m
VAN HET INDISCHE LEVEN.
ZATERDAG 15 AUGUSTUS 193Ï
ALGEMEENE BESCHOUWINGEN
DEN VOLKSRAAD.
RELGrE'S PROTECTIONISTISCHE
PLANNEN.
Verzet van de handelskamer
vau Antwerpen.
ZAL DE REGEERING SNEVEN 9
De
MR. MAC DONALD TE
LOSSIEMOUTH.
VERLAGING VAN DE OORLOGS
SCHULDEN OF BEZUINIGING.
Het Turksche tooneel
DE OPGRAVINGEN TE ABCOUDE.
Van onzen K-correspondent
BATAVIA, 25 Juil 1931.
De wensch van den heer Soeroso, dat de
Volksraad een „volwaardig parlement" mocht
worden en dit wel op korten termijn, zal voors
hands nog wel een vrome wensch blijven, maar
in één opzicht is de huidige Volksraad reeds
een parlement in den volsten zin van het
grondwoord: er wordt ontzettend geparlevinkt
in ons Indisch vertegenwoordigend college. In
de laatste zitting van den ouden Volkrsaad
gaf de voorzitter in zijn sluitingsrede daar
cijfers over, die meer zeggen dan veel woor
den. In de zittingsperiode 1927/1931 werden
gemiddeld 81 openbare vergaderingen per jaar
gehouden.
Voor de Tweede Kamer bedroeg dit aantal
ook precies 81. Het aantal Handelingen blad
zijden beliep voor de Tweede Kamer per jaar
2400, voor den Volksraad 2700, en telt men
het College van Gedelegeerden erbij wat
voor een goede vergelijking noodzakelijk is
niet minder dan ruim 3000. Neemt men nu
nog in aanmerking,, dat de Tweede Kamer 100
leden telt tegen de Volksraad 61 inclusief
den voorzitter, en dat de Volksraad maar onge-
veei 5 maanden zitting houdt tegenover de
Tweede Kamer het heele jaar, minus de reces
sen dan, zoo dringt zich onweerstaanbaar de
gedachte op aan omong kossong Maleisch
voor „leeg gepraat"). Nu wees de heer Meyer
Ranneft er zeer zeker terecht op, dat men
met deze gedachte niet het vraagstuk heeft
opgelost, dat internationaal is en ontstaat door
o\ei lading der parlementen, maar er mag ook
met recht op gewezen worden, dat de Volks
raad herhaaldelijk van de Regeering op een of
andere vraag of opmerking in parlementaire
taal het antwoord krijgt: „Dat gaat jou, Volks
raad, geen bl....m aan!"
Een factor die krachtig tot dit veelpraten
meewerkt is ongetwijfeld de omstandigheid,
dat de Volksraad eigenlijk permanent een colle
ge van politieke nieuwelingen is Ook de poli
tiek kent de beruchte Indische mutaties-kwaal.
Ook in het Hertogspark is het een voortdurend
gaan en komen. De figuur van den heer
's Jacob, die bij de sluiting van den ouden
Volksraad uitgespeeeht werd door den voor
zitter, had bijna iets legendarisch, èn om zijn
eerbiedwaardig uiterlijk van stokoud man met
nog onverzwakten geest èn echter omdat hij
van de instelling van het college af ononder
broken zitting had gehad. Maar wat heeft een
parlementaire periode van 13 jaar eigenlijk
te beteekenen tegenover politieke carrière's
van 30 jaren en meer?
Des te sterker blijkt nu echter, dat de overige
leden eigenlijk heelemaal broekjes zijn, en
een herinnering aan Staring's puntdichtje
IN karaktergrootheid, die uit een dergelijke be
kentenis spreekt, een karaktergrootheid, waar
van menig Nederlandsch medelid zou kunnen
leeren. De heer Hamer bijvoorbeeld. En de heer
Feuilletau de Bruin, die als eerste woordvoer
der van de Vaderlandsche Club tegenover deze
Inlandsche waardigheid een onwaardig figuur
sloeg, door zijn militair-autoritair optreden, dat
aan sommige officieren eigen is.
De heer Soeroso trachtte aan de beide rede
voeringen van zijn Inlandsche medeleden wat
af te doen. Zeer overtuigend was hij niet, al
moet ik hem bijvallen in zijn opmerking, dat
van een Inlandsch loon of inkomen niet veel
te sparen valt. Dat is zeer waar. Zal men den
Inlander spaarzaamheid leeren, dan dient op
de allereerste plaats voor oefenmateriaal ge
zorgd te worden. Een dagloon van 50 cent tot
1.50 voor een volwassen Inlandschen bediende
of arbeider in Europeeschen dienst, waarvan
de grootste helft beneden den gulden blijft, is
niet bijster bevorderlijk tot kapitaalvorming.
Maar het volkomen gemis aan economisch be
sef in Westerschen zin en typisch-Oostersche
onbezorgdheid voor den dag van morgen, waar
door nooit energie geprikkeld en volharding
gestaald wordt, blijven niettemin bestaan.
