m
t
m
m
t
2
m
OFFICIEREN HALF GELD
AVONTUREN IN SIBERIË
mm
DIE WORDEN VERACHT
f
De koning lacht
WOENSDAG 23 SEPTEMBER 1931
->•- ji'
S?*
T I
-i
.1
DE NATUUR, DE VORST EN HET
PARK
-
F
Ru$l is de grootste aantrekkelijkheid van
de meeste aooieteiten; vandaar, dat bij voor
keur heeren met drukke wertaaaaniheden of
lastige wederhelften eir Md van zijn. Br wordt
zoowiat gehoornd over stadsnieuws, over mis
lukte pooltochten, de grappenmaker vertelt z'n
dagelij-ksche moppen, 'n paar oudere hoeren
spelen 'n gemoedelijk spelletje kaant, kortom
iedere zenuw wordt weer netjes op z'n plaats
geleid.
Maar onlangs schenen woelige tijden aange
broken te zijn voor de alouide soos, gevestigd
in de „Zwarte Valk", '!- Gebeurde lederen dag
haast, dat eenige heeren woedend opsprongen,
ja zelfs met de vuist op tafel sloegen, zoodat
bitterkelkjes rinkelden en bierschuim over de
glazen lodderde.
Ofschoon er natuurlijk van alles bijgesleep!'
■werd, kwam de zaak eenvoudig hierop neer
dat luitenant Riposte te velde getrokken was
tegen de bijna vergeten bepaling uit de sta
tuten, dat officieren slechts de helft der con
tributie behoefden te betalen. Met hooge waar-
digiheid had Jhr. mr. Van Witte tot Swantoop
daartegen beweerd, dat deze bepaling gezien
de geringe bezoldiging van officieren^ volko
men op haar plaats was en dus gehandhaafd
diende !e worden.
Beide waren zenuwachtig en vechtlustig van
aard, aoodat er zeer onheusehe betitelingen
voetstampen op den grond enz., door de deW
atmosfeer dreunden.
Tenslotte kwam de eerste luitenant Riposte
formeel mot 't voorstel, om genoemde S
ling te schrappen uit de statuten
- Deze bepaling, mijM
dan vernederend voor den oföcierenstand lk
weet, zij stamt uit den lang vervlogen tiid
dat de sociëteiten bijna uitsuitend uU offSt
dftreneHiifo vL611 m0n tracllt'>,e toen door
dergelijke bepalingen omgewenschte, burgerlijke
elementen te weren, maar he^ch.^Jem
w^dig saat zoo Iets toch niet meer op, niét-
De meeste heeren lieten hun hoofden kuik
en^ en n goedkeurend gebrom steeg op.
m0Qe«I piepte Jhr. mr. Van
suüHf SwaTt®0°P. zóó is 't toevallig niet
men, en terecht, van meening ge
weest, dat officieren niet te ruim gesalarieerd
ooren te worden. Ook vroeger verdienden
zij weinig, nog minder dan nu. Immers,
wanneer worncIt- ®r van "n officier geJbruik
gemaakt?- Misschien eens in de honderd Jaar
en dan nog Is 't eenig gevolg van hun optre
den massamoorden, puinhopen, ellenidiel Dus
om hun geringe bezoldiging is de bedoelde
bepaling in de societeitsreglementen opgeno
men. Maar nu gaat 't toch niet aan, diifc ar
tikel te schrappen, omdat de salarissen 'n
tikje hooger zijn geworden. Ik herhaal, dttt
artikel rust op nistorische, logische gron
den en dlaarom moet t behouden worden!
Weer knikten de hoofden en steeg goedkeu
rend gebrom ten hemel, want de heeren hiel
den van rust tenminste op de soos.
Ik geef toe, hervatte luitenant Riposte,
onze salarissen zijn laag; zij moesten en kon
dien veel hooger zijn dan nu, maar zij staan
niet ten achter bij de gemiddeld© burgersa-
larissen, en zijn zeker beter dan van advocateu-
zonder-praktijk. Bij dit laatste wierp hij te
vlammende blik op z'n tegenstander,
Toen sitend de heer Rustenburg, een rijke
rentenier op, daar hij vreeede, dat 't weer
heetemaal mis zou loopeu. Hij strekte zijn ar
men naar voren, spreidde zijn vingers uit,
als om de beid© partijen va nel kaar te hou
den, glimlachte beurtelings naar rechte en
links en sprak met z'n goedigste stemintona-
tde:
Kijk 's hoeren, ik zie niet in, waarom
wij ons zoo zouden laten opwinden. Wij moe
ten elkaar begrijpen, nietwaar? Voor 't ééne
zoowel als voor t andere standpunt is iets
te zeggen. Zooals ik de zaak zie, verdedigt
Jhr. mr. Van Witte tot Swartoop terecht de
historische en misschien de ook wel eenlgs-
zins, onder zekere omstandigheden, op be
paalde voorwaarden, uit te bijzondter juri
dfech oogpuntlogische gronden tot be
houd van het artikel. Dit alles natuurlijk,
zonder de minste bedoeling om iemand te
kwetsen; maar met evenveel recht komt de
luitenant Riposite op tegen het vernedernde
en overbodig© van de bepaling
Nou, iaiten we dan zeggen, dat het arti
kel voortaan alleen zal gelden voor luitenants!
