m VAN HET INDISCHE LEVEN. ZATERDAG 15 AUGUSTUS 193Ï ALGEMEENE BESCHOUWINGEN DEN VOLKSRAAD. RELGrE'S PROTECTIONISTISCHE PLANNEN. Verzet van de handelskamer vau Antwerpen. ZAL DE REGEERING SNEVEN 9 De MR. MAC DONALD TE LOSSIEMOUTH. VERLAGING VAN DE OORLOGS SCHULDEN OF BEZUINIGING. Het Turksche tooneel DE OPGRAVINGEN TE ABCOUDE. Van onzen K-correspondent BATAVIA, 25 Juil 1931. De wensch van den heer Soeroso, dat de Volksraad een „volwaardig parlement" mocht worden en dit wel op korten termijn, zal voors hands nog wel een vrome wensch blijven, maar in één opzicht is de huidige Volksraad reeds een parlement in den volsten zin van het grondwoord: er wordt ontzettend geparlevinkt in ons Indisch vertegenwoordigend college. In de laatste zitting van den ouden Volkrsaad gaf de voorzitter in zijn sluitingsrede daar cijfers over, die meer zeggen dan veel woor den. In de zittingsperiode 1927/1931 werden gemiddeld 81 openbare vergaderingen per jaar gehouden. Voor de Tweede Kamer bedroeg dit aantal ook precies 81. Het aantal Handelingen blad zijden beliep voor de Tweede Kamer per jaar 2400, voor den Volksraad 2700, en telt men het College van Gedelegeerden erbij wat voor een goede vergelijking noodzakelijk is niet minder dan ruim 3000. Neemt men nu nog in aanmerking,, dat de Tweede Kamer 100 leden telt tegen de Volksraad 61 inclusief den voorzitter, en dat de Volksraad maar onge- veei 5 maanden zitting houdt tegenover de Tweede Kamer het heele jaar, minus de reces sen dan, zoo dringt zich onweerstaanbaar de gedachte op aan omong kossong Maleisch voor „leeg gepraat"). Nu wees de heer Meyer Ranneft er zeer zeker terecht op, dat men met deze gedachte niet het vraagstuk heeft opgelost, dat internationaal is en ontstaat door o\ei lading der parlementen, maar er mag ook met recht op gewezen worden, dat de Volks raad herhaaldelijk van de Regeering op een of andere vraag of opmerking in parlementaire taal het antwoord krijgt: „Dat gaat jou, Volks raad, geen bl....m aan!" Een factor die krachtig tot dit veelpraten meewerkt is ongetwijfeld de omstandigheid, dat de Volksraad eigenlijk permanent een colle ge van politieke nieuwelingen is Ook de poli tiek kent de beruchte Indische mutaties-kwaal. Ook in het Hertogspark is het een voortdurend gaan en komen. De figuur van den heer 's Jacob, die bij de sluiting van den ouden Volksraad uitgespeeeht werd door den voor zitter, had bijna iets legendarisch, èn om zijn eerbiedwaardig uiterlijk van stokoud man met nog onverzwakten geest èn echter omdat hij van de instelling van het college af ononder broken zitting had gehad. Maar wat heeft een parlementaire periode van 13 jaar eigenlijk te beteekenen tegenover politieke carrière's van 30 jaren en meer? Des te sterker blijkt nu echter, dat de overige leden eigenlijk heelemaal broekjes zijn, en een herinnering aan Staring's puntdichtje IN karaktergrootheid, die uit een dergelijke be kentenis spreekt, een karaktergrootheid, waar van menig Nederlandsch medelid zou kunnen leeren. De heer Hamer bijvoorbeeld. En de heer Feuilletau de Bruin, die als eerste woordvoer der van de Vaderlandsche Club tegenover deze Inlandsche waardigheid een onwaardig figuur sloeg, door zijn militair-autoritair optreden, dat aan sommige officieren eigen is. De heer Soeroso trachtte aan de beide rede voeringen van zijn Inlandsche medeleden wat af te doen. Zeer overtuigend was hij niet, al moet ik hem bijvallen in zijn opmerking, dat van een Inlandsch loon of inkomen niet veel te sparen valt. Dat is zeer waar. Zal men den Inlander spaarzaamheid leeren, dan dient op de allereerste plaats voor oefenmateriaal ge zorgd te worden. Een dagloon van 50 cent tot 1.50 voor een volwassen Inlandschen bediende of arbeider in Europeeschen dienst, waarvan de grootste helft beneden den gulden blijft, is niet bijster bevorderlijk tot kapitaalvorming. Maar het volkomen gemis aan economisch be sef in Westerschen zin en typisch-Oostersche onbezorgdheid voor den dag van morgen, waar door nooit energie geprikkeld en volharding gestaald wordt, blijven niettemin bestaan. De Katholieke fractie onderscheidde zich bij de algemeene beschouwingen door niets, de IKP-fractie dan wel te verstaan, want het Ka tholieke Inlandsche lid Kasimo hield een pit tig speechje omtrent nationalistische inzichten in zijn groep. Het was geheel doortrokken van den Schmutzerschen geest, die in de rede dan ook gestalte aannam. De heer Monod hield een zeer „algemeene", weinig markante beschou wing. De rede van den heer Staargaard, een vertegenwoordiger van de ondernemers die zoo waar aan philosophie doet, al is het dan Hegeliaausche, had wel aanleiding kunnen ge ven tot een wat krachtiger en degelijker ka tholiek getuigenis- De heer Pastor zweeg bij de algemeene beschouwingen. Op zichzelf was dat een verdienste. Zijn maidenspeech over huishuren was ionder belang. Wie schrikke- lijkst er van zwijgt, heeft aldermeest gezeid. De rijpe kennis hoort, D' onrijpe neemt het woord, zegt dan verder het kernachtigst wat ik zeggen wilde. Algemeenee Beschouwingen zijn in onzen Volksraad de specialité de la maison. Daarbij spookt de politieke Sturm und Drang het meest en het onvervaardst. De eene Karl Moor na den anderen revolteert tegen dezen of dien burcht vfen de bestaande orde, al hebben ze lang niet alle de allure van den Schillerschen held. Van 't jaar leek het alsof we er gauwer dan anders doorheen zouden zijn, want het bleek al ras, dat men voor dezen keer afzag van parlementen over de onafzienbare toe komst en zoo. Maar er werd tevergeefs gehoopt Ruim 3 dagen namen de algemeene beschou wingen in beslag, even goed als andere jaren. De eerlijkheid gebiedt echter te constateeren, dat ze in meer dan één opzicht merkwaardig waren. Het merkwaardigst van alles was onge twijfeld de diepgaande antithese tusschen ver schillende groepen. Het is me onbekend of het tijdschrift van een groep Inlandsche intellec- tueelen met name Timboel weer aan de Regeèring de taktiek van Verdeel en heersch verweten heeft. Het zou even onbillijk zijn als vroeger, maar zeker blijft als waarheid vast staan, dat er een diepgaande antithese is tusschen de Indonesische leden, en de wijdte ervan blijkt wel heel duidelijk uit het feit, dat reeds dadelijk bij het begin van de periode der grootst-mogel'ijke Inlandsche minderheid deze antithese zich zoo opvallend vertoonde. De heer Otto Iskandar trok heftig van leer tegen het bestaande regiem. Met al de onstui migheid van den nieuweling, die bovendien nog zeer jeugdig is, bestormde hij de eene instelling na de andere en de aanklachten tegen het bestaande gezag waren niet van de lucht. Onmiddellijke volstrekte onafhankelijk heid van Indië zou nog maar net op tijd komen voor de redding van den smaragden gordel. Pal daartegenover stond de bekentenis van den heer Sosrohadikoesoemo. Zij was het evenement van de eerste week. Ook uiterlijk was de tegenstelling volkomen. Door mankheid aan zijn zitplaats gebonden, was er zelfs phy- sisch bij hem geen sprake van optreden. Dit ongewone alleen reeds zou voldoende geweest zijn, om de aandacht der leden te trekken. Zij werd meteen geboeid door een zeldzaam ireni sche, volkomen onpolitieke ontboezeming, die ik zooeven reeds als een bekentenis kenmerkte. De inhoud zal den lezers al wel uit de Aneta- telegrammen bekend zijn. Hij kwam neer op een betuiging van gerustheid en zelfs erken telijkheid, dat Indië nog altijd stevig staat onder Nederlandsch gezag en Nederlandsehe leiding, want dat is nog noodig, vond de heer Sosrohadikoesoemo, en het gaat goed. Schreef ik niet in een mijner eerste brieven, dat wij in Nederlandseh-Indië in Abraham's schoot leven, politiek dan wel te verstaan? Politieke onrust, veel meer politieke dreiging bestaat meer in sommlger fantasie dan in de Indisohe realiteit. Er kwamen bij deze algemeene beschouwin gen nog meer merkwaardige bekentenissen van Inlandschen kant. De heer Koesoemo Oetoyo, kenner van Indië bij uitstek en een man die als bestuursambtenaar een leven lang ln on middellijke aanraking is geweest met het volk hij veriiei den bestuursdienst als regent van Japara Ntfkt zijn aandacht vooral te zullen gaan besteden aan economische kwesties, waar voor hij trouwen al eerder bijzondere belang stelling en Toorlteur heeft getoond. Welnu, deze grijze Inlandsche aristocraat en vurige natio nalist, voorzitter van Boedi Oetomo, verklaar de, dat de economische toestand van het In landsche volk zoo veel zorg baart, omdat er lo. gebrek is aan voldoende gronden, 2o- aan mobiel kapitaal, 3o. aan spaarzaamheid en 4o. aan energie en volharding. Als men nu ver der bedenkt, dat de heer Oetoyo een der er- varenste en meest geischoolde Inlandsche politici is, dan begrijpt men de waarde van deze uiting, die een beaming is van eenige zoo dik«#Is door Nederlanders aangewezen tekort komingen, welke aanwijzing voor het trotsche Inlandsche gevoel