DE SOMBEBE TROONREDE.
OPENING VAN DE GEWONE ZITTING DER
STATEN-GENERAAL.
DE TROONREDE.
DINSDAG 15 SEPTEMBER 1931
FELLE EN HARD
NEKKIGE CRISIS
Vereenigde Vergadering van de beide Kamers.
DE OPENING VAN HET NIEUWE
PARLEMENTAIRE JAAR.
HERZIENING L. O. -WET.
De wereld ts slechts langzaam tot
het besef gekomen, dat wij dit janr
leven in de schaduw van een van
de grootste economische catastro
fes van de moderne geschiedenis!"
(Keynes).
Wie nog niet wist, dat met de geheele
wereld ook ons land zwoegt onder de na
weeën van den rampzaligen oorlog, zal het
langzamerhand wel beginnen te gelooven.
als hij de rede leest, waarmee H. M. heden de
Staten Generaal opende. De sombere toon
van het, vooral in den aanhef ook stylistisch
forsch gestelde Staatsstuk, doet denken aan
den donkeren oorlogstijd en de vrees schijnt
gewettigd, dat de moeilijkheden, welke ons
wachten, althans in den eerstvolgenden tijd,
niet veel minder zullen zijn dan die der zeer
booze jaren.
Noemde de Troonrede van 1930 den toe
stand „niet onverdeeld gunstig" een term,
welken wij toen in onzen commentaar on
middellijk hebben omgezet in „eenvoudig
ongunstig" dit jaar laat de Koninklijke
Boodschap geen de minste mogelijkheid van
twijfel open.
Onverbloemd en onvervaard zet de Troon
rede in met den kloeken zin: „De economi
sche toestand baart bij voortduring ernstige
zorg".
Het interview, dat ons blad met den Di
recteur-Generaal van Arbeid had, vindt in
zijn beschouwing van den economischen toe
stand zijn bevestiging in dit regeeringsstuk,
waarin wordt verklaard, dat de crisis ons
Rijk „op onrustbarende wijze" teistert, dat
de „ontwrichting van het economische leven
niet slechts „verschillende takken van land
en tuinbouw moeilijke tijden (doet) door
maken", maar dat „naast deze sedert ge-
ruimen tijd ook de nijverheid en de hande
zwaar getroffen worden."
Geen wonder, dat, waar het Hoofd van
Staat aldus spreekt, de Regeering zie ver
plicht ziet allereerst al haar krachten in e
spannen om aan de gevolgen van deze crisis
het hoofd te bieden. Aldus verstaan wij, dat
de Troonrede terecht zoo ver gaat te ver
klaren, dat deze crisis „evenals in andere
landen"en wie denkt hier niet aan Enge
land, dat tot voor kort immers ook finan
cieel' onaantastbaar scheen? „het regeer-
beleid moet beheerschen.
Van een Regeering, die den toestand zoo
somber inziet, kan verwacht worden, dat
aanvankelijk gevormde plannen, „wijziging
moeten ondergaan".
Waar steunmaatregelen voor bedrijfstak
ken als den bieten-, tarwe- en aardappel-
bouw zullen moeten worden gehandhaafd en,
vooral voor de cultuur van het eerstgenoem
de product hoogstwaarschijnlijk zelfs zullen
moeten worden uitgebreid, en waar ander
zijds de inkomsten sterk dalen men kan
op de thans loopende begrooting stellig eên
tekort van 30 millioen ramen en voor het
a.s. jaar vergeleken met 1931 veilig op een
inzakking der middelen van rond 60 millioen
rekenen daar moet de Regeering wel
„buitengewone ingetogenheid en offerzin"
eischen.
Als men bedenkt, dat de laatste begroo
ting formeel met 2 millioen gulden tekort
rekende en men voegt er het nu te verwach
ten tekort van pl.m. 60 millioen bij, dan
komt men mèt de natuurlijke stijging der
normale uitgaven wellicht aan het reeds
door minister de Geer genoemde tekort van
75 millioen. Wij bevinden ons dus volop in
de „donkere schaduw", welke de vorige
Troonrede profeteerde.
Helaas blijkt de teekenende zinsnede in
de laatste millioenennota: „Bij het achter
waarts zien moge de lucht heldere plekken
vertoonen, vooruit dreigen zware wolken.
En van die laatste zijde komt de wind; het
verleden wijkt terug; de wolken vormen toe-
komstland", volop werkelijkheid geworden.
De „wolf" is gekomen. Gevaarlijk blijft,
dat velen den Minister, die ons zoo dikwijls
met het beest dreigde, nu ook niet zullen
gelooven.