schamperde Jhr. Van Witte tot Swartcup er
tusschem door.
Twee mannen sprongen op.
Mijnheer!
Mijnheer?
Die beleedigirag elscht.
Ho, bo, halt, gaat zitten, zitten. Houdt
ft toch kalm, heeren. Dit is toch niet de ma
nier, om over te voorstel te beslissen!
Stemmen! riep opeens de dokter.
Stemmen, ja stemmen! klonk het overal
te Uitkomst.
te Dankbaar geluid lag er in t algemeene
geroep.
Iedereen viel terug in zte zetel en de stem
ming kon plaats vinden.
U eerst, notaris, wat stemt u, vóór of
tegen t voorst el-Riposte
Blanco!
En u dokter?
Blanco!
En u?
Blanoo!
Bijna iedereen stemde blanco, maar ten
slotte werd het voorstel-Riposte toch aange
nomen met; drie tegen twee en dertien stem
men blanco.
Daarna sprak de voorzitter de hoep uit,
dat de oude rust spoedig zou weerkeeren in
de dierbare soos en dat de oude tegenstan
ders elkaar de hand des vredes zouden ge
ven. Dit laatste werd eoh/ter voorloopig nog
uitgesteld tot 'n volgende vergadering.
Kort na elkaar ruimden de luitenant en de
advocaat 't sooeveld, Jhr. van Witte met 'n
spottende glimlach (met dat ai had
bij die luitenant tedh eens fijn in de modder
gezet), luitenant Riposte zelf met breede op
gewektheid.
Terwijl hij naar huis liep, snorde de adivo-
kaat-zonder-praktijk hem voorbij in z'n glan
zend Peugeotje.
Maar aalfa dat kan z'n overwinmingsitem-
- - v 4
WMSM*
-
kSb'vM\--mA afc'.fcs
'v 7 iA
De eerste oogst van den Koningswingerd
te Fontainebleau wordt jaarlijks in het
openbaar verkocht.
mdng niet verdrijven. UWas 'n belangrijk
werk, dat hij had verricht. Weldra zou men
in t maandiblad „De Sociëteit" kunnen lezen
dat hij, luitenant Riposte, dieae 'bepaling uit
de statuten had gewerkt. Wellicht zou deze,
zijn daad, ter oore komen aan d© hooge le
gerleiding. Promotie.... sterretjes... maar-
schalkstaven trommelden in z'n hersénen.
Maar komaan, men moet niet overdrijven!
Eindelijk landde hij op z'n étage aan.
Wel vrouw, is 't eten nog niet klaar?
Zeker ventje, we zfltten al lang op je te
wachten.
Dezen middag daden luitenant Riposte en
gezin zich op de eerste plaats te goed aan de
soep met balletjes.
Vrouiw, vrouw, let toch wat meer op 't
geld. De volgend© keer zou ik de soep maar
zonder balletjes klaar maken. Op den duur
spaart dat al weer uit.
Even later stegen geurige dampen op uit
de blinde vinkjes.
Ja, ja vrouw, op de soos wou zoo'n melk
muil van 'n jonker Swartoop beweren, dat 'n
officier maar halve contributie behoefde te
betalen, omdat hij zoo weindg verdient. Stel je
voor.
A propos, je moet niet meer van die d-ure
blinde vinkjes braden, koop liever wat var
kensgehakt. 'n Officiersgezin moet heusch op
de dubbeltjes letten.zoo'n melkmuil, ha, ha!
Ieder kent den naam vam vorst Püekler wel.
Zoo niet van wege de poddingen welke naar
hem gedoopt zijn dan toch door de galante
avonturen, waarmede zijn komto belast is en
wanneer men van deze niets weten wil dan
herinnert men zich toch wel het beroemde
Muskauer Park in den Nederlausitz, dat zijn
ontstaan aan hem te danken heeft. Dit prach
tige park is zoo juist door een dekreet van
den regeeringspresident van Liegnltz tot
„Naturschutzgebiet" verklaard, en daarmede is
het, tot grooten gerieve van alle vrienden der
natuur, voor alle toekomst zeker gesteld ge
worden.