altijd zeer pijnlijk was. En tfgn krijgt men tevens groot respect voor de Onze Antwerpsche correspondent schrijft: Zooals men weet, bestaan er bij de Belgische regeering plannen tot bescherming van enkele takken van bedrijvigheid. Zij wordt in die richting gedreven door groepen van belang, hebbenden. De Antwerpsche handelskamer voert daar tegen een krachtdadige campagne, voorname lijk omdat Antwerpen den vrijhandel noodig heeft, doch voorts wijl zij van oordeel is, dat de levensduurte daardoor weer zou verhoogd worden. Gisteren heeft de kamer weer een vergade- ring gehouden, waarin protestmoties werden aangenomen, eerstens tegen het plan tot be scherming van het inlandsch graan. Vervolgens heeft de kamer uitvoerig beraad slaagd over de plannen tot beperking van den invoer van buitenlandsche steenkolen. De voorzitter zette nog eens uiteen, welke stappen werden gedaan bij de regeering, om haar van dit voornemen af te brengen. De kamer heeft er de regeering op gewezen, dat Dultschland langs den Waterweg ieder jaar 4 mill, ton kolen naar België zendt. Deze kolen vormen 't overgrootste deel van de retourvrach ten der Rijnvaart op Antwerpen en Gent. In dien de maatregel zoude worden toegepast zou daarmee de Rijnvaart op deze havens wor. den lamgelegd, maar terzelfder tijd zou ook do zeevaart getroffen worden, wijl bij gebrek aan retourvracht de prijzen voor Antwerpen aanzienlijk hooger zouden vallen. De ondergang van onze Rijnvaart, aldus de kamer, zou het voor ons onmogelijk maken, nog langer internationale eischen te stellen voor een meer moderne verbinding met den Rijn. Onze eigen fouten zouden het overwicht van Rotterdam bestendigen. Ten slotte liepen de besprekingen over de plannen der regeering tot bescherming van vee en vleesch. Sinds de laatste weken worden hier groote hoeveelheden slachtvee uit Dene- marken aangevoerd, hetgeen de landbouwor ganisatie met leede oogen aanziet. De regee ring heeft zoo juist een commissie ingesteld tot bestudoering van het vraagstuk, betreffen, de den invoer van vee. De taak der commissie zal bestaan „in de middelen op te zoeken, welke in staat zijn de nadeelige gevolgen te temperen, welke de aanvoeren van slachtvee en vleesch op de na tionale productie maken". Het eenig resultaat van deze studie-commis sie zou zijn: verhooging van den vleesch-prijs en vermindering van het vee-vervoer in de havens. De Antwerpsche handelskamer zal daarom ook deze plannen met alle middelen bestrijden. (Van onzen correspondent.) romp van de „Hannibal het grootste Engelsche passagiersvliegtuig, dat te Tudelsy bij een noodlanding zwaar werd beschadigd, is ter reparatie naar het vlieg veld Croydon overgebracht. Waarom niet beide (Van onzen correspondent Ex-honing Alfonso van Spanje arriveerde dezer dagen te Kopenhagen. De vorst bij het verlaten van de „Viceroy of India". Londen, 10 Augustus 1931. Mr. MaoDonald bevindt zich met vacantie te Lossiemouth, maar hij schijnt niet ten volle van zijn vrije weken te genieten. Gedeeltelijk misschien, doordat ze eigenlijk niet zoo heel vrij zijn, maar vooral doordat de eerste minis ter wel Downingstreet, maar niet de zorgen van zijn ambt heeft kunnen ontvluchten. De vorige week heeft hij een bezoek gebracht aan mr. Stimson, den Amerikaanschen staats secretaris, die zijn vacantie doorbrengt aan de Moray Firth, in het bergland van Sutherland, en gisterenavond is mr. Edge, de Amerikaan- sche ambassadeur te Parijs, die een belangrijke rol gespeeld heeft in verband met president Hoover's moratoriumplan, van Le Touquet naar Schotland vertrokken, waar hij mr. MacDonald waarschijnlijk ontmoeten zal- Laatstgenoemde heeft met mr. Stimson lang durige, doch on-officieele besprekingen gehou den, die, volgens een berichtgever van de „Daily Mail", betrekking gehad hebben op de interna tionale financieele betrekkingen, en dit onder werp zal zeker ook niet vreemd zijn aan de reis van ambassadeur Edge. Houden deze besprekingen indirect verband met het rapport der bezuinigingscommissie Dit rapport heeft tot nu toe de vermakelijke vacantie-lectuur van mr. MacDonald gevormd, en uit hetgeen de minister tot den bericht gever der „Daily Mail" gezegd heeft, kan men slechts de gevolgtrekking maken, dat hij er ten zeerste door in de verlegenheid gebracht is. Hij poogt zooveel mogelijk zich aan' de ver antwoordelijkheid te onttrekken, hetgeen mis schien verklaart, waarom hij zoo buitensporig hard werkt, want niets vordert