GOUVERNEUR-GENERAAL FEUILLETON TEGEN KUNSTMATIGE CONCURRENTIE UIT HET BUITENLAND .Een anti-dumping-ontwerp Lij de Tweede Kamer ingediend. Jhr. DE JONGE, DE NIEUWE Gauw de lucht in DE HEMELBESTORMER MAANDAG 14 SEPTEMBER 1931 BIJZONDER INVOERRECHT EN INVOERBEPERKING. Het voorkomen van prijsopdrijving in eigen land. PRINSES JULIANA TE PARIJS. ONDERWIJSFONDS VOOR DE SCHEEPVAART. ERNSTIGE AUTO-BOTSING. Verschillende gewonden. BESTUURSWISSELING IN DE OOSf. JHR. DE GRAAFF NAAR 'T VADERLAND TERUG In den Volksraad. ROMAN VAN FELIX NABOR- Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp Ingediend tot toekenning van de bevoegdheid tot het tijdelijk treffen van afweermiddelen te gen kunstmatige concurrentie uit het buiten land. Blijkens de Memorie van Toelichting strekt het ontwerp er toe de Regeering de gelegen heid te geven buiten het Parlement om in daartoe leidende gevallen tegen bepaalde ver schijnselen van dumping tijdelijk zekere af weermiddelen te nemen. Het woord dumping heeft als aanduiding van een bepaald verschijnsel voor het oogen- blik geen vaststaande waarde en is derhalve als grondslag voor een wettelijken maatregel onbruikbaar. Daarentegen had de Regeering zich, voor de beantwoording van de vraag, of een overheidsingrijpen tegen dumping gemoti veerd zoude zijn, te beraden, welke van de verschillende verschijnselen, die zich onder dien naam aandienen, voor bestrijding in aan merking komen. Zij heeft gemeend, zich ten deze te kunnen bepalen tot wat door haar in het aangeboden wetsontwerp aangeduid wordt als „kunstmatige concurrentie uit het buiten land", een begrip, dat in art. 1 van het wets ontwerp nader wordt omschreven door maat regelen van kennelijk tijdelijken aard, waarbij de opzet aanwezig is om aan eenig Neder- landsch bedrijf een zoodanige schade aan te brengen, dat het in zijn voortbestaan ernstig wordt bedreigd." Er moet sprake zijn van een tijdelijk onder- bieden op de Nederlandsche markt en daarbij moet de opzet aanwezig zijn om het Neder landsche bedrijf van die markt te verdringen en aldus in zijn voortbestaan ernstig te be dreigen. Tegen opneming van het element „op zet" in de definitie zou onoverkomelijk be zwaar bestaan, als dit elemejit strikt bewezen zou moeten worden. Daar volgens art. 2 het aanwezig zijn van de kunstmatige concurren tie „aannemelijk" dient te zijn, is dit bezwaar goeddeels weggenomen. Aan den anderen kant levert het opnemen van het element van op zet in de omschrijving den besten waarborg, dat niet maatregelen, welke slechts lastig of bezwaarlijk zijn voor 't Nederlandsche bedrijf, voor de hierbedoelde kunstmatige concurrentie worden aangezien. Intusschen is niet gekozen de formuleering, dat het beïnvloeden zou moe ten geschieden „met den opzet" enz. Immers zou men daarbij tot een interpretatie kunnen komen, welke in den opzet het eenig en uit sluitend motief voor de buitenlandsche maat regelen zou zien. Waar art. 1 eischt, dat de opzet bij die maatregelen „aanwezig" is, wordt zulk een al te strenge uitlegging vermeden, soodat, als de opzet tot vernietiging van het Nederlandsche bedrijf duidelijk meespreekt, zonder dat echter vaststaat, dat het ook het hoofdmotief voor den buitenlandschen maat regel vormde, het aannemen van kunstmatige concurrentie niet is uitgesloten. Tegen verschijnselen van dumping naar de boven gegeven omlijning, moet het, naar de Regeering meent, mogelijk zijn om zoo noodig tijdelijk maatregelen van afweer te nemen. Dat dumping in dezen vorm zich thans veelvuldig zou voordoen, zou zij niet aanstonds durven verzekeren. Wat op dit gebied bekend werd, is in het algemeen niet van dien aard, dat eene oppervlakkige waarneming dienaangaan de positief uitsluitsel zou vermogen te geven. Doch ook indien al bij nader onderzoek zou blijken, dat de geconstateerde verschijnselen op de gekozen definitie niet passen, dan heeft de mogelijkheid om een maatregel te treffen op zich zelf toch ongetwijfeld eene preventieve beteekenis. ■Het wetsontwerp geeft die mogelijkheid in tweeërlei vorm, n.l. in dien van een bijzonder invoerrecht em in dien eener invoerbeperking. Welke dezer maatregelen voor het beoogde doel het meest dienstig zal zijn, zal in elk ge val afzonderlijk van de omstandigheden af hangen. Belde maatregelen zullen met het oog op de bestaande verdragen in den reg'i slechts een algemeen karakter kunnen hebber en dan derhalve gelijkelijk