m t m m t 2 m OFFICIEREN HALF GELD AVONTUREN IN SIBERIË mm DIE WORDEN VERACHT f De koning lacht WOENSDAG 23 SEPTEMBER 1931 ->•- ji' S?* T I -i .1 DE NATUUR, DE VORST EN HET PARK - F Ru$l is de grootste aantrekkelijkheid van de meeste aooieteiten; vandaar, dat bij voor keur heeren met drukke wertaaaaniheden of lastige wederhelften eir Md van zijn. Br wordt zoowiat gehoornd over stadsnieuws, over mis lukte pooltochten, de grappenmaker vertelt z'n dagelij-ksche moppen, 'n paar oudere hoeren spelen 'n gemoedelijk spelletje kaant, kortom iedere zenuw wordt weer netjes op z'n plaats geleid. Maar onlangs schenen woelige tijden aange broken te zijn voor de alouide soos, gevestigd in de „Zwarte Valk", '!- Gebeurde lederen dag haast, dat eenige heeren woedend opsprongen, ja zelfs met de vuist op tafel sloegen, zoodat bitterkelkjes rinkelden en bierschuim over de glazen lodderde. Ofschoon er natuurlijk van alles bijgesleep!' ■werd, kwam de zaak eenvoudig hierop neer dat luitenant Riposte te velde getrokken was tegen de bijna vergeten bepaling uit de sta tuten, dat officieren slechts de helft der con tributie behoefden te betalen. Met hooge waar- digiheid had Jhr. mr. Van Witte tot Swantoop daartegen beweerd, dat deze bepaling gezien de geringe bezoldiging van officieren^ volko men op haar plaats was en dus gehandhaafd diende !e worden. Beide waren zenuwachtig en vechtlustig van aard, aoodat er zeer onheusehe betitelingen voetstampen op den grond enz., door de deW atmosfeer dreunden. Tenslotte kwam de eerste luitenant Riposte formeel mot 't voorstel, om genoemde S ling te schrappen uit de statuten - Deze bepaling, mijM dan vernederend voor den oföcierenstand lk weet, zij stamt uit den lang vervlogen tiid dat de sociëteiten bijna uitsuitend uU offSt dftreneHiifo vL611 m0n tracllt'>,e toen door dergelijke bepalingen omgewenschte, burgerlijke elementen te weren, maar he^ch.^Jem w^dig saat zoo Iets toch niet meer op, niét- De meeste heeren lieten hun hoofden kuik en^ en n goedkeurend gebrom steeg op. m0Qe«I piepte Jhr. mr. Van suüHf SwaTt®0°P. zóó is 't toevallig niet men, en terecht, van meening ge weest, dat officieren niet te ruim gesalarieerd ooren te worden. Ook vroeger verdienden zij weinig, nog minder dan nu. Immers, wanneer worncIt- ®r van "n officier geJbruik gemaakt?- Misschien eens in de honderd Jaar en dan nog Is 't eenig gevolg van hun optre den massamoorden, puinhopen, ellenidiel Dus om hun geringe bezoldiging is de bedoelde bepaling in de societeitsreglementen opgeno men. Maar nu gaat 't toch niet aan, diifc ar tikel te schrappen, omdat de salarissen 'n tikje hooger zijn geworden. Ik herhaal, dttt artikel rust op nistorische, logische gron den en dlaarom moet t behouden worden! Weer knikten de hoofden en steeg goedkeu rend gebrom ten hemel, want de heeren hiel den van rust tenminste op de soos. Ik geef toe, hervatte luitenant Riposte, onze salarissen zijn laag; zij moesten en kon dien veel hooger zijn dan nu, maar zij staan niet ten achter bij de gemiddeld© burgersa- larissen, en zijn zeker beter dan van advocateu- zonder-praktijk. Bij dit laatste wierp hij te vlammende blik op z'n tegenstander, Toen sitend de heer Rustenburg, een rijke rentenier op, daar hij vreeede, dat 't weer heetemaal mis zou loopeu. Hij strekte zijn ar men naar voren, spreidde zijn vingers uit, als om de beid© partijen va nel kaar te hou den, glimlachte beurtelings naar rechte en links en sprak met z'n goedigste