3
HET HUiS DES DOODS
E R
Kostbare relikwie ARME MOEDER
Spreekwoorden
Gasverstikkingen
Ik heb voedsel en wijn in den ransel aan
Onder curateele
Een pleizierreis] e
Geen woord
De gramofoonplaat in oer-vorm
Richard Skeltom reed gewapend, want de
Zwarte Dood, de peat, heerachte in de omstre
ken en dat befeekende honger en wanhoop
midden wan de wouden en den waanzm
menschien, diie gelijk waren geworden
Wi®et was'de Dood in een
tÜde, De groote eiken ontloken m
van brons en goud en de groene ^kering
bet loover der beukeboomen liet de purpe
ren somberheid van den winter vergeten Tegen
het vallen van den avond zong een vogel tegen
den gelen bexneL En boven de bruine ruïne
der bladeren van het vorige jaar, stomidietn
duizenden ontluikende bloemen.
Den heelen dag door, terwijl hij op den
bo-schweg reed, had Skelitom den koekoek
hoeren roepen, een zonderlinge atem ln de
stilte van het woud. Vogels zongen hun lente
lied en toch waarde de Dood daar over die
groene paden en zat loerend naast het bruine
water der woudrivieren.
Skeflitom droeg een gebroken pijl ln de
plooien van zijn groen kleed. De pijl was
afgeschoten op hem dezen morgen, doch was
gebroken op zijn harnas en Skelton had hem
daar laten zitten als een voorteeken van ge-
luk Hij reed met e®11 °P h|0,°fö- en de
lange speer over den schouder. De rood
lederen uitrusting van den voa, dlien hij be
reed, was dicht bezet met knoppen van glan
zend at.aal
Kom nu, mompelde hij, hoe was het nu.'
Was het rechts of links hij de drie doorn
struiken? Ik ben waarempel vergeten.
Zijn gebruind gelaat was ernstig en hij keek
wat grimmig. Bet woud viel niet mee voor
vreemdelingen, zelfs niet, wanneer een dap
pere en avontuurlijke ©east die wereld be
schouwde uilt wakkere, staalgrijze oogen.
Daar was de heide, rossig purper en groen
opduikend uit de duisternis van het woud.
Groote witte wolken doken op uit het iSuidien
en recht voor hem uit in het Noorden, zag
hij het steenen kruis en de drie door den wind
bewogen doornstruiken, scherp af gateek end
tegen den horizon. De weg splitst® zloh bij de
drie doornstruiken.
Toen hij den heuvel besteeg zag hij eon in
het blauw gekleed® gestalte zitten aan den
voet van bet steenen kruis. De man zat in.
eengedoken als Iemand die sliep, den hoed
diep ln de oogen. Naast hem lag een lult, een
lederen knapzak en een dikke stok. Het zonne
licht, dat. tusschen twee wolkenmassa's door
t« voorschijn schoot, viel op de heide, doch
de doornstruiken vormden twee dunne scha
rt u-wiijn,en en en van die lijnen beschaduwde
den man bij het kruis.
Hel daar!
Do man 4® het blauw sliep door. Skeltom kon
den zwarten puntbaard onder den hoed zie®
Uitsteken. De man had de handen gevouwen
op zijn gordel. Er was iets Jdl-«rti}C» m de
manier waarop zijn beenen uitgestrekt lagen
onder den blauwen mantel.
Wordt wakker, vriend, wordt wakker!
Skelton zwaaide zijn speer en porde den
man in de ribben. De man verroerde zich niet.
Skelton perste de lippen op elkaar en fronste
de wenkbrauwen. Hij kreeg den rand van den
boed te pakken met de punt van zijn speer,
lichtte hem op en keek toen naar het gelaat
van een doode. Het was een verdord grauw
masker, met blauwe ramden rondom oogon en
mond en zijn neus en lippen waren opgetrok
ken, Skelton maakte een kruis en dreef zijn
Paü'dAreregkerel! Hij was half uitgehongerd,
en toen hij probeerde te vluchten, heeft de
Zwarte Dood hiem gegrepen. Hij zal geen tt>
mamce® meer zingen. Hij is dood...._
Skelton bleef hem aanstaren en zijn mette-
SJdeu was vermengd met aarzeling.
Mijn vriend, wij kunnen elkaar niet hel
pen, ik kan alleen bidden voor je. Links of
rechte? Wat zal het zijn?
