3 HET HUiS DES DOODS E R Kostbare relikwie ARME MOEDER Spreekwoorden Gasverstikkingen Ik heb voedsel en wijn in den ransel aan Onder curateele Een pleizierreis] e Geen woord De gramofoonplaat in oer-vorm Richard Skeltom reed gewapend, want de Zwarte Dood, de peat, heerachte in de omstre ken en dat befeekende honger en wanhoop midden wan de wouden en den waanzm menschien, diie gelijk waren geworden Wi®et was'de Dood in een tÜde, De groote eiken ontloken m van brons en goud en de groene ^kering bet loover der beukeboomen liet de purpe ren somberheid van den winter vergeten Tegen het vallen van den avond zong een vogel tegen den gelen bexneL En boven de bruine ruïne der bladeren van het vorige jaar, stomidietn duizenden ontluikende bloemen. Den heelen dag door, terwijl hij op den bo-schweg reed, had Skelitom den koekoek hoeren roepen, een zonderlinge atem ln de stilte van het woud. Vogels zongen hun lente lied en toch waarde de Dood daar over die groene paden en zat loerend naast het bruine water der woudrivieren. Skeflitom droeg een gebroken pijl ln de plooien van zijn groen kleed. De pijl was afgeschoten op hem dezen morgen, doch was gebroken op zijn harnas en Skelton had hem daar laten zitten als een voorteeken van ge- luk Hij reed met e®11 °P h|0,°fö- en de lange speer over den schouder. De rood lederen uitrusting van den voa, dlien hij be reed, was dicht bezet met knoppen van glan zend at.aal Kom nu, mompelde hij, hoe was het nu.' Was het rechts of links hij de drie doorn struiken? Ik ben waarempel vergeten. Zijn gebruind gelaat was ernstig en hij keek wat grimmig. Bet woud viel niet mee voor vreemdelingen, zelfs niet, wanneer een dap pere en avontuurlijke ©east die wereld be schouwde uilt wakkere, staalgrijze oogen. Daar was de heide, rossig purper en groen opduikend uit de duisternis van het woud. Groote witte wolken doken op uit het iSuidien en recht voor hem uit in het Noorden, zag hij het steenen kruis en de drie door den wind bewogen doornstruiken, scherp af gateek end tegen den horizon. De weg splitst® zloh bij de drie doornstruiken. Toen hij den heuvel besteeg zag hij eon in het blauw gekleed® gestalte zitten aan den voet van bet steenen kruis. De man zat in. eengedoken als Iemand die sliep, den hoed diep ln de oogen. Naast hem lag een lult, een lederen knapzak en een dikke stok. Het zonne licht, dat. tusschen twee wolkenmassa's door t« voorschijn schoot, viel op de heide, doch de doornstruiken vormden twee dunne scha rt u-wiijn,en en en van die lijnen beschaduwde den man bij het kruis. Hel daar! Do man 4® het blauw sliep door. Skeltom kon den zwarten puntbaard onder den hoed zie® Uitsteken. De man had de handen gevouwen op zijn gordel. Er was iets Jdl-«rti}C» m de manier waarop zijn beenen uitgestrekt lagen onder den blauwen mantel. Wordt wakker, vriend, wordt wakker! Skelton zwaaide zijn speer en porde den man in de ribben. De man verroerde zich niet. Skelton perste de lippen op elkaar en fronste de wenkbrauwen. Hij kreeg den rand van den boed te pakken met de punt van zijn speer, lichtte hem op en keek toen naar het gelaat van een doode. Het was een verdord grauw masker, met blauwe ramden rondom oogon en mond en zijn neus en lippen waren opgetrok ken, Skelton maakte een kruis en dreef zijn Paü'dAreregkerel! Hij was half uitgehongerd, en toen hij probeerde te vluchten, heeft de Zwarte Dood hiem gegrepen. Hij zal geen tt> mamce® meer zingen. Hij is dood...._ Skelton bleef hem aanstaren en zijn mette- SJdeu was vermengd met aarzeling. Mijn vriend, wij kunnen elkaar niet hel pen, ik kan alleen bidden voor je. Links of rechte? Wat