stemintona- tde: Kijk 's hoeren, ik zie niet in, waarom wij ons zoo zouden laten opwinden. Wij moe ten elkaar begrijpen, nietwaar? Voor 't ééne zoowel als voor t andere standpunt is iets te zeggen. Zooals ik de zaak zie, verdedigt Jhr. mr. Van Witte tot Swartoop terecht de historische en misschien de ook wel eenlgs- zins, onder zekere omstandigheden, op be paalde voorwaarden, uit te bijzondter juri dfech oogpuntlogische gronden tot be houd van het artikel. Dit alles natuurlijk, zonder de minste bedoeling om iemand te kwetsen; maar met evenveel recht komt de luitenant Riposite op tegen het vernedernde en overbodig© van de bepaling Nou, iaiten we dan zeggen, dat het arti kel voortaan alleen zal gelden voor luitenants! schamperde Jhr. Van Witte tot Swartcup er tusschem door. Twee mannen sprongen op. Mijnheer! Mijnheer? Die beleedigirag elscht. Ho, bo, halt, gaat zitten, zitten. Houdt ft toch kalm, heeren. Dit is toch niet de ma nier, om over te voorstel te beslissen! Stemmen! riep opeens de dokter. Stemmen, ja stemmen! klonk het overal te Uitkomst. te Dankbaar geluid lag er in t algemeene geroep. Iedereen viel terug in zte zetel en de stem ming kon plaats vinden. U eerst, notaris, wat stemt u, vóór of tegen t voorst el-Riposte Blanco! En u dokter? Blanco! En u? Blanoo! Bijna iedereen stemde blanco, maar ten slotte werd het voorstel-Riposte toch aange nomen met; drie tegen twee en dertien stem men blanco. Daarna sprak de voorzitter de hoep uit, dat de oude rust spoedig zou weerkeeren in de dierbare soos en dat de oude tegenstan ders elkaar de hand des vredes zouden ge ven. Dit laatste werd eoh/ter voorloopig nog uitgesteld tot 'n volgende vergadering. Kort na elkaar ruimden de luitenant en de advocaat 't sooeveld, Jhr. van Witte met 'n spottende glimlach (met dat ai had bij die luitenant tedh eens fijn in de modder gezet), luitenant Riposte zelf met breede op gewektheid. Terwijl hij naar huis liep, snorde de adivo- kaat-zonder-praktijk hem voorbij in z'n glan zend Peugeotje. Maar aalfa dat kan z'n overwinmingsitem- - - v 4 WMSM* - kSb'vM\--mA afc'.fcs 'v 7 iA De eerste oogst van den Koningswingerd te Fontainebleau wordt jaarlijks in het openbaar verkocht. mdng niet verdrijven. UWas 'n belangrijk werk, dat hij had verricht. Weldra zou men in t maandiblad „De Sociëteit" kunnen lezen dat hij, luitenant Riposte, dieae 'bepaling uit de statuten had gewerkt. Wellicht zou deze, zijn daad, ter oore komen aan d© hooge le gerleiding. Promotie.... sterretjes... maar- schalkstaven trommelden in z'n hersénen. Maar komaan, men moet niet overdrijven! Eindelijk landde hij op z'n étage aan. Wel vrouw, is 't eten nog niet klaar? Zeker ventje, we zfltten al lang op je te wachten. Dezen middag daden luitenant Riposte en gezin zich op de eerste plaats te goed aan de soep met balletjes. Vrouiw, vrouw, let toch wat meer op 't geld. De volgend© keer zou ik de soep maar zonder balletjes klaar maken. Op den duur spaart dat al weer uit. Even later stegen geurige dampen op uit de blinde vinkjes. Ja, ja vrouw, op de soos wou zoo'n melk muil van 'n jonker Swartoop beweren, dat 'n officier maar halve contributie behoefde te betalen, omdat hij zoo weindg verdient. Stel je voor. A propos, je moet niet meer van die d-ure blinde vinkjes braden, koop liever wat var kensgehakt. 