Hij ging rechts en liiet den grijnzende® doode
zittenaan den voet van het kruis. De weg
dreef den spot met Skelton zooals alleen een
bosobpad datt kan doen tegenover vreemdelin
gen, hem lokkend tot op een afstand van vijf
oi zee mijlen van de boom en, om daar over
te gaan in drie onduidelijke paadjes. De eene
bebo&c.hte heuvel volgde op den anderen en
de aachgrauwe tronken der beuken doken op
hit den bronzen vloer van dood lower en
wilde hyacinthen. Het was doodstil en toch
meende Skelton een gemurmel te hoomn zoo-
aJs het gegons in een ledige schelp.
Plots van heel ver, kwam een zonderlinge
kreet; een scherpe, korte kreet in de uitge
strektheid van h)et wotwd. Skelton'» paard
spitste de ooiram en sidderde, De kreet hield
een oogenblik aan en brak af. Het paard rilde
en was onrustig. Skelton's gelaat leek scher
per en bleek er ln die schaduwen. Hij nam het
middenpad en reed verder. Het gebladerte was
nog jong en het woud was vrij van kreupel
hout. Skelton keek links en rechts, maar zag
niets anders dan elkaar opvolgende boomen-
rijen, alle eender en eindigend waar die zwarte
tronken samensmolten en elkaar ontmoetten
ln de verte. Het zonlicht flikkerde er door,
wierp een njetwerk van schaduwen op het
gras en gaf er hier en d.aar den schijn aan
van geheimzinnige beweging. Tweemaal hield
Skeltom de teugels strak 'en hij had wel dur
ven zweren, dat hij een gedaante van den
eenen boom naar den anderen had ziien loopen.
Doch de stilte bleef duren. Hij voelde of zijn
zwaard los in die schede stak en bracht zijn
schild naar voren aan den lederen riem, waar.
mee hij bet aan zijn hals droeg.
En toen, als het breken van de wolken aan
een natten, winderigen hemel, dunde het
woud zich voor hem, en viel weg in een waas
van gouden licht De schittering van water
dook op uit de diiepte van een smal dal. Skelton
zag, dat hij aan den rand was van het bosch-
gebied en keek over een uitgestrekte vlakte
met geelgebloemde brem. Beneden hem lag een
meer en in het midden ervan een eiland. Hij
kon de weerkaatsing zien der witte wolken-
Vormen over het water en de plekken blauwe
lucht in die diepte, terwijl het water onder de
oevers zwart zag als pek. Het eiland zelf had
best een Melgulrlande kunnen zijn welke op
het water dreef- Het was één massa vrucht-
bloesem, roze en wit, opgestapeld op de takken
van homderden hoornen. Skelton beschutte zijn
oogen met de hand; de puntgevel van eem
tuis, somber, en borstelig door 't riet, was
De regeering van Haiti is in het bezit van
een bijzonder kostbare, historische relikwie,
en wel het anker van het schip Sauta Maria,
waarop Cbrlstoffel Columbus de baren door-
l-liefde om in 1492 Amerika te ontdekken. D.
reSng van Haiti is erg zuinig op dit voor
werp want het Metropolitan Museum van New-
mental1 ls het te bewonderen op „de Koloniale
te Parijs.
NIEUWE NEDERLANDSCHE ZEGELS. Binnenkort worden aan de postkantoren frankeer
zegels van 36 en 70 cent verkrijgbaar gesteld, ontworpen door architect Zwart te Wassenaar.
De 36 is bestemd voor luchtpostbrieven naar Ned.-Indië; de 70 voor postpakketten van 7 9 K.G.
zichtbaar in die dichtheid van de guirlande.
Verder zag hij eem houten aanlegplaats met een
bark, die er gemeerd lag, daar, waar dotter
bloemen de oevers bedekten met goud en
lelies hun groene zwaarden uitstrekten over
het water.
Hm, zei hij. Ik zie geen rook. Is de Dood
ook daar geweest? En d© kreet dan, dien ik
hoorde?
Skelton's dier gooide dem kop omhoog em
rilde.
Sancta Maria, Sanota Maria
Skeltom schrok bijna evenzeer als zijn paard.
De wanhopige stern kwam uit dien geheimzin-
niigen boomgaard ginds en overbrugde dien af
stand tusschen den rand van het woud en
het eiland. De woorden waren zoo duidelijk,
diait Skelton dacht aan tooverij.