Wij weten, dat over een geringe fiskale
verhooging van het tarief voor invoerrech
ten wordt gedacht, en dit heeft de minister
met tegengesproken. Dat kan pl.m. 10 mil
lioen opbrengen. De aangekondigde benzine
belasting van drie cent per liter kan be
zwaarlijk meer dan ongeveer hetzelfde be
drag opleveren. Overigens gelooven wij met
minister de Geer, dat deze heffing de „minst
aanvechtbare" van zijn fiscale maatregelen
zal blijken.
De Regeering zal verder wel gedwongen
zijn alle begrootingen terug te schroeven,
maar het is duidelijk, dat zij er hiermee
alleen onmogelijk komen kan.
De „offerzin", waarvan de Troonrede met
voorbedachten rade gewaagt, zal zeker van
de landsdienaren worden geëischt. Men
fluistert, hardnekkig, dat er tijdelijk en met
inachtneming van degressie, 5 pCt. zal
worden gekort op de salarissen.
Welnu, indien de Regeering naast tarief-
verhooging, naast benzinebelasting, naast
beperking van de uitgaven voor defensie,
en igèt inachtneming van de belangen der
kleinste inkomens en der gezinnen, werkelijk
geen kans ziet de begrooting sluitend te
maken tenzij door zulk een verlaging van
de ambtenaren-salarissen, als door de daling
van zekere levensmiddelenprijzen niet on
rechtvaardig schijnt, dan zouden wij deze
verlaging, hoezeer wij haar uiteraard voor
de belanghebbenden betreuren niet a priori
durven afwijzen. Overigens gelooven wij niet,
dat een dergelijke verlaging heel veel ge
wicht in de schaal zou werpen. Zij kan zeker
geen 10 millioen opbrengen
In dit verband zal menigeen echter met
ons de vraag stellen, of de vroeger door ons
steeds voorspelde en hardnekkig terug-
keerende overschotten thans niet tot haar
recht kunnen komen. Minister de Geer heeft
wél herhaaldelijk betoogd: „zij zijn opge
soupeerd", maar met prof. van Gijn meenen
wij toch, dat deze overschotten wel ergens
als stille reserve zullen schuil gaan.
Na de sombere financieele paragraaf lezen
wij met te grooter genoegen de aankondi
ging van de instelling van een Departement
voor Economische Zaken en Arbeid. Ons
blad heeft té hardnekkig voor dit ideaal
gestreden en te voortdurend „de fout Van
1922" afgekeurd, dan dat het dit besluit
niet uiterharte zou toejuichen.
Samenwerking tusschen de diensten van
landbouw, handel en nijverheid is nu ver-
zekere, alsmede, naar wij vertrouwen, een
behoorlijker voorlichtingsdienst dan eerst
was aangekondigd.
Toejuiching verdient ook de eveneens
steeds door ons bepleite samenbrenging
van de afdeelingen volksgezondheid, werk
loosheidsverzekering en arbeidsbemiddeling
bij Binnenlandsche Zaken. Al wordt de werk
zaamheid van den Premier door de onthef
fing van Landbouw verlicht, toch verhelen
wij ons niet, dat de werkloosheid wellicht
zeer veel zal eischen van de krachten van
den bewindsman, die toch vooral gei oepen
is de algemeene leiding van het kabinet in
handen te houden.
Dat minister Verschuur de reeds niet
onduidelijke Utrechtsche belofte omtrent de
wettelijke bedrijfsorganisatie op afdoend
duidelijke wijze bevestigt was te verwach
ten. Moge de bindendverklaring der collec
tieve overeenkomsten al worden uitgesteld
niet geheel ten onrechte als men bedenkt,
dat daarvoor toch alleen allereerst de „be
schutte" bedrijven met de meest bescherm
de arbeiders in aanmerking kunnen komen
anderszij ds schijnt, naar ons ter oore
kwam, een verbetering van de Invaliditeits
wet, met het oog op de ouderdomsverzekering
in zicht, terwijl de Troonrede spreekt van
een wettelijke bescherming van de arbei
ders in de huisindustrie. Dit zal het ontwerp
zijn, gemaakt in aansluiting op de desbetref
fende Geneefsche conventie, dat reeds aan
het advies van den Hoogen Raad van Arbeid
onderworpen is.
Met groote voldoening, en een zucht van
verlichting zullen velen, vooral in het Zuiden
des lands, kennis genomen hebben van de
Koninklijke mededeelig, dat de vraagstuk
ken, die tusschen Nederland en België han
gende zijn „eerlang op bevredigende wijze
kunnen worden geregeld." Toch klinkt deze
passage weinig stellig.
Indien ook de veelbesproken „geest" vai:
saamhoorigfieid op de a.s. Ontwapenings
conferentie niet alleen „tot uiting moge
komen" maar allen daadwerkelijk zal be
zielen, kan onze vreugde over het goedge
slaagde petitionnement pas volmaakt zijn.