zal het zijn? Hij ging rechts en liiet den grijnzende® doode zittenaan den voet van het kruis. De weg dreef den spot met Skelton zooals alleen een bosobpad datt kan doen tegenover vreemdelin gen, hem lokkend tot op een afstand van vijf oi zee mijlen van de boom en, om daar over te gaan in drie onduidelijke paadjes. De eene bebo&c.hte heuvel volgde op den anderen en de aachgrauwe tronken der beuken doken op hit den bronzen vloer van dood lower en wilde hyacinthen. Het was doodstil en toch meende Skelton een gemurmel te hoomn zoo- aJs het gegons in een ledige schelp. Plots van heel ver, kwam een zonderlinge kreet; een scherpe, korte kreet in de uitge strektheid van h)et wotwd. Skelton'» paard spitste de ooiram en sidderde, De kreet hield een oogenblik aan en brak af. Het paard rilde en was onrustig. Skelton's gelaat leek scher per en bleek er ln die schaduwen. Hij nam het middenpad en reed verder. Het gebladerte was nog jong en het woud was vrij van kreupel hout. Skelton keek links en rechts, maar zag niets anders dan elkaar opvolgende boomen- rijen, alle eender en eindigend waar die zwarte tronken samensmolten en elkaar ontmoetten ln de verte. Het zonlicht flikkerde er door, wierp een njetwerk van schaduwen op het gras en gaf er hier en d.aar den schijn aan van geheimzinnige beweging. Tweemaal hield Skeltom de teugels strak 'en hij had wel dur ven zweren, dat hij een gedaante van den eenen boom naar den anderen had ziien loopen. Doch de stilte bleef duren. Hij voelde of zijn zwaard los in die schede stak en bracht zijn schild naar voren aan den lederen riem, waar. mee hij bet aan zijn hals droeg. En toen, als het breken van de wolken aan een natten, winderigen hemel, dunde het woud zich voor hem, en viel weg in een waas van gouden licht De schittering van water dook op uit de diiepte van een smal dal. Skelton zag, dat hij aan den rand was van het bosch- gebied en keek over een uitgestrekte vlakte met geelgebloemde brem. Beneden hem lag een meer en in het midden ervan een eiland. Hij kon de weerkaatsing zien der witte wolken- Vormen over het water en de plekken blauwe lucht in die diepte, terwijl het water onder de oevers zwart zag als pek. Het eiland zelf had best een Melgulrlande kunnen zijn welke op het water dreef- Het was één massa vrucht- bloesem, roze en wit, opgestapeld op de takken van homderden hoornen. Skelton beschutte zijn oogen met de hand; de puntgevel van eem tuis, somber, en borstelig door 't riet, was De regeering van Haiti is in het bezit van een bijzonder kostbare, historische relikwie, en wel het anker van het schip Sauta Maria, waarop Cbrlstoffel Columbus de baren door- l-liefde om in 1492 Amerika te ontdekken. D. reSng van Haiti is erg zuinig op dit voor werp want het Metropolitan Museum van New- mental1 ls het te bewonderen op „de Koloniale te Parijs. NIEUWE NEDERLANDSCHE ZEGELS. Binnenkort worden aan de postkantoren frankeer zegels van 36 en 70 cent verkrijgbaar gesteld, ontworpen door architect Zwart te Wassenaar. De 36 is bestemd voor luchtpostbrieven naar Ned.-Indië; de 70 voor postpakketten van 7 9 K.G. zichtbaar in die dichtheid van de guirlande. Verder zag hij eem houten aanlegplaats met een bark, die er gemeerd lag, daar, waar dotter bloemen de oevers bedekten met goud en lelies hun groene zwaarden uitstrekten over het water. Hm, zei hij. Ik zie geen rook. Is de Dood ook daar geweest? En d© kreet dan, dien ik hoorde? Skelton's dier gooide dem kop omhoog em rilde. Sancta Maria, Sanota Maria Skeltom schrok bijna evenzeer als zijn paard. De wanhopige stern kwam uit dien geheimzin- niigen boomgaard ginds en