De Katholieke fractie onderscheidde zich bij
de algemeene beschouwingen door niets, de
IKP-fractie dan wel te verstaan, want het Ka
tholieke Inlandsche lid Kasimo hield een pit
tig speechje omtrent nationalistische inzichten
in zijn groep. Het was geheel doortrokken van
den Schmutzerschen geest, die in de rede dan
ook gestalte aannam. De heer Monod hield een
zeer „algemeene", weinig markante beschou
wing. De rede van den heer Staargaard, een
vertegenwoordiger van de ondernemers die
zoo waar aan philosophie doet, al is het dan
Hegeliaausche, had wel aanleiding kunnen ge
ven tot een wat krachtiger en degelijker ka
tholiek getuigenis- De heer Pastor zweeg bij
de algemeene beschouwingen. Op zichzelf was
dat een verdienste. Zijn maidenspeech over
huishuren was ionder belang. Wie schrikke-
lijkst er van zwijgt, heeft aldermeest gezeid.
De rijpe kennis hoort,
D' onrijpe neemt het woord,
zegt dan verder het kernachtigst wat ik zeggen
wilde.
Algemeenee Beschouwingen zijn in onzen
Volksraad de specialité de la maison. Daarbij
spookt de politieke Sturm und Drang het meest
en het onvervaardst. De eene Karl Moor na
den anderen revolteert tegen dezen of dien
burcht vfen de bestaande orde, al hebben ze
lang niet alle de allure van den Schillerschen
held. Van 't jaar leek het alsof we er gauwer
dan anders doorheen zouden zijn, want het
bleek al ras, dat men voor dezen keer afzag
van parlementen over de onafzienbare toe
komst en zoo. Maar er werd tevergeefs gehoopt
Ruim 3 dagen namen de algemeene beschou
wingen in beslag, even goed als andere jaren.
De eerlijkheid gebiedt echter te constateeren,
dat ze in meer dan één opzicht merkwaardig
waren. Het merkwaardigst van alles was onge
twijfeld de diepgaande antithese tusschen ver
schillende groepen. Het is me onbekend of het
tijdschrift van een groep Inlandsche intellec-
tueelen met name Timboel weer aan de
Regeèring de taktiek van Verdeel en heersch
verweten heeft. Het zou even onbillijk zijn als
vroeger, maar zeker blijft als waarheid vast
staan, dat er een diepgaande antithese is
tusschen de Indonesische leden, en de wijdte
ervan blijkt wel heel duidelijk uit het feit,
dat reeds dadelijk bij het begin van de periode
der grootst-mogel'ijke Inlandsche minderheid
deze antithese zich zoo opvallend vertoonde.
De heer Otto Iskandar trok heftig van leer
tegen het bestaande regiem. Met al de onstui
migheid van den nieuweling, die bovendien
nog zeer jeugdig is, bestormde hij de eene
instelling na de andere en de aanklachten
tegen het bestaande gezag waren niet van de
lucht. Onmiddellijke volstrekte onafhankelijk
heid van Indië zou nog maar net op tijd komen
voor de redding van den smaragden gordel.
Pal daartegenover stond de bekentenis van
den heer Sosrohadikoesoemo. Zij was het
evenement van de eerste week. Ook uiterlijk
was de tegenstelling volkomen. Door mankheid
aan zijn zitplaats gebonden, was er zelfs phy-
sisch bij hem geen sprake van optreden. Dit
ongewone alleen reeds zou voldoende geweest
zijn, om de aandacht der leden te trekken. Zij
werd meteen geboeid door een zeldzaam ireni
sche, volkomen onpolitieke ontboezeming, die
ik zooeven reeds als een bekentenis kenmerkte.
De inhoud zal den lezers al wel uit de Aneta-
telegrammen bekend zijn. Hij kwam neer op
een betuiging van gerustheid en zelfs erken
telijkheid, dat Indië nog altijd stevig staat
onder Nederlandsch gezag en Nederlandsehe
leiding, want dat is nog noodig, vond de heer
Sosrohadikoesoemo, en het gaat goed. Schreef
ik niet in een mijner eerste brieven, dat wij
in Nederlandseh-Indië in Abraham's schoot
leven, politiek dan wel te verstaan? Politieke
onrust, veel meer politieke dreiging bestaat
meer in sommlger fantasie dan in de Indisohe
realiteit.
Er kwamen bij deze algemeene beschouwin
gen nog meer merkwaardige bekentenissen van
Inlandschen kant. De heer Koesoemo Oetoyo,
kenner van Indië bij uitstek en een man die
als bestuursambtenaar een leven lang ln on
middellijke aanraking is geweest met het volk
hij veriiei den bestuursdienst als regent van
Japara Ntfkt zijn aandacht vooral te zullen
gaan besteden aan economische kwesties, waar
voor hij trouwen al eerder bijzondere belang
stelling en Toorlteur heeft getoond. Welnu, deze
grijze Inlandsche aristocraat en vurige natio
nalist, voorzitter van Boedi Oetomo, verklaar
de, dat de economische toestand van het In
landsche volk zoo veel zorg baart, omdat er
lo. gebrek is aan voldoende gronden, 2o- aan
mobiel kapitaal, 3o. aan spaarzaamheid en 4o.
aan energie en volharding. Als men nu ver
der bedenkt, dat de heer Oetoyo een der er-
varenste en meest geischoolde Inlandsche
politici is, dan begrijpt men de waarde van
deze uiting, die een beaming is van eenige zoo
dik«#Is door Nederlanders aangewezen tekort
komingen, welke aanwijzing voor het trotsche
Inlandsche gevoel altijd zeer pijnlijk was. En
tfgn krijgt men tevens groot respect voor de
Onze Antwerpsche correspondent schrijft:
Zooals men weet, bestaan er bij de Belgische
regeering plannen tot bescherming van enkele
takken van bedrijvigheid. Zij wordt in die
richting gedreven door groepen van belang,
hebbenden.
