DE SOMBEBE TROONREDE. OPENING VAN DE GEWONE ZITTING DER STATEN-GENERAAL. DE TROONREDE. DINSDAG 15 SEPTEMBER 1931 FELLE EN HARD NEKKIGE CRISIS Vereenigde Vergadering van de beide Kamers. DE OPENING VAN HET NIEUWE PARLEMENTAIRE JAAR. HERZIENING L. O. -WET. De wereld ts slechts langzaam tot het besef gekomen, dat wij dit janr leven in de schaduw van een van de grootste economische catastro fes van de moderne geschiedenis!" (Keynes). Wie nog niet wist, dat met de geheele wereld ook ons land zwoegt onder de na weeën van den rampzaligen oorlog, zal het langzamerhand wel beginnen te gelooven. als hij de rede leest, waarmee H. M. heden de Staten Generaal opende. De sombere toon van het, vooral in den aanhef ook stylistisch forsch gestelde Staatsstuk, doet denken aan den donkeren oorlogstijd en de vrees schijnt gewettigd, dat de moeilijkheden, welke ons wachten, althans in den eerstvolgenden tijd, niet veel minder zullen zijn dan die der zeer booze jaren. Noemde de Troonrede van 1930 den toe stand „niet onverdeeld gunstig" een term, welken wij toen in onzen commentaar on middellijk hebben omgezet in „eenvoudig ongunstig" dit jaar laat de Koninklijke Boodschap geen de minste mogelijkheid van twijfel open. Onverbloemd en onvervaard zet de Troon rede in met den kloeken zin: „De economi sche toestand baart bij voortduring ernstige zorg". Het interview, dat ons blad met den Di recteur-Generaal van Arbeid had, vindt in zijn beschouwing van den economischen toe stand zijn bevestiging in dit regeeringsstuk, waarin wordt verklaard, dat de crisis ons Rijk „op onrustbarende wijze" teistert, dat de „ontwrichting van het economische leven niet slechts „verschillende takken van land en tuinbouw moeilijke tijden (doet) door maken", maar dat „naast deze sedert ge- ruimen tijd ook de nijverheid en de hande zwaar getroffen worden." Geen wonder, dat, waar het Hoofd van Staat aldus spreekt, de Regeering zie ver plicht ziet allereerst al haar krachten in e spannen om aan de gevolgen van deze crisis het hoofd te bieden. Aldus verstaan wij, dat de Troonrede terecht zoo ver gaat te ver klaren, dat deze crisis „evenals in andere landen"en wie denkt hier niet aan Enge land, dat tot voor kort immers ook finan cieel' onaantastbaar scheen? „het regeer- beleid moet beheerschen. Van een Regeering, die den toestand zoo somber inziet, kan verwacht worden, dat aanvankelijk gevormde plannen, „wijziging moeten ondergaan". Waar steunmaatregelen voor bedrijfstak ken als den bieten-, tarwe- en aardappel- bouw zullen moeten worden gehandhaafd en, vooral voor de cultuur van het eerstgenoem de product hoogstwaarschijnlijk zelfs zullen moeten worden uitgebreid, en waar ander zijds de inkomsten sterk dalen men kan op de thans loopende begrooting stellig eên tekort van 30 millioen ramen en voor het a.s. jaar vergeleken met 1931 veilig op een inzakking der middelen van rond 60 millioen rekenen daar moet de Regeering wel „buitengewone ingetogenheid en offerzin" eischen. Als men bedenkt, dat de laatste begroo ting formeel met 2 millioen gulden tekort rekende en men voegt er het nu te verwach ten tekort van pl.m. 60 millioen bij, dan komt men mèt de natuurlijke stijging der normale uitgaven wellicht aan het reeds door minister de Geer genoemde tekort van 75 millioen. Wij bevinden ons dus volop in de „donkere schaduw", welke de vorige Troonrede profeteerde. Helaas blijkt de teekenende zinsnede in de laatste millioenennota: „Bij het achter waarts zien moge de lucht heldere plekken vertoonen, vooruit dreigen zware wolken. En van die laatste zijde komt de wind; het verleden wijkt terug; de wolken vormen toe- komstland", volop werkelijkheid geworden. De „wolf" is gekomen. Gevaarlijk blijft, dat velen den Minister, die ons zoo dikwijls met het beest dreigde, nu ook niet zullen gelooven. Wij weten, dat over een geringe fiskale verhooging van het tarief voor invoerrech ten wordt gedacht, en dit heeft de minister met tegengesproken. Dat kan pl.m. 10 mil lioen opbrengen. De aangekondigde benzine belasting van drie cent per liter kan be zwaarlijk meer dan ongeveer hetzelfde