Onze vertegenwoordigers mogen intusschen
te Genève vertellen, dat de in ons blad van
19 Juni aangekondigde en zoo pas ingedien
de anti-dompingswet slechts een zwak staa
tje van Nederlandscihe „werkdadige waak
zaamheidis tegen „de velerlei maatregelen
van de andere Genève-geest-vereerders, die
„voortgaan het internationaal ruilverkeer te
belemmeren" op een voor Nederland ver van
aangename wijze.
Zondert men den titularis van Buitenland
sche Zaken en den Minister van Koloniën
uit, die na den nieuwen G.G. ook In-die tot
financieele voorzichtigheid maant en tevens
hulp belooft aan de Surinaamsche plantages
dan zwijgen de andere Ministers. Zij werken
en bezuinigen.
Moeten de Zuiderzee-ingenieurs van den
bruggenbouwenden Minister Reymer wat
kalmpjes aan doen? Zal Minister Deckers,
mede ter aanmoediging van de a.s. Ont
wapeningsoonferentie Mars zoowel te land
als te water in zijn eischen matigen en heeft
Minister Terpstra misschien een snel bezui
nigend ontwerp tot herziening der Lager
Onderwijswet in petto in aansluiting op het
rapport-Rutgers?
Wij wachten op de Millioenennota, welks
ons binnen eenige uren zal bereiken en op
deze en andere vragen antwoord moet ver
schaffen, wil men achterhalen, hoe het fi
nancieel evenwicht zal zijn te handhaven.
De Troonrede schildert het schip van staat
als worstelend in den orkaan, welke mo
-menteel ons nationaal-economisoh leven
teistert. Wat wonder dat zij, al is 't in ge
sluierden vorm, allermeest spreekt ovei het
bereiken van de veilige haven
Moge de gedachte, dat voor de dienaren
der Kroon Het inroepen van Gods zegen over
hun werk en dat der volksvertegenwoordiging
geen looze formule is, ons Katholieke volk
er toe brengen, om hen door hun gebed te
helpen bij de vervulling van de zware taak,
waartoe de Voorzienigheid hen riep in moei
lijke tijden.
De Koningin vraagt in naam der Regee
ring „buitengewone ingetogenheid en offer
zin" van het geheele volk. Moge dan voor a
ons" Katholieke volk, dat met ontembare
energie in het Zuiden zijn industriedagen
organiseerde, met even krachtig élan de
Regeering en de Volksvertegenwoordiging
steunen gedurende den economischen ramp
spoed, welken God ons overzendt, maar dien
wij, met Zijn hulp en in onderlinge samen
werking, kunnen, zullen en moeten over
winnen!
Het ontwerp ingediend.
Bij de t weede Kamer is naar de „N.R.Ort.''
meldt een wetsontwerp tot herziening van d-e
Lager Onderwijswet 1920 in verband met het
verslag der staa t s oomm i s si e -Ru tgers, ingediend.
De minister heeft in hoofdzaak de voorstel
len van de commissie tot de zijne gemaakt. Wat
de prinoipieele punten betreft, wijkt het thans
aangeboden ontwerp niet van het rapport der
commissie af. Verschillende voorstellen van de
commissia zijn in het wetsontwerp opgenomen.
De heer Mr. W. L. BARON DE VOS VAN
STEENWIJK, die het voorzitterschap bekleedt,
opent, nadat de leden der Sta-ten-Generaal zich
in de Ridderzaal op het Binnenhof vereenigd
hebben, des namiddags te half een uur de ver
gadering en doet den griffier van de Eerste
Kamer voorlezen een Koninklijk Besluit van
5 September 1931 no. 17, houdende zijn benoe
ming tot Voorzitter van de Eerste Kamer gedu
rende de zitting, welke hedein zal aanvangen.
De VOORZITTER benoemt een commissie,
die Hare Majesteit in het gebouw zal ontvangen
en uitleiden.
De Ministers, hoofden van mindsterieele De
partementen, en de leden van den Raad van
State vereenigen zich te één uur des namiddags
mede in de Ridderzaal.
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN verge
zeld van ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID
DEN PRINS DER NEDERLANDEN, HERTOG
VAN MECKLENBURG en van HARE KO
NINKLIJKE HOOGHEID PRINSES JULIANA,
kort daarna in de Ridderzaal aangekomen
wordt dcoir de Commissie in de vergadering
binnengeleid, neemt plaats op den troon en
houdt, terwijl ter rechterzijde van Hare Majes
teit Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins der
Nederlanden en ter linkerzijde Hare Konink
lijke Hoogheid Prinses Juliana der Nederlanden
plaats namen, de volgende rede:
Het is Mij aangenaam, leden der Staten-
Generaal, wederom m Uw midden te ver
schijnen ten einde Uwe zitting te openen.
De economische toestand baart bij voort
during ernstige zorg.