overbrugde dien af stand tusschen den rand van het woud en het eiland. De woorden waren zoo duidelijk, diait Skelton dacht aan tooverij. Weer die kreet, en de atem van ©em meisje! Bij de eer vam den koning, hen ik hang? Waarvan? Het paard rilde nog eens en Skelton sloeg die geheime schuilplaats gade, verborgen in het diepst van bet bosch. Een noreche, ver metele blik kwam in zijn oogen. Hij reed tot aan dein ramd van het water ©n keek naar de dubbele touwen, welke liepein vanaf ©en paal op den oever naar de a,am den anderen oever liggende boot. Hij kreeg ©en houten palisade in 't oog en achter die palisade de dakspanten en schoons teenen van ©en gebouw. Skelton stapte af, wikkelde de teugels van Gaillard, zijn paard, rond zijn speer en stak dien in den grand; de veen-touwen liepen over een katrolUlojc en toe® hij aan een daarvan trok zag hij dat hij de boot over kom krijgen. Zij kwam niaa.r den oever toe, terwijl rimpels vam dem stompem zwarte® boeg liepen; hij sprong erin, trok oiu aan hot andere natte touw en voer aldus naar de overzijde, naar het eiland. Skeltom luisterde en beek rechts en links ln de padem van den boomgaard. Helt eiland en het huis, half verscholen onder den vrucht- bloesem, waren zoo stil, dat Skelton eem zekere bijgeloovige vrees voelde, dlie naar hem toekroop als oen schaduw. Tegenover hem rees de palisade op en ©en open poort toomde de steenen van een binnenhof. Hij glrng erdoor en beschreef snel een boog langs ©en grooten hond, die aan de andere zijde vam de poort lag mat zijn snuit tusschen de pootem. Skelton trok zijn zwaard om den sprong van den hond af te weren. Doch er gebeurde niets. Het dier bewoog niet. Evenals die man onder de drie doornstruiken was het dier dood. Skelton's blik werd hard. Hij keerde zich langzaam om en bezag het stille huls en den binnenhof als een man, die bang 1» voor on voorziene dingen. Recht voor hem uitt gaapte een houten deur; de opening zoo donker als die vam een kelder. Skelton stapte over den hof ©n had een voet gezet op den drempel, toen hij stokstijf bleef staan en terugdeinsde In ©en steenen nis zat de gestalte van een oud man, een oud man met witten baard en klelkleurig gelaat De verglaasde oogen keken in het niet. Een magere hand hield eem korst brood vast. Skelton haalde diep adem en zijn gelaat zag bleek. Groot© God! is dan de heel® wereld uit gestorven Een plotselinge afschuw voor dlie plaats groep hem aan ©n dreef b®m terug door den hof met een kletteren vam staal. De zwarto Dood was hier geweest en de pestkiemen kon den reeds ln zijn neusvleugels zitten. Zijn oogan vielen op den doodiem hond hij de deur. Stier ven ook honden aan de pest of was er daar iets méér dan hij vermoedde?! Zijn gelaat werd hard en hij keerde terug naar hat huis. Richard Skelton, mijn vriend, gij hebt veel weg vam een lafaard! De deur, welke van de gang paar de zaal leidde, stond op ©en kier. Skelton kon niets andiers zien dan het einde van een muur be hangen melt groene wandtapijten en de ge beeldhouwd© ©iken paneelen van een schot. Hij werd roekeloos em voelde een onweerstaan- baren lusit allee te zien wat dit huis bevatte. Mot toet zwaard over den schouder ging hij over den drempel, keerde zich om en keek in de zaal. In ©en grooten zefcel op een verhoogiing zat een mueieje ln een groen gewaad gekleed, ge borduurd met karmozijn. Haar handen hingen slap over de met leeuwenkoppen versierde leuning van den zetel; haar oogen leken twee zwarte cirkel» en haar mond was geopend alsof zij op het punt stond ©en kreet te uiten. Haar zwarte lokken vidlem over haar schou- dieu" en rondom haar gelaat, dat