be drag opleveren. Overigens gelooven wij met minister de Geer, dat deze heffing de „minst aanvechtbare" van zijn fiscale maatregelen zal blijken. De Regeering zal verder wel gedwongen zijn alle begrootingen terug te schroeven, maar het is duidelijk, dat zij er hiermee alleen onmogelijk komen kan. De „offerzin", waarvan de Troonrede met voorbedachten rade gewaagt, zal zeker van de landsdienaren worden geëischt. Men fluistert, hardnekkig, dat er tijdelijk en met inachtneming van degressie, 5 pCt. zal worden gekort op de salarissen. Welnu, indien de Regeering naast tarief- verhooging, naast benzinebelasting, naast beperking van de uitgaven voor defensie, en igèt inachtneming van de belangen der kleinste inkomens en der gezinnen, werkelijk geen kans ziet de begrooting sluitend te maken tenzij door zulk een verlaging van de ambtenaren-salarissen, als door de daling van zekere levensmiddelenprijzen niet on rechtvaardig schijnt, dan zouden wij deze verlaging, hoezeer wij haar uiteraard voor de belanghebbenden betreuren niet a priori durven afwijzen. Overigens gelooven wij niet, dat een dergelijke verlaging heel veel ge wicht in de schaal zou werpen. Zij kan zeker geen 10 millioen opbrengen In dit verband zal menigeen echter met ons de vraag stellen, of de vroeger door ons steeds voorspelde en hardnekkig terug- keerende overschotten thans niet tot haar recht kunnen komen. Minister de Geer heeft wél herhaaldelijk betoogd: „zij zijn opge soupeerd", maar met prof. van Gijn meenen wij toch, dat deze overschotten wel ergens als stille reserve zullen schuil gaan. Na de sombere financieele paragraaf lezen wij met te grooter genoegen de aankondi ging van de instelling van een Departement voor Economische Zaken en Arbeid. Ons blad heeft té hardnekkig voor dit ideaal gestreden en te voortdurend „de fout Van 1922" afgekeurd, dan dat het dit besluit niet uiterharte zou toejuichen. Samenwerking tusschen de diensten van landbouw, handel en nijverheid is nu ver- zekere, alsmede, naar wij vertrouwen, een behoorlijker voorlichtingsdienst dan eerst was aangekondigd. Toejuiching verdient ook de eveneens steeds door ons bepleite samenbrenging van de afdeelingen volksgezondheid, werk loosheidsverzekering en arbeidsbemiddeling bij Binnenlandsche Zaken. Al wordt de werk zaamheid van den Premier door de onthef fing van Landbouw verlicht, toch verhelen wij ons niet, dat de werkloosheid wellicht zeer veel zal eischen van de krachten van den bewindsman, die toch vooral gei oepen is de algemeene leiding van het kabinet in handen te houden. Dat minister Verschuur de reeds niet onduidelijke Utrechtsche belofte omtrent de wettelijke bedrijfsorganisatie op afdoend duidelijke wijze bevestigt was te verwach ten. Moge de bindendverklaring der collec tieve overeenkomsten al worden uitgesteld niet geheel ten onrechte als men bedenkt, dat daarvoor toch alleen allereerst de „be schutte" bedrijven met de meest bescherm de arbeiders in aanmerking kunnen komen anderszij ds schijnt, naar ons ter oore kwam, een verbetering van de Invaliditeits wet, met het oog op de ouderdomsverzekering in zicht, terwijl de Troonrede spreekt van een wettelijke bescherming van de arbei ders in de huisindustrie. Dit zal het ontwerp zijn, gemaakt in aansluiting op de desbetref fende Geneefsche conventie, dat reeds aan het advies van den Hoogen Raad van Arbeid onderworpen is. Met groote voldoening, en een zucht van verlichting zullen velen, vooral in het Zuiden des lands, kennis genomen hebben van de Koninklijke mededeelig, dat de vraagstuk ken, die tusschen Nederland en België han gende zijn „eerlang op bevredigende wijze kunnen worden geregeld." Toch klinkt deze passage weinig stellig. Indien ook de veelbesproken „geest" vai: saamhoorigfieid op de a.s. Ontwapenings conferentie niet alleen „tot uiting moge komen" maar allen daadwerkelijk zal be zielen, kan onze vreugde over het goedge slaagde petitionnement pas volmaakt zijn. Onze vertegenwoordigers mogen intusschen te Genève vertellen, dat de in ons blad van 19 Juni aangekondigde en zoo pas ingedien de anti-dompingswet