De Antwerpsche handelskamer voert daar
tegen een krachtdadige campagne, voorname
lijk omdat Antwerpen den vrijhandel noodig
heeft, doch voorts wijl zij van oordeel is, dat
de levensduurte daardoor weer zou verhoogd
worden.
Gisteren heeft de kamer weer een vergade-
ring gehouden, waarin protestmoties werden
aangenomen, eerstens tegen het plan tot be
scherming van het inlandsch graan.
Vervolgens heeft de kamer uitvoerig beraad
slaagd over de plannen tot beperking van den
invoer van buitenlandsche steenkolen.
De voorzitter zette nog eens uiteen, welke
stappen werden gedaan bij de regeering, om
haar van dit voornemen af te brengen.
De kamer heeft er de regeering op gewezen,
dat Dultschland langs den Waterweg ieder jaar
4 mill, ton kolen naar België zendt. Deze kolen
vormen 't overgrootste deel van de retourvrach
ten der Rijnvaart op Antwerpen en Gent. In
dien de maatregel zoude worden toegepast
zou daarmee de Rijnvaart op deze havens wor.
den lamgelegd, maar terzelfder tijd zou ook
do zeevaart getroffen worden, wijl bij gebrek
aan retourvracht de prijzen voor Antwerpen
aanzienlijk hooger zouden vallen.
De ondergang van onze Rijnvaart, aldus de
kamer, zou het voor ons onmogelijk maken,
nog langer internationale eischen te stellen
voor een meer moderne verbinding met den
Rijn. Onze eigen fouten zouden het overwicht
van Rotterdam bestendigen.
Ten slotte liepen de besprekingen over de
plannen der regeering tot bescherming van
vee en vleesch. Sinds de laatste weken worden
hier groote hoeveelheden slachtvee uit Dene-
marken aangevoerd, hetgeen de landbouwor
ganisatie met leede oogen aanziet. De regee
ring heeft zoo juist een commissie ingesteld
tot bestudoering van het vraagstuk, betreffen,
de den invoer van vee.
De taak der commissie zal bestaan „in de
middelen op te zoeken, welke in staat zijn
de nadeelige gevolgen te temperen, welke de
aanvoeren van slachtvee en vleesch op de na
tionale productie maken".
Het eenig resultaat van deze studie-commis
sie zou zijn: verhooging van den vleesch-prijs
en vermindering van het vee-vervoer in de
havens.
De Antwerpsche handelskamer zal daarom
ook deze plannen met alle middelen bestrijden.
(Van onzen correspondent.)
romp van de „Hannibal het grootste Engelsche passagiersvliegtuig, dat te
Tudelsy bij een noodlanding zwaar werd beschadigd, is ter reparatie naar het vlieg
veld Croydon overgebracht.
Waarom niet beide
(Van onzen correspondent
Ex-honing Alfonso van Spanje arriveerde
dezer dagen te Kopenhagen. De vorst bij
het verlaten van de „Viceroy of India".
Londen, 10 Augustus 1931.
Mr. MaoDonald bevindt zich met vacantie te
Lossiemouth, maar hij schijnt niet ten volle
van zijn vrije weken te genieten. Gedeeltelijk
misschien, doordat ze eigenlijk niet zoo heel
vrij zijn, maar vooral doordat de eerste minis
ter wel Downingstreet, maar niet de zorgen
van zijn ambt heeft kunnen ontvluchten.
De vorige week heeft hij een bezoek gebracht
aan mr. Stimson, den Amerikaanschen staats
secretaris, die zijn vacantie doorbrengt aan de
Moray Firth, in het bergland van Sutherland,
en gisterenavond is mr. Edge, de Amerikaan-
sche ambassadeur te Parijs, die een belangrijke
rol gespeeld heeft in verband met president
Hoover's moratoriumplan, van Le Touquet naar
Schotland vertrokken, waar hij mr. MacDonald
waarschijnlijk ontmoeten zal-
Laatstgenoemde heeft met mr. Stimson lang
durige, doch on-officieele besprekingen gehou
den, die, volgens een berichtgever van de „Daily
Mail", betrekking gehad hebben op de interna
tionale financieele betrekkingen, en dit onder
werp zal zeker ook niet vreemd zijn aan de
reis van ambassadeur Edge.
Houden deze besprekingen indirect verband
met het rapport der bezuinigingscommissie
Dit rapport heeft tot nu toe de vermakelijke
vacantie-lectuur van mr. MacDonald gevormd,
en uit hetgeen de minister tot den bericht
gever der „Daily Mail" gezegd heeft, kan men
slechts de gevolgtrekking maken, dat hij er
ten zeerste door in de verlegenheid gebracht
is. Hij poogt zooveel mogelijk zich aan' de ver
antwoordelijkheid te onttrekken, hetgeen mis
schien verklaart, waarom hij zoo buitensporig
hard werkt, want niets vordert zooveel tijd
als het schuiven van de verantwoordelijkheid
op anderen.