zooveel tijd als het schuiven van de verantwoordelijkheid op anderen. Hij heeft erop gewezen, dat niet de Tegeering verantwoordelijk is voor het rapport: „Wij stemden in met de benoeming eener bezuinigingscommissie. Destijds hadden wij zelf een bezuinigingscampagne aangevangen en een onderzoek ingesteld, maar de conservatie ven en de liberalen drongen in het lagerhuis aan op de vorming van de commissie, en wij konden dus niet anders doen. Elke partij be noemde twee vertegenwoordigers in de com missie, maar die der regeering teekenden een minderheidsrapport, dat afweek van eenige conclusies in het meerderheidsrapport. Feite lijk willen de conservatieven en de liberalen op ons de verantwoordelijkheid laden". De verantwoordelijkheid waarvoor Voor het rapport? Neen, voor het doorvoeren van be zuinigingen, dus ook voor de toepassing van zekere in het rapport voorgestelde maatrege len. Een regeering, die zich erover beklaagt, dat zij verantwoordelijkheid draagt, kan in het algemeen belang haar taak beter overgeven aan anderen, die hiertegen niet opzien. Het rapport is gepubliceerd geworden op den dag, waarop het lagerhuis met vacantie ging, een tactische zet, welke de regeering mis schien in haar voordeel achtte, maar welke te vens tengevolge heeft, dat mr. MacDonald's vacantie nogal rustig is, en dat hij, zoo wij de „Daily Mail" vertrouwen, voortdurend naar Londen terug verlangt. Genoemd blad voert propaganda voor een nationale regeering, en beweert zelfs, dat een aantal conservatieve backbenchers" hiervoor te vinden zijn. De conservatieve leiders daaren tegen denken er niet aan, de verantwoording der regeering te verlichten, en aldus populari teit bij de kiezers in te boeten, door zich, als re geerders, te vereenzelvigen met een bezuini- gingspolitiek, welke noodzakelijk geworden is door het stemmenwervende sociale beleid der labourregeering. Het is waar, dat de houding der labourmannen in en buiten het parlement de regeering bemoeilijkt in het voeren eener bezuinigingspolitiek, en dat zij dit slechts zou kunnen doen ten koste van haar prestige in de partij, maar terecht stellen de conservatieven zich op het standpunt, dat het preBtige der la bour-ministers onder hun nominale volgelingen hen volmaakt onverschillig laat. De parlementaire toestand is dus zóó dat in ieder ander land der regeering geen andere weg zou openstaan dan aftreden. Voor de bezuinigingen, die ook zij noodzakelijk acht, vindt zij geen steun onder haar eigen partijgenootenbijge volg dient zij haar taak over te dragen aan die genen, die wel op den steun hunner partij kun nen rekenen, i. e. de conservatieven. Zij schrikt hiervoor terug. Ten eerste, omdat zij zich tot het uiterste schijnt te willen vast klampen aan het bewind. Maar ook om andere redenen. Zij is bevreesd voor den uitslag van al gemeene verkiezingen. Verder zou, indien de wereldcrisis mocht luwen, niet de labourpartij, maar de conservatieve partij hiervan de poli tieke voordeelen oogsten. Die overwegingen van partijtaktiek zijn on getwijfeld geldig. Maar andere partijen hebben ze niet ontzien. Mr. MacDonald evenwel is er nog steeds van overtuigd, of maakt zichzelf wijs, nog steeds er van overtuigd te zijn, dat „de wereldcrisis" verantwoordelijk is voor Engelands financieele moeilijkheden. Zelfs indien de wereldcrisis ook tot de financieele ontwrichting van dit land in aanzienlijke mate bijgedragen heeft, blijft de hoofdschuld toch bij een regeering, die gewei gerd heeft, en nog steeds weigert, de tering naar de nering te zetten. Komt er een verbete ring in den wereldtoestand kan b.v. een overeenkomst gesloten worden tot verlaging der oorlogsschulden, dan zal ook Engeland hiervan profiteeren. En het is hiermede, dat Mr. MacDonalds ge sprekken met Amerikaansche staatslieden of diplomaten in het Noorden wellicht verband houdt. De conservatieven weigeren verantwoor delijkheid te aanvaarden voor het vegen an den ministerieelen Augias' stal der sociale ver kwisting gepoogd wordt de verantwoordelijk heid te schuiven op de „internationale crisis". Voor Engeland zou een verlaging der oorlogs schulden ongetwijfeld een belangrijke finan cieele verlichting zijn. Tot 1 Juli 1932 is het Hoover-moratorium van kracht, hetgeen voor niet één crediteurenland een verlichting betee- kent na 1 Juli 1932 worden de oorlogs- en her stelschuldbetalingen voortgezet. Kan voor dien tijd een schuldenvergelijk gesloten worden, dan zal de