Weer die kreet, en de atem van ©em
meisje! Bij de eer vam den koning, hen ik
hang? Waarvan?
Het paard rilde nog eens en Skelton sloeg
die geheime schuilplaats gade, verborgen in
het diepst van bet bosch. Een noreche, ver
metele blik kwam in zijn oogen. Hij reed tot
aan dein ramd van het water ©n keek naar de
dubbele touwen, welke liepein vanaf ©en paal
op den oever naar de a,am den anderen oever
liggende boot. Hij kreeg ©en houten palisade
in 't oog en achter die palisade de dakspanten
en schoons teenen van ©en gebouw.
Skelton stapte af, wikkelde de teugels van
Gaillard, zijn paard, rond zijn speer en stak
dien in den grand; de veen-touwen liepen over
een katrolUlojc en toe® hij aan een daarvan
trok zag hij dat hij de boot over kom krijgen.
Zij kwam niaa.r den oever toe, terwijl rimpels
vam dem stompem zwarte® boeg liepen; hij
sprong erin, trok oiu aan hot andere natte
touw en voer aldus naar de overzijde, naar
het eiland.
Skeltom luisterde en beek rechts en links
ln de padem van den boomgaard. Helt eiland
en het huis, half verscholen onder den vrucht-
bloesem, waren zoo stil, dat Skelton eem
zekere bijgeloovige vrees voelde, dlie naar hem
toekroop als oen schaduw. Tegenover hem
rees de palisade op en ©en open poort toomde
de steenen van een binnenhof. Hij glrng erdoor
en beschreef snel een boog langs ©en grooten
hond, die aan de andere zijde vam de poort
lag mat zijn snuit tusschen de pootem. Skelton
trok zijn zwaard om den sprong van den hond
af te weren. Doch er gebeurde niets. Het dier
bewoog niet. Evenals die man onder de drie
doornstruiken was het dier dood.
Skelton's blik werd hard. Hij keerde zich
langzaam om en bezag het stille huls en den
binnenhof als een man, die bang 1» voor on
voorziene dingen. Recht voor hem uitt gaapte
een houten deur; de opening zoo donker als
die vam een kelder. Skelton stapte over den hof
©n had een voet gezet op den drempel, toen hij
stokstijf bleef staan en terugdeinsde
In ©en steenen nis zat de gestalte van een
oud man, een oud man met witten baard en
klelkleurig gelaat De verglaasde oogen keken
in het niet. Een magere hand hield eem korst
brood vast.
Skelton haalde diep adem en zijn gelaat zag
bleek.
Groot© God! is dan de heel® wereld uit
gestorven
Een plotselinge afschuw voor dlie plaats
groep hem aan ©n dreef b®m terug door den
hof met een kletteren vam staal. De zwarto
Dood was hier geweest en de pestkiemen kon
den reeds ln zijn neusvleugels zitten. Zijn oogan
vielen op den doodiem hond hij de deur. Stier
ven ook honden aan de pest of was er
daar iets méér dan hij vermoedde?!
Zijn gelaat werd hard en hij keerde terug
naar hat huis.
Richard Skelton, mijn vriend, gij hebt
veel weg vam een lafaard!
De deur, welke van de gang paar de zaal
leidde, stond op ©en kier. Skelton kon niets
andiers zien dan het einde van een muur be
hangen melt groene wandtapijten en de ge
beeldhouwd© ©iken paneelen van een schot.
Hij werd roekeloos em voelde een onweerstaan-
baren lusit allee te zien wat dit huis bevatte.
Mot toet zwaard over den schouder ging hij
over den drempel, keerde zich om en keek
in de zaal.
In ©en grooten zefcel op een verhoogiing zat
een mueieje ln een groen gewaad gekleed, ge
borduurd met karmozijn. Haar handen hingen
slap over de met leeuwenkoppen versierde
leuning van den zetel; haar oogen leken twee
zwarte cirkel» en haar mond was geopend
alsof zij op het punt stond ©en kreet te uiten.
Haar zwarte lokken vidlem over haar schou-
dieu" en rondom haar gelaat, dat wit was als
melk. Achter den zetel vormden tapijten een
achtergrond van rood en goud.
Op dit oogenblik dacht Skelton, dat ook
heit meisje dood was, zoo wit en roerlpos en
stil bleef zij zitten. Dan bewoog zij een barer
handen en greep de leuning van den stoel. Zij
boog zich voorover, hief het hoofd op en haar
oogen waren als die van iemand, die gelaten
een voorspeld noodlot tegemoet gaat.