slechts een zwak staa tje van Nederlandscihe „werkdadige waak zaamheidis tegen „de velerlei maatregelen van de andere Genève-geest-vereerders, die „voortgaan het internationaal ruilverkeer te belemmeren" op een voor Nederland ver van aangename wijze. Zondert men den titularis van Buitenland sche Zaken en den Minister van Koloniën uit, die na den nieuwen G.G. ook In-die tot financieele voorzichtigheid maant en tevens hulp belooft aan de Surinaamsche plantages dan zwijgen de andere Ministers. Zij werken en bezuinigen. Moeten de Zuiderzee-ingenieurs van den bruggenbouwenden Minister Reymer wat kalmpjes aan doen? Zal Minister Deckers, mede ter aanmoediging van de a.s. Ont wapeningsoonferentie Mars zoowel te land als te water in zijn eischen matigen en heeft Minister Terpstra misschien een snel bezui nigend ontwerp tot herziening der Lager Onderwijswet in petto in aansluiting op het rapport-Rutgers? Wij wachten op de Millioenennota, welks ons binnen eenige uren zal bereiken en op deze en andere vragen antwoord moet ver schaffen, wil men achterhalen, hoe het fi nancieel evenwicht zal zijn te handhaven. De Troonrede schildert het schip van staat als worstelend in den orkaan, welke mo -menteel ons nationaal-economisoh leven teistert. Wat wonder dat zij, al is 't in ge sluierden vorm, allermeest spreekt ovei het bereiken van de veilige haven Moge de gedachte, dat voor de dienaren der Kroon Het inroepen van Gods zegen over hun werk en dat der volksvertegenwoordiging geen looze formule is, ons Katholieke volk er toe brengen, om hen door hun gebed te helpen bij de vervulling van de zware taak, waartoe de Voorzienigheid hen riep in moei lijke tijden. De Koningin vraagt in naam der Regee ring „buitengewone ingetogenheid en offer zin" van het geheele volk. Moge dan voor a ons" Katholieke volk, dat met ontembare energie in het Zuiden zijn industriedagen organiseerde, met even krachtig élan de Regeering en de Volksvertegenwoordiging steunen gedurende den economischen ramp spoed, welken God ons overzendt, maar dien wij, met Zijn hulp en in onderlinge samen werking, kunnen, zullen en moeten over winnen! Het ontwerp ingediend. Bij de t weede Kamer is naar de „N.R.Ort.'' meldt een wetsontwerp tot herziening van d-e Lager Onderwijswet 1920 in verband met het verslag der staa t s oomm i s si e -Ru tgers, ingediend. De minister heeft in hoofdzaak de voorstel len van de commissie tot de zijne gemaakt. Wat de prinoipieele punten betreft, wijkt het thans aangeboden ontwerp niet van het rapport der commissie af. Verschillende voorstellen van de commissia zijn in het wetsontwerp opgenomen. De heer Mr. W. L. BARON DE VOS VAN STEENWIJK, die het voorzitterschap bekleedt, opent, nadat de leden der Sta-ten-Generaal zich in de Ridderzaal op het Binnenhof vereenigd hebben, des namiddags te half een uur de ver gadering en doet den griffier van de Eerste Kamer voorlezen een Koninklijk Besluit van 5 September 1931 no. 17, houdende zijn benoe ming tot Voorzitter van de Eerste Kamer gedu rende de zitting, welke hedein zal aanvangen. De VOORZITTER benoemt een commissie, die Hare Majesteit in het gebouw zal ontvangen en uitleiden. De Ministers, hoofden van mindsterieele De partementen, en de leden van den Raad van State vereenigen zich te één uur des namiddags mede in de Ridderzaal. HARE MAJESTEIT DE KONINGIN verge zeld van ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DEN PRINS DER NEDERLANDEN, HERTOG VAN MECKLENBURG en van HARE KO NINKLIJKE HOOGHEID PRINSES JULIANA, kort daarna in de Ridderzaal aangekomen wordt dcoir de Commissie in de vergadering binnengeleid, neemt plaats op den troon en houdt, terwijl ter rechterzijde van Hare Majes teit Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins der Nederlanden en ter linkerzijde Hare Konink lijke Hoogheid Prinses Juliana der Nederlanden plaats namen, de volgende rede: Het is Mij aangenaam, leden der Staten- Generaal, wederom m Uw midden te ver schijnen ten einde Uwe zitting te openen. De economische toestand baart bij voort during ernstige zorg. Reeds in het afgeloopen jaar deed de we