begrooting het volgend jaar er heel wat gunstiger kunnen voorstaan, ofschoon dit na tuurlijk zal afhangen van den aard van het vergelijk. Maar bovendien schijnt Mr. MacDo nald te rekenen op een commercieels herleving als direct gevolg van een schuldenverminde ring, op hoogere inkomsten, tengevolge van een herstel op de effectenbeurs, enz. Hebben de besprekingen met de heeren Stim son en Edge ten doel, bezuinigingen uit den weg te gaan ze overbodig te maken door het scheppen van een internationalen toestand, welke de schatkist gunstiger zal zijn Maar men heeft ln het oog te houden, dat Engelands moeilijkheden grootendeels van bin- nenlandschen aard zijn. Engelands economische positie is, geheel afgezien van de wereldcrisis, relatief (vergeleken dus bij die van andere lan den) voortdurend ongunstiger geworden; Enge land heeft zich sociale uitgaven veroorloofd, welke een belastingdruk ten gevolge hebben ge had, waardoor dit land in het nadeel ia tegen over de meeste ndere landen. De moeilijkheden begonnen hier, vóór de wereldcrisis een aanvang nam. Er zijn redenen om aan te nemen, dat zij zullen voortduren, als de wereldcrisis een einde begint te nemen. Ten zij een binnenlandsch fiscaal en financieel be leid gevoerd wordt, dat van deze regeering niet te verwachten is. Ambtenaren en hun vermogens De Centraal-Am or-i-kaan sohe republieken neb ben tot nu toe den twijfelachtigen naam gehad, echte dorado's voor bekwame en omkoopbare amibteiaren te zijn Zoo namen het de belasting betalers Ihun presidenten niet meer kwalijk wan neer deze zich na 'beëindiging van hun ambts-jeriode, met gevulde zakken ter ruste konden zetten De politieke partijen mochten nog zoo veel ruzie maken, daarover was men het eens, dat iedere ambtenaar, welke richting hij ook was toegedaan, zijn schaapjes onge stoord op het droge mocht brengen Nu gaa.t i,n Guatemala plotseling een andere wind waaien. De pas benoemde president gene raal Jonge Ubino heeft hij het aanvaard-en van zijn ambt een uitvoerige opgave van zijn ge heel e te-zit aan het parlement voorgelegd. „Ik wil", verklaarde Ubino aan de verbaasde volksvertegenwoordigers, „aan alle latere be weringen, dat ik voor mijn ei-gen zak gewerkt heb, paal en perk stellen Wanneer ik aftreed, zou ik verlangen, dat een commissie ui-t het parlement een nieuwe opgave van mijn ver mogen samen-stel-t en het met dat van thans vergelijkt, om het volk te kunnen bevestigen, dat ik me geen cent verrijkt heb" Tegelijkertijd eis-chte de president van alle ambtenare!, dat ze zijn voorbeeld zouden vol gen. Vervllgens stelde hij voor zijn initiatief tot wet t» maken, wat ook gebeurde In do toekomst zal iedere ambtenaar in Guatemala zijn verbogen nauwkeurig moeten opgeven, evenals dat van zijn vrouw en kinderen. Iedereen ls nu gerechti-gd een onderzoek naar het vsnmogen van een ambtenaar voor te stellen. Wendt een vermogenstoename ontdekt, welke niet met -de hoogte der uitkeert ngen overeenstemt, dan volgt hel oordeel van een speciale rechtbank. Blijken de beschuldigin gen niet steekhoudend te zijn, dan draagt de staat de kreten van het geding. Buitendién mag bij openbare aanbestedingen niemand vonden toegelaten, die tot in den vierden gread van een of anderen ambtenaar verwant is. Hetzelfde -geldt voor leverancier® die met edi of anderen ambtenaar bevriend zijn. Zooals men ziet, zijn somml-ge bemalingen der wet nog al sbrenig. Maar bijzondere ziekte® verel-sohen Dok ongewone heelmiddelen. Een der varovenin-gen van -het moderne Tur kije is de >loei van het tooneel, dat tot aan den wereldoorlog bijna alleen buitenlandsche «tukken vertoonde. Het Turksche theater is trouwens pa) een eeuw ou-d Daarvoor waren -de eenige vdksvermakelij-khedeti Kara, Geuz en Orta Oyun, een soort spel zonder podium. Voor den eersten keer kwamen'in 1839 bui tenlandsche toneelspelers naar Stamboel. Maar het duurde n*g tien jaren alvorens men Turk sche theaters bouwde, waarin een kleine serie buitenilandsch» toneelspelen en opera's werden opgevoerd. Een hartstochtelijk tooneel vriend was s-ultan A-bdoel Medjid I. Onder hem werden de Ai-de en Oavalleria Riüticana eerder opgevoe-rd dan te Parijs. De kal.ef mocht zich evenwel niet laten zien en daarom volgde hij bet spel vanuit ee-n verborgen log). Maar ook dat namen hem zijn streng geloovfee onderdanen kwalijk. Derhalve liet hij in zijl eigen palei-s een eigen theater bouwen waar hij ongestoord 'bleet Londen, 9 Augustus 1931. De