'n Officiersgezin moet heusch op de dubbeltjes letten.zoo'n melkmuil, ha, ha! Ieder kent den naam vam vorst Püekler wel. Zoo niet van wege de poddingen welke naar hem gedoopt zijn dan toch door de galante avonturen, waarmede zijn komto belast is en wanneer men van deze niets weten wil dan herinnert men zich toch wel het beroemde Muskauer Park in den Nederlausitz, dat zijn ontstaan aan hem te danken heeft. Dit prach tige park is zoo juist door een dekreet van den regeeringspresident van Liegnltz tot „Naturschutzgebiet" verklaard, en daarmede is het, tot grooten gerieve van alle vrienden der natuur, voor alle toekomst zeker gesteld ge worden. Het Muskauer park is zooveel als het levens werk van vorst Püekler, die met de stichting ervan een nieuw epoche inluidde in de tuin- kunst. Het voornaamste deel van den aanleg Is nu juist honderd jaren oud. Onder overwin ning van groot© technische moeilijkheden werd het toentertijd 2000 morgen groote stuk grond gecultiveerd en In parkland omgezet. Jaren, lang waren de agenten van vorts Püekler ln alle deelen van Duitschlnad op den koop van geeigende boomen en struiken uit. Onder de boomen, welke van heinde en ver naar Makau gesleept werden, waren er met stammen die al een hoogte van twintig meter bereikt had den. Men begrijpt welke zwarigheid het transport van zulke fiksche boomen over de bergen en dalen van een nog tamelijk wegen loos land t© beteekenen had. Maar het resul taat ervan was, dat de nieuwe schepping in betrekkelijk korten tijd al de trekken van een eeuwenoud oerwoud begon te vertoonen. De natuur is den vorst bovendien zeer ter wille geweest; zij heeft zich over menig kunst matig experiment erbarmd en het veel schooner en beter doen slagen dan de onvervaarde Puckier ooit had durven hopen. Bijzonder fraai werkt het park In de herfst. De bonte kleur- schakeering, welke het oog van den bezoeker dan van bewondering doet tintelen, is niet aan toeval te danken maar louter en alleen aan de berekeningen van den stichter des parks, die zijn boomen en struiken met voor bedachten rade zóódanig neven elkaar rang schikte, dat hij in het najaar van de wildste kleurenwemeling verzekerd kon zijn. In alle muances van geel, oranje, paars rood, en bruin wisselen de tinten met het donker groen der dennenboomen af en leveren op die manier een kleurenscala, van zoo wondervolle perfectie, dat hij slechts met den regenboog een ver gelijking doorstaan kan. Van de Brabantsch' Industriedagen. Kellner, bij de eerste ochtendontvangst te Eindhoven met een vol blad glazen rondgaan de: „een glas Vermouth, mijnheer?" Boven-Moendijksche Indust riedagen-ganger: „Neen, diank u. Géén Vermouth, daar ik veermoed dat Ut nog ver moet". Ik stond juist gereed mijn slaapzak in orde te brengen, toen de Jahoegir, bij wien Ik onder dak gevonden had, zacht_sissend geluld door d© tanden stiet Zijn vrouwen, dl© nog bezig waren met het opruimen van het vaatwerk en het reinigen der talklampen, onderbraken plot seling hun werk en atondten als versteend. Aleen Iwan, de Frans baikal Kozak klopt© bedacht zaam zijn pijp tegen zijn laarzen uit, waarvoor de eigenaar der hut hem een veracbtelijken blik toewierp. De honden sloegen aan met een he«*rsch- wofedend gehuil. Het rendier vel waarmede de Ingang tot de tent was afgesloten, werd teruggeslagen. Tot in den veraten hoek der warme hut drong een ijzige luchtstroom binnen, die sneeuw en ijzel korrels met zich voerde. De vreemdeling kwam binnen en liep door tot het midden der tent bij het knappend vuur bleef hij staan. Toch kon Ik zijn gelaatstrek ken niet onderscheiden, want de bijtende walm die slechts