bctr 'king mosten hebben op den invoer uit landen, van waaruit niet en van waaruit wel gedumpt wordt. De eerstbedoelde maatregel heeft zijn een voud vóór; de tweede is in zijn uitwerking in gewikkelder, echter schijnt deze in omstandig heden, waarin een bijzónder invoerrecht niet gewenscht zou zijn, weder andere mogelijk heden te bieden in de praktische uitvoering. Het spreektvanzelf dat niet eik verschijn sel van drukkende concurrentie en zelfs niet van kunstmatige concurrentie in den zin van het wetsontwerp tot het treffen van .een der gedachte afweennaatregelen zal mogen leiden. Zoo al aan de verschillende voorwaarden, welke de omschrijving stelt, ig voldaan, dan zal ver der moeten vaststaan, dat de beconcurreerde onderneming of ondernemingen niet achterlijk zijn in haar technische en commercieele outil lage, dat het verschijnsel van voldoenden om vang of van voldoende beteekenis is voor het nemen van een maa/tregel en tenslotte, dat het voordeel, hetwelk uiteraard voor de koopers van de tegen lagen prijs aangeboden buiten- landsche goederen uit dien lagen prijs voort vloeit, tijdelijk als het zeer vermoedelijk zal zijn, niettemin niet zoo groot Is, dat het de nadeelen, daaraan voor het beconcurreerde be drijf verbonden, geheel in de schaduw stelt. Het is de bedoeling het middel met de grootste omzichtigheid te hanteeren en er zal ruim schoots gelegenheid bestaan om alle belangen, welke bij een maatregel betrokken zijn, te vo ren terdege onder de oogen te zien. Uit de toelichting op artikel 2 wordt aange haald dat, teneinde een snel optreden moge lijk te maken voor den maatregel de vorm is gekozen van een ministerieels beschikking, welke waar het een ingrijpen in de handelsveir- houdlngen betreft, als regel zal moeten uit gaan van dien minister van Arbeid, Handel en Nijverheid. Voor de gevallen, dat mede het be lang van den landbouw in het geding is, dient echter ook de minister van Binnenlandsohe Zaken en Landbouw daarvoor de verantwoor delijkheid te dragen en zal dus de beschikking moeten uitgaan van de ministers van Arbeid, Handel en Nijverheid en van Binnenlandsehe Zaken en Landbouw gezamelijk. Overleg met de departemente van Buiteniandsche Zaken en Financiën zal in beide gevallen raadzaam zijn. Overigens is het de bedoeling, dat een beschik king slechts genomen wordt na goedkeuring in den Raad van ministers, zooals in het Re glement van orde voor den Raad van ministers, o.a. ten aanzien van ontwerpen van wet en onit werpen van al gem1 eene maatregelen van bestuur is bepaald. Een belangrijk element in de regeling is voorts de bepaling, dat aan een maatregel steeds een behandeling van de aangelegenheid door een commissie van onderzoek zal moeten voorafgaan. De intrekkings-bevoegdheid, waarin 't derde lid van artikel 2 voorziet, biedt de regeering het middel om prijsopdrijving, waartoe het in- heemsche bedrijf wellicht zou wenschen over te gaan, af te snijden, door ln dat geval aan den afweer van de bultenlandsche kunstmatige concurrentie onmiddellijk een einde te maken. Bovendien stelt zij de Regeering in de gele genheid, den afweermaatregel buiten werking te stellen, zoodra üe aanleiding daartoe is ko men te vervallen. Havas siende ons Zaterdagavond uit Parijs: dait priimses Juliana Zaterdagmiddag om drie uur een bezoek heeft afgelegd bij maarschalk Lyautey. Na het diner, dat in intiemen kring gebruikt werd, beeft zij in den schouwburg een voorstel ling bijgewoond. Daarna zou de prinses met baar gevolg hedennacht om kwart over twaalf uit Parijs vertrekken. iienststelling van het i i tructievaartuig Juliana". „Prinses l ogica. Moeder: „Je bent een onopgevoed kind. Hoe kan je zoo eten? Ik zal je naar een kostschool moeten sturen om manieren te leeren. „Waarom moeder, kan ik die manieren thuis dan niet leeren?" ZatÉrdigcchtend heeft te Amsterdam aan boord van h.L nieuwe instruct ie vaartuig van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart de „Prin ses Juliana", een eenvoudige plechtigheid plaats gehad. Deze betrof ten eerste de offi- oieele indlenstfitslling van de „Prinses Juliana" en vervolgens de herdenking van het tienjarig best""n van bet Onderwijsfonds voor de Scheep, vaart. Do etcur van het Onderwijsfonds, de heer G. de Jong. heeft aan boord het groot aan tal belangstellenden, die gevolg hadden gege ven aan de uitnoodi.ging om de plechtigheid bij te wonen. De Inspecteur-Generaal