politieke medewerker van de „Sunday Times" bespreekt de vraag, of het rapport der bezuinigingscommissie den val der regeering en algemeene verkiezingen voor het eind van het jaar tengevolge zal hebben. In „vele kringen" verwacht men dit, volgens het conservatieve zondagsblad, met vertrou wen. Ministers daarentegen gelooven niet, dat zij reeds zoo spoedig niet later dan in den a.s. herft het veld zullen moeten ruimen. Uun positie evenwel begint wanhopig („desperate") te worden. De eerste minister zou zich aangetrokken voelen door het denkbeeld eener nationale regeering, en enkele leden van het kabinet zouden in dit opzicht met liem instemmen. Mr. MacDonald's zienswijze zou beïnvloed ge weest zijn door den onhandeibaren aard van eenige internationale problemen, maar thans is door de plotseling verergerde financieele crisis op de uitdagende voorstellen der bezui nigingscommissie een niet minder moeilijk, en voor Engeland bovendien veel urgenter binnen landsch probleem geschapen. De overgroot» meerderheid in het kabinet en in de labourpartij is evenwel tegen een coalitie. De tegenstanders verwachten, dat de labour-rangen geleidelijk versterkt zullen wor den door afvallige liberalen, en indien deze hulp onvoldoende mocht zijn, zouden zij liever weer oppositiepartij worden dan deelnemen aan een nationale regeering. Ook vindt in de regeering en in de partij het denkbeeld, de staatsinkomsten te versterken door middel van een noodtarief, weinig steun. Opdat de noodige inkomsten zouden worden afgeworpen, zouden hooge invoerrechten ge steld moeten worden op levensmiddelen en grondstoffen, en zeggen de labourmannen dan zouden alleen de liberalen overblijven als verdedigers van vrijhandel. Bovendien staat het zoo goed als vast, dat mr. Snowden niets ermee te doen zou willen hebben. Een inkom stentarief als alternatief op de voorstellen der bezuinigingscommissie is dus uitgesloten. Toch moet er iets op groote schaal gedaan worden, opdat de financieele moeilijkheden het land niet over het hoofd zullen groeien. Hoe ongelooflijk het ook klinken moge, in verantwoordelijke kringen spreekt men van een „financieele dictatuur". Men redeneert a. v.: Zooveel klassen der kiezers worden direct of Indirect gesubsidieerd, dat het voor welke regeering ook welhaast onmogelijk is, het probleem ter hand te nemen. Toch is een „nationale Iikwidaitie" niet alleen gewenscht, maar onvermijdelijk. Waarom dan niet de taak overgegeven aan een financieel dictator met de uitgebreidste volmachten? De begrootingscrisis zou echter wat naderbij moe ten zijn, voor de menschen zich in een stem ming zouden bevinden het „dictator"-denk- beeld ernstig te overwegen. Alleen van een labourkabinet kan men zulke „foreign" denkbeelden als dat betreffende een financieele dictatuur verwachten. Gaat men in regeeringskringoji werkelijk ernstig om met zulke gedachten, clan blijkt hieruit opnieuw dat labour steeds in on-Engelsche richting denkt. Alleen in landen zonder noemenswaardige par lementaire tradities en zonder een eenigszins gevorderde politieke rijpheid kan een finan cieele dictatuur reden van bestaan hebben. De toestand is voor de regeering uiterst moeilijk. Zelfs indien de regeering op den grondslag van het May-rapport bezuinigingen zou willen invoeren, zou iedere poging hiertoe, met het oog op het krachtige verzet der labour mannen in en buiten het parlement, gelijk staan aan politieken zelfmoord. Zelfs de moge lijkheid van een „vlucht van het pond", indien de begrooting niet sluiten mocht, schrikt de socialisten niet af. Zij werpen allen blaam op „de financiers", zegt de „Sunday Times" en op de na-oorlogsche deflatie, en houden vast aan hun partijpolitiek van kwistige uitgaven voor sociale diensten. Natuurlijk is het onzinnig, allen blaam te werpen op de „financiers", maar het is even onzinnig de schuld uitsluitend te schuiven op de sooiale spilzucht der labourregeering. Deze is alleen in zooverre méér te laken, dat zij twee jaren geleden reeds wist, dat er financiers waren, terwijl de financiers twaalf jaren gele den niet wisten, dat er een labourkabinet zou komen. De financiers hebben dus al die jaren niet rekening kunnen houden met het labour kabinet, terwijl het labourkabinet wel rekening had kunnen en dus ook moeten houden met het bestaan der financiers. De labourpartij wil niets weten van bezui nigingen, waarvan ministers de noodzakelijk heid Inzien; hierop grondt men het geloof, dat