Hij heeft erop gewezen, dat niet de Tegeering
verantwoordelijk is voor het rapport:
„Wij stemden in met de benoeming eener
bezuinigingscommissie. Destijds hadden wij
zelf een bezuinigingscampagne aangevangen en
een onderzoek ingesteld, maar de conservatie
ven en de liberalen drongen in het lagerhuis
aan op de vorming van de commissie, en wij
konden dus niet anders doen. Elke partij be
noemde twee vertegenwoordigers in de com
missie, maar die der regeering teekenden een
minderheidsrapport, dat afweek van eenige
conclusies in het meerderheidsrapport. Feite
lijk willen de conservatieven en de liberalen
op ons de verantwoordelijkheid laden".
De verantwoordelijkheid waarvoor Voor het
rapport? Neen, voor het doorvoeren van be
zuinigingen, dus ook voor de toepassing van
zekere in het rapport voorgestelde maatrege
len. Een regeering, die zich erover beklaagt,
dat zij verantwoordelijkheid draagt, kan in het
algemeen belang haar taak beter overgeven
aan anderen, die hiertegen niet opzien.
Het rapport is gepubliceerd geworden op den
dag, waarop het lagerhuis met vacantie ging,
een tactische zet, welke de regeering mis
schien in haar voordeel achtte, maar welke te
vens tengevolge heeft, dat mr. MacDonald's
vacantie nogal rustig is, en dat hij, zoo wij
de „Daily Mail" vertrouwen, voortdurend naar
Londen terug verlangt.
Genoemd blad voert propaganda voor een
nationale regeering, en beweert zelfs, dat een
aantal conservatieve backbenchers" hiervoor
te vinden zijn. De conservatieve leiders daaren
tegen denken er niet aan, de verantwoording
der regeering te verlichten, en aldus populari
teit bij de kiezers in te boeten, door zich, als re
geerders, te vereenzelvigen met een bezuini-
gingspolitiek, welke noodzakelijk geworden is
door het stemmenwervende sociale beleid der
labourregeering. Het is waar, dat de houding
der labourmannen in en buiten het parlement
de regeering bemoeilijkt in het voeren eener
bezuinigingspolitiek, en dat zij dit slechts zou
kunnen doen ten koste van haar prestige in de
partij, maar terecht stellen de conservatieven
zich op het standpunt, dat het preBtige der la
bour-ministers onder hun nominale volgelingen
hen volmaakt onverschillig laat.
De parlementaire toestand is dus zóó dat in ieder
ander land der regeering geen andere weg zou
openstaan dan aftreden. Voor de bezuinigingen,
die ook zij noodzakelijk acht, vindt zij geen
steun onder haar eigen partijgenootenbijge
volg dient zij haar taak over te dragen aan die
genen, die wel op den steun hunner partij kun
nen rekenen, i. e. de conservatieven.
Zij schrikt hiervoor terug. Ten eerste, omdat
zij zich tot het uiterste schijnt te willen vast
klampen aan het bewind. Maar ook om andere
redenen. Zij is bevreesd voor den uitslag van al
gemeene verkiezingen. Verder zou, indien de
wereldcrisis mocht luwen, niet de labourpartij,
maar de conservatieve partij hiervan de poli
tieke voordeelen oogsten.
Die overwegingen van partijtaktiek zijn on
getwijfeld geldig. Maar andere partijen hebben
ze niet ontzien.
Mr. MacDonald evenwel is er nog steeds van
overtuigd, of maakt zichzelf wijs, nog steeds
er van overtuigd te zijn, dat „de wereldcrisis"
verantwoordelijk is voor Engelands financieele
moeilijkheden. Zelfs indien de wereldcrisis ook
tot de financieele ontwrichting van dit land
in aanzienlijke mate bijgedragen heeft, blijft de
hoofdschuld toch bij een regeering, die gewei
gerd heeft, en nog steeds weigert, de tering
naar de nering te zetten. Komt er een verbete
ring in den wereldtoestand kan b.v. een
overeenkomst gesloten worden tot verlaging
der oorlogsschulden, dan zal ook Engeland
hiervan profiteeren.
En het is hiermede, dat Mr. MacDonalds ge
sprekken met Amerikaansche staatslieden of
diplomaten in het Noorden wellicht verband
houdt. De conservatieven weigeren verantwoor
delijkheid te aanvaarden voor het vegen an
den ministerieelen Augias' stal der sociale ver
kwisting gepoogd wordt de verantwoordelijk
heid te schuiven op de „internationale crisis".
Voor Engeland zou een verlaging der oorlogs
schulden ongetwijfeld een belangrijke finan
cieele verlichting zijn. Tot 1 Juli 1932 is het
Hoover-moratorium van kracht, hetgeen voor
niet één crediteurenland een verlichting betee-
kent na 1 Juli 1932 worden de oorlogs- en her
stelschuldbetalingen voortgezet. Kan voor dien
tijd een schuldenvergelijk gesloten worden, dan
zal de begrooting het volgend jaar er heel wat
gunstiger kunnen voorstaan, ofschoon dit na
tuurlijk zal afhangen van den aard van het
vergelijk. Maar bovendien schijnt Mr. MacDo
nald te rekenen op een commercieels herleving
als direct gevolg van een schuldenverminde
ring, op hoogere inkomsten, tengevolge van
een herstel op de effectenbeurs, enz.