verklaarde, dat hij zeer gaarne er toe heeft medegewerkt, dat da bouw van dit süboone en doelmatige instructie- sohip een feit kon worden ln het besef, dat daarmede de opleiding van aanstaande zee en varenslieden van allerlei gading ten zeerste gebaat zou zijn. Spr. wees er op, dat de nieuwe tijd hoogere eischen stelt en naast practische ook theore. tiscbe opleiding eischt. Geleidelijk, maar zeker, dringt het besef door, dat naast plichtsbetrach. ting em vlijt, eerlijkheid en andere karak tereigenschappen, voor den schipper en zijn helpers noodzakelijk is een zekere mate van ontwikkeling in algemeenen en vakkundigen zin, wil bij zich in den scherpen ooncurren 'tiestrijd handhaven, en dat het voor het schip perskind en den aankomenden varensman broodnooclig is alle moeite te doen en alle hun geboden kansen te benutten om die oatwikke. ling deelachtig te worden. Na de theoretische opleiding moet de mogelijkheid voor practi sche oefenipg bestaan, vervolgens zette spr. uiteen boe de bestemming voor tweeërlei doel. voor de opleiding voor de binnenvaart zoowel als voor da zeervaart, den bouw van dit nieuwe oefenschip mogelijk maakte. Met den wensch, dait het nieuwe Instructie vaartuig moge medewerken tot den hernieuw den bloei van onze nationale scheepvaart stel de Ir. Hofstede ten slotte in opdracht van den Minister van Onderwijs K. en W. de „Prinses Juliana" als ond-erwijiS-inricfhting in bedrijf. Daarna heeft de heer T. L. Mellema, inspec. teur voor de scheepvaart te Groningen, alp voorzitter van de commissie, die ziich gevormd had om aan den directeur van het onderwijs fonds een huldeblijk aan te bieden ter gelegen heid van het tienjarig bestaan van deze instel ling in een rede een overzicht gegeven van het werk van het Onderwijsfonds. Spr. bood den directeur daarna onder convert een bedrag aan, dat is bijeengebracht om te worden aangewend voor het doel en het werk van het Onderwijsfonds. ,,Een ambt, aanvaard temidden van een wereldcrisis, welke in de geschiedenis van de laatste decennia haar wedergade niet vindt" Men meldt ons uit Den Haag: Zaterdagmiddag heeflt op den Leidscheu Straatweg een ernstig auto-ongeluk plaats ge had. Een auto waarin de luitenants ter zee J. J. C. K. A. en R. v. E. gezeten waren kwam met matige snelheid aangereden, terwijl van de an dere zijde een auto naderde waarin de heer N. J. de B. uit Maarn met twee (James gezeten was. De auto van den heer K. A. slipte, tengevol ge van de gladheid van den weg, en gleed over het wegdek, tengevolge waarvan de wagen te gen dien van den heer de B. aanbotste. Eerst bedoelde auto sloeg om en werd zwaar beschadigd; ook de andere wagen werd zoo goed als vernield. De geneeskundige dienst en de politie was spoedig ter plaatse en het bleek, dat alle per sonen min of meer ernstig gewond waren. De beide zeeofficieren werden naar het zie kenhuis aan den Zuidwal vervoerd. Hun toe stand bleek echter nog al gunstig te zijn. Nadat hun wonden verbonden waren, konden zij naar bun huis gaan. De heer de B. was er echter ernstiger aan toe. Het bleek, dat hij een fractuur aan beide beenen bekomen had en verschillende andere verwondingen. Een der inzittende dames, mej. S. H. H. T. uit Wassenaar had eenige verwon dingen bekomen, welke echter niet van ernsti- gen aard zijn. Haar zuster was echter bewuste loos; men vreest, dat zij een hersenschudding heeft. De heer de B. en de beide dames zijn in het ziekenhuis Zuidwal opgenomen. De politie stelde een omstandig onderzoek in, doch zij kwam daarbij tot de conclusie, dat er van schuld in dit geval geen sprake is. Opofferingen in uitzicht? BATAVIA, 12 September 1931. (ANETA) Van het ochtendkrieken af heerschte overal drukte en de stad was vol van een ingehouden feestgedruisch. Overal ln Batavia wapperen de vlaggen. Op den weg naar Tandjong-Priok ziet men auto's snellen met autoriteiten, terwijl in de lucht het ronken Is van de motoren van drie marine-vliegtuigen en het vllegeskader van de landmacht van zeven machines. Deze luchtmacht vliegt de „Patria" tegemoet. Het schip doemt met den wimpel van den onder-koning aan den mast uit den morgen mist op. De „Patria" wendt den steven naar de haven van Tandjong-Priok, waar alle schepen gepavoiseerd zijn. Ob 6 uur 20 donderen onder den blauwen wolkenloozen hemel de eerste saluutschoten uit de vuurmonden van de oorlogsschepen. De bemanningen gaan juichen wanneer