langzaam door het klein© rookgat kon ontsnappen, vulde heel d© Kleine hut. U moert onmiddellijk naar het station aan de Pala komen, mijnheer, hoorde Ik een hijgen de stem. Met een sprong was de lange Iwan naast mij op d© been en keek afwisselend mij en den laten gast vragend aan. Eindelijk kon hij aarzelend en met moeite een woord sproken: Latschiin! Latschiin, ben jij het!? riep ik verbaasd. Kom toch, mijnheer, als u Anjob redden wil. Wat is er met Anjoh, Latschin? Anjoh is erg ziek mijnheer. Maar niet zoo ziek, dat u hem niet meer helpen kunt. Maar u moet u haasten mijnheer, als u Anjoh niet verl lezen wilt. Is het zóó erg met hem? Ik voor mij, geloof het ntei, mijnheer! Maar? De schamane (toovenaax, kwakzalver zegt het. En u weet, dat de chamiane uw vijand is en ook de vijand van Anjoh. En als u niet heel gauw komt, zal d© toovenoar bij den zieke zijn. Ik aarzelde en kon niet zoo direct tot een besluit komen. U moet gaan! klonk het plotseling uit den mondis-wa.n den Jahoegir. Verwonderd, dat de anders zoo zwijgende teruggehouden man zich mengde ln een ge sprek, dat hem heelemaal niet aanging, wendde ik mij tot hem en vroeg: Waarom gaf je me dezen raad? Ga, blanke vrtiend, wanneer u den scha mane enKamitok voor wilt zijni Als onder een zweepslag kromp ik ineen en begreep plotseling bet gevaar waarin Tschktsch verkeerde, -die trouw mijn statie aan de Pala bewaakte en bestuurde Kamitok! Geworgd worden. De paarden, Iwan! Neen! riep de Jahoegir luid en het Jclonk als een bevel. Verklarend voegde Latschin er aan too: Onmogelijk, mijnheer! De sneeuw Ja de toendTa is bevroren. En hoe ben jij dan hier gekomen? Met het rendier. Zadel dan drie rendieren. De oude Jahoegir lachte schuw, schreeuwde zijn vrouwen een scherp klinkend wooro toe, dat lk niet verstond, waarop zij uit de hut ijlden; toen zei hij beslist: Je bent wel twee maal zoo zwaar als Latschin. Ook Iwan is te zwaar. Het rendier kan je niet dragen. Maar ik laat de sleden in orde brengen en g-eef je vier goede dieren mee. Misschien dat de lichte Kiktha je nog ter rechtertijd aan de Pala brengt. En Iwan? Moet dl© hier blijven? Neem hem mee en ook uw goede ge weren. riep de oudie, Vooruit dan maar! besliste ik. Wij stormden naar buiten in den sneeuw nacht en lokten met verklinkend geroep van „koi-koi" de pischiohi van de weide. Zij graas den echter rustig verder en gromden onwil lig, toen wij ze een lasso omwierpen en voor de sleden spanden. Latschin bestuurde de eerste slede, lk zat achter hem. De tweede kilitha die die vrouwen zorgzaam beladen hadden met alles wat we neodlg hadden: medicijnen, instrumenten kist je, levensmiddelen, dekens, wapens, enz., alles werd aan Iwan toevertrouwd. Nog eenmaal keek de Jahoegir alles nog eens zorgvuldig na, smakte met de tam,, ten teeken dat alles in orde was en reikte mij de hand ten afscheid. Als het gebeurd is, wanneer u daar aan komt, doe dan niets. Keer direct terug, zei hij nadrukkelijk. Uw geweren kunnen wel dooden maar niemand levend maken. Probeer Laanchin in Anjoh's plaats te stellen. Geloof je werkelijk, dat Anjoh? Vooruit! Hn terwijl hij 't dichtstbij staand© rendier een klap op het kruis gaf, voegde hij er rustig „Mot-Mot" aan toe. De dieren begonnen te loopen. Zoo suisde® wij over de besneeuwd© be vroren wegen, toen dra, onder ons de vlekke loos, blankspiegelend© vlakte, boven ona den diep-blauwen nachtelijken hemel met zijn dui zenden flonkerend© sterren Uren en uren joegen wij over