Reeds in het afgeloopen jaar deed de we
reldcrisis haar druk zwaar gevoelen op het
bedrijfsleven, zoowel in het Rijk in Europa,
ais in de ov-erzeesohe gewesten. Op onrust
barende wijize is zij thans dieper doorge
drongen. Moest ree-d-s het vorige jaar erop
worden gewezen, dat door de ontwrichting
van het economische leven ter schillende
taikken van land- en tuinbouw moeilijke
tijden doormaken, naast deze worden sedert
g-eruimen tijd ook d-e nijverheid en de han
del zwaar getroffen.
In zulk een mate nam de wereldcrisis in
omvang en hevigheid toe, dat zij, evenals
in andere landen, het regeerbeleid moet be
heerschen. Plannen, welke de Regeering
aanvankelijk had gevormd, zullen dan ook
wijziging moeten ondergaan.
Andermaal zullen tijdelijke maatregelen
worden overwogen om sommige bedrijfs
takken, bij wier handhaving het geheele
volk belang -heeft, voor ondergang te be
hoeden.
Voor de gezondheid van 's Lands finan
ciën vormt de felle en hardnekkige crisis
een ernstige bedreiging. Niet alleen is van
een normale stijging der middelen, opwe
gend tegen die van de uitgaven, geen sprake
meer, doch ook heeft zich reeds een vol
strekte en aanzienlijke teruggang van
's Rijks inkomsten vertoond, terwijl voor de
toekomst nog verdere daling verwacht moet
worden. De noodzakelijkheid van het behoud
van het financieel evenwicht stelt onder die
omstandigheden eischen van buitengewone
ingetogenheid en offerzin.
Ook in Nederlandsch-Indië zal onder in
spanning van alle krachten moeten wor
den gestreefd naar aanpassing, zoo spoedig
mogelijk, van 's Lands huishouding aan de
ernstige inzinking der opbrengst van nage
noeg alle bronnen van inkomsten. Verblij
dend is nochtans het feit, dat de bevolking
door overvloedige oogsten tot dusver gevrij
waard is voor voedselgebrek en in zooverre
beter i-n staat is gesteld -d-e gevolgen van
vermindering der werkgelegenheid te dra
gen.
Ik weet, dat de Regeering, als zij het hoofd
will bieden aan de crisis, niet te vergeefs een
beroep op -de ïiatie zal doen. Het is niet de
eerste maal, dat óns volk een ernstigen tijd
beleeft; de geschiedenis kan menige blad
zijde aanwijzen van ten minste zoo diepen
ernst en steeds weer heeft de groote zede
lijke volkskracht onder Gods hulp de moei
lijkheden overwonnen. Ik twijfel niet, of
ook thans zal het Nederiandsch-e volk zijn
verleden getrouw zijn.
Ten einde de eenheid van vérschillénde
takken van volksbestaan beter tot haar
recht te doen komen, beoogt de Regeering
de belangen van -den landbouw en van de
nijverheid en den handel onder te brengen
bij een Departement van Economische Za
ken en Arbeid. Daarentegen zullen de afdee
lingen voor volksgezondheid en voor werk
loosheidsverzekering en arbeidsbemiddeling
bij hét Departement van Binnenlandsche
Zaken worden gevoegd.
De betrekkingen tot andere Mogendheden
zijn bij voortduring van den meest vriend-
söhappe.lijken aard en het stemt tot voldoe
ning, dat het besef van saamhoorigheid der
volkeren veld schijnt te winnen. Vurig hoop
Ik, dat op de tegen het volgend jaar bijeen
geroepen Ontwapeningsconferentie deze
geest ook tot uiting moge komen. Tegen de
velerlei maatregelen, welke voortgaan het
internationaal ruilverkeer te belemmeren,
is werkdadige waakzaamheid geboden. Elke
ernstige poging om door gemeenschappelijk
overleg en in onderling vertrouwen verbe
tering te brengen in den toestand van eco
nomische ontreddering is van Mijne mede
werking verzekerd. Ook met hef oog op het
vergemakkelijken van -internationale samen
werking zal Ik er mij over verheugen, in
dien de vraagstukken, die tusschen Neder
land en België hangende zijn, eerlang^op
bevredigende wijze bunnen worden geregeld.
Terwijl deze tijd van druk de bindend-
verklaring der collectieve arbeidsovereen
komsten aan urgentie doet verliezen ver
sterkt hij de wenschelijfclheid eener wette
lijke bedrijfsorganisatie.
Ontwerpen zullen U bereiken betreffende
een nieuwe Veiligheidswet en in zake wet
telijke bescherming der arbeiders in de
huisindustrie.
Mede zal U bereiken een ontwerp tpt
technische herziiening van de Ziektewet.
Ten aanzien van Suriname wordt de mo
gelijkheid overwogen, door mechanisatie
van het landbouwbedrijf op daartoe j
schikte terreinen verbetering te brengén in
den toestand van depressie, waarin het
voornaamste bestaansmiddel van het gewest
verkeert.