Jhr. de Jonge op het commando-bruggendek van de „Patria" verschijnt. Naast hem staat mevr. De Jonge, een ruiker bloemen ln de hand. Op den achtergrond ziet men de beide dochters in dakstoelen, terwijl de zoon aandachtig het meren van de mailboot gadeslaat. Klokslag 7 uur begeeft zich een deputatie, met den Gouverneur van West-Java, den heer Hartelust, aan het hoofd, aan boord om Jhr. de Jonge namens den G. G. geluk te wenschen met zijn behouden aankomst. Op de loopbrug zet nu de muziek het Wilhelmus in. De op de kade verzamelde menigte zet nu een juichend driewerf hoera ln. De pavoiseering van de „Patria" wordt nu omhoog geheschen, terwijl de kustbatterij saluutschoten afgeeft. Om zeven uur tien vertrekt de extra-trein, die bet gezelschap naar Batavia zal vervoeren. Langs den weg naar Priok staat het vol be langstellenden en de drukte neemt toe naar mate de trein Weltevreden nadert. Daar Is de tweede ontvangstdeputatie op het perron op gesteld. Van buiten het station dringt rui- schend het Wilhelmus door als het gezelschap naar bulten komt staat daar de eerewacht met het vaandel en presenteert de sabels en de ge weren. Dan rijdt, omstuwd door een groote menigte, de galakoets begeleid door het cava- lerie-escorte, naar het Paleis Rijswijk, i Intusschen is de zaal van den Volksraad reeds volgepakt met voorname belangstellen den. Er heeracht een nerveuze sfeer vol blijde verwachting. Te acht uur vijftien zakt het gonzende ru moer. Na een hamerslag van den voorzitter, den heer Meyer Ranneft, is de vergadering ge opend. De voorzitter verzoekt den secretaris voorlezing van de besluiten van ontslag van den aftredenden Gouverneur-Generaal en.de be noeming van Jhr. Mr. B. C. de Jonge als zo danig. Vervolgens ziet men mevrouw De Jonge en de beide freules binnenleiden door den Ma rine-adjudant luit. ter zee van Bemmelen. Zij nemen plaats op de eerste rij in een speciaal gereserveerde tribune. Dan komen de Gouver neurs binnen: eerst Jhr. de Graeff, achter hem Jhr. de Jonge. Jhr. De Graeff spreekt dan in een doodsche stilte, waarin hier en daar het geroerde vi- breeren van zijn stem opvalt, zijn redevoering uit. De betuiging van zijne gelukwenschen aan zijn opvolger met diens benoeming laat hij vol- gen door deze bewoordingen: „Als ik tenslotte memoreer, welk aandeel Uwe Excellentie heeft gehad in een wereldconcern als de Koninklijke Petroleum Maatschappij, dan doe ik dat om tevens uiting te geven aan een zeker gevoel van teleurstelling over het feit, dat velen onder hen, die Uwer Excellenties benoeming op dien grond aanvochten, daarbij blijk gaven dat zij niet bij machte waren te beseffen, dat er God dank nog persoonlijkheden zijn die hoog ge noeg staan om zich bij het behartigen van het hun vertrouwde algemeene belang los te ma- ken van de bijzondere belangen, welke zij te voren hebben gediend. Hen die verwachten, dat ik thans van de gelegenheid zal gebruik maken om een blik terug te werpen op de jaren, die achter mij liggen of dat ik een opsomming zal geven van hetgeen in die jaren tot stand Is gebracht, of wel dat ik nadere toelichtingen op of verdediging van mijn beleid zou geven, dat Ik naar mijne heilige overtuiging gemeend heb te moeten voeren, dan wel dat ik een soort politiek testament zou achterlaten, hen die dat verwacht hebben, moet Ik teleurstellen. „Dat schijnt mij namelijk zonder practisch nut, terwijl ik uiteraard niet objectief sta te genover de Regeeringsperiode, waarin Ik zelf een leidende positie heb bekleed". „IR kan u gelukwenschen aldus Jhr. De Graeff tot den nieuwen Gouverneur-Generaal omdat u bij de aanvaarding van uw ambt staat voor een Indië, dat uit politiek oogpunt gezond is en omdat u (het moge dan paradoxaal klinken) uw ambt aanvaardt temidden van een wereldcrisis, welke in de geschiedenis van de laatste decennia hare wedergade niet vindt". Vervolgens draagt hij 't bestuur klokslag ne- 9 uur over aan Jhr. De Jonge, die langzaam va. rustig zij rue redieoering voorleest, waarbij hij verschillende passages nadruk geeft, o.a. in het bijzonder die betreffende de noodzaak tot verbetering van den financieelen toestand. „Men doet verstandig, aldus Jhr. De Jonge, door niet blind te zijn oor hetgeen elders ge schiedt" en in dit verband verwijst spreker naar de voornemens van het nieuw-opgetreden Bngelsche kabinet, om. te betoogen, diait ook an deren sich opofferingen hebben te getroosten. Jhr. De