d© eindeiooze vlakte der uitgestrekte woestijn. Verder.... altijd verder!.... Mijne hoop, Anjoh nog levend aan te tref fen, om hem met alle middelen der mensche- lijke kunst nog jn het leven te houden, werd steeds grooter, het maakte mij bijna vnolijk. Reeds wilde ik Latschin iets zeggen omtrent het vertrouwen op een gelukkig gesterat», van het vertrouwen op Hem, daar boven, toen plot seling de slede een scherpen draai links maakte en bleef staan. Iwan sukkelde nog een eindje verder begon kwaad te schelden en maakte zich mop perend los uit zijn deken, toen de slee tegen wil en dank bleef staan. Wat nu? Waarom stoppen we Latschin? Latschin was reeds bij zijn dieren en spande, ze uit. Hij wees op een paar donkere punten in de sneeuw en zei, met een zweem van ergerais in zijn stem, als vond hij dat eeuwig „waarom" erg lastig: Wij hebben thans meer dan 5 uur gereden mijnheer, langer loopt het rendier niet, zooder eten. En zie. Wij staan hier op een bevroren Chineesche troepen in de straten van Moekden, de hoofdstad van Mandsjoerije, die thans door Japansche troepen is bezet. moeras, hier is voedsel genoeg voor hun vie ren Er ging een heet uur verloren. Dan pas konden wij verder. Oimüio-ogomlaag.zonder ophouden. verderverderaltijd verder Er is geen w-eg.geen wegwijzer, niets dat eenige richting aangeeft.. Maar Latschin tlJ'tltLatectbin stuurt.recht naar de bevroren Pala, naar de Noordelijke statie, naar den ouden Anjoh!.... Naar den ouden Anjoh, 001 hem te bescher men voor dein too-verdokter en voor Kamitok, voor wurging Als de hemel vaal wordt, eindelijk, einde lijkdan zijn w-e er. Een heuvel.waarop een vlaggestok, die ik --wee jaar geleden daar als richtingspunt aangebracht heb. Van deze hoogte uit heeft men een vrij uitzicht op de nederzetting aan de Pala.... Zal ik de statie zien?... En den trouwen Anjoh?.... Lffikschiln zwenkt naar diein voet van den heuvel, springt of en maakt eerst de rendie ren los, die z-Ich diirect verstrooien en naar voedsel zoeken. Neem d© geweren, mijnheer, fluisterde Tischulsché. Laat ons eers teens ingezien In het dorp rondkijken. Als het te laat is, ver berg u dan voor de ©ogen van mijn mannen Het is beter zoo! Ik begreep ham niet geheel en al. Tenge volge van de plompe kleeding, volgde ik den Eskimo moeizaam d'o-or de sneeuw. Dicht achter mij komt iwan. Zonder eenige geluid beginnen wij te klau teren hooger en hooger. Alleen de adem is hoorbaar,Misschien i hooren wij ham ook maar omdat wij hem zien. Dan.dan drukt Latschin mij met de lin kerhand wat terug. Hij laat zich naar beneden glijden en dan nog wat verder, om als eersite naar beneden te zien. HiJ rekt den hals u-ltEn deinst terug! Ik zie, dat een siddering ham over valt,. En zoo weet ik dat Anjoh dood is.Ik werp een blik naar beneden naar de plaats waar de Tsohuchtochten bijeen gekomen zijn,Man nen in een kringterwijl zij zich bedrin ken. de schamane, langzaam dansend boosaardig.spottendIn helt midden van den kring ©en levenloos lichaam.met doorstoken borst.en doorgesneden lucht pijp Bloedom den bals van den do-oden Anjoh, de lederen riem, waarmee ze hem ge wurgd hebben! Katolk! Liggend schuif ik den geweerloop over den linkerhand.Latschin stoot me terug. De waarschuwende woorden van den Jahoegir vallen mij weer inVolgens die mensehen daar beneden heeft de schaman© goed gehan deld. Misschien had Anjoh het tenslotte ook wel zoo gewildWant wanneer de dood nabij is.onvermijdelijk volgens de mee ning van den