reldcrisis haar druk zwaar gevoelen op het bedrijfsleven, zoowel in het Rijk in Europa, ais in de ov-erzeesohe gewesten. Op onrust barende wijize is zij thans dieper doorge drongen. Moest ree-d-s het vorige jaar erop worden gewezen, dat door de ontwrichting van het economische leven ter schillende taikken van land- en tuinbouw moeilijke tijden doormaken, naast deze worden sedert g-eruimen tijd ook d-e nijverheid en de han del zwaar getroffen. In zulk een mate nam de wereldcrisis in omvang en hevigheid toe, dat zij, evenals in andere landen, het regeerbeleid moet be heerschen. Plannen, welke de Regeering aanvankelijk had gevormd, zullen dan ook wijziging moeten ondergaan. Andermaal zullen tijdelijke maatregelen worden overwogen om sommige bedrijfs takken, bij wier handhaving het geheele volk belang -heeft, voor ondergang te be hoeden. Voor de gezondheid van 's Lands finan ciën vormt de felle en hardnekkige crisis een ernstige bedreiging. Niet alleen is van een normale stijging der middelen, opwe gend tegen die van de uitgaven, geen sprake meer, doch ook heeft zich reeds een vol strekte en aanzienlijke teruggang van 's Rijks inkomsten vertoond, terwijl voor de toekomst nog verdere daling verwacht moet worden. De noodzakelijkheid van het behoud van het financieel evenwicht stelt onder die omstandigheden eischen van buitengewone ingetogenheid en offerzin. Ook in Nederlandsch-Indië zal onder in spanning van alle krachten moeten wor den gestreefd naar aanpassing, zoo spoedig mogelijk, van 's Lands huishouding aan de ernstige inzinking der opbrengst van nage noeg alle bronnen van inkomsten. Verblij dend is nochtans het feit, dat de bevolking door overvloedige oogsten tot dusver gevrij waard is voor voedselgebrek en in zooverre beter i-n staat is gesteld -d-e gevolgen van vermindering der werkgelegenheid te dra gen. Ik weet, dat de Regeering, als zij het hoofd will bieden aan de crisis, niet te vergeefs een beroep op -de ïiatie zal doen. Het is niet de eerste maal, dat óns volk een ernstigen tijd beleeft; de geschiedenis kan menige blad zijde aanwijzen van ten minste zoo diepen ernst en steeds weer heeft de groote zede lijke volkskracht onder Gods hulp de moei lijkheden overwonnen. Ik twijfel niet, of ook thans zal het Nederiandsch-e volk zijn verleden getrouw zijn. Ten einde de eenheid van vérschillénde takken van volksbestaan beter tot haar recht te doen komen, beoogt de Regeering de belangen van -den landbouw en van de nijverheid en den handel onder te brengen bij een Departement van Economische Za ken en Arbeid. Daarentegen zullen de afdee lingen voor volksgezondheid en voor werk loosheidsverzekering en arbeidsbemiddeling bij hét Departement van Binnenlandsche Zaken worden gevoegd. De betrekkingen tot andere Mogendheden zijn bij voortduring van den meest vriend- söhappe.lijken aard en het stemt tot voldoe ning, dat het besef van saamhoorigheid der volkeren veld schijnt te winnen. Vurig hoop Ik, dat op de tegen het volgend jaar bijeen geroepen Ontwapeningsconferentie deze geest ook tot uiting moge komen. Tegen de velerlei maatregelen, welke voortgaan het internationaal ruilverkeer te belemmeren, is werkdadige waakzaamheid geboden. Elke ernstige poging om door gemeenschappelijk overleg en in onderling vertrouwen verbe tering te brengen in den toestand van eco nomische ontreddering is van Mijne mede werking verzekerd. Ook met hef oog op het vergemakkelijken van -internationale samen werking zal Ik er mij over verheugen, in dien de vraagstukken, die tusschen Neder land en België hangende zijn, eerlang^op bevredigende wijze bunnen worden geregeld. Terwijl deze tijd van druk de bindend- verklaring der collectieve arbeidsovereen komsten aan urgentie doet verliezen ver sterkt hij de wenschelijfclheid eener wette lijke bedrijfsorganisatie. Ontwerpen zullen U bereiken betreffende een nieuwe Veiligheidswet en in zake wet telijke bescherming der arbeiders in de huisindustrie. Mede zal U bereiken een ontwerp tpt technische herziiening van de Ziektewet. Ten aanzien van Suriname wordt de mo gelijkheid overwogen, door