Jonge zegit, dat zal worden voort gegaan met die bestuuirshervorming, zooals deze is neergelegd in de wettige Staatsinrichting, Vertraging in de doorvoering der bestuurs- barvorming moet zooveel mogelijk vermeden worden. De staatkundige ontwikkeling van deze gewesten, zooals de wetgever zioh die heeft gedacht, behoort binnen afzienbaren tijd tot stand te wonden gebracht. Aan den anderen kant zal de Regeering niet toelaten, dat deze verwezenlijking in gevaar zou kunnen warden gebracht door de fantastische en niet door- daohte theorieën van enkelen, die blijkbaar van meening zijn, dat zij hun volk dienen door eisohen te stellen, waarvan zij vooruit weten, dat die voor de Regeering onaannemelijk zijn. „Intusschen verklaart Jhr. De Jonge mag met dankbaarheid geconstateerd worden, dat de politieke toestand geen reden tot be zorgdheid geeft". Jhr. Dë Jonge eindigt zijne redevoering met de volgende woorden: „Thans rest mij nog een krachtig beroep te doen op de welwillende hulp en steun van allen ten behoeve van eene vruchtbare samenwerking tot het hell van land en volk. Ik verklaar thans het amlbt van Gou verneur-Generaal van Ned.-Indië te aanvaar den". Onmiddellijk Merna is de plechtigheid be ëindigd, terwijl buiten de commando's, de hoera's van de menigte en het handgeklap wegsterven, ontruimt het gezelschap van Ned.- Indië's hoogste ingezetenen langzaam de mar meren zalen. Ook bulten sohuifelt het publiek der non-tonners geleidelijk uiteen. De afgetreden gouverneur-generaal Jhr. mr. A. C. D. De G-raeff is vervolgens vertrokken. Gouverneur-generaal Jhr. mr. B. C. de Jonge deed hem uitgeleide tot aan bet station Ko ningsplein. Om 12,15 uur vertrok de extra^rein, die den afgetreden gouverneur-generaal naar Tandjong- Priok bracht. Op het bovendek van het m.s. „Baloeran" van de Rofctendamsche Lloyd be. woog zich nog een lange file van personen die Jhr. De Graeff nog voor het laatst de ha/nd wilden drukken. Om 1.15 uur ertrok het schip, dat den af getreden gouverneur-generaal naar het vader land terug brengt van Tandjong Priok. INBRAAK TE HOOGWOUD. Voor 600 aan bankpapier gestolen. In den nacht van Vrijdag op Zaterdag is op twee plaatsen ingebroken te Hoogwoud (HN.) In het café van M. bedroeg de buit slechts 6- doch bij den bekenden dr. Pool is de heele boel overhoop gehaald en ongeveer 600 gulden aan bankpapier medegenomen. De bewoners hebben in beide gevallen niets van onraad bemerkt. HET GEMAK DIENT DEN MENSCH 't Is gelooven wij, nog geen jaar geleden* dat de vertegenwoordiger van de firma van Houten de wereld verbaasde door zijn stout moedigheid door heelemaal op z'n eentje met zijn Adelaartje heen en weer naar Indië te vliegen voor zaken. De heer van Tijen werd bij zijn terugkomst gehuldigd als de pionier op dit gebied. En zoo waar wordt nu al reeds de vraag aan de orde gesteld inhoever het particuliere vlieg tuig een naaste toekomst heeft. Er zijn tallooze reizigers in ons land die geen gebruik meer maken van den trein, en dagelijks met hun handige Fordjes stad en land aftrekken. Op een autotocht komt men er van dezulken bij dozijnen tegen. Zij bieden het voordeel aan den minder ervaren wegberijder, dat men hen maar trouw, zoo niet in het voetspoor, dan toch in het wielspoor heeft te volgen om altijd ze ker te zijn van de veiligste en naaste route. Wat men nu reeds zoo lang doet met den auto, waarom zou men 't straks niet probeeren met het particuliere vliegtuig? Men is nu eenmaal Ingesteld op een steeds grootere snelheid van verkeer. Maar de particuliere vliegsport is voor het moment nog een weinig kostbaar, dat was in 't begin de auto ook, maar hoe spoedig is da auto geen algemeen bezit geworden. Wij hebben zelfs den priester in zijn tijd gebruik zien maken van de fiets, weldra ga- volgd door den motor, wij zien hem nn ook voor dienstzaken in den auto rijden, en nog pas zagen wij in de geïllustreerde bladen het portret van den missionaris-vlieger pater Schulte, die met zijn vliegmachine de wereld omtrekt. 