schamane, dan wacht men hét einde niet lang af. Riemen om den hals! Drie mam trekken!... een gelrochel.uit!,.. En hij, d'ien de schamane haat, is spoedig rijip voor z-ulk een Kamitokzoodra hij ziek is, i|en ouden Anjoh haatte hij. hem en mij den Blanke die hem de macht ont nemen wil, die -de goden verdrijft met zijn. kruis. Wii jij in Anjotos plaats de etatie over nemen? Ja mijnheer, zegt Latschin aarzelend en denkt zeker aan het uiteinde van Anjoh. Maar geef mij een geweer en een toover- blad! Zwijgend reik lk hem de buks en patro nen en een brief, die mijn moeder mij schreefeen tooverbl-ad. Niemand kan het lez-enen wie het zou kunnen leizen, komt hier niet in die woestijn aan d-e Pala En toch werkt hij wonderen uit de brief dat papieren toevend ing. U heb! toch twee geweren, mijnheer? Ja! Waarom? De wolven mijnheer! Want u moet toch nog terug.... zonder mij.... en niemand mag zien of weten, dat u iets afweet., dat u getuige waart van dezeKamitek. En hoe vind ik den weg naar de Ja- koegirenfurte terug? Wacht hiereven maar.Ik zend u mijn zoon.Hij brengt u terug Nu waakit Latschin over miin statie aan de Pala. Hoelang....? (Rsb.). Met doorgezakte knieën en de gore blauw achtige handen diep in >n uitgescheurd© zak- I ken sjokt een grijsaard op de luxueuze stad toe. «rker opeens leeft hij veertien dagen terug, Z'n jekkerkiraag is met een touwtje om den j nogmaals aan 't bed van Domme Beremu, die kend op d esteeuen en.'t diing glijdt uit, de eigenaar er achter aan. Schrober aarzelt geen moment, want dadelijk kan er een auto ko men. Voor Iemand uit de omliggende huizen kan toeschieten, knielt de bedelaar naast den gevallene. Hé je pijn, meneer? Maar er volgt geen antwoord, zoo dat de schooier" naar hulp om-kijkt', hulp die thans van alle kanten nadert. Vijf, zes 'men sehen schijnen het heertje te herkennen stoo- ten de havelooze op zij. En nu ziet Schrober vlakbij een horloge liggen, 'n Horloge met uog 'n stuk ketting er aan allemaal echt goud. Hij herkent dit direct, knijpt er z'n vingers omheen. Een goud! voor hem we kenlang brood! Benauwd gluurt hij maar de groep die zich met het heertje bemoeit, die hem naar zijn woning wil transporteeren. Geen van hen zal iets hebben gemerkt hoe hij, Schrober, wat opraapte. Echt goud! 'n wekenlange boter- ham! de eerste maandèn nooit terug maar deze maire stad vol schepsels, die hem afgrom- mien. Dagenlange rust in 't stille stalletje, midden op 't frissch© weidegroen. Versuft van die hevig© begeerte wringt de stumper 't kost bare stuk tueschen z'n vuisten, waarop hij be vend van verlangen staat neer te turen. Weg nu! gauw naar zijn hut! Doch zoodira hij den eersten stap in die richting zet, ontwaakt hij meteen tot beter be grijpen. Hé, de mensehen dragen den bewus- telooze maar dat huis, waar alles zoo blimkend is gepolijst waar Schrober daareven van de stoep is gebeten. Stapje voor stapje, nog altijd in strijd met zichzelf, volgt hij langzaam, den hoek om. Neen, niemand heeft het horloge zien liggen. Of.als hij alleen de ketting eens hield? Ze kam Immers verloren zijn. En hij heeft zoo'n honger, kan ook door 't kapotte sieraad wel twee weken eiten zelfs warm eten koopem. Bibberend vam emotie leunt hij 'tegeo een rimpeligen hals gebonden, versleten," en veel te nauwe kleeding zit als om 't lijf gesnoerd. Het teekent hem tot 'n vagebond, die in de eer ste de beste buitenwijk zal gaan bedelen 'n arbeid die hem tenminste voor enkele dagen een boterham bezorgt