Gij zijt gekomen!
Zij sprak Fransclb eii in tegenstelling met
Engelsdhe vrouwen was har stem als een
Engeische vrouwen was haar stem als een
zacht gefluister.
Ja, hier ben ik, vrouwe.
Met getrokken zwaard! Haast u! Verlies
uw tijd niet met medelijden. Doe het vlug!
Een menigte gedachten vlogen pijlsnel door
Skelton's geest.
Bij mijn eer,, zij iis nog maar ©en kind.
Zij is krankzinnig óf zij ls doodelijk verschrikt.
Hij trafl drie schreden nader, Het de punt
van zijn zwaard op den vloer zinken en keek
haar met zijn wakkere oogen medelijdend aan.
Vrouwe, het was de wijze wllaheecbik-
kink van God welk© mij hier bracht. Ik kom
als vriend.
Baar wifc gelaat wendde zich naar hem toe.
Bespot mij niet. Gij zijt de afgezant van
mijn ecliitgenoot.
Ilc ben nlemiamd's afgezant.,
Doch gij zijt gekomen om mij te doode®.
Zij sidderde, bracht de handen aan de keel
en viel zijlings over de leuning van den zetel.
Skelton stak het zwaard waar ln <to schede,
keek even over zijn schouder ©n ging snel
naar de estrade.
Zelfs ©en man zou bevreesd worden op
een plaats als deze. Er ls hier tets duivelsch in
het spel. Wat moat Ik doen? Misschien ls zij
wel gestorven van schrik
Hij boog zich over haar, raakte het zwarte
haar aa!n ©n den blanken hals en een plotse
linge eerbied kwam over hem. Dit hulpolooze
wezen, dat hier log als een gewonde vogel!
Skelton's oogen werden zachter. Hij nam haar
op en droeg haar maar de binnenplaats voorbij
den doodem mam, die al maar door bleef kijken
in het niiet.
Brr!dat en de stilte hjer overal zou
voldoende zijn om iemand te doodvn. De blauwe
hemel en bet zonnelicht op de appelbloesems
zijn ©en v^fendelijkier gezicht
Hij vond een poort, welke van den binnen
hof naar den tuin teiidide en legde het meisje
op het gras onder ©en boom. Haar hoofd viel
terug; ©en gedeelte van haar haar bleef vast
zitten in de voegen van zijn harnas. Het leek
wel of de bleeke mond, welke half open stond,
op het punt was een kreet van pijn te slaken.
Skelton liep weer terug naar de zaal, vond
eem ln zilver ingelegden beker van ahornhout
en nadat hij hem had. gevuld mot water uit
een op tafel staande schenkkan, keerde hij
terug naar den tuin. Hij knielde neer en spren
kelde wat water over haar keel en haar gelaat.
Zij opende de oogen, groote bruine oogen,
die zwommgu in tranen van angst.
Is het gebeurd, heer?
Zij voeld© aan haar borst en keek dan naar
haar handeh alsof zij verwachtte bloed te
zullen zitten. Medelijden, en nog iets meer dan
dat, greep Skelton aan en liet hem niet meer
los
Kom, zuster, waarom kijkt gij mij zoo
verschrikt aan? Drink, hier is water.
Zij was overeind gekomen en leunde itegen
den stam van den boom. Skelton hield den
beker op, doch met een afwerend© beweging
stiet zij dlien terug.
—Neen, meen, dat niet. Het is vergiftigd.
Maar ik heb het ©en oogenblik geleden
genomen uit d© kan in de zaal.
Het ls vergiftigd. Ik sterf nog liever
door het zwaard.
Hij keek haar aan met medelijden.
Zuster, gij spreekt in raad,seis. Gij zijt
hevig verschrikt. Heb moed. Is een Skelton van
de Skeltons iemand, die anderen doodt?
Zijn mannelijke fierheid kreeg een nieuw
accent. Zij beschermde haar oogen, boog zich
naar hem toe en keek hem doordringend aan.
Gij ziet er niet uit als iemand, die ge
zonden te om ene moord te plegen.
Hij lachte, en er was een spoor van grim
migheid in zijn lach
Wij Skeltons zijn geen moordenaar©.