de regeering spoedig vallen zal. Ook indien wij mogen aannemen, dat de be schouwingen van het conservatieve orgaan min of meer gekleurd zijn door de hoop, dat het kabinet over het bezuinigingsrapport den hals zal breken, kunnen wij er niet aan twijfelen, dat zij door dit rapport, of juister: door de financieele omstandigheden, welke het aanzijn eraan gegeven hebben, in een kritieke positie geplaatst wordt. Mr. Baldwin zeide onlangs op een meeting: Velen vragen mij, waarom wij de regeering niet ten val brengen. Mijn antwoord luidt: om dat zij in de meerderheid is. De conservatieve leider doelde natuurlijk op den steun, dien de liberalen ofschoon offi cieel oppositiepartij haar verleenen, haar aldus practisch makend tot het orgaan eener meerderheidscoalitie. Naarmate het bestaan der regeering minder bedreigd werd door de liberalen, namen de moeilijkheden in den boe zem der partij toe, en de financieele crisistoe stand, welke bezuinigingen noodzakelijk maakt, kan inderdaad het kabinet noodlotti- ger worden dan de heele conservatieve partij- organisatie. Maar wij hebben rekening te houden met de mogelijkheid dat de regeering een compromis zal kunnen sluiten met de massa barer nomi nale volgelingen in het lagerhuis, die onmoge lijk over het hoofd kunnen zien, dat parle- mentsontbindlng gedurende een economische crisis steeds groote electorale winsten verze kert aan de niet-regeerende partij. De eenige oplossing, van tactisch standpunt bezien, zou te vinden zijn in de vorming eener nationale of coalitie-regeering, maar alleen indien een nationale noodtoestand intrad zou den de conservatieven, uit zuiver patriotische overwegingen, wellicht geneigd zijn, om mede verantwoordelijkheid te aanvaarden voor een financieele débdcle, die zij grootendeels toe schrijven aan het wanbeleid der labourregee ring. Van een eigen Turksche tooneeloultuur kan men pas sinds 1857 spreken, maar tot het begin van de 20e eeuw had-den de -buitenland sche stukken nog de voorkeur. Een grootsche onderneming. Men schrijft ons Wie voor de vitrines van 'n kleinen winkel, gelegen aan de Hoogstraat, te Abcoude, de daar in uitgestalde artikelen bekijkt, zal niet aan stonds vermoeden, dat dit de woning is van een schatgraver. Veeleer -doet het denken aan een zaak van oudheden, een affaire van an tieke kunst, al zijn dan ook enkele moderne meesters vertegenwoordigd door etsen en stil levens. In deze beperkte winkelruimte ligt heel wat oude kunst opgestapeld kasten, stoelen, kis ten, klokken, platen, tegels, kannen, kruiken, enz., enz., alles van ouden en zeer ouden da tum. Hieruit blijkt wel, dat de eigenaar van deze zaak „iets voelt" voor oudheden en wat daarmede verband houdt. Dat voelen, die liefde voor het verleden heeft hem er ook toe ge bracht eens te gaan neuzen en peilen en boren op de plaats, waar in lang voorbije tijden het machtige kasteel van Abcoude gestaan heeft, dat m de 15de eeuw, onder Jacob van Gaesbeke bet toppunt van zijn roem beleefde. En sinds eenige maanden is onze dorps- archeoloog, de meubelmaker B. v. d. Steen aan 't graven, om te zien, wat daar alMo onder de groene zoden nog verborgen ligt. Nieuwsgierig naar hetgeen op die bij uit stek historische plaats te bezien Is, togen we er heen en vonden den graver aan het werk. De regen kletterde om de ooren, en de wind gierde over het polderland, doch daar trekt Van der Steen zich niets van aan, het werk kan evengoed, of niet evengoed doorgaan. Als men daar in de boomgaard in laterea tijd zijn op de ruïne vruchtboomen neergeplant staat en rondkijkt, ziet men niet anders dan steenen, zeer groote en dikke mlddeleeuwsche steenen, zand, puin en gaten, ronde, vlerkante en gleuven. Meent U, dat hier nog veel merkwaardigs ln den grond zal liggen Er moeten hier, in de fundamenten nog zeer veel voorwerpen verborgen liggen. Schat ten wil ik het niet direct noemen, doch wel antieke voorwerpen, want uit één kuil hebben, we al heel wat opgedolven. En dan wijst de meubelmaker-schatgraver je met. n zekeren trots op 'n aantal kannen en kruiken in verschillende kleuren en artiBtieke uitvoering, die zeker 3 en 4 eeuwen, misschien nog wel meer, oud zijn. Daarbij zijn er vele tabakspijpjes, tegels, potten, looden en stee nen kogels, en 'n groot aantal scherven, die ge tuigen van 'n hoogstaande pottenbakkersindus trie, die hier of elders in de middeleeuwen ge bloeid moet hebben. Heeft U al eenigszins 'nldee van de ligging en den omvang