't Is al niets buitenissigs meer. Wij lezen dat de heer v. d. Leeuw, directeur van Van Nelle's fabrieken, die ergens rustig in Zeeland woont, 's ochtends met zijn vlieg tuig naar Rotterdam trekt, en keiurig voor zijn kantoor neerstrijkt. Bouwde Ford voor den reiziger zijn steeda voortreffelijker en billijker Fordjes, onze Hol- landsehe Pander hoopt hetzelfde te bereiken met zijn verlokkende Pandertjes. Deze heer Pander is volgens een interview in „de Telegraaf" overtuigd, dat het kleine parti culiere vliegtuig als vervoermiddel, vooral voor zakenreizigers, een groote toekomst tegemoet gaat. Hoe kan 't immers anders, een vliegtuig moet nu eenmaal uit zich zelf een hooge vlucht nemen. Natuurlijk zijn er voorloopig nog moeilijk heden. De piloot moet de lucht kunnen verkennen, hij moet thuis raken in de hemelstreken, waar geen wegwijzers hangen, hij moet z'n zinnen goed bij elkaar houden om in kritieke oogenblikken precies te weten, wat hij heeft te doen. Anders krijgen wij naast den schrik der w» gen ook nog een schrik in de lucht. De bekende sportman Henri Meijers waar schuwde dezer dagen tegen het opkomend euvel van het huren van auto's zonder Chauffeur. De Zondagamenschen die vroeger met een huurspannetje en een hittenkarretje vaak de wegen onveilig maakten, voelen zich nu geroe pen om in vrije uren ook eene een auto te be sturen. Zij leenen een rijbewijs, zoowel als een auto, en wat vaak voor een wagen, en dan gaat t er maar lustig op los. Stellen wij ons voor, dat deze zelfde heeren naar een nieuwe emotie snakken en straks in hun hoofd, krijgen om een keer met een der- dehandsch buurpandertje de lucht in te gaan. De wegen zijn voor den voetganger toch al zoo woelig, maar dan durft men (heelemaal niet meer buitenshuis te komen. Vroeger kon men op zijn buitenwandelingen van een lief zangvogeltje wel eens zoo'n klein fooitje op z'n goed krijgen, maar als straks zoo'n particulier Pandertje nu eens onver wachts uit de lucht komit neertui melen. De bedrijfszekerheid van een vliegtuig, ver zekert de heer Pander, is nog niet zoo vast als bij den modernen auto. Maar ook den meest modernen auto zien Wij bijna dagelijks over den kop slaan. Toch met dit al, 't staat ons te wachten. Het leven staat niet stil, de toekomst is aan het kleine particuliere vliegtuig. Straks heeft elke plaats, elk dorp zijn eigen vliegveld, en zooals men nu naast zijn huis een garage laat bouwen, zullen wy 't straks een hangar moeten doen. Het opgroeiend geslacht zal er niets onge- woons meer In zien, en inplaats van zich te haasten en te jachten om precies den tredn te halen, of te zitten tobben over een spoorboekje waar men boe langer hoe minder uit wijs kan, zai het consigne voor het jongere geslacht van louter efficiency wel kort en bondig lulden „dan maar gauw de lucht in." Van Speyck's historische roep zal dan het actueele slagwo'rd worden. Vertaling door van R. 30) (Slot.) Nooit scheen haar de wereld zoo heerlijk toe als op dezen sohoonen zomerdag, waarop de natuur al haar wonderen onthulde, die de jonge, trotsche meisjesziel dorstend in zich op nam. Een on verklaarbaren, geheimzinnigen drang volgende, had ze heden de stad verlaten om buiten in de eenzaamheid van het dorp tot zich zelf in te keeren en altijd had zij daarbij het gevoel, alsof nog heden haar lot beslist zou worden. Steeds verder ging Thea rond het dorp. Een zee van halmen omgaf haar en sloeg gouden golven; zoet als wierook steeg het uit het zon- doorgloeide tarweveld, dat den oogsttijd ver beidde, en als zij een tarwekorrel op de tong nam, smolt die als manna. Het bruine kleed der aarde, strak gespannen door des Scheppers Zegen begon te kraken als zijde, en de hemel spande vroolljk zijn blauw, zilver omzoomd baldakijn over haar uit. Het aangezicht der aarde straalde in het zonnevuur van den ge- zegenden dag als het gelaat eener door God gezegende Moeder; en zoo straalde ook het aangezicht der trotsche als een koningin voort schrijdende maagd, die een zoet geheim in het hart droeg. Een groot verlangen naar ge'uk en liefde brandde in de eenzame trotsche, die ihiaar leven lang naar geluk gesmacht had; die in haar binnenste, als in een steenen rots kamer, al dat zoete teruggehouden en verborgen had, wat In een vrouwenhart, als schitterende paarlen gelijk, steeds weer naar het licht dringt en om vervulling vraagt. Nu sprongen plotse ling do poorten van haar hart open en het gou den schrijn onthulde zijn geheim In den frisschen wind, bij de golvende hal menzee en in het aangezicht van hemel en aarde bekende Thea met zalig gejubel: Ik heb hem lief! Ik bemin hem meer dan alles in de wereld! Na deze bekentenis vervulde haar zulke vreugde, dat ze met opgeheven hoofd als een profetes verder schreed en naar den onzicht- baren geliefde de armen uitstrekte. En