En toen hij zag, dat haar oogen nog onrus
tig en vragend waren, trok hij zijn zwaard,
Palestina importeert jaarlijks 6600 tot»*
appelen, vooral uit C>'p^.y deze 'en andere
Frankrijk, en daarvoor knjg wj).
landen meloenen in ruil, zoov landbouw en
len hebben. Het departement van land^u^
economie der Palestijnsche regeering heeft een
rondschrijven gestuurd aan de Ara
volking onder het motto: Arabierei nver.
aardappelen. De Arabieren worden er
tuigd, dat er heel wat aardappelen oi
tegen ééu meloen, dat de aardappelmarltt vee
vaster is en meer winst oplevert.
Zoo komen de nuances en variaties va
spreekwoorden in de wereld; hier luidt he
eet meer fruit; ginds: zeg 't met bloemen, en
daar: rooi meer aardappelen. Op deze maniei
is 't ook uit te leggen, dat een verhaal als van
Reinaart de Vos bij alle volken teruggevonden
wordt.
hield heit kruis van het gevest voor zich, kuste
het en zwoer:.
Bij bat bloed van den Heiland, ik, Ri
chard Skelton, rijd als vreemdeling door het
woud,, op weg naar de zee, waar ik scheep ga
naar Frankrijk. Dat zweer ik.
Een mistig licht was in haar oogen.
Frankrijk, fluisterde zijz, St- Gilles en
de appelboomen van Normandië..
Zij droomde gedurende ©enige oogenblikken
en dan, wakker wordend, strekte zij met een
schellen kreet de handen uit.
Is dat de waarheid, heer?
Heb ik heit niet gezworen, ik, Richard
Skelton.
Zij keek hem lang in de oogen en sloeg
den blik neer onder de schaduw harer lange
wimpers.
Ik heet Nioolette, zei zij.
Wel, Nieolette, vertrouw op mij. Spreek
en laat mij uw dienaar zijn.
Een snelle opwaartsche blik uit haar bruine
oogen trof hem.
O, ik heb honger.ik heb sedert drte
dagen geen voedsel gehad.
Hij was reeds opgesprongen.
mijn zadel.
Wacht, laat mij eerst alles vertellen.
Drte nachten heb ik zitten wachten. Mijnheer
Richard, heb medelijden met mij. Ik ben de
echtgenoot© van den Lord van Mount Badon.
Hij bracht mij hier uit Frankrijk, uit den
grooten oorlog. Doch toen werd hij mij moede,
want hij is wispelturig en hartstochtelijk en
zeer woest. Ik ben slechts een kind.. En hot
gebeurde, dat een vreeselijk geheim, dat het
zijne was, mijn oor bereikte. Toen wilde hij
mij dooden, doch ik smeekte om mijn leven.
Doch dan kwam een andere vrouw, met een
gouden hoofd en een rooden, lachenden mond,
lk kan u niet alles vertellen, behalve dat ik
wist. dat mijn echtgenoot sindsdien mijn dood
wenscbte. Een maand geleden stuurde hij mij
ln een gesloten koets naar hier. Ik had drie
toegewijde bedienden (zoo was zijn sluwheid)
en zij waren mij trouw. Eerst glng'Bertrand
ln de bosaohen om te jagen en kwam niet
terug. Geoffrey ging naar hem zoeken en
kwiam evenmin terug. Dan, dat ls nu drie
dagen reeds, kwam een pelgrim. De oude
Stephen bracht hem over de gracht. En dien
zelfden nacht stierf de oude man en de hond,
en 's morgens was de pelgrim verschrikt. Ik
had een visioen der komende dingen. Ik wist
dat de dood loerde als een wolf ln de duister
nis. Ik kon zijn gele oogen zien. Ik was alleen.
Ik kon geen voedsel of geen dTamk nuttigen en
soms schreeuwde ik het uit va® angel. Ik
had zelfs den moed niet in de boaschen te
vluchten. Daar loerde de dood. Drie dagen
lang was er een stem naast mij, dif riep: De
dood komt!niet dooi' hef gift, doch door
het zwaard. Lach niet. Het is de waarheid.
Ik weet, dat mijn echtgenoot mijn dood wil!