Het Muskauer park is zooveel als het levens
werk van vorst Püekler, die met de stichting
ervan een nieuw epoche inluidde in de tuin-
kunst. Het voornaamste deel van den aanleg
Is nu juist honderd jaren oud. Onder overwin
ning van groot© technische moeilijkheden werd
het toentertijd 2000 morgen groote stuk grond
gecultiveerd en In parkland omgezet. Jaren,
lang waren de agenten van vorts Püekler ln
alle deelen van Duitschlnad op den koop van
geeigende boomen en struiken uit. Onder de
boomen, welke van heinde en ver naar Makau
gesleept werden, waren er met stammen die
al een hoogte van twintig meter bereikt had
den. Men begrijpt welke zwarigheid het
transport van zulke fiksche boomen over de
bergen en dalen van een nog tamelijk wegen
loos land t© beteekenen had. Maar het resul
taat ervan was, dat de nieuwe schepping
in betrekkelijk korten tijd al de trekken van
een eeuwenoud oerwoud begon te vertoonen.
De natuur is den vorst bovendien zeer ter
wille geweest; zij heeft zich over menig kunst
matig experiment erbarmd en het veel schooner
en beter doen slagen dan de onvervaarde
Puckier ooit had durven hopen. Bijzonder fraai
werkt het park In de herfst. De bonte kleur-
schakeering, welke het oog van den bezoeker
dan van bewondering doet tintelen, is niet
aan toeval te danken maar louter en alleen
aan de berekeningen van den stichter des
parks, die zijn boomen en struiken met voor
bedachten rade zóódanig neven elkaar rang
schikte, dat hij in het najaar van de wildste
kleurenwemeling verzekerd kon zijn. In alle
muances van geel, oranje, paars rood, en bruin
wisselen de tinten met het donker groen der
dennenboomen af en leveren op die manier een
kleurenscala, van zoo wondervolle perfectie,
dat hij slechts met den regenboog een ver
gelijking doorstaan kan.
Van de Brabantsch'
Industriedagen.
Kellner, bij de eerste ochtendontvangst te
Eindhoven met een vol blad glazen rondgaan
de: „een glas Vermouth, mijnheer?"
Boven-Moendijksche Indust riedagen-ganger:
„Neen, diank u. Géén Vermouth, daar ik
veermoed dat Ut nog ver moet".
Ik stond juist gereed mijn slaapzak in orde
te brengen, toen de Jahoegir, bij wien Ik onder
dak gevonden had, zacht_sissend geluld door
d© tanden stiet Zijn vrouwen, dl© nog bezig
waren met het opruimen van het vaatwerk en
het reinigen der talklampen, onderbraken plot
seling hun werk en atondten als versteend. Aleen
Iwan, de Frans baikal Kozak klopt© bedacht
zaam zijn pijp tegen zijn laarzen uit, waarvoor
de eigenaar der hut hem een veracbtelijken
blik toewierp.
De honden sloegen aan met een he«*rsch-
wofedend gehuil.
Het rendier vel waarmede de Ingang tot de
tent was afgesloten, werd teruggeslagen. Tot in
den veraten hoek der warme hut drong een
ijzige luchtstroom binnen, die sneeuw en ijzel
korrels met zich voerde.
De vreemdeling kwam binnen en liep door
tot het midden der tent bij het knappend vuur
bleef hij staan. Toch kon Ik zijn gelaatstrek
ken niet onderscheiden, want de bijtende walm
die slechts langzaam door het klein© rookgat
kon ontsnappen, vulde heel d© Kleine hut.
U moert onmiddellijk naar het station aan
de Pala komen, mijnheer, hoorde Ik een hijgen
de stem.
Met een sprong was de lange Iwan naast
mij op d© been en keek afwisselend mij en
den laten gast vragend aan. Eindelijk kon hij
aarzelend en met moeite een woord sproken:
Latschiin!
Latschiin, ben jij het!? riep ik verbaasd.
Kom toch, mijnheer, als u Anjob redden
wil.
Wat is er met Anjoh, Latschin?
Anjoh is erg ziek mijnheer. Maar niet
zoo ziek, dat u hem niet meer helpen kunt.
Maar u moet u haasten mijnheer, als u Anjoh
niet verl lezen wilt.
Is het zóó erg met hem?
Ik voor mij, geloof het ntei, mijnheer!
Maar?
De schamane (toovenaax, kwakzalver
zegt het. En u weet, dat de chamiane uw vijand
is en ook de vijand van Anjoh. En als u niet
heel gauw komt, zal d© toovenoar bij den
zieke zijn.