mechanisatie van het landbouwbedrijf op daartoe j schikte terreinen verbetering te brengén in den toestand van depressie, waarin het voornaamste bestaansmiddel van het gewest verkeert. De economische opbloei, welken Curasao in de laatste jaren hêeft ondervonden, moest voor eenigen teruggang plaats maken. De toestand op Aruba is vooralsnog vrijwel stationnair gebleven. Van Overheidswege worden maatregelen overwogen om de Bo- venwindsche eilanden tot meerdere ontwik keling te brengen. Met den wenscb, dat God Zijn zegen aan Uwen arbeid moge schenken, verklaar Ik de gewone zitting der Staten-Generaal geopend. HARE MAJESTEIT DE KONINGIN, verge zeld van ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DEN PRINS DER NEDERLANDEN, HERTOG VAN MECKLENBURG en van HARE KO NINKLIJKE HOOGHEID PRINSES JULIANA en voorafgegaan door de Commissie, verlaat de vergaderzaal. De VOORZITTER sluit, nadat de Commissie in de zaal is teruggekeerd, de vereenigde ver gadering. KATHOLIEKENDAG IN HET BISDOM HAARLEM. In de dezer dagen gehouden vergadering van het algemeen comité der Diocesane Katholiekendagen in het Bisdom Haarlem, is in de vacature van mr. J. H. M. Stieger te Goes, die niet herkiesbaar was, als lid van het hoofdbestuur gekozen de heer J. van der Voort, voorzitter van den R. K. Volksbond te Goes. IR. JOS. TH. J. CUYPERS. Sedert eenigen tijd liep te Roermond het gerucht, dat de heer ir. Jos. Cuypers, die zijn woning aan de gemeente Roermond heeft ver kocht ten behoeve van het Dr. Cuypers- en Luyten-museum, de stad metterwoon zou gaan verlaten. Dit is evenwel niet het geval. De heer Cuypers die te Roermond een landhuisje aa.n de Roer zal bouwen, heeft bij de ateliers voor beeldhouw-, ©n mozaiek-wenken en schilderkunst nog gevoegd een atelier voor gebrand glas. Hieraan werkt ook mevrouw Mehl-Alberdingk een achternicht uit Weenen, oud-leerlinge van Derkinderen. Zij studeerde aan de Academie te Amsterdam, later te Münohem en Weenen. ANNA PAVLOVA. Ernst Krauss, haar laatste impresario, had voor de danseres een buitengewone vereering en hij gaf aan dat gevoel uiting in een mooi boekwerkje, onder den titel „Anna Pavlova" bij J M. M. Meulenhoff te Amsterdam uitge geven. Het bevat naast tal van portretten der bal lerina een gedetailleerde beschrijving van haar leven, haar ontwikkeling, wereldreizen en laat ste dagen, een en ander doorweven met bewon derende beschouwingen voer haar danskunst. Tal van interessante bijzonderheden ver- hoogen de aantrekkelijk geschreven levens schets. AFSCHEID VAN MISSIONARISSEN Zondag had in de kapel van het Missiehuis van de Missionarissen van het H. Hart te Vel sen'Dri-enuis het afscheid plaats van elf eerw. paters, vijf eerw. zusters en twee eerw. o voeders, die naar verschillende missiegebieden werden uitgezonden. Naar het Apostolisch Vicariaat van Ned. Nieuw Guinee (N.O-L) vertrokken de paters W. Thieman, Joth VersOhueren en de broeders C. Beijer en Joh Tops; naar de Apostolische Prefectuur vaD Celebes de paters W. Dekkers en Joh. v. d. Bergh, naar midden-Java de paters P. G. Ba.p tist. P. B. Kockelkoren, P. Joh. Burger en de zusters M. Alaooque en Godeliva, dochters va a O. L. Vrouw van het H. Hart; Angelina, Clara en Hildegarda, Dominicanessen van de H. Fa milie; naai Surigao (Philippijnen) de paters A. Steyger. en A.a van Baest; naar Brazilië da paters P. Koop en A. Grandts, allen M.S.C In de stemmig versderde ka-pel werd met assistentie een plechtig Lof gecelebreerd door den hoogeerw. pater provinciaal Zandvliet. Pater Bröcker, missionaris van Celebes, hield hield een treffende afscheidspredikatie, waarna de uitreiking der missiekruisen en de offt eieele uitzending volgden. Met den gemeen scha ppel ij ken zegen van de vertrekikèude patiers werd de plechtigheid besloten. Voor het missiehuis volgde een hartelijk af scheid van familie en en bekenden, waarna de missionarissen gezamenlijk vertrokken. De oudste der vertrekkende priesters ont ving van Z. H. den Paus een telegram van den volgenden inhoud: „Aan u en al uw gezellen, ook de zusters, die vol edelmoedigheid zich gaan geven aan het