Zij leunde hijgend achterover, de handen
over de borst gevouwen. Skelton wandelde op
en neer, ridderlijk, lenig, scherpoogig, vechter
a.ls hij was, va® zijn prilste jeugd gewoon aan
d>e wapens. Dit Normandiscne meisje, Nieo
lette, had waarheid gesproken. Ze wan uit
haar mond gestroomd zooa-ls water opborrelt
uit een bron. Haar wit gelaat ©n haar ooode-
lijk verschrikte oogen verwekken een hevige
gramschap in hem.... gramschap, welke ge
temperd was door medelijden.
Nieolette zei hij, dit te een knoop, welken
een man moet ontwar ran.
Haar oog-en 'weken niet van hem af.
Ik, Richard Skelton. verplicht mezelf, die
zaak op te lossen. Misschien verlangt gij er
naar. de tuinen van Normandië terug te zien.
Hij zag voor zich het gelaat van een ver
langend, ongeloovig kind.
De tuinen en de witte wegen en de
groene velden van St. Gilles? Mijnheer, drijf
den spot niet met mij
Z0U ik in zulke omstandigheden den spot
drijven met u?
Mijnheer Richard!
Moed. ik ben hier om u te dienen.
Hij keek naar den Westelijken hemel. De
zon hing laag boven de toppen der boomen.
en lange schaduwen liepen over het grae van
den tuin. Binnen het uur zou de avondscheme
ring inva-llen en gedurende de® nacht was
het woud geen plaats voor iemand, die er den
weg niet kende.
Wordt vervolgd)
Uit de statistieken van vele landen is dui
delijk te zien, dat de doodsoorzaak voor de
menschen mede op een der eerste plaatsen aan
-asverstikking te wijten is. Ongelukken met
gas doen evenveel menschen sterven als
diphteritis. Volgens de ervaring der statistici
gebeuren deze eerste soort onheilen in Januari
het meest, en in Juli het minst, terwijl de
maanden Maart en September elkander vrijwel
in evenwicht houden. Hopelijk begrijpt u zulks.
Een millionuairszoon te New-York is onder
curateele gesteld wegens verregaande ver
kwisting. Het jongmenscli had de gewoonte
dagelijks honderden echte Havana-sigaien in
zijn haard te verbranden. Wanneei het eene
kistje „import" opgesmeuld was, wierp hij een
ander in het vuur. Het onderzoek heett uitge
maakt, dat de dokter hem verboden had te roo-
ken. Om toch Havana-geuren in te ademen,
had hij zich op genoemde wijze weten te helpen.
Twaalf „mudden" Corona's tot een waarde van
60.000 gulden moet deze dollarpnns al hebben
verstookt. De „Tabakskoerier", die dit verre
gaande staaltje van verkwisting mee'deen.
schijnt zulk een misbruik van het nobele tabaks^
blad toch erg te vinden, evenwel voegt hij e.
in 'n apart alineaatje aan toe, dat desigarem
leverancier pogingen in het werk stelt, om de
curateele op zijn rijken klant opgeheven -e
krijgen.
De eerste „goedkoope trein, die in de pen is
geweest", heeft gereden van Leicester naar
Loughborough, dat is 'n afstand van 38. K.M.
op 5 Juli 1841. De prijs voor het retourtje be
droeg 60 cent en 570 reizigers namen er aan
deel, ondanks de droevige omstandigheid, dat
de regenverzekering nog niet was uitgevonden.
De heer Thcs Cook, die zich aan de ontihou-
dersbeweging wijdde, was op het idee gekomen,
om zijn stadgenooteu dit pleizierreisje te gun
nen. Het succes vroeg om herhaling, en het
herhaalde succes braeht na 4 jaren weer bet
idee bij den heer Cook voort, om van 't organi-
seeren van reizigers een onderneming te maken,
waar misschien wat meer aan te verdienen
viel dan aan het schrijven en het lezingen hou
den over de matigheid. En dat er waarlijk wat
meer aan te verdienen Is geweest, zal lederee!1
concludeeren uit den aanblik van bet hoofdge
bouw in Berkeley Street te Londen, dat o jaar
geleden geopend werd, en waar 1300 man per
soneel werken, en van waar uit de 300 over
heel de wereld verspreide kantoren van Cools
en Wagons Lits bestuurd worden. Bekend is
het bankwezen, als een annexbedrijf van de
firma, bekend ook dat Cook al heel vroeg be
gonnen is met het uitgeven van periodieken.
„The Travellors Gazette" wordt in 10 landen
uitgegeven.