De economische opbloei, welken Curasao
in de laatste jaren hêeft ondervonden, moest
voor eenigen teruggang plaats maken. De
toestand op Aruba is vooralsnog vrijwel
stationnair gebleven. Van Overheidswege
worden maatregelen overwogen om de Bo-
venwindsche eilanden tot meerdere ontwik
keling te brengen.
Met den wenscb, dat God Zijn zegen aan
Uwen arbeid moge schenken, verklaar Ik
de gewone zitting der Staten-Generaal
geopend.
HARE MAJESTEIT DE KONINGIN, verge
zeld van ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID
DEN PRINS DER NEDERLANDEN, HERTOG
VAN MECKLENBURG en van HARE KO
NINKLIJKE HOOGHEID PRINSES JULIANA
en voorafgegaan door de Commissie, verlaat
de vergaderzaal.
De VOORZITTER sluit, nadat de Commissie
in de zaal is teruggekeerd, de vereenigde ver
gadering.
KATHOLIEKENDAG IN HET BISDOM
HAARLEM.
In de dezer dagen gehouden vergadering
van het algemeen comité der Diocesane
Katholiekendagen in het Bisdom Haarlem, is
in de vacature van mr. J. H. M. Stieger te
Goes, die niet herkiesbaar was, als lid van het
hoofdbestuur gekozen de heer J. van der
Voort, voorzitter van den R. K. Volksbond
te Goes.
IR. JOS. TH. J. CUYPERS.
Sedert eenigen tijd liep te Roermond het
gerucht, dat de heer ir. Jos. Cuypers, die zijn
woning aan de gemeente Roermond heeft ver
kocht ten behoeve van het Dr. Cuypers- en
Luyten-museum, de stad metterwoon zou gaan
verlaten. Dit is evenwel niet het geval. De heer
Cuypers die te Roermond een landhuisje aa.n
de Roer zal bouwen, heeft bij de ateliers voor
beeldhouw-, ©n mozaiek-wenken en schilderkunst
nog gevoegd een atelier voor gebrand glas.
Hieraan werkt ook mevrouw Mehl-Alberdingk
een achternicht uit Weenen, oud-leerlinge van
Derkinderen. Zij studeerde aan de Academie te
Amsterdam, later te Münohem en Weenen.
ANNA PAVLOVA.
Ernst Krauss, haar laatste impresario, had
voor de danseres een buitengewone vereering
en hij gaf aan dat gevoel uiting in een mooi
boekwerkje, onder den titel „Anna Pavlova"
bij J M. M. Meulenhoff te Amsterdam uitge
geven.
Het bevat naast tal van portretten der bal
lerina een gedetailleerde beschrijving van haar
leven, haar ontwikkeling, wereldreizen en laat
ste dagen, een en ander doorweven met bewon
derende beschouwingen voer haar danskunst.
Tal van interessante bijzonderheden ver-
hoogen de aantrekkelijk geschreven levens
schets.
AFSCHEID VAN MISSIONARISSEN
Zondag had in de kapel van het Missiehuis
van de Missionarissen van het H. Hart te Vel
sen'Dri-enuis het afscheid plaats van elf
eerw. paters, vijf eerw. zusters en twee
eerw. o voeders, die naar verschillende
missiegebieden werden uitgezonden. Naar het
Apostolisch Vicariaat van Ned. Nieuw Guinee
(N.O-L) vertrokken de paters W. Thieman, Joth
VersOhueren en de broeders C. Beijer en Joh
Tops; naar de Apostolische Prefectuur vaD
Celebes de paters W. Dekkers en Joh. v. d.
Bergh, naar midden-Java de paters P. G. Ba.p
tist. P. B. Kockelkoren, P. Joh. Burger en de
zusters M. Alaooque en Godeliva, dochters va a
O. L. Vrouw van het H. Hart; Angelina, Clara
en Hildegarda, Dominicanessen van de H. Fa
milie; naai Surigao (Philippijnen) de paters
A. Steyger. en A.a van Baest; naar Brazilië
da paters P. Koop en A. Grandts, allen M.S.C
In de stemmig versderde ka-pel werd met
assistentie een plechtig Lof gecelebreerd door
den hoogeerw. pater provinciaal Zandvliet.
Pater Bröcker, missionaris van Celebes, hield
hield een treffende afscheidspredikatie, waarna
de uitreiking der missiekruisen en de offt
eieele uitzending volgden. Met den gemeen
scha ppel ij ken zegen van de vertrekikèude patiers
werd de plechtigheid besloten.
Voor het missiehuis volgde een hartelijk af
scheid van familie en en bekenden, waarna de
missionarissen gezamenlijk vertrokken.
