander ongemak sloopten langzamerhand zijn kracht. Aan de Zuidzijde van Sanssouci kon men den stervende, toege dekt met pelzen en aan de voeten vilten pan toffels dagelijks zien zitten, den d-riesteek op en ook de groote ordes-ster, totdat de zon zonk. In den nacht van 17 Augustus 1786 kwam het einde. Vrienden waren niet rond zijn sterfbed, of, juister rond zijn sterf-stoel, want de filo soof van Sanssouci stierf zittende. De troon opvolger, Frederik Wilhelm II, werd geroepen; een kamerdienaar belichtte met een drie-armi- gen kandelaar de scherpe trekken van den ontslapene. Het testament bevatte nog deze wenschen; „Moge Pruisen bloeien tot aan het einde der tijden. Mijn laatste wenschen gaan uit naar het geluk van den Staat'' Frederik de Groote had zijn ernstige fouten en tekortkomingen, jullie moeten heelemaal niet denken, dat hij een vroom karakter had of, qua vorst, zoo boog stond als een Sint Louig van Frankrijk! Op geen stukken na. Doch hij was flink in geluk of ongeluk en heeft heel veel voor bestuur, onderwijs- en rechts- pleging in Pruisen gedaan. Och, zijn volk heeft hem den eerenaam „de Groote" wel niet geheel zonder eenigen grond gegeven, denken jullie ook niet? Deze week slaan de jongens er eens fijn naast, want de beurt is alleen voor de meisjes, 't Werd tijd ook, dat ben ik met de dames roerend eens, alleen ik ken nög minder van dameshandwerkjes, dan 'n olifant terecht breng van de kniezwaai aan den rekstok, dus word ik voor jullie werkstukje altijd geholpen door 'n dame. Maar, nu met de vacantle-week, de weck je begrijpt het allemaal wel Om kort te gaan bedoelde dame legde me 'n handwerkje uit, 'n schortje „Kijk. zoo en zoo en zoo, heel eenvoudig, en nu weet i" -"lf de rest wel Ik zal het probeeren Éérst 'n gewetensvraag Is 't voor de pop of voor je eigen In orde. Hoe was 'took weer Verder O ja, als 't voor de pop is, neem je twee fan tasie-zakdoekjes, zet ze aan elkaar, ais op de teekening. Knip uit den bovensten saMoek 'nrond gat, dat gaat met 'n beetje handigheid béstOmhaken. Zet een of twee zakjes op den ondersten zakdoek. Naai er banden aan en het schortje is klaar. •N SISYPHUS-ARBEID Sisyphus (klemtoon op i) stond bij de Ouden heelemaal niet goed aangeschreven. Hij ging door voor vermetel, sluw en slecht, de stad Oorinthe stichtte hij, als handelsstad alléén om er winst uit te halen. Méér goeds wordt er van hem niet verteld! Hij was zóó handig, dat hij zelfs den Dood aan den ketting lei, zoo dat er niemand meer stierf. De plannen der Onsterfelijken verried hij op verachtelijke wijze, argelooze reizigers schudde hij uit, ja zelfs verklikte hij wat de oppergod, Zeus (spreek uit Zuls) allemaal voor streken had uitgehaald. De goden kouden hem op het laatst niet meer zien en stortten hem neer In d-e onderwereld HAdes. Daar dwongen zij hem voor eeuwig een rots. blok tegen een hoogen berg op te wentelen; zoodra Sisyphus dicht hij het door hem ge- wensohte doel was, tuimelde de kei weer om laag en kon hij opnieuw met zijn vruchtel-ooze pogingen beginnen. Zoo heet nu nog „onbegonnen werk" ook wel een „Sisyphus-arbeld". TRAWANTEN Het woord „trawAnt" heette vroeger eigenlijk „tralbAnt" en in dat woord trabant -zit het woord „traben" loopen. Eigenlijk beteekent het dus niets anders dan: looper, tenminste dat zeggen ■ze; anderen geven weer 'n heel verschillende verklaring. N-u is trawAnt ongunstig, afgezakt tot zooiets als „handlanger", „diefjesmaat"; behalve de trawAnten als bij-planeten, die zijn van onbesproken gedrag. HET ASPHALTMEER Dit kleverige meer moet je zoeken o.p het eiland Trinidad (klemtoon op: ad, dat eigen lijk wordt uitgesproken als at'h, Eng. „the") dicht bij de monding der Orinoco, Venezuela. Er ligt daar een plaats La Brea, „de akeligste van de vele martelkamers, die Moeder