Zoodra in een Nubische familie de dochter
getrouwd is, mag haar moeder geen woord
meer tot den schoonzoon zeggen. Geen goed
woord, geen kwaad woord, geen ernstig en geen
onverschillig woord, niets, absoluut niets.
Arm© schoonmoeders en gelukkige schoon
zoons. Onthouden we ons van allen verder com
mentaar.
Telkens ervaren we, dat bij al het vele, dat
als hypermodern onzen tijd kenmerkt, toch goed
beschouwd voorloopers, zij het primitieve, zijn
aan te duiden.
Zoo hebben we in onzen tijd geluidsfilm en
gramofoonplaat. Het vroeger ©n elders gespro
ken woord wordt door geniale vindingen, waar
men maar wil, weergegeven. Zoo kwam ons de
zer dagen onder de oogen een bericht, dat ln
het jaar 1632 vermeld st-ond ln den Franschen
„Courier" en waarin zooveel als een voorloo-
per van onze gramofoonplaten wordt aangeduid.
„Kapitein Vosterloch" zoo heet het, te te
ruggekeerd van zijn reis naar het Oosten, waar
hij heen gezonde® was door de regeering van
Holland, twee en een half jaar geleden. Onder
andere' bericht hij het volgende Toen hij een
Straat doorgevaren was, ten Zuiden van Magel-
laan, landde hij en kwam in een streek, waar
de natuur een soort van sponzen oplevert, die
het geluid en de klankvorming der stem in zich
opneemt en bewaart, zooals onze sponsen het
de vloeistoffen doen. De inlanders maken hier
gebruik van, als zij elkaar van verre iets te
berichten of te vragen hebben. Zij spreken vlak
voor de spons, zenden die aan bun vrienden,
die ze slechts zacht te drukken hebben om er
Langzaam, veertje voor voetje voortgaande,
haar schamel wagentje voortduwend, bewoog
zp zich door 't d-ooreendirentelend marktver
keer...; Aan haar rechterzijde was 't bont©
tentoon gespreid van allerlei goederen, waai>
tusschen of langs die kooplieden hun heftige
aanbevelingen uitriepen, 't Sterke hoogoprij-
zende kerkmaasief, dat een en ander gouoege-
lijk „drapeerde", wierp vèr-ui-tlijnende scha
duwvlakken over 't zonnige en drukke plein.
Daar waar die passage-ommegang zich tof
krachtig© verbochiting vernauwde, e® 't drente
lende en paradeerende publiek zich in bewe-
gings- en alluresvrijheid beperkt en bemeten
zag, ontstond ais vanzelve 'n opsituwing, ©n d©
mo-eder, nu ineens 't middelpunt ervan, was fel
omgeven door dringende schouders en hoofden.
Vrouw uit 't volk bleek ze te zijn, nog meer
zoo van nabij te zien, met maar weinig of niets
haast, dat 'r mot 'r jammerlijk bezit harmoni
eeren deed. Ach, dezie moeder, zoo van meer
nabij te zien, had maar weinig aan zich, dart 'r
tot beeld van beproeving maakte, en haar ge-
zond-tleurige gestalte met de zacht naief-open
vraagoo-gen deed haar wel op de allerlaatste
plaats geschikt of voorbestemd lijken tot hot
tors-en van zooveel ellende en leed....
Zeide ik al niet reeds, dat er 'n onbeschrijfe
lijke naiieviteit van haar uitging ©n op haar
Koopt u misschien ook een kaartje, me-
n<Maax weinige® gaven aan haar ultnoodiiglng
aehoor verdrongen zich meer om haar wagen-
ye alwaar ze, gesuggereerd min of meer. toe
zagen op wat daar neder lag.
Dezelfde naieviteit, als men 't zoo mag noe.
men lag ook op 't wezen der kinderen ver-
zSa JmJu" te eigenlijk wel wat te
wijdisch gezegd, want daarvoor °^bra^ er t®
veel aan hun figuurtjes, ^^nase
zoo ongeveer rompjes en hoofd, was er nage-
noeg niets meer, dat nog eemgszms gaaf en
in de termen viel. Waarlijk, hier was Godson-
eindige volmaaktheid in de dingen we
zoeken
Men zag ten hoogste wat knikjee ein
of beonreetjes, üe eerste niet, de an
omwonden, en 't oorspronkelijke ge
aichtrjal armpjes, oait aan 't viertal zou
moeten toebehooren kon men met en oe
wi'l der wereld niet verder brengen dan op
e«en dirie- otf viertal 200 ongeveer. et
beentjes of wa/t diaarondor moest woiaen e-
grepen, was f: nog erger gestelddaarvan w ar
ren er u schrikke hier niet,lezer! n
geheel geen drie te bespeuren.