missiewerk onzen Vaderlijken en Apostolisch en Zegen." (w.g.) KARDINAAL PACELLI. De Koloniale reserve in de residentie. DE GRAAL TE HAARLEM „De Graal" zal zich nu definitief in Haar lem vestigen. Om te beginnen is een huis aan den Middenweg in Haarlem-Noord gehuurd. Spoedig zal een huis in de binnenstad, volgen. De gouden herfstzon geeft luister aan den ceremonieelen stoet. De stad is vol menschen. De plechtigheid met den gouden koets brengt altijd veel volk op de been. Doch sinds verleden jaar de uitge breide stoet va.n weleer weer in zwang is is de belangstelling aanzienlijk gestegen. De treinen en trams brachten reeds vroeg uit den omtrek groote massa's kijkers aan. De aankomst der Koloniale reserve. In de omgeving van de Staatsspoor wa.s het tegen kwart over negen al een heele drukte in verhand met de aankomst van het detachement der Koloniale Reserve met vaandel en muziek, uit Nijmegen, dat om kwart over tien hij het Huis ten Bosch voor H. M. de Koningin defi leerde. Op hun tocht door het bosch hadden de „kolonialen" heel waf belangstelling en bij het Huis ten Bosch wachtte geduldig een tal rijke menigte op het défilé. Ook op den terugweg, naar de Frederikska- zerne hadden de militairen veel bekijks van Tesidentiegasten en inboorlingen van de hof stad, die zich weldra naar de binnenstad spoedden. De drukte in de stad. In het Voorhout, hij het paleis in het Noord- einde of op het Binnenhof zochten duizenden een mooi plaatsje uit, om de gouden koets met de Landsvrouwe te zien voorbijtrekken. Daar plantten zij zich zelfbewust neer tot de politie de straten ging afzetten. In dit moment kwam er beweging in de massa's, omdat er nu een maal altijd menschen zijn, die iets te ver naar voren staan of zich een andere voor 't oogen- .blik te groote vrijheid hebben veroorloofd, en in 't gelid gezet moeten worden. Waar men het mooiste gezicht had, zat men natuurlijk het meest in de knel: de hoek Noordein-de-Heulstraat, de hoek bij het paleis van H. M. de Koningin Moeder en de hoek tegenover het Mauritshuis, waar telkens de menschenmuur moest w-orden opengemaakt voor het doorlaten van auto's van diplomaten, autoriteiten en genoodigden. Ook op het Binnenhof stond het mannetje aan mannetje. Het is ook de plaats voor de genen, die van schitterende uniformen en gala- kJeedi'ng houden. De attractie werd evenwel vandaag verhoogd, door de aanwezigheid van het detachement der Koloniale Reserve, dat met vaandel en muziek de eerewaoht had be trokken, terwijl een afdeeiing Schutzpolizei, welke juist de residentie bezocht de plechtige opening van het parlementaire jaar hier kwam bijwonen. Rondom het Kon. Paleis. De kijklustige menigte bij het paleis kon de Koninklijke Familie reeds even voor één uur hartelijk toejuichen toen deze per auto van het Huis Ten Bosch, waar zij verblijft, kwam aanrijden. Voorts viel daar de aankomst gade te slaan van de eerewaoht van de Jagers, een compagnie van honderd man, die zich onder bevel mn een kapitein met het vaandel van het regiment en met de Koninklijke Militaire Kapel onder leiding van kapitein C. L. Waltiher Boer ter weerszijden van het paleis opstelden om daar de koninklijke familie hij het ver trekken van den stoet de militaire eerbewijzen te betoonen. Bij deze eerewaoht bevond zich de oom/mandant van het regiment jagers met zijn adjudant. -Daar kwamen ook tegen het uur van vertrek de detachementen cavalerie aan, aangewezen om den stoet te openen en te sluiten, alsmede de officieren der landmacht van het Militaire Huis der Koningin, allen te paard, wien on middellijk achter het koninklijk statierijtuig een plaats in den stoet was aangewezen. Eindelijk stelde het aanrijden van de gala koetsen en de prachtige Gouden Koets voor de koninklijke familie bestemd de menigte scha deloos voor het wachten op het klokje van één, het officieele vertrekuur. De stoet. Toen dit officieele uur was aangebroken, vormde zich de stoet, die onder algemeene leiding stond van den eersten stalmeester van H. M. de Koningin R. F. C. Baron Bentinck, zich als volgt; Een detachement van 74 ruiters van het 2e regiment