zie, het wonder dat zij hoopte, werd ver vuld. Daar kwam hij, dien zij verlangde! Jubelend en verlangend ging de sterke, ern stige man door de velden, de stralende blik zijner heldere oogen doorvloog de ruimten en vond de ééne, die hij met geheel zijn hart en ziel zocht. Met uitgestrekte handen, als door boven- aardsche macht gedreven, gingen ze op elkaar toe en bleven dan plotseling staan. Thea, stamelde hij met heete lippen en zware tong. Thea, dat ik Je toch met een enkel woord kon zeggen, wat in mij brandt Zeg het, zeg het gerust, zeide ze en voelde een onuitsprekelijke vreugde in het hart, een zoet verlangen, dat een heilig vuur in haar ontbranden deed, haar wangen rooskleurig verfde en tranen in de sdhoone, trotsche oogen dreef. Verschrikt staarde hti haar aan, een onge naakbare afwijzing vreezende. Toen hij echter het glimlachje zag, vatte hij moed en streek haar zacht en teer over het haar. Thea, zeide hij zacfhtkens, alsof hij het heiligste geheim zijns levens onthulde. Thea ik heb je lief, hoewel ik je niet waardig ben Niet waardig? Haar lippen welfden zich trotsch als die van een koninginnemond. En waarom niet, zeg? Jij zoo voornaam, edel en grootik zoo klein en arm. Wat je mij vertelt! juichte zij. En je kunst, jou sterke trotsche man je trouw, je edel, rein karakter, je gouden hartis dat alles niets? Het is een rijkdom, die mij bijna verstikt, want ik ben arm en kom met leege handen O Thea, ik zal ze met mijn liefde vullen als kristallen schalen met het zuiverste goud. Al mijn werk, al mijn kunnen, mijn geheele leven leg ik in je handen. Jou werk heeft je geadeld, Ernst, zeide ze. Ach, weet je dan niet, dat jou mijn hart behoort, sinds ik denken kan Thea, schreeuwde hij in geluk en zalig heid, ik kan het nauwelijks begrijpen, had niet het minste vermoeden Toch is het zoo. Je was blind, liefste, weet je nog, hoe jij mij eens uit de golven der Donau gered hebt? De anderen liepen schreeuwend rond, jij sprak geen woord, maar stortte je zonder nadenken in den stroom en haalde mij er uit, Juist toen ik op 't punt stond te ver drinken. Een paar minuten rustte ik aan Je harten sedert dat uur behoorde dit fiere hart jouTrotsch verborg ik mijn geheim, niemand mocht het weten, het allerminst jij, die altijd zoo besölieideu was en mij nauwelijks waagde aan te zien. Het was bitter en zoet, pijnlijk en heerlijk tegelijk, deze liefde in het hart te dragen, ze te doen rijpen en sterker te zien worden. Zij beschermde mij als een pant ser uit staalVelen hebben aanzoek om mijn hand gedaan, je broer, de rijke wethouder Grüner en vele anderen; maar ik gaf niemand hoop, had steeds een koel „neen" als antwoord. En was er gelukkig bij Want ik wilde dit trotsche warme hart rein en ongerept houden voor jou, omdat ik steeds de stille hoop koes terde, dat ook mijn geluksuur slaan zou. En eindelijk heeft dit zoolang verhoopte uur ge slagen, heden hebben onze harten elkaar ge vonden, vandaag behoor ik jou, jou innig-ge- Mefde, jou trouwen dierbaren man! Thea, o Thea, jubelde hij, trok haar aan ztin hart en kuste haar in het aangezicht van den blauwen hemel, temidden van de gouden 'balmenzee, die zldh zegenend over hem boog. Arm in arm gingen zij naar het dorp, een zalig-gelukkig paar; twee sterke m-enschen, trouwe harten, waarin die liefde als een heilig vuur brandde, bereid om te werken en offers te brengen, vroolijke, vrome mensehen- kinderen, hun blik gericht op het eeuwige doel, maar stevig geworteld ln Dultsche aarde. Toen meneer Nübling beiden in zalige een dracht zag komen, lachte hij vroolijk. „Einde lijk," riep hij, eindelijk is de droom mijns le vens vervuld Thea Nübling en Ernst Krafft worden een gelukkig paar. Hoe mij dat ver- ibeugt, kan ik niet zeggt-n, aan mijn hart, kin deren! En weest gezegend, mijn kinderen, voor al tijd! Nu zal het oude huis „de Groenhof" weer nieuw leven zien en ons geslacht opnieuw bloeien en bloeie moge ook het edele am bacht, en de Dultsche kunst! Den ouden knecht, die rookend bij de kachel der gelagkamer zat, riep bij toe: „Cbristiaan, span de paarden voor de brik, wij rijden straks naar huis om verloving te vieren. En toen de oude gegaan was, drukte hij de verloofden steeds weer de hand en riep: Dat Is na lange, droeve, onzalige jaren weer de eer ste geluksdag ln mijn leven, is het morgenrood van een nieuwen beteren tijd voor het eenza me, donkere huis „de Groenhof". Nu