Natuur er op na gelieft te houden!'' zegt de één; do ander; „de lucht was er van een aroma als op de Hilversuuische helde en van de tropen was er enkel het wonder en het genot!" Hier wordt in het „pitch-lake" de asphalt gewonnen voor onze bestrating; je wandelt dus bijwijlen gewoon over een stukje Trinidad! De „grond'' wordt er in hompen door negers uitgehakt, in een lorry gedaan en langs een „eeuwigen Isabel" naar de wachtende schepen gevoerd, om verder zijn weg te vinden naar jullie straat!! IV No. 4 van de serie van vijf in 't wild levende dieren, die in ons land voorkomen. Na no. 5 de oplossing s.v.p. direct on danks de vacantle op een briefkaartje in zenden aan mijn adres. Dat huis staat op den Dam te Amsterdam! Het Koninklijk Paleis, vroeger stadhuis. Jacob van Campen, schilder, „den verwon- derlycken en dapperen schilder en bouw meester d'Heere Jacob van Campen" noemden ze hem in 1631 'n Haarlemmer, was er do bouwheer van. 640.000 moest de stad neertel len alléén al voor den grond, want daar ston den 65 huizen op! Van Campen maakte de plannen voor dit achtste wereldwonder, maar de leiding viel toe aan Daniel Stalpaert, stads architect, die van Campen zóó zwart maakte bij de burgemeesters, dat deze niets meer met hem te doen wilden hebben! Van Campen trok zich toen geheel terug. Ze begroeven hem in de Sint Joriskerk te Amersfoort (1657) en Vondel dichtte op zijn graf de bekende regels: „D'aartsbouheer uit den stam Van Kampen rust hier onder, Die 't raedhuis t'Amsterdam Gesticht heeft, 't achtste wonder." 20 Jan. 1648 begonnen ze te heien, daar de grond zéér drassig was. 13.659 palen schoten de diepte in en secuur dat dat gedaan werd! In 1910 hebben ze dat weer eens hier en daar na gegaan, maar de zaak bleek nog dik in orde te zijn, het hout gaaf en zuiver gesteld! Zonen en neven der vier regeerende burgemeesters leien 28 Okt. 1648 den eersten steen, net in het jaar van den vrede van Munster, weet je nog wel? Den 29en'Juli 1655 was het achtste wereld wonder nog wel niet heelemaal klaar, de klok ken waren er nog niet (door Hemony 1665 ge goten), de zalen nog niet gemeubileerd, dat zou alles pas in 1705 zijn beslag krijgen, volle dig, en toen had het lieele bouwwerk 8>A mil- lioen gulden gekost, maar toch besloten de be stuurders der stad op dien dag het inwijdings feest te vieren. Dat was op „Donderdach." „Twee predicatien sullen werden gedaen, d'eene in de Oude en d'andere in de Nieuwe kerk, om Godt te danken en te bidden om sijn goeder tierens continuatie (bescherming) en zeegens.' Aldus bevolen burgemeesteren De dominees kregen later allemaal „in dank baerhijt een vadt Rijnsche wijn t'huys geson- den!" „Nae de middach sijn de heeren ter tafel geplaest en heerlyck getracteert." Om negen uur was het feest, op stadskosten gevierd, afgeloopen, want de oude schrijver vermeldt, dat de gasten „omtrent negen ueren alle ver- trocken, naedat se seer vrolyck en soet sijn geweest!" 't Was dus een gezelschap „zoete jongens!" De „doorluchte stichteren van 's werelts achtste wonder, van sooveel steens omhoog, op sooveel houts van onder" hebben toen wel niet bevroed, dat het Prinsenhof, waar zij kort vóór dien vergaderden, ook thans nog het Raadhuis der stad zou herbergen! 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Van 1—9 Wil je het voor je eigen gebruiken, dan zijn zakdoeken te klein en neem je twee vierkante doeken. Ziezoo, 'k geloof, dat ik het er kranig afgebracht heb. 