wit was als melk. Achter den zetel vormden tapijten een achtergrond van rood en goud. Op dit oogenblik dacht Skelton, dat ook heit meisje dood was, zoo wit en roerlpos en stil bleef zij zitten. Dan bewoog zij een barer handen en greep de leuning van den stoel. Zij boog zich voorover, hief het hoofd op en haar oogen waren als die van iemand, die gelaten een voorspeld noodlot tegemoet gaat. Gij zijt gekomen! Zij sprak Fransclb eii in tegenstelling met Engelsdhe vrouwen was har stem als een Engeische vrouwen was haar stem als een zacht gefluister. Ja, hier ben ik, vrouwe. Met getrokken zwaard! Haast u! Verlies uw tijd niet met medelijden. Doe het vlug! Een menigte gedachten vlogen pijlsnel door Skelton's geest. Bij mijn eer,, zij iis nog maar ©en kind. Zij is krankzinnig óf zij ls doodelijk verschrikt. Hij trafl drie schreden nader, Het de punt van zijn zwaard op den vloer zinken en keek haar met zijn wakkere oogen medelijdend aan. Vrouwe, het was de wijze wllaheecbik- kink van God welk© mij hier bracht. Ik kom als vriend. Baar wifc gelaat wendde zich naar hem toe. Bespot mij niet. Gij zijt de afgezant van mijn ecliitgenoot. Ilc ben nlemiamd's afgezant., Doch gij zijt gekomen om mij te doode®. Zij sidderde, bracht de handen aan de keel en viel zijlings over de leuning van den zetel. Skelton stak het zwaard waar ln <to schede, keek even over zijn schouder ©n ging snel naar de estrade. Zelfs ©en man zou bevreesd worden op een plaats als deze. Er ls hier tets duivelsch in het spel. Wat moat Ik doen? Misschien ls zij wel gestorven van schrik Hij boog zich over haar, raakte het zwarte haar aa!n ©n den blanken hals en een plotse linge eerbied kwam over hem. Dit hulpolooze wezen, dat hier log als een gewonde vogel! Skelton's oogen werden zachter. Hij nam haar op en droeg haar maar de binnenplaats voorbij den doodem mam, die al maar door bleef kijken in het niiet. Brr!dat en de stilte hjer overal zou voldoende zijn om iemand te doodvn. De blauwe hemel en bet zonnelicht op de appelbloesems zijn ©en v^fendelijkier gezicht Hij vond een poort, welke van den binnen hof naar den tuin teiidide en legde het meisje op het gras onder ©en boom. Haar hoofd viel terug; ©en gedeelte van haar haar bleef vast zitten in de voegen van zijn harnas. Het leek wel of de bleeke mond, welke half open stond, op het punt was een kreet van pijn te slaken. Skelton liep weer terug naar de zaal, vond eem ln zilver ingelegden beker van ahornhout en nadat hij hem had. gevuld mot water uit een op tafel staande schenkkan, keerde hij terug naar den tuin. Hij knielde neer en spren kelde wat water over haar keel en haar gelaat. Zij opende de oogen, groote bruine oogen, die zwommgu in tranen van angst. Is het gebeurd, heer? Zij voeld© aan haar borst en keek dan naar haar handeh alsof zij verwachtte bloed te zullen zitten. Medelijden, en nog iets meer dan dat, greep Skelton aan en liet hem niet meer los Kom, zuster, waarom kijkt gij mij zoo verschrikt aan? Drink, hier is water. Zij was overeind gekomen en leunde itegen den stam van den boom. Skelton hield den beker op, doch met een afwerend© beweging stiet zij dlien terug. —Neen, meen, dat niet. Het is vergiftigd. Maar ik heb het ©en oogenblik geleden genomen uit d© kan in de zaal. Het ls vergiftigd. Ik sterf nog liever door het zwaard. Hij keek haar aan met medelijden. Zuster, gij spreekt in raad,seis. Gij zijt hevig verschrikt. Heb moed. Is een Skelton van de Skeltons iemand, die anderen doodt? Zijn mannelijke fierheid kreeg een nieuw accent. Zij beschermde haar oogen, boog zich naar hem toe en keek hem doordringend aan. Gij ziet er