En de moeder? Och, ze moederde maar zoo
voort wat, hier 'n handje, daar 'n voetje ver
loggende, of ook wel 'n fleechje met me
aanreikende, zoo nu en dan, aan bet vlugste
den- vier.
De oudste ervan 'U jaar of tien leek ie me
toe 'n jongen ('t waren trouwens allemaal
jongens zoo) strompelde maar wat door n
publiek zoo heenj op nogal betrekkelijk karige
wii-ze, naar 't me toelijken wou, de geringe git
ten inoasseerende.
Op m'n vraag aan haar. of z© al veel kaarten
verkocht had, kreeg ik 'n ietwat weifelend-on -
kennend antwoord van *r, waarop ze me te
kennen gaf, van Noord-Brabant te komen. (Dut
had ik trouwens al wel aan haar dialect se
iner kt.) En nu dacht zii hier een en ander
van de hand te kunnen doen.
- Heeft u dan veel kaarten zoo in uw bezit
vroeg ik haar verder, geïnteresseerd. (Ib
greep wal zoo ongeveer, dart 't er niet zoo heel
veel geweeet waren, want daarvoor was me
haar ietwat sjovete toestand, als ik 't zoo uit
drukken mag, wel borg).
Nu, dat waren er in "t geheel genomen, naar
ze me te kennen gaf, niet meer dan honderd
geweest.
Of duo kinderen allemaal gezond geboren
I waren? vroeg ik 'r verder.
O, jawel, die waren allemaal normaal ge
boren, zei ze me, al knikkende, behalve 1
meiske dan (dart: langs den wagen liep) en
waaraan niets abnormaals te bespeuren viel.
't Was ln 't geheel genomen een diep arm
zalige en beklagenswaardige groep!
Scherp viel bij een en ander op, welk 'n on
zegbaar leed er reeds in d© trekken dier klei
nen lag gegrifd, schoon dan wel misschien
door wat weemoed getemperd. En 't zal u wel
te minder opvallen of bevreemden hier, wan
neer ik u erbij zeg, dat ze ook al tamelijk ge
vorderd In jaren waren. De oudste was, zooals
ik reed® voorat mean te hebbeng ezegd, tien
jaar, d© jongste niet minder diaa drie of vier
jaren misschien.
Er lag hjer werkelijk leed, onzegbaar leed
in de gelaatstrekken dier kleinen gegrifd en
hun naief pijnlijk verwrongen glimlachen sneed
u dan ook bijwijlen als door d© zielDat
ze fijngevoelig waren misschien?... Wie zal
t zeggen hier. Men kan zich op dit terrein im
mers zoo gemakkelijk vergissen, en denkt som
wijlen wel 'ns met broze natuurtjes of zoo te
doen te hebben, en dan zij® 't ln den regel
toch maar alleen wat zachtzinnig©.
Wie er wel 't meeat te beklagen waren hier,
de moeder oftewel de kinderen? Moeilijk op te
lossen probleem!
Psychiaters zouden u mogelijk kunnen ver
zekeren, dat 't de eerste moet zijn, maar ik
durf zeggen, dart 't de laatste zijn, waarmede
dan natuurlijk allerminst iets van 't onzegbare
leed der arme moeder behoeft te worden afge
daan.
Moeke, mag lk ook wart te drinken heb
ben nu? klonk 't ver vanuit het wagentje en 't
antwoond erop, dart ik lntnsechen maar niet
geheel afwachtte, klonk zoo ongeveer.
O jawel, zeker, hoor hartje, krijg Je nog
wat te drinken van moeke; wees jij maar gauw
zoet en stil, hoor m'n jongen!
">t Publiek, wat meer geroerd en geraakt nu,
door d« aangroeiende belangstelling erop,
kwam nu ook op wat mear gulle wijze over de
brug.
de gesproken woorden uit te laten komen, boor
dit bewonderenswaardig middel komen zij van
hun vrienden alles te weten, wat deze wilden
zeggen."
Een gramafoonplaat lus in oer- of natuur
vorm. Men ziet' het, v>e. hier geldt, dat ar niM|
nieuws is,