Huzaren, onder bevel van een rit meester met den standaard van het regiment en het muziekcorps der huzaren, dat gedu rende den tocht gezellige muziek ten gehoore bracht, opende den stoet. De regimentscom mandant en zijn adjudant reden met dit deta chement mede. Hierop volgden onmiddellijk in gala-livrei een rijknecht-majoor een 2 rij knechts te paard. Daarachter kwam de eerste der met 2 paarden bespannen gala-koetsen, waarin de kamerheer- ceremoniemeester der Koningin R. A. baron van Handenlbroek van Hardembroek geizeten was. Nu volgde een tweetal gala-koetsen waarin 8 kamerheeren volgens rang van benoeming gezeten waren. In de eerste dezer koetsen, de tweede van den stoet -zaten de -dienstdoende Ka merheer jhr. A. G. Sidktage, de Kamerheeren in buitengewonen dienst mr. W. J. baron van Lynden, jhr. H. J. Repelaer van Driel en mr. J. C- baron Baud, dienstdoende ter 'beschikking van H. K. H. Prinses Juliana. In de volgende, derde gala-koets hadiden plaats genomen de kamerheeren in buitenge- won-en dienst C. W. F. p. baron Sweerts de Lan. das Wylbo-gb, mr. G. C. D. K. baron van Har dembroek van Bergambacht, mr. S. W. B. graaf van Limburg Stirum en W. H. baron Taets van Amerongsn van Woudenberg. In de vierde gala koets volgden de groot-officieren luitenant-ge neraal jhr. C. L. van Such-teren van de Haare en jhr. V. E. A. Bore-el, opperhofmaarschalk. Het vijfde galarijtuig verleende plaats aan den groot-officier G. Ch. Baron Snouckaert van Scbauburg. -In de zesde galakoets waren gezeten de groot-meesteres mevrouw G. C. gravin van Lynden van Sandenburg, geboren barones van Nagell en de dienstdoende dame du palais, mevrouw H. Snouck Hurgronje, geboren jonk- vrouwe van Tets. In een zevende galarijtuig volgde de opper- ceremoniemeester J. H. F. graaf Du Monceau. Nadat al deze galakoetsen waren weggere den, kwam het groote moment. Het groote moment^ Daar reed het met 8 paarden bespannen K* ninklijke statierijtuig, de gouden koets, voofc Op dat oogenblik gaf de militair, die bij eeg( der vleugels van het paleis geposteerd stond, door het opsteken van een stok met een oranje vlaggetje, het sein, op dezelfde wijze doorge geven aan vele anderen tot de aan het Malie veld opgestelde militairen, dat het eerste der minuutschoten uit de daar opgestelde artille rie-batterij van vier vuurmonden moest worden afgegeven. f Terwijl het eerste kanonschot door de lucht daverde,- presenteerde de eerewacht het ge weer en werd door de Koninklijke Militaire Kapel zacht en plechtig het Oude Wilhelmus aangeheven. Onder het gejubel der menigte, dat het kanongebulder overstemde, stegen H. M. de Koningin, Z. K. H. de Prins en Prin ses Juliana in de Gouden Koets, die zich daar op statig in beweging zette. In tegenstelling met verleden jaar woonde H. M. de Koningin- Moeder de plechtigheid ditmaal niet bij. Alle vorstelijke personen waren getooid met het lint van het Grootkruis van den Neder- landschen Leeuw. Ter rechterzijde van de statiekoets reed te paard de chef van het Militaire Huis der Ko ningin, gep. vice-admiraal F. Bauduin, ter lin kerzijde de gouverneur der Koninklijke Resi dentie, luitenant-generaal E. F. Insinger, com mandant van het veldleger. Beiden reden een weinig achter het portier. Achter de Gouden Koets reden te paard twee aan twee de adjudanten in buitengewonen dienst, gep. luit.-generaai jhr. E. J. M. Wittert, gep. luit.-kolonel van het N.-I. Leger, K. F. E. Gerth van Wijk, reserve-luitenamt-generaal J. H. Borel, gep. generaal-majoor H. G. Rambon- net, reserve-luitenant-kolonel W. G. van Hoo- genhuyze, de adjudanten in gewonen dienst luitenant-kolonel Jhr. W. Laman Trip, de ad judant van Ti. K. H. den Prins lnit.-kolonel Jhr. C. M. Storm van 's Gravesande. luitenant kolonel Jhr. W. C. M. de Jonge van Ellemeet, kapitein van het N.