niet uit als iemand, die ge zonden te om ene moord te plegen. Hij lachte, en er was een spoor van grim migheid in zijn lach Wij Skeltons zijn geen moordenaar©. En toen hij zag, dat haar oogen nog onrus tig en vragend waren, trok hij zijn zwaard, Palestina importeert jaarlijks 6600 tot»* appelen, vooral uit C>'p^.y deze 'en andere Frankrijk, en daarvoor knjg wj). landen meloenen in ruil, zoov landbouw en len hebben. Het departement van land^u^ economie der Palestijnsche regeering heeft een rondschrijven gestuurd aan de Ara volking onder het motto: Arabierei nver. aardappelen. De Arabieren worden er tuigd, dat er heel wat aardappelen oi tegen ééu meloen, dat de aardappelmarltt vee vaster is en meer winst oplevert. Zoo komen de nuances en variaties va spreekwoorden in de wereld; hier luidt he eet meer fruit; ginds: zeg 't met bloemen, en daar: rooi meer aardappelen. Op deze maniei is 't ook uit te leggen, dat een verhaal als van Reinaart de Vos bij alle volken teruggevonden wordt. hield heit kruis van het gevest voor zich, kuste het en zwoer:. Bij bat bloed van den Heiland, ik, Ri chard Skelton, rijd als vreemdeling door het woud,, op weg naar de zee, waar ik scheep ga naar Frankrijk. Dat zweer ik. Een mistig licht was in haar oogen. Frankrijk, fluisterde zijz, St- Gilles en de appelboomen van Normandië.. Zij droomde gedurende ©enige oogenblikken en dan, wakker wordend, strekte zij met een schellen kreet de handen uit. Is dat de waarheid, heer? Heb ik heit niet gezworen, ik, Richard Skelton. Zij keek hem lang in de oogen en sloeg den blik neer onder de schaduw harer lange wimpers. Ik heet Nioolette, zei zij. Wel, Nieolette, vertrouw op mij. Spreek en laat mij uw dienaar zijn. Een snelle opwaartsche blik uit haar bruine oogen trof hem. O, ik heb honger.ik heb sedert drte dagen geen voedsel gehad. Hij was reeds opgesprongen. mijn zadel. Wacht, laat mij eerst alles vertellen. Drte nachten heb ik zitten wachten. Mijnheer Richard, heb medelijden met mij. Ik ben de echtgenoot© van den Lord van Mount Badon. Hij bracht mij hier uit Frankrijk, uit den grooten oorlog. Doch toen werd hij mij moede, want hij is wispelturig en hartstochtelijk en zeer woest. Ik ben slechts een kind.. En hot gebeurde, dat een vreeselijk geheim, dat het zijne was, mijn oor bereikte. Toen wilde hij mij dooden, doch ik smeekte om mijn leven. Doch dan kwam een andere vrouw, met een gouden hoofd en een rooden, lachenden mond, lk kan u niet alles vertellen, behalve dat ik wist. dat mijn echtgenoot sindsdien mijn dood wenscbte. Een maand geleden stuurde hij mij ln een gesloten koets naar hier. Ik had drie toegewijde bedienden (zoo was zijn sluwheid) en zij waren mij trouw. Eerst glng'Bertrand ln de bosaohen om te jagen en kwam niet terug. Geoffrey ging naar hem zoeken en kwiam evenmin terug. Dan, dat ls nu drie dagen reeds, kwam een pelgrim. De oude Stephen bracht hem over de gracht. En dien zelfden nacht stierf de oude man en de hond, en 's morgens was de pelgrim verschrikt. Ik had een visioen der komende dingen. Ik wist dat de dood loerde als een wolf ln de duister nis. Ik kon zijn gele oogen zien. Ik was alleen. Ik kon geen voedsel of geen dTamk nuttigen en soms schreeuwde ik het uit va® angel. Ik had zelfs den moed niet in de boaschen te vluchten. Daar loerde de dood. Drie dagen lang was er een stem naast mij, dif riep: De dood komt!niet dooi' hef gift, doch door het zwaard. Lach niet. Het is de waarheid. Ik weet, dat mijn echtgenoot mijn dood wil! Zij leunde hijgend achterover, de handen over de borst gevouwen. Skelton wandelde op en neer, ridderlijk, lenig, scherpoogig, vechter