van het slot Infor meerden wij. - We hebben juist dezer dagen de alge meene lijnen van het front getracht vast te stellen, antwoordde Van der Steen triomfante lijk. Gaat U maar eens mee, dan zal ik het U wijzen. En we volgden hem, over zand en puin- hoopen klauterend, langs diepe kullen, waar in wel een voet water stond, dan weer over gaten en gleuven springend, tot we eindelijk op de fundeering van 'n dikken ronden toren terecht kwamen, waarvan de muur wel 1% 2 M. dik is, en natuurlijk hoe dieper men af daalt, des te dikker de muur wordt. Hier staan we nu in één van de vele torens, die het kasteel telde, verklaarde ons Van der Steen. En de buitenmuur, die aan dezen toren verbonden ls, loopt ln eenigszins Westelijke richting naar den tweeden toren. En met 'n ijzeren peilstok ln de hand leidde hij ons over den hier en daar ultspringendan muur, die grootendeels was blootgelegd, naar den vierkanten toren op den Westerhoek. Deze toren, nog maar voor 'n klein gedeelte vrijge maakt, bezit muren van 4 M. dikte, en heeft een diameter van 14 M. Hij is evenals de andere deelen van het kasteel opgetrokken van dikke, lange mlddeleeuwsche baksteenen, waarvan velen 'n gewicht hebben van 9 K.G. En verder gaande, toonde hij ons een nog ge heel gaven waterput, die vermoedelijk zijn bodem zeer diep in den grond heeft. Op 'n af stand van 'n paar meter was 'n vierkant gat gestoken, waarin weer 'n andere muur zicht baar was volgens Van der Steen Is dit de Noordelijke muur van het portiershuis. En zoo waren er verschillende proefboringen gedaan, om in groote trekken de omtrek en ligging van het oude slot te kunnen bepalen. Uit hetgeen daar thans te zien is kan veilig worden opgemaakt, dat een groot gedeelte van de oude fundeeringen nog intact ls, maar er blijkt ook uit, dat het kasteel ontzaglijk sterk en zwaar gebouwd geweest moet zijn. Het is van den heer Van der Steen 'n grootsch initiatief geweest en 'n stoute onderneming, deze opgraving, waarvoor hem hulde en waar deering en steun toekomt. Een bijzonder record Ergens In Nederlandaoh-lndiü woont eon sultan van het allerkleinste formaat, heer- seher over zoo'n soort tropisch vorstendomme tje, die tweemaal per jaar aan zijn hof een grooten ontvangdag pleegt te organiseeren. De Hollan-deche koloniale ambtenaren en anders Europeanen van rang maken hem dan h-un op wachting. De su-ltan bezit veel ridderorden veel vrouwen en veel kind-eren. Op de eere- teekenen en de kin-deren is hij bij zonder trotsch en -daarover gaat dan ook op de ontvangda gen regelmatig het gesprek. Als hij een met ridderorden gesierden ambtenaar zag, was zijn eerste vraag: „Brapa betang?" „Hoeveel rid derorden?" Als d-e ambtenaar dan antwoordde drie of vier, dan wees de sultan trotsoh op zijn borst, die gansch met decoraties bedekt was en inderdaad een record beteekende, vraar nie mand tegenop kon. Zag bij een Europeaan, die geen endersched- d-ln-gsteekenen droeg dan vroeg hij „Brapa anale?" „Hoeveel kinderen?" ®n h©t ant woord luid-de twee of drie of '^an zette de sultan weer een hooge borst op en riep uit: „Maar vijf?.... Ba! Ik heb er 37". dat was een onbetwist record, want pog geen Europeaan had het tot 37 kinderen gebracht. Nu was onlangs in de residentie van den sultan een Europeaan tot onderwijzer aan de Hollandsoh-In-dfcche school aangesteld. Het was een jon-ge, Ietwat schuchtere man, die pas uit Amsterdam was aangekomen en met de zeden en gewoonten in Nederlflmlsch-I-nd 16 nog niet vertrouwd was. Hij mo-cht eveneens bij de eerstvolgende ontrtT&ngwt tegenwoordig zijn. De sultan zag hem op zich toekomen. Hij bemerkte geen ridderorden o-p zijn borst. Hij kon hem dus slechts naar de kin-deren vra gen. Dus etak hij den jongeman de hand toe met de gebruikelijke vraag: „Brapa anak?" De onderwijl verloor zijn verlegenheid. De sultan vroeg hem naar zijn kin-deren, hij stelde dus belang, zooals te begrijpen was, ln het aantal zijner leerlingen. Hij ging snel in ge dachten het aantal leerlingen zijner drie klas sen na en prompt kwam het uit zijn mond: 58! De ontst-etde su-ltan keek mateloos verwon derd op den man voor hem neer en schud dl liet hoofd. Nog zoo jong en reeds 21 kindereu meer dan hij zelf. Het was eenvoudig scha» del ijk. Hij draalde d-en onderwijzer bruudk den rug toe. De arme man begreep echter ni<< waaraan hij zoo plotseling liet misnoegen val den sultan te danke-n 'had.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 10