De oudste der vertrekkende priesters ont
ving van Z. H. den Paus een telegram van den
volgenden inhoud:
„Aan u en al uw gezellen, ook de zusters, die
vol edelmoedigheid zich gaan geven aan het
missiewerk onzen Vaderlijken en Apostolisch en
Zegen." (w.g.) KARDINAAL PACELLI.
De Koloniale reserve in de
residentie.
DE GRAAL TE HAARLEM
„De Graal" zal zich nu definitief in Haar
lem vestigen. Om te beginnen is een huis aan
den Middenweg in Haarlem-Noord gehuurd.
Spoedig zal een huis in de binnenstad, volgen.
De gouden herfstzon geeft luister aan
den ceremonieelen stoet.
De stad is vol menschen. De plechtigheid
met den gouden koets brengt altijd veel volk
op de been. Doch sinds verleden jaar de uitge
breide stoet va.n weleer weer in zwang is is de
belangstelling aanzienlijk gestegen.
De treinen en trams brachten reeds vroeg
uit den omtrek groote massa's kijkers aan.
De aankomst der Koloniale
reserve.
In de omgeving van de Staatsspoor wa.s het
tegen kwart over negen al een heele drukte in
verhand met de aankomst van het detachement
der Koloniale Reserve met vaandel en muziek,
uit Nijmegen, dat om kwart over tien hij het
Huis ten Bosch voor H. M. de Koningin defi
leerde. Op hun tocht door het bosch hadden de
„kolonialen" heel waf belangstelling en bij
het Huis ten Bosch wachtte geduldig een tal
rijke menigte op het défilé.
Ook op den terugweg, naar de Frederikska-
zerne hadden de militairen veel bekijks van
Tesidentiegasten en inboorlingen van de hof
stad, die zich weldra naar de binnenstad
spoedden.
De drukte in de stad.
In het Voorhout, hij het paleis in het Noord-
einde of op het Binnenhof zochten duizenden
een mooi plaatsje uit, om de gouden koets met
de Landsvrouwe te zien voorbijtrekken. Daar
plantten zij zich zelfbewust neer tot de politie
de straten ging afzetten. In dit moment kwam
er beweging in de massa's, omdat er nu een
maal altijd menschen zijn, die iets te ver naar
voren staan of zich een andere voor 't oogen-
.blik te groote vrijheid hebben veroorloofd, en
in 't gelid gezet moeten worden.
Waar men het mooiste gezicht had, zat
men natuurlijk het meest in de knel: de hoek
Noordein-de-Heulstraat, de hoek bij het paleis
van H. M. de Koningin Moeder en de hoek
tegenover het Mauritshuis, waar telkens de
menschenmuur moest w-orden opengemaakt
voor het doorlaten van auto's van diplomaten,
autoriteiten en genoodigden.
Ook op het Binnenhof stond het mannetje
aan mannetje. Het is ook de plaats voor de
genen, die van schitterende uniformen en gala-
kJeedi'ng houden. De attractie werd evenwel
vandaag verhoogd, door de aanwezigheid van
het detachement der Koloniale Reserve, dat
met vaandel en muziek de eerewaoht had be
trokken, terwijl een afdeeiing Schutzpolizei,
welke juist de residentie bezocht de plechtige
opening van het parlementaire jaar hier kwam
bijwonen.
Rondom het Kon. Paleis.
De kijklustige menigte bij het paleis kon de
Koninklijke Familie reeds even voor één uur
hartelijk toejuichen toen deze per auto van
het Huis Ten Bosch, waar zij verblijft, kwam
aanrijden. Voorts viel daar de aankomst gade
te slaan van de eerewaoht van de Jagers, een
compagnie van honderd man, die zich onder
bevel mn een kapitein met het vaandel van
het regiment en met de Koninklijke Militaire
Kapel onder leiding van kapitein C. L. Waltiher
Boer ter weerszijden van het paleis opstelden
om daar de koninklijke familie hij het ver
trekken van den stoet de militaire eerbewijzen
te betoonen. Bij deze eerewaoht bevond zich
de oom/mandant van het regiment jagers met
zijn adjudant.
-Daar kwamen ook tegen het uur van vertrek
de detachementen cavalerie aan, aangewezen
om den stoet te openen en te sluiten, alsmede
de officieren der landmacht van het Militaire
Huis der Koningin, allen te paard, wien on
middellijk achter het koninklijk statierijtuig
een plaats in den stoet was aangewezen.
Eindelijk stelde het aanrijden van de gala
koetsen en de prachtige Gouden Koets voor de
koninklijke familie bestemd de menigte scha
deloos voor het wachten op het klokje van
één, het officieele vertrekuur.
De stoet.