a.ls hij was, va® zijn prilste jeugd gewoon aan d>e wapens. Dit Normandiscne meisje, Nieo lette, had waarheid gesproken. Ze wan uit haar mond gestroomd zooa-ls water opborrelt uit een bron. Haar wit gelaat ©n haar ooode- lijk verschrikte oogen verwekken een hevige gramschap in hem.... gramschap, welke ge temperd was door medelijden. Nieolette zei hij, dit te een knoop, welken een man moet ontwar ran. Haar oog-en 'weken niet van hem af. Ik, Richard Skelton. verplicht mezelf, die zaak op te lossen. Misschien verlangt gij er naar. de tuinen van Normandië terug te zien. Hij zag voor zich het gelaat van een ver langend, ongeloovig kind. De tuinen en de witte wegen en de groene velden van St. Gilles? Mijnheer, drijf den spot niet met mij Z0U ik in zulke omstandigheden den spot drijven met u? Mijnheer Richard! Moed. ik ben hier om u te dienen. Hij keek naar den Westelijken hemel. De zon hing laag boven de toppen der boomen. en lange schaduwen liepen over het grae van den tuin. Binnen het uur zou de avondscheme ring inva-llen en gedurende de® nacht was het woud geen plaats voor iemand, die er den weg niet kende. Wordt vervolgd) Uit de statistieken van vele landen is dui delijk te zien, dat de doodsoorzaak voor de menschen mede op een der eerste plaatsen aan -asverstikking te wijten is. Ongelukken met gas doen evenveel menschen sterven als diphteritis. Volgens de ervaring der statistici gebeuren deze eerste soort onheilen in Januari het meest, en in Juli het minst, terwijl de maanden Maart en September elkander vrijwel in evenwicht houden. Hopelijk begrijpt u zulks. Een millionuairszoon te New-York is onder curateele gesteld wegens verregaande ver kwisting. Het jongmenscli had de gewoonte dagelijks honderden echte Havana-sigaien in zijn haard te verbranden. Wanneei het eene kistje „import" opgesmeuld was, wierp hij een ander in het vuur. Het onderzoek heett uitge maakt, dat de dokter hem verboden had te roo- ken. Om toch Havana-geuren in te ademen, had hij zich op genoemde wijze weten te helpen. Twaalf „mudden" Corona's tot een waarde van 60.000 gulden moet deze dollarpnns al hebben verstookt. De „Tabakskoerier", die dit verre gaande staaltje van verkwisting mee'deen. schijnt zulk een misbruik van het nobele tabaks^ blad toch erg te vinden, evenwel voegt hij e. in 'n apart alineaatje aan toe, dat desigarem leverancier pogingen in het werk stelt, om de curateele op zijn rijken klant opgeheven -e krijgen. De eerste „goedkoope trein, die in de pen is geweest", heeft gereden van Leicester naar Loughborough, dat is 'n afstand van 38. K.M. op 5 Juli 1841. De prijs voor het retourtje be droeg 60 cent en 570 reizigers namen er aan deel, ondanks de droevige omstandigheid, dat de regenverzekering nog niet was uitgevonden. De heer Thcs Cook, die zich aan de ontihou- dersbeweging wijdde, was op het idee gekomen, om zijn stadgenooteu dit pleizierreisje te gun nen. Het succes vroeg om herhaling, en het herhaalde succes braeht na 4 jaren weer bet idee bij den heer Cook voort, om van 't organi- seeren van reizigers een onderneming te maken, waar misschien wat meer aan te verdienen viel dan aan het schrijven en het lezingen hou den over de matigheid. En dat er waarlijk wat meer aan te verdienen Is geweest, zal lederee!1 concludeeren uit den aanblik van bet hoofdge bouw in Berkeley Street te Londen, dat o jaar geleden geopend werd, en waar 1300 man per soneel werken, en van waar uit de 300 over heel de wereld verspreide kantoren van Cools en Wagons Lits bestuurd worden. Bekend is het bankwezen, als een annexbedrijf van de firma, bekend ook dat Cook al heel vroeg