't Lijkt me zoo duidelijk en eenvoudig, dat ik hAAst in de verleiding kom er zélf aan te beginnen Wedden, wie 't eerste klaar is Vrij is niet, wie doen kan wat hij wil, maar wie worden kan wat hij moet. De grooten scheppen het grootsche, de goeden het blijvende. Het is gezonder niets te hopen en het moge lijke te doen, dan te dwepen en niets te doen. De weeklacht uit zich in veel woorden en heeft altijd ites verslappende, want kracht kan niet klagen. t Het hart veroudert niet, tenminste, als men 'n hart heeft De menschen verdragen andere menschen slechter is tucht noodig, om met elkaar om te gaan. Op vilten zool schrijdt de schoonheid, het echte geluk en de ware heldenmoed. Overwinmaar triomfeer niet! De menschen kunnen dwalen alléén groote menschen geven toe, dat zij dwaalden. Tijd hebben wil zeggenwil hebben. Die geen wil hebben, hebben nooit tijd. Zwijgend staat GodsWil over heel den aardbol. Ook de buitengewoonste mensch is gehouden zijn heel eenvoudigen plicht te doen. Nee, geen glimworpjes of gloei-kevers, maar bewoners van de diepzee heb ik op 't oog, die licht verspreiden. Donker is het daar en koud en aan oogen hebben sommige bewoners niet veel, daar kunnen ze toch niets mee uitrichten! Indien ze die al hebben, dan zijn het toch niet die allerfijnste instrumenten, zooals wij ze kennen enniet waardeeren. of je moet 'n paar maal onder de blinden van „de Graaf" hebben vertoefd! Oogen die zoo sterk zijn ach teruit geboerd, noemen we „rudimentair" d.w.z. alleen de grondvorm is nog maar aan wezig. Toch leven daar ook nog wel wezens, wier gezichtsorganen lang niet voor de poes zijn, en die, om zoo te zeggen, gevoed worden door licht, dat de dierenwereld der diepzee zelf uitstraalt. Diepzee-visschen dragen als het ware lantarens om zich heen, met holle spiegels en lenzen toe gerust, terwijl weer andere exemplaren hua lamp als 'n Diógenes voor aan den kop of aan de onderkaak dragen. Allerfijnste zenuwen stellen deze dieren zelfs in staat hun schijnsel af te „dimmen", te dooven. Wanneer het sleep net hen hoven water trekt, zijn de meesten al dood of zóó belangrijk verzwakt, dat van hun heerlijken glans weinig meer te merken valt. Alleen bij toeval laat zich het phosphoriseeren waarnemen. De bonte edelsteen en, flonkerend als diademen of paarlmoer-juweelen, houden het buiten de diepzee maar al te kort uit. Langen tijd heeft men gemeend, dat dit lichten diende om andere dieren de stuipen op het lijf te jagen en af te schrikken! Nu zeggen ze weer, dat het een middel is, om prooi aan te lokken. Het is nu eenmaal zoo onder de men schen, dat de volgende eeuw bespot, wat de voorgaande als vaststaand aannam. Voor-naam van een zeer bekend Pruisisch koning, staat op 'n thermometer bekend uit den zondvloed, meisjesnaam. langer gemaakte. dicht inwoner van een msionscue bij Berlijn. schrijvers op kantoren. vloeistof, die veel bij de houtslojd wordt gebruikt. Engelsch voor ijs. afkorting voor heilig. Aan een weg staan drie huizen, villa 1, huize 2, kasteel 3. Achter die huizen drie pompen 'ngenot met de hitte, ja! - waarvan 1 hoort bil 1. 2 bij 2 en 3 bij 3. Van huis naar pomp loopt 'n pad, maar aan gezien het komt slechts zelden voor de buren de buren niet mogen lijden, rijndie paden zóó aangelegd, dat ze elkaar met kruisen. Teekenen jullie nou die paden eens Inderdaad, op het hart der ouders treden de Oplossing 2de raadsel Bal kas tak hak per map net sik lam tin moe bas een ?pet dor dor mal of lans ros bek den ook. „Katholieke Radio-Omroep!" Oplossing der vorige raadsels door Wim B„ Rotterdam, KAMRAADSEL Hilversum BTeda. VERTICAALHoreb. leder, etage, 6peld, manna. Groot restaurant. Veel auto's perke-erend. Aan tafeltje dame en heer en 'n „pekinees"- hondje. Het hondje krijgt een stoel en er wordt eten voor hem besteld. Er is nog net een stoel voor den jeugdredacteur vrij, dde eijn fiets achteraf -heeft gestald. Praatje aangeknoopt; Dame; „Ja, wij zijn hier met den wagen. ook?" Ik: „Inderdaad". Dame; „Parkeert u ook hier?'' Ik: „Nee, aan 't Centraal Station. Ik Mfe met den spoor-wagen!"4

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 7