Hebben de besprekingen met de heeren Stim
son en Edge ten doel, bezuinigingen uit den
weg te gaan ze overbodig te maken door het
scheppen van een internationalen toestand,
welke de schatkist gunstiger zal zijn
Maar men heeft ln het oog te houden, dat
Engelands moeilijkheden grootendeels van bin-
nenlandschen aard zijn. Engelands economische
positie is, geheel afgezien van de wereldcrisis,
relatief (vergeleken dus bij die van andere lan
den) voortdurend ongunstiger geworden; Enge
land heeft zich sociale uitgaven veroorloofd,
welke een belastingdruk ten gevolge hebben ge
had, waardoor dit land in het nadeel ia tegen
over de meeste ndere landen.
De moeilijkheden begonnen hier, vóór de
wereldcrisis een aanvang nam. Er zijn redenen
om aan te nemen, dat zij zullen voortduren, als
de wereldcrisis een einde begint te nemen. Ten
zij een binnenlandsch fiscaal en financieel be
leid gevoerd wordt, dat van deze regeering niet
te verwachten is.
Ambtenaren en hun vermogens
De Centraal-Am or-i-kaan sohe republieken neb
ben tot nu toe den twijfelachtigen naam gehad,
echte dorado's voor bekwame en omkoopbare
amibteiaren te zijn Zoo namen het de belasting
betalers Ihun presidenten niet meer kwalijk
wan neer deze zich na 'beëindiging van hun
ambts-jeriode, met gevulde zakken ter ruste
konden zetten De politieke partijen mochten
nog zoo veel ruzie maken, daarover was men
het eens, dat iedere ambtenaar, welke richting
hij ook was toegedaan, zijn schaapjes onge
stoord op het droge mocht brengen
Nu gaa.t i,n Guatemala plotseling een andere
wind waaien. De pas benoemde president gene
raal Jonge Ubino heeft hij het aanvaard-en van
zijn ambt een uitvoerige opgave van zijn ge
heel e te-zit aan het parlement voorgelegd.
„Ik wil", verklaarde Ubino aan de verbaasde
volksvertegenwoordigers, „aan alle latere be
weringen, dat ik voor mijn ei-gen zak gewerkt
heb, paal en perk stellen Wanneer ik aftreed,
zou ik verlangen, dat een commissie ui-t het
parlement een nieuwe opgave van mijn ver
mogen samen-stel-t en het met dat van thans
vergelijkt, om het volk te kunnen bevestigen,
dat ik me geen cent verrijkt heb"
Tegelijkertijd eis-chte de president van alle
ambtenare!, dat ze zijn voorbeeld zouden vol
gen. Vervllgens stelde hij voor zijn initiatief
tot wet t» maken, wat ook gebeurde In do
toekomst zal iedere ambtenaar in Guatemala
zijn verbogen nauwkeurig moeten opgeven,
evenals dat van zijn vrouw en kinderen.
Iedereen ls nu gerechti-gd een onderzoek
naar het vsnmogen van een ambtenaar voor te
stellen. Wendt een vermogenstoename ontdekt,
welke niet met -de hoogte der uitkeert ngen
overeenstemt, dan volgt hel oordeel van een
speciale rechtbank. Blijken de beschuldigin
gen niet steekhoudend te zijn, dan draagt de
staat de kreten van het geding.
Buitendién mag bij openbare aanbestedingen
niemand vonden toegelaten, die tot in den
vierden gread van een of anderen ambtenaar
verwant is. Hetzelfde -geldt voor leverancier®
die met edi of anderen ambtenaar bevriend
zijn.
Zooals men ziet, zijn somml-ge bemalingen
der wet nog al sbrenig. Maar bijzondere ziekte®
verel-sohen Dok ongewone heelmiddelen.
Een der varovenin-gen van -het moderne Tur
kije is de >loei van het tooneel, dat tot aan
den wereldoorlog bijna alleen buitenlandsche
«tukken vertoonde. Het Turksche theater is
trouwens pa) een eeuw ou-d Daarvoor waren
-de eenige vdksvermakelij-khedeti Kara, Geuz
en Orta Oyun, een soort spel zonder podium.
Voor den eersten keer kwamen'in 1839 bui
tenlandsche toneelspelers naar Stamboel. Maar
het duurde n*g tien jaren alvorens men Turk
sche theaters bouwde, waarin een kleine serie
buitenilandsch» toneelspelen en opera's werden
opgevoerd.
Een hartstochtelijk tooneel vriend was s-ultan
A-bdoel Medjid I. Onder hem werden de Ai-de en
Oavalleria Riüticana eerder opgevoe-rd dan te
Parijs. De kal.ef mocht zich evenwel niet laten
zien en daarom volgde hij bet spel vanuit ee-n
verborgen log). Maar ook dat namen hem zijn
streng geloovfee onderdanen kwalijk. Derhalve
liet hij in zijl eigen palei-s een eigen theater
bouwen waar hij ongestoord 'bleet
Londen, 9 Augustus 1931.