Toen dit officieele uur was aangebroken,
vormde zich de stoet, die onder algemeene
leiding stond van den eersten stalmeester van
H. M. de Koningin R. F. C. Baron Bentinck,
zich als volgt;
Een detachement van 74 ruiters van het 2e
regiment Huzaren, onder bevel van een rit
meester met den standaard van het regiment
en het muziekcorps der huzaren, dat gedu
rende den tocht gezellige muziek ten gehoore
bracht, opende den stoet. De regimentscom
mandant en zijn adjudant reden met dit deta
chement mede. Hierop volgden onmiddellijk
in gala-livrei een rijknecht-majoor een 2 rij
knechts te paard.
Daarachter kwam de eerste der met 2 paarden
bespannen gala-koetsen, waarin de kamerheer-
ceremoniemeester der Koningin R. A. baron
van Handenlbroek van Hardembroek geizeten
was.
Nu volgde een tweetal gala-koetsen waarin
8 kamerheeren volgens rang van benoeming
gezeten waren. In de eerste dezer koetsen, de
tweede van den stoet -zaten de -dienstdoende Ka
merheer jhr. A. G. Sidktage, de Kamerheeren
in buitengewonen dienst mr. W. J. baron van
Lynden, jhr. H. J. Repelaer van Driel en mr.
J. C- baron Baud, dienstdoende ter 'beschikking
van H. K. H. Prinses Juliana.
In de volgende, derde gala-koets hadiden
plaats genomen de kamerheeren in buitenge-
won-en dienst C. W. F. p. baron Sweerts de Lan.
das Wylbo-gb, mr. G. C. D. K. baron van Har
dembroek van Bergambacht, mr. S. W. B. graaf
van Limburg Stirum en W. H. baron Taets van
Amerongsn van Woudenberg. In de vierde gala
koets volgden de groot-officieren luitenant-ge
neraal jhr. C. L. van Such-teren van de Haare
en jhr. V. E. A. Bore-el, opperhofmaarschalk.
Het vijfde galarijtuig verleende plaats aan
den groot-officier G. Ch. Baron Snouckaert
van Scbauburg.
-In de zesde galakoets waren gezeten de
groot-meesteres mevrouw G. C. gravin van
Lynden van Sandenburg, geboren barones van
Nagell en de dienstdoende dame du palais,
mevrouw H. Snouck Hurgronje, geboren jonk-
vrouwe van Tets.
In een zevende galarijtuig volgde de opper-
ceremoniemeester J. H. F. graaf Du Monceau.
Nadat al deze galakoetsen waren weggere
den, kwam het groote moment.
Het groote moment^
Daar reed het met 8 paarden bespannen K*
ninklijke statierijtuig, de gouden koets, voofc
Op dat oogenblik gaf de militair, die bij eeg(
der vleugels van het paleis geposteerd stond,
door het opsteken van een stok met een oranje
vlaggetje, het sein, op dezelfde wijze doorge
geven aan vele anderen tot de aan het Malie
veld opgestelde militairen, dat het eerste der
minuutschoten uit de daar opgestelde artille
rie-batterij van vier vuurmonden moest worden
afgegeven. f
Terwijl het eerste kanonschot door de lucht
daverde,- presenteerde de eerewacht het ge
weer en werd door de Koninklijke Militaire
Kapel zacht en plechtig het Oude Wilhelmus
aangeheven. Onder het gejubel der menigte,
dat het kanongebulder overstemde, stegen
H. M. de Koningin, Z. K. H. de Prins en Prin
ses Juliana in de Gouden Koets, die zich daar
op statig in beweging zette. In tegenstelling
met verleden jaar woonde H. M. de Koningin-
Moeder de plechtigheid ditmaal niet bij.
Alle vorstelijke personen waren getooid met
het lint van het Grootkruis van den Neder-
landschen Leeuw.
Ter rechterzijde van de statiekoets reed te
paard de chef van het Militaire Huis der Ko
ningin, gep. vice-admiraal F. Bauduin, ter lin
kerzijde de gouverneur der Koninklijke Resi
dentie, luitenant-generaal E. F. Insinger, com
mandant van het veldleger. Beiden reden een
weinig achter het portier.
Achter de Gouden Koets reden te paard twee
aan twee de adjudanten in buitengewonen
dienst, gep. luit.-generaai jhr. E. J. M. Wittert,
gep. luit.-kolonel van het N.-I. Leger, K. F. E.
Gerth van Wijk, reserve-luitenamt-generaal J.
H. Borel, gep. generaal-majoor H. G. Rambon-
net, reserve-luitenant-kolonel W. G. van Hoo-
genhuyze, de adjudanten in gewonen dienst
luitenant-kolonel Jhr. W. Laman Trip, de ad
judant van Ti. K. H. den Prins lnit.-kolonel
Jhr. C. M. Storm van 's Gravesande. luitenant
kolonel Jhr. W. C. M. de Jonge van Ellemeet,
kapitein van het N.-I. Leger C. O. van Reste
ren en de ordonnance-officieren ritmeester I.
L. D. baron Sirtema van Grovestlns, eerste
luitenant Jhr. C. E. J. M. Verheijen en 1ste-
luitenant R. Romer.