zoodat hij weer een hem bekemt: Al 1 ellendige van jar© en jar© be'k mar gedrag© om 't bij God weer goed te mak©. De mamnen, die den gevallene binnen brach ten, komem weer naar buiten. Doch nu haast Schrober zich d© open gelaten hal lm, tot vlak po-osje kan verdwijnen uit de drukte, welke hij voc>r de huishoudster, die hem straks zoo af verafschuwt. snauwde. Zwijgend houdt de bedelaar „me- Die -hij vandaag n-og vreeselij-ker vindt dan anders, nu hij pas dat voor hem werkelijk groot© verlies leed. Zag hij eergisteren niet den laatisten memsch begraven, die bem nog aan dit leven deed hechten! Tien jaren is hij naast „d-omime Beren-d" door land en dorp en stap getrokken, met allebei in zich steeds diens afkeer van 't vragen om 'n stuk brood. Maar ze moesten wel die Band ophouden wie wilde twee zwervers tot daglooners? of liet hen ooit een cent verdienen? En dan bracht zoo'n bed ei dag door dicht bevolkte streken ooms weer uitkomst, bij 2ulnig beheer soms voor 'n maand eten. 'n Maand rust, in een of ander hol, met zomernachten onder de vrije sterren of winterkwartier op hooischel ven en schuren. De boeren noemden Schrober's gezel .dom vrouw" het horloge toe de kettlngbrok hangt er nog altijd aan. Zij echter merkt terstond, wat ontbreekt en kijft opnieuw strong: Waar heb je 't andere stuk gelaten? Tegelijkei'ijd ziet ze over Schrober's schou-i der den naar hier geroepen arts. Ze weindt zich tot van den arm© af. Dag dokter. Loop maar door ze hébben meneer op 't rustbed gelegd. Hier.... Nu heel vriendelijk opent ze hem het ver trek. ..Mevrouw'' fluistert nog iets, wat Schrober niet verstaat, want ook hij heeft zich reeds omgedraaid en maakt van de gelegenheid ge bruik om heen te stappen. De andere helft heeft die vent vast ge stolen, hoort hij aan den overkant nogmaals haar geluid uit de maar steeds open voordeur. Doch „die vent" glijdt sjokkerig en ongestoord me Berend", dooh juist Berend wist ook In 1 weg. Hij voelt zich verkleumd maar tot op- de droevigste o-ogen blikken raad, troost, op- vroolijk.ing. Om zijn haast dwazen lach, die zelfs in hittereten nood niet verdween, schol den de lui heim idioot. Maar wat zei Berend 'n week geleden? vlak voor z'n sterven in het kamertje boven den stal, waar een meelij dende vrouw hem liet brengen? Schrober, zei hij, 'k heb toen 'k jong was, 't Leeuwarder gevang van binnen gezien en daarom kom 'k later nooit meer ergens te recht. t Heit mijn echter geleer om al 't ellendige van -hare tot hare te drage, om 't zóó bij God weeT goed te maken en.jij ken 't getuige, da 'k nog nooit me Zondagsplicht© hè verzuim. Zóó geru-s! stierf domme Berend die, aJs de honger groot was, ook wel eens aardap pels of boonen of wortelen nam, „dar God ze ommes ook voor onze arme minse liaa groeie". Schrober kiende Berend vanaf Veenhuizen, waar ze als twee eenzamen op aarde beslo ten om voortaan saam te blijven. En nu?... Vandaag moet hij, de oudste, er toch weer alleen op uit. Eerst maar naar de Vogelwijk, waar die goeie meivrouw altijd een dubbeltje geeft. ij Doch dit huis blijkt gesloten de grijze sukkelt verder door den killen damp en is haast te schuw otm nog ergens aan te bellen. Hier krijgt hij een cent, daar een boterham, die hem véél liever is. Hij ruikt eraan, echte boter erop! De lekkernij verdwijnt in een van z'n rafelige zakken. Bar! daar begint t' ook nog te smeeuw-en. Neen, te gladijzen. Dan Voorzichtig schuift de stakker z'n schoenen, waarvan één haak niet meer elult