De politieke medewerker van de „Sunday
Times" bespreekt de vraag, of het rapport der
bezuinigingscommissie den val der regeering
en algemeene verkiezingen voor het eind van
het jaar tengevolge zal hebben.
In „vele kringen" verwacht men dit, volgens
het conservatieve zondagsblad, met vertrou
wen.
Ministers daarentegen gelooven niet, dat zij
reeds zoo spoedig niet later dan in den a.s.
herft het veld zullen moeten ruimen. Uun
positie evenwel begint wanhopig („desperate")
te worden.
De eerste minister zou zich aangetrokken
voelen door het denkbeeld eener nationale
regeering, en enkele leden van het kabinet
zouden in dit opzicht met liem instemmen.
Mr. MacDonald's zienswijze zou beïnvloed ge
weest zijn door den onhandeibaren aard van
eenige internationale problemen, maar thans
is door de plotseling verergerde financieele
crisis op de uitdagende voorstellen der bezui
nigingscommissie een niet minder moeilijk, en
voor Engeland bovendien veel urgenter binnen
landsch probleem geschapen.
De overgroot» meerderheid in het kabinet
en in de labourpartij is evenwel tegen een
coalitie. De tegenstanders verwachten, dat de
labour-rangen geleidelijk versterkt zullen wor
den door afvallige liberalen, en indien deze
hulp onvoldoende mocht zijn, zouden zij liever
weer oppositiepartij worden dan deelnemen aan
een nationale regeering.
Ook vindt in de regeering en in de partij het
denkbeeld, de staatsinkomsten te versterken
door middel van een noodtarief, weinig steun.
Opdat de noodige inkomsten zouden worden
afgeworpen, zouden hooge invoerrechten ge
steld moeten worden op levensmiddelen en
grondstoffen, en zeggen de labourmannen
dan zouden alleen de liberalen overblijven
als verdedigers van vrijhandel. Bovendien staat
het zoo goed als vast, dat mr. Snowden niets
ermee te doen zou willen hebben. Een inkom
stentarief als alternatief op de voorstellen der
bezuinigingscommissie is dus uitgesloten.
Toch moet er iets op groote schaal gedaan
worden, opdat de financieele moeilijkheden het
land niet over het hoofd zullen groeien.
Hoe ongelooflijk het ook klinken moge, in
verantwoordelijke kringen spreekt men van
een „financieele dictatuur".
Men redeneert a. v.: Zooveel klassen der
kiezers worden direct of Indirect gesubsidieerd,
dat het voor welke regeering ook welhaast
onmogelijk is, het probleem ter hand te nemen.
Toch is een „nationale Iikwidaitie" niet alleen
gewenscht, maar onvermijdelijk. Waarom dan
niet de taak overgegeven aan een financieel
dictator met de uitgebreidste volmachten? De
begrootingscrisis zou echter wat naderbij moe
ten zijn, voor de menschen zich in een stem
ming zouden bevinden het „dictator"-denk-
beeld ernstig te overwegen.
Alleen van een labourkabinet kan men zulke
„foreign" denkbeelden als dat betreffende een
financieele dictatuur verwachten. Gaat men in
regeeringskringoji werkelijk ernstig om met
zulke gedachten, clan blijkt hieruit opnieuw dat
labour steeds in on-Engelsche richting denkt.
Alleen in landen zonder noemenswaardige par
lementaire tradities en zonder een eenigszins
gevorderde politieke rijpheid kan een finan
cieele dictatuur reden van bestaan hebben.
De toestand is voor de regeering uiterst
moeilijk. Zelfs indien de regeering op den
grondslag van het May-rapport bezuinigingen
zou willen invoeren, zou iedere poging hiertoe,
met het oog op het krachtige verzet der labour
mannen in en buiten het parlement, gelijk
staan aan politieken zelfmoord. Zelfs de moge
lijkheid van een „vlucht van het pond", indien
de begrooting niet sluiten mocht, schrikt de
socialisten niet af. Zij werpen allen blaam op
„de financiers", zegt de „Sunday Times"
en op de na-oorlogsche deflatie, en houden vast
aan hun partijpolitiek van kwistige uitgaven
voor sociale diensten.
Natuurlijk is het onzinnig, allen blaam te
werpen op de „financiers", maar het is even
onzinnig de schuld uitsluitend te schuiven op
de sooiale spilzucht der labourregeering. Deze
is alleen in zooverre méér te laken, dat zij
twee jaren geleden reeds wist, dat er financiers
waren, terwijl de financiers twaalf jaren gele
den niet wisten, dat er een labourkabinet zou
komen. De financiers hebben dus al die jaren
niet rekening kunnen houden met het labour
kabinet, terwijl het labourkabinet wel rekening
had kunnen en dus ook moeten houden
met het bestaan der financiers.
De labourpartij wil niets weten van bezui
nigingen, waarvan ministers de noodzakelijk
heid Inzien; hierop grondt men het geloof,
dat de regeering spoedig vallen zal.