-I. Leger C. O. van Reste ren en de ordonnance-officieren ritmeester I. L. D. baron Sirtema van Grovestlns, eerste luitenant Jhr. C. E. J. M. Verheijen en 1ste- luitenant R. Romer. Achter dezen ruiterstoet sloot een detache ment van 74 manschappen van het 2e regimeift huzaren den schitterenden stoet. Onder voortdurende toejuichingen van de aan weerszijde van den door militairen van verschillende korpsen afgezetten weg, opeen- gekopte menschenmenigte, reed de stoet naar het Binnenhof. De aankomst in de Grafelijke zalen. Bij aankomst aan de Grafelijke zalen, welke, peristyle overhuifd was met het breede rood* fluweele baldakijn met gouden franjes, vond de Koninklijke Familie te Harer begroeting bij de Ridderzaal opgesteld een eerewacht ter sterkte van 94 man, met vaandel en muziek korps onder bevel van een kapitein, welke eere-wacht een afdeeiing vormde van de Ko loniale Reserve, wier commandant de luit. kol. van het N. I. leger, J. J. Barendsen met zijn adjudant zich bij de eerewacht bevond. Ook hier werd het oude Wilhelmus aange heven en onder de tonen vau dit Volkslied be steeg de Koningin, gevolgd door den Prins en de Prinses de treden die naar den ingang der Ridderzaal leiden terwijl de vaandeldrager zijn vaandel diep deed neigen. Alvorens de zaal te betreden, werd de Ko ningin boven op het bordes begroet door hare adjudanten der zeemacht in buitengewonen dienst, gep. vice-admiraal titulair C. C. Zegers Rijser, gep. schout bij nacht jhr. J. C. F. von Mühlen, gep. vice admiraal tit. J. J. Rambon- net, vice admiraal jhr. G. L. SCborer alsmede door de adjudanten der zeemacht in gewonen dienst luit ter zee eerste klasse N. A. Rost van Tonningen en den adjudant van Z. K. H. den Prins luit. ter zee le kl. J. W. Termijtelen. In de ridderzaal. Daarna betraden de vorstelijke personen de zaal aan den ingang ontvangen door de ge mengde commissie van in en uitgeleide uit de Ie en 2e Kamer, die, voorafgegaan door den kamerheer-ceremoniemeester, de 8 kamerhee ren, de groot officieren en den oppercèremonie- meester der Koningin, den Prins en de Prin ses naar de 3 voor hen bestemde troonzetels geleidde, onmiddellijk gevolgd door de groot meesteres de dienstdoende Dame du palais, den. chef van het Militaire Huis, den gouverneur der Koninklijke Resident^, den eereten stal meester en de officieren van het Militaire Huis der Koningin, die in den stoet hadden medegereden of zich onder de peristyle ter be groeting bevonden. Rechts van de Koningin nam de Prins, links van Haar Prinses Juliana plaats, terwijl de leden van het gevolg de hun in het officieel programma aangewezen plaatsen achter en ter zijde van den troon innamen. Onmiddellijk daarop nam de Koningin het woord tot het uit spreken van de Troonrede. De terugtocht naar het Paleis. Ruim half twee nadat, de plechtigheid in de zaal was beëindigd, werd met hetzelfde eere- betoon door de eerewacht de terugtocht naar het Koninklijk Paleis, langs denzelfden weg ondernemen, waarbij de vorstelijke personen opnieuw overal door de ontelbare menechen- massa geestdriftig werden toegejuicht. Op het Binnenhof namen talrijke kijklusti- gen achter de vensters van de Regeeringsge- bouwen het kleurige schouwspel van aankomst en vertrek van den stoet waar. Volgens traditie hadden de leden van het corps diplomatique met hun dames, die de plechtige opening van het parlement in de zaal hadden bijgewoond, zich bij het vertrek van den stoet opgesteld nabij de middelste poort van het Binnenhof om daar de Konink lijke familie bij het voorbijrijden met diepe buigingen een eerbiedigen groet te brengen. Aan het paleis werd de Koninklijke Familie met dezelfde militaire eerbewijzen ontvangen als bij het vertrek. Een wandeltocht der Kolo niale reserve. Na de plechtigheid bestormden jong en oud de cafë's en lunchrooms in de binnenstad om hun hongerige magen te vullen en ^voor zoo ver het in de propvolle localiteiten mogelijk was de moede beenen eenige rust te geven. Want men moest er weer op uit. Om kwart over twee trok de Koloniale reserve weer uit voor een wandeltocht door de binnenstad en dat mocht men niet missen. Op den Langen Vijverberg werd eenigen tijd gerust, waarna men te half vier opmarcheerde naar het Plein en daar defileerde voor den minister van Koloniën. Zooals te verwachten was was vooral hier de belangstelling groot.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 5