en erbij bemmelt, over de plavuizen. Dan nog beter 00 't zandige binnenpad. Maar daar hij nu telkens de zoo glibberige straat over moet steken, blijft hij ten Slotte Langs de ramen voort- huiveren, sjokkerig verder glijden. Z'n winst is zoo schraal, zoo schraal De lui, die op© nen, hebben geen zin oim geld van binnen te halen, om voor hem nogmaals koude trap pen of tocht te trotseeren. In een portiek telt de arme eindelijk na: Twee boterhammen, maar slechts zestien koperstukjes. Hij kan nog niet naar z'n schuilplaats in de weiden terug, want morgen is 't misschien „gosonmo- gelijk" om naar de stad te gaan vragen. Opnieuw belt hij aan een zeet voornaam uit ziende woning. Alleen het kijkvenster kiert los. 'n Scherp damesgozicht onder ook ad wit te krul pruik snibt: We geven niet aan ©chooiers. t Is zoo koud mevrouw. En ik mot nog zoo ver, eer ik in 'n warm hokkie zilt. Smeeklend gaan Schrober's knokige 011 te- wassohen handen wijd open dooh dalen direct als te zware Ijsklompen op 't goudfijn gepoet ste deurbeslag. M-eviouw's blik wordt nog nijdiger. Voor ze 't raampje sllult klinkt het hardvochtig: Ga toch met je vieze pooten van dat kooper af. Het glas kletst dicht. De veraohtellng weet, dat hij hier op nog geen halven cent hoeft te wachten. Hoofd schuddend wil. hij den hoek omslaan d© naaste laan in treuzelen, wanneer daar een evenoude heer het midden pad verlaat. Angstig vermijdt hij den gilm- menden trottoirband, z'n stek plaatet zich zee- nieuw vragen vindt hij niet meer den moei Weg, uit die onbarmhartige stad, düe hij na vandaag nog sterker haat. Was Domme Berend niet heel wijs. toen hij eens beweerde: Ik wil voor later nog mie eens rulle met 'n hoop van die valsche minse, düe ln moode huize won©. En op „later", daar komp 't op aan!" Jaren had de man geileden En als Koning èn als mensoh Aan zijn Volk het beste geven Was zijn aller-hoogste weusch. Politiekeplagerijen Had hij met geduld doorstaan Ondanks hoon en tegenwerking Was hij stoer zijn weg gegaan. Nacht en dag had hij gearbeid Aan zijn groote levenstaak; Die hij langzaam moest beschouwen Als een drukke handelszaak. Al het Koninklijke richten Was in politiek vergaan; Met de macht van troon en scepter Was het toen voor goed gedaan. Toen de groote dag der dagen: Toen de komst der Republiek Met de zijnen weggeslopen Nagejouwd door het publiek. Aan de grenzen opgehouden Juist het leven nog gered Was de Koning Als belooning Uit zijn hooge ambt gezet. Als een goedgezinde burger Reist hij in den vreemde rond. Leest hij vaderlandsche kranten Met een smarttrek om den mond. Langzaam aan gaat hiJ vergeten "Vant zijn Kruisweg is volbracht; Waarlijk zal hij nu gaan leven De Koning lacht Niemand zal meer op hem letten Nergens wordt hij meer verwacht Bomaanslagen zijn niet noodig. De Koning lacht. Nergens meer Ministers, dienaars Nergens meer soldaten-macht Hij kan hengelen en fietsen De Koning lacht. J. H. SPEENHOFF. Langs diplomatieken weg. Een heer heeft zich laten scheren, knippen en het hoofd waaschen. „Twee gulden" zegt de kapper beleefd. D« patiënt betaalt geduldig, en merkt intussche» op, dat er veel vliegen op het plafond zitten. „Heeft u veel last van vliegen?" vraagt hij. De coiffeur: „Verbazend, mijnheer". „Dan weet ik een afdoend middel. U scheert ze, knipt ze en dient ze een friction toe, e« dan rekent u twee gulden. Ik verzeker u, dtfl u ze noodt meer terug ziet komen",

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 10