Ook indien wij mogen aannemen, dat de be
schouwingen van het conservatieve orgaan min
of meer gekleurd zijn door de hoop, dat het
kabinet over het bezuinigingsrapport den hals
zal breken, kunnen wij er niet aan twijfelen,
dat zij door dit rapport, of juister: door de
financieele omstandigheden, welke het aanzijn
eraan gegeven hebben, in een kritieke positie
geplaatst wordt.
Mr. Baldwin zeide onlangs op een meeting:
Velen vragen mij, waarom wij de regeering
niet ten val brengen. Mijn antwoord luidt: om
dat zij in de meerderheid is.
De conservatieve leider doelde natuurlijk op
den steun, dien de liberalen ofschoon offi
cieel oppositiepartij haar verleenen, haar
aldus practisch makend tot het orgaan eener
meerderheidscoalitie. Naarmate het bestaan
der regeering minder bedreigd werd door de
liberalen, namen de moeilijkheden in den boe
zem der partij toe, en de financieele crisistoe
stand, welke bezuinigingen noodzakelijk
maakt, kan inderdaad het kabinet noodlotti-
ger worden dan de heele conservatieve partij-
organisatie.
Maar wij hebben rekening te houden met de
mogelijkheid dat de regeering een compromis
zal kunnen sluiten met de massa barer nomi
nale volgelingen in het lagerhuis, die onmoge
lijk over het hoofd kunnen zien, dat parle-
mentsontbindlng gedurende een economische
crisis steeds groote electorale winsten verze
kert aan de niet-regeerende partij.
De eenige oplossing, van tactisch standpunt
bezien, zou te vinden zijn in de vorming eener
nationale of coalitie-regeering, maar alleen
indien een nationale noodtoestand intrad zou
den de conservatieven, uit zuiver patriotische
overwegingen, wellicht geneigd zijn, om mede
verantwoordelijkheid te aanvaarden voor een
financieele débdcle, die zij grootendeels toe
schrijven aan het wanbeleid der labourregee
ring.
Van een eigen Turksche tooneeloultuur kan
men pas sinds 1857 spreken, maar tot het
begin van de 20e eeuw had-den de -buitenland
sche stukken nog de voorkeur.
Een grootsche onderneming.
Men schrijft ons
Wie voor de vitrines van 'n kleinen winkel,
gelegen aan de Hoogstraat, te Abcoude, de daar
in uitgestalde artikelen bekijkt, zal niet aan
stonds vermoeden, dat dit de woning is van
een schatgraver. Veeleer -doet het denken aan
een zaak van oudheden, een affaire van an
tieke kunst, al zijn dan ook enkele moderne
meesters vertegenwoordigd door etsen en stil
levens.
In deze beperkte winkelruimte ligt heel wat
oude kunst opgestapeld kasten, stoelen, kis
ten, klokken, platen, tegels, kannen, kruiken,
enz., enz., alles van ouden en zeer ouden da
tum. Hieruit blijkt wel, dat de eigenaar van
deze zaak „iets voelt" voor oudheden en wat
daarmede verband houdt. Dat voelen, die liefde
voor het verleden heeft hem er ook toe ge
bracht eens te gaan neuzen en peilen en boren
op de plaats, waar in lang voorbije tijden het
machtige kasteel van Abcoude gestaan heeft,
dat m de 15de eeuw, onder Jacob van Gaesbeke
bet toppunt van zijn roem beleefde.
En sinds eenige maanden is onze dorps-
archeoloog, de meubelmaker B. v. d. Steen aan
't graven, om te zien, wat daar alMo onder de
groene zoden nog verborgen ligt.
Nieuwsgierig naar hetgeen op die bij uit
stek historische plaats te bezien Is, togen we
er heen en vonden den graver aan het werk.
De regen kletterde om de ooren, en de wind
gierde over het polderland, doch daar trekt
Van der Steen zich niets van aan, het werk kan
evengoed, of niet evengoed doorgaan.
Als men daar in de boomgaard in laterea
tijd zijn op de ruïne vruchtboomen neergeplant
staat en rondkijkt, ziet men niet anders dan
steenen, zeer groote en dikke mlddeleeuwsche
steenen, zand, puin en gaten, ronde, vlerkante
en gleuven.
Meent U, dat hier nog veel merkwaardigs
ln den grond zal liggen
Er moeten hier, in de fundamenten nog
zeer veel voorwerpen verborgen liggen. Schat
ten wil ik het niet direct noemen, doch wel
antieke voorwerpen, want uit één kuil hebben,
we al heel wat opgedolven.
En dan wijst de meubelmaker-schatgraver je
met. n zekeren trots op 'n aantal kannen en
kruiken in verschillende kleuren en artiBtieke
uitvoering, die zeker 3 en 4 eeuwen, misschien
nog wel meer, oud zijn. Daarbij zijn er vele
tabakspijpjes, tegels, potten, looden en stee
nen kogels, en 'n groot aantal scherven, die ge
tuigen van 'n hoogstaande pottenbakkersindus
trie, die hier of elders in de middeleeuwen ge
bloeid moet hebben.
Heeft U al eenigszins 'nldee van de
ligging en den omvang van het slot Infor
meerden wij.