be gonnen is met het uitgeven van periodieken. „The Travellors Gazette" wordt in 10 landen uitgegeven. Zoodra in een Nubische familie de dochter getrouwd is, mag haar moeder geen woord meer tot den schoonzoon zeggen. Geen goed woord, geen kwaad woord, geen ernstig en geen onverschillig woord, niets, absoluut niets. Arm© schoonmoeders en gelukkige schoon zoons. Onthouden we ons van allen verder com mentaar. Telkens ervaren we, dat bij al het vele, dat als hypermodern onzen tijd kenmerkt, toch goed beschouwd voorloopers, zij het primitieve, zijn aan te duiden. Zoo hebben we in onzen tijd geluidsfilm en gramofoonplaat. Het vroeger ©n elders gespro ken woord wordt door geniale vindingen, waar men maar wil, weergegeven. Zoo kwam ons de zer dagen onder de oogen een bericht, dat ln het jaar 1632 vermeld st-ond ln den Franschen „Courier" en waarin zooveel als een voorloo- per van onze gramofoonplaten wordt aangeduid. „Kapitein Vosterloch" zoo heet het, te te ruggekeerd van zijn reis naar het Oosten, waar hij heen gezonde® was door de regeering van Holland, twee en een half jaar geleden. Onder andere' bericht hij het volgende Toen hij een Straat doorgevaren was, ten Zuiden van Magel- laan, landde hij en kwam in een streek, waar de natuur een soort van sponzen oplevert, die het geluid en de klankvorming der stem in zich opneemt en bewaart, zooals onze sponsen het de vloeistoffen doen. De inlanders maken hier gebruik van, als zij elkaar van verre iets te berichten of te vragen hebben. Zij spreken vlak voor de spons, zenden die aan bun vrienden, die ze slechts zacht te drukken hebben om er Langzaam, veertje voor voetje voortgaande, haar schamel wagentje voortduwend, bewoog zp zich door 't d-ooreendirentelend marktver keer...; Aan haar rechterzijde was 't bont© tentoon gespreid van allerlei goederen, waai> tusschen of langs die kooplieden hun heftige aanbevelingen uitriepen, 't Sterke hoogoprij- zende kerkmaasief, dat een en ander gouoege- lijk „drapeerde", wierp vèr-ui-tlijnende scha duwvlakken over 't zonnige en drukke plein. Daar waar die passage-ommegang zich tof krachtig© verbochiting vernauwde, e® 't drente lende en paradeerende publiek zich in bewe- gings- en alluresvrijheid beperkt en bemeten zag, ontstond ais vanzelve 'n opsituwing, ©n d© mo-eder, nu ineens 't middelpunt ervan, was fel omgeven door dringende schouders en hoofden. Vrouw uit 't volk bleek ze te zijn, nog meer zoo van nabij te zien, met maar weinig of niets haast, dat 'r mot 'r jammerlijk bezit harmoni eeren deed. Ach, dezie moeder, zoo van meer nabij te zien, had maar weinig aan zich, dart 'r tot beeld van beproeving maakte, en haar ge- zond-tleurige gestalte met de zacht naief-open vraagoo-gen deed haar wel op de allerlaatste plaats geschikt of voorbestemd lijken tot hot tors-en van zooveel ellende en leed.... Zeide ik al niet reeds, dat er 'n onbeschrijfe lijke naiieviteit van haar uitging ©n op haar Koopt u misschien ook een kaartje, me- n<Maax weinige® gaven aan haar ultnoodiiglng aehoor verdrongen zich meer om haar wagen- ye alwaar ze, gesuggereerd min of meer. toe zagen op wat daar neder lag. Dezelfde naieviteit, als men 't zoo mag noe. men lag ook op 't wezen der kinderen ver- zSa JmJu" te eigenlijk wel wat te wijdisch gezegd, want daarvoor °^bra^ er t® veel aan hun figuurtjes, ^^nase zoo ongeveer rompjes en hoofd, was er nage- noeg niets meer, dat nog eemgszms gaaf en in de termen viel. Waarlijk, hier was Godson- eindige volmaaktheid in de dingen we zoeken Men zag ten hoogste wat knikjee ein of beonreetjes, üe eerste niet, de an omwonden, en 't oorspronkelijke ge