moet de zon terugkomen en in ons venster en onze har ten schijnen. Op naar Ulm, in dén tooverkring der Kathedraal! Als het mogelijk was, liet ik dezen avond alle klokken luiden, want vandaag is mijn hills heil geschied! In het avondrood reden ze naar huis terug en de paardjes liepen zoo vlug, dat zij bij het aanbreken van den nacht reeds in Nieuw-Ulm aankwamen. Daar stegen Thea en Ernst uit, en Ernst zeide: „Nu wil ik naar moeder gaan en haar mijn geluk vertellen. Dat ral ik doen, antwoordde Nübling. Ik en Ohristiaan halen haar met het rijtuig en brengen haar naar ..Groenhof', want, als wij verloving vieren, moet moeder Beate er ook bij zijn. Gij beiden moogt te voet je intocht in de stad houden, dan hebt ge voor het bruidsfeest reeds een goede maat poëzie en sprookjesbe- toovering. Het zal een wondervolle nacht met maneschijn en sterrenpracht worden. Zie, daar boven zeilt ook reeds het gouden beimelschip en to'nt jullie den weg naar het Paradijs. Christiaan knalde met de zweep en de koets rolde met meneer Nübling op de achterste zit ting naar moeder Beate's huisje aan den klei nen Donau. Het was een wonderbare nacht en een plech tige stilte heerschte geen blad bewoog, geen vogel zong, slechts de Donaugolven fluisterden in haar ruim bed geheimzinnige melodieën, en van de stad klonk het rollen der electrische als een dof levensteeken. Op het blauwe flu weel van den hemel lagen de sterren als schit terende diamanten en de maan toonde haar gouden sikkel, die als een lichtend scheepje boven de kathedraal stond, en op den blauwen oceaan tusschen hemel en aarde scheen te zeilen. Ernst Krafft en Thea Nübling schreden dron ken van geluk over de Donaubrug en keken om hoog naar den fantastisch besterden hemel, schitterend als het gelaat van God, met de ster ren als Zijn lieve ocgen daarin. En op de gouden bogen van het firmament, die de wereld omspanden, lazen zij, wat de Schepper met metalen hamer, ln gloeiende bronzen letters, op het ontelbare sterreuhelr gegrift bad voor eeuwige tijden, Zijn hoogste Wet voor Hemel en aarde, menschen en vol keren: „Ik ben de Heer, Uw God ge zult geen vreemde goden voor Mijn aangezicht hebben." Hoe klein scheen de mensch bij deze hemelscke pracht met haar sterrengefonkel! Menschelijke ijdellieid en dwaasheid zonken voor deze Al macht- als stof ineen. In de harten der beide verloofden stond de ze wet als met goud geschreven; zij vormde de grondzuilen van bun denken, voelen en streven. Hun leven behoorde vooTtaan aan het werk en den plicht, aan de zorg voor hunne dierbaren en bet geluk aan den hulselijken haard. Aan de overzijde der Donaubrug, in de nau we straten der oude stad, heerschte verkwik kende stilte. De oude, hooge, smalle huizen stonden als vrome bedevaartgangers aan den weg, in donkere, langgolvende mantels en hoo ge spitse tulbanden, brandende kaarsen in de handen. Dan het ruime plein massief stond het raadhuis stikdonker van net voetstuk tot den nok, nog oude steenen burcht midden in den modernen tijd; daarvoor een ijzeren rid der met gesloten vizier, zwaard op zij, die grenswacht hield aan den oever van het leven. Hooger en hooger klom de maansikkel, haar licht stroomde als een zilveren regen op nok en dak, op straten en sloPPen. Ten hemel jube lend steeg de kathedraal omhoog, aan zilveren fonteinen gelijk verhieven zich haar torens In de lucht, zacht, sprooiijesaclitig, feeënriek maanlicht danste over kruisbloem en koepel- krans, over piramide, fialen en pijlers, droop van dak en vensters. Bronnen ruischten, lichten flitsten, zwarte ijzeren ruiters rammelden over blanke staven, rozen geurden en de Domklokken maakten zioh gereed het uur met hare sonore klanken to verkondigen. Oud-Ulmer sprookjes-bekoor lijkheid klonk uit het verleden en vervulde den nacht met zoete wonderen. In hooge mate geboeid kuste Ernst Krafft bij den Dom zijn schoone bruid. De oude Kathedraal, waarmee wij zoo innig verbonden zijn, moet het weten, dat wij elkaar beminnen, zeide bij. In haar schaduw willen wij leven, werken en gelukkig zijn. Zijn hemelbestormende toren wijst den juisten weg: van de aarde naar den hemel. Dezen weg zuilen wu met moed en kracht betreden, God met ons! Vol liefde en kracht betraden zij het oud» patriciërslhuls den „Groenhof" om het feest hunner verloving in dezen sohoonen, heerlijke* zomernacht te vieren.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 6