- We hebben juist dezer dagen de alge
meene lijnen van het front getracht vast te
stellen, antwoordde Van der Steen triomfante
lijk. Gaat U maar eens mee, dan zal ik het U
wijzen. En we volgden hem, over zand en puin-
hoopen klauterend, langs diepe kullen, waar
in wel een voet water stond, dan weer over
gaten en gleuven springend, tot we eindelijk
op de fundeering van 'n dikken ronden toren
terecht kwamen, waarvan de muur wel 1%
2 M. dik is, en natuurlijk hoe dieper men af
daalt, des te dikker de muur wordt.
Hier staan we nu in één van de vele
torens, die het kasteel telde, verklaarde ons
Van der Steen. En de buitenmuur, die aan
dezen toren verbonden ls, loopt ln eenigszins
Westelijke richting naar den tweeden toren.
En met 'n ijzeren peilstok ln de hand leidde
hij ons over den hier en daar ultspringendan
muur, die grootendeels was blootgelegd, naar
den vierkanten toren op den Westerhoek. Deze
toren, nog maar voor 'n klein gedeelte vrijge
maakt, bezit muren van 4 M. dikte, en heeft
een diameter van 14 M. Hij is evenals de
andere deelen van het kasteel opgetrokken
van dikke, lange mlddeleeuwsche baksteenen,
waarvan velen 'n gewicht hebben van 9 K.G.
En verder gaande, toonde hij ons een nog ge
heel gaven waterput, die vermoedelijk zijn
bodem zeer diep in den grond heeft. Op 'n af
stand van 'n paar meter was 'n vierkant gat
gestoken, waarin weer 'n andere muur zicht
baar was volgens Van der Steen Is dit de
Noordelijke muur van het portiershuis. En zoo
waren er verschillende proefboringen gedaan,
om in groote trekken de omtrek en ligging van
het oude slot te kunnen bepalen.
Uit hetgeen daar thans te zien is kan veilig
worden opgemaakt, dat een groot gedeelte van
de oude fundeeringen nog intact ls, maar er
blijkt ook uit, dat het kasteel ontzaglijk sterk
en zwaar gebouwd geweest moet zijn.
Het is van den heer Van der Steen 'n grootsch
initiatief geweest en 'n stoute onderneming,
deze opgraving, waarvoor hem hulde en waar
deering en steun toekomt.
Een bijzonder record
Ergens In Nederlandaoh-lndiü woont eon
sultan van het allerkleinste formaat, heer-
seher over zoo'n soort tropisch vorstendomme
tje, die tweemaal per jaar aan zijn hof een
grooten ontvangdag pleegt te organiseeren. De
Hollan-deche koloniale ambtenaren en anders
Europeanen van rang maken hem dan h-un op
wachting. De su-ltan bezit veel ridderorden
veel vrouwen en veel kind-eren. Op de eere-
teekenen en de kin-deren is hij bij zonder trotsch
en -daarover gaat dan ook op de ontvangda
gen regelmatig het gesprek. Als hij een met
ridderorden gesierden ambtenaar zag, was zijn
eerste vraag: „Brapa betang?" „Hoeveel rid
derorden?" Als d-e ambtenaar dan antwoordde
drie of vier, dan wees de sultan trotsoh op zijn
borst, die gansch met decoraties bedekt was en
inderdaad een record beteekende, vraar nie
mand tegenop kon.
Zag bij een Europeaan, die geen endersched-
d-ln-gsteekenen droeg dan vroeg hij „Brapa
anale?" „Hoeveel kinderen?" ®n h©t ant
woord luid-de twee of drie of '^an zette de
sultan weer een hooge borst op en riep uit:
„Maar vijf?.... Ba! Ik heb er 37". dat
was een onbetwist record, want pog geen
Europeaan had het tot 37 kinderen gebracht.
Nu was onlangs in de residentie van den
sultan een Europeaan tot onderwijzer aan de
Hollandsoh-In-dfcche school aangesteld. Het was
een jon-ge, Ietwat schuchtere man, die pas uit
Amsterdam was aangekomen en met de zeden
en gewoonten in Nederlflmlsch-I-nd 16 nog niet
vertrouwd was. Hij mo-cht eveneens bij de
eerstvolgende ontrtT&ngwt tegenwoordig zijn.
De sultan zag hem op zich toekomen. Hij
bemerkte geen
ridderorden o-p zijn borst. Hij
kon hem dus slechts naar de kin-deren vra
gen. Dus etak hij den jongeman de hand toe
met de
gebruikelijke vraag: „Brapa anak?"
De onderwijl verloor zijn verlegenheid. De
sultan vroeg hem naar zijn kin-deren, hij stelde
dus belang, zooals te begrijpen was, ln het
aantal zijner leerlingen. Hij ging snel in ge
dachten het aantal leerlingen zijner drie klas
sen na en prompt kwam het uit zijn mond: 58!
De ontst-etde su-ltan keek mateloos verwon
derd op den man voor hem neer en schud dl
liet hoofd. Nog zoo jong en reeds 21 kindereu
meer dan hij zelf. Het was eenvoudig scha»
del ijk. Hij draalde d-en onderwijzer bruudk
den rug toe. De arme man begreep echter ni<<
waaraan hij zoo plotseling liet misnoegen val
den sultan te danke-n 'had.