Achter dezen ruiterstoet sloot een detache
ment van 74 manschappen van het 2e regimeift
huzaren den schitterenden stoet.
Onder voortdurende toejuichingen van de
aan weerszijde van den door militairen van
verschillende korpsen afgezetten weg, opeen-
gekopte menschenmenigte, reed de stoet naar
het Binnenhof.
De aankomst in de Grafelijke
zalen.
Bij aankomst aan de Grafelijke zalen, welke,
peristyle overhuifd was met het breede rood*
fluweele baldakijn met gouden franjes, vond
de Koninklijke Familie te Harer begroeting
bij de Ridderzaal opgesteld een eerewacht ter
sterkte van 94 man, met vaandel en muziek
korps onder bevel van een kapitein, welke
eere-wacht een afdeeiing vormde van de Ko
loniale Reserve, wier commandant de luit. kol.
van het N. I. leger, J. J. Barendsen met zijn
adjudant zich bij de eerewacht bevond.
Ook hier werd het oude Wilhelmus aange
heven en onder de tonen vau dit Volkslied be
steeg de Koningin, gevolgd door den Prins en
de Prinses de treden die naar den ingang der
Ridderzaal leiden terwijl de vaandeldrager
zijn vaandel diep deed neigen.
Alvorens de zaal te betreden, werd de Ko
ningin boven op het bordes begroet door hare
adjudanten der zeemacht in buitengewonen
dienst, gep. vice-admiraal titulair C. C. Zegers
Rijser, gep. schout bij nacht jhr. J. C. F. von
Mühlen, gep. vice admiraal tit. J. J. Rambon-
net, vice admiraal jhr. G. L. SCborer alsmede
door de adjudanten der zeemacht in gewonen
dienst luit ter zee eerste klasse N. A. Rost
van Tonningen en den adjudant van Z. K. H.
den Prins luit. ter zee le kl. J. W. Termijtelen.
In de ridderzaal.
Daarna betraden de vorstelijke personen de
zaal aan den ingang ontvangen door de ge
mengde commissie van in en uitgeleide uit de
Ie en 2e Kamer, die, voorafgegaan door den
kamerheer-ceremoniemeester, de 8 kamerhee
ren, de groot officieren en den oppercèremonie-
meester der Koningin, den Prins en de Prin
ses naar de 3 voor hen bestemde troonzetels
geleidde, onmiddellijk gevolgd door de groot
meesteres de dienstdoende Dame du palais, den.
chef van het Militaire Huis, den gouverneur
der Koninklijke Resident^, den eereten stal
meester en de officieren van het Militaire
Huis der Koningin, die in den stoet hadden
medegereden of zich onder de peristyle ter be
groeting bevonden.
Rechts van de Koningin nam de Prins, links
van Haar Prinses Juliana plaats, terwijl de
leden van het gevolg de hun in het officieel
programma aangewezen plaatsen achter en ter
zijde van den troon innamen. Onmiddellijk
daarop nam de Koningin het woord tot het uit
spreken van de Troonrede.
De terugtocht naar het Paleis.
Ruim half twee nadat, de plechtigheid in de
zaal was beëindigd, werd met hetzelfde eere-
betoon door de eerewacht de terugtocht naar
het Koninklijk Paleis, langs denzelfden weg
ondernemen, waarbij de vorstelijke personen
opnieuw overal door de ontelbare menechen-
massa geestdriftig werden toegejuicht.
Op het Binnenhof namen talrijke kijklusti-
gen achter de vensters van de Regeeringsge-
bouwen het kleurige schouwspel van aankomst
en vertrek van den stoet waar.
Volgens traditie hadden de leden van het
corps diplomatique met hun dames, die de
plechtige opening van het parlement in de
zaal hadden bijgewoond, zich bij het vertrek
van den stoet opgesteld nabij de middelste
poort van het Binnenhof om daar de Konink
lijke familie bij het voorbijrijden met diepe
buigingen een eerbiedigen groet te brengen.
Aan het paleis werd de Koninklijke Familie
met dezelfde militaire eerbewijzen ontvangen
als bij het vertrek.
Een wandeltocht der Kolo
niale reserve.
Na de plechtigheid bestormden jong en oud
de cafë's en lunchrooms in de binnenstad om
hun hongerige magen te vullen en ^voor zoo
ver het in de propvolle localiteiten mogelijk
was de moede beenen eenige rust te geven.
Want men moest er weer op uit. Om kwart
over twee trok de Koloniale reserve weer uit
voor een wandeltocht door de binnenstad en
dat mocht men niet missen.
Op den Langen Vijverberg werd eenigen tijd
gerust, waarna men te half vier opmarcheerde
naar het Plein en daar defileerde voor den
minister van Koloniën. Zooals te verwachten
was was vooral hier de belangstelling groot.