aichtrjal armpjes, oait aan 't viertal zou moeten toebehooren kon men met en oe wi'l der wereld niet verder brengen dan op e«en dirie- otf viertal 200 ongeveer. et beentjes of wa/t diaarondor moest woiaen e- grepen, was f: nog erger gestelddaarvan w ar ren er u schrikke hier niet,lezer! n geheel geen drie te bespeuren. En de moeder? Och, ze moederde maar zoo voort wat, hier 'n handje, daar 'n voetje ver loggende, of ook wel 'n fleechje met me aanreikende, zoo nu en dan, aan bet vlugste den- vier. De oudste ervan 'U jaar of tien leek ie me toe 'n jongen ('t waren trouwens allemaal jongens zoo) strompelde maar wat door n publiek zoo heenj op nogal betrekkelijk karige wii-ze, naar 't me toelijken wou, de geringe git ten inoasseerende. Op m'n vraag aan haar. of z© al veel kaarten verkocht had, kreeg ik 'n ietwat weifelend-on - kennend antwoord van *r, waarop ze me te kennen gaf, van Noord-Brabant te komen. (Dut had ik trouwens al wel aan haar dialect se iner kt.) En nu dacht zii hier een en ander van de hand te kunnen doen. - Heeft u dan veel kaarten zoo in uw bezit vroeg ik haar verder, geïnteresseerd. (Ib greep wal zoo ongeveer, dart 't er niet zoo heel veel geweeet waren, want daarvoor was me haar ietwat sjovete toestand, als ik 't zoo uit drukken mag, wel borg). Nu, dat waren er in "t geheel genomen, naar ze me te kennen gaf, niet meer dan honderd geweest. Of duo kinderen allemaal gezond geboren I waren? vroeg ik 'r verder. O, jawel, die waren allemaal normaal ge boren, zei ze me, al knikkende, behalve 1 meiske dan (dart: langs den wagen liep) en waaraan niets abnormaals te bespeuren viel. 't Was ln 't geheel genomen een diep arm zalige en beklagenswaardige groep! Scherp viel bij een en ander op, welk 'n on zegbaar leed er reeds in d© trekken dier klei nen lag gegrifd, schoon dan wel misschien door wat weemoed getemperd. En 't zal u wel te minder opvallen of bevreemden hier, wan neer ik u erbij zeg, dat ze ook al tamelijk ge vorderd In jaren waren. De oudste was, zooals ik reed® voorat mean te hebbeng ezegd, tien jaar, d© jongste niet minder diaa drie of vier jaren misschien. Er lag hjer werkelijk leed, onzegbaar leed in de gelaatstrekken dier kleinen gegrifd en hun naief pijnlijk verwrongen glimlachen sneed u dan ook bijwijlen als door d© zielDat ze fijngevoelig waren misschien?... Wie zal t zeggen hier. Men kan zich op dit terrein im mers zoo gemakkelijk vergissen, en denkt som wijlen wel 'ns met broze natuurtjes of zoo te doen te hebben, en dan zij® 't ln den regel toch maar alleen wat zachtzinnig©. Wie er wel 't meeat te beklagen waren hier, de moeder oftewel de kinderen? Moeilijk op te lossen probleem! Psychiaters zouden u mogelijk kunnen ver zekeren, dat 't de eerste moet zijn, maar ik durf zeggen, dart 't de laatste zijn, waarmede dan natuurlijk allerminst iets van 't onzegbare leed der arme moeder behoeft te worden afge daan. Moeke, mag lk ook wart te drinken heb ben nu? klonk 't ver vanuit het wagentje en 't antwoond erop, dart ik lntnsechen maar niet geheel afwachtte, klonk zoo ongeveer. O jawel, zeker, hoor hartje, krijg Je nog wat te drinken van moeke; wees jij maar gauw zoet en stil, hoor m'n jongen! ">t Publiek, wat meer geroerd en geraakt nu, door d« aangroeiende belangstelling erop, kwam nu ook op wat mear gulle wijze over de brug. de gesproken woorden uit te laten komen, boor dit bewonderenswaardig middel komen zij van hun vrienden alles te weten, wat deze wilden zeggen." Een gramafoonplaat lus in oer- of natuur vorm. Men ziet' het, v>e. hier geldt, dat ar niM| nieuws is,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 7