Ik aarzelde en kon niet zoo direct tot een
besluit komen.
U moet gaan! klonk het plotseling uit
den mondis-wa.n den Jahoegir.
Verwonderd, dat de anders zoo zwijgende
teruggehouden man zich mengde ln een ge
sprek, dat hem heelemaal niet aanging, wendde
ik mij tot hem en vroeg:
Waarom gaf je me dezen raad?
Ga, blanke vrtiend, wanneer u den scha
mane enKamitok voor wilt zijni
Als onder een zweepslag kromp ik ineen en
begreep plotseling bet gevaar waarin Tschktsch
verkeerde, -die trouw mijn statie aan de Pala
bewaakte en bestuurde Kamitok! Geworgd
worden.
De paarden, Iwan!
Neen! riep de Jahoegir luid en het Jclonk
als een bevel.
Verklarend voegde Latschin er aan too:
Onmogelijk, mijnheer! De sneeuw Ja de
toendTa is bevroren.
En hoe ben jij dan hier gekomen?
Met het rendier.
Zadel dan drie rendieren.
De oude Jahoegir lachte schuw, schreeuwde
zijn vrouwen een scherp klinkend wooro toe,
dat lk niet verstond, waarop zij uit de hut
ijlden; toen zei hij beslist:
Je bent wel twee maal zoo zwaar als
Latschin. Ook Iwan is te zwaar. Het rendier
kan je niet dragen. Maar ik laat de sleden in
orde brengen en g-eef je vier goede dieren
mee. Misschien dat de lichte Kiktha je nog
ter rechtertijd aan de Pala brengt.
En Iwan? Moet dl© hier blijven?
Neem hem mee en ook uw goede ge
weren. riep de oudie,
Vooruit dan maar! besliste ik.
Wij stormden naar buiten in den sneeuw
nacht en lokten met verklinkend geroep van
„koi-koi" de pischiohi van de weide. Zij graas
den echter rustig verder en gromden onwil
lig, toen wij ze een lasso omwierpen en voor
de sleden spanden.
Latschin bestuurde de eerste slede, lk zat
achter hem. De tweede kilitha die die vrouwen
zorgzaam beladen hadden met alles wat we
neodlg hadden: medicijnen, instrumenten kist je,
levensmiddelen, dekens, wapens, enz., alles
werd aan Iwan toevertrouwd.
Nog eenmaal keek de Jahoegir alles nog
eens zorgvuldig na, smakte met de tam,, ten
teeken dat alles in orde was en reikte mij de
hand ten afscheid.
Als het gebeurd is, wanneer u daar aan
komt, doe dan niets. Keer direct terug, zei hij
nadrukkelijk. Uw geweren kunnen wel dooden
maar niemand levend maken. Probeer Laanchin
in Anjoh's plaats te stellen.
Geloof je werkelijk, dat Anjoh?
Vooruit!
Hn terwijl hij 't dichtstbij staand© rendier
een klap op het kruis gaf, voegde hij er
rustig „Mot-Mot" aan toe. De dieren begonnen
te loopen.
Zoo suisde® wij over de besneeuwd© be
vroren wegen, toen dra, onder ons de vlekke
loos, blankspiegelend© vlakte, boven ona den
diep-blauwen nachtelijken hemel met zijn dui
zenden flonkerend© sterren
Uren en uren joegen wij over d© eindeiooze
vlakte der uitgestrekte woestijn.
Verder.... altijd verder!....
Mijne hoop, Anjoh nog levend aan te tref
fen, om hem met alle middelen der mensche-
lijke kunst nog jn het leven te houden, werd
steeds grooter, het maakte mij bijna vnolijk.
Reeds wilde ik Latschin iets zeggen omtrent
het vertrouwen op een gelukkig gesterat», van
het vertrouwen op Hem, daar boven, toen plot
seling de slede een scherpen draai links maakte
en bleef staan.
Iwan sukkelde nog een eindje verder
begon kwaad te schelden en maakte zich mop
perend los uit zijn deken, toen de slee tegen
wil en dank bleef staan.
Wat nu? Waarom stoppen we Latschin?
Latschin was reeds bij zijn dieren en spande,
ze uit. Hij wees op een paar donkere punten
in de sneeuw en zei, met een zweem van
ergerais in zijn stem, als vond hij dat eeuwig
„waarom" erg lastig:
Wij hebben thans meer dan 5 uur gereden
mijnheer, langer loopt het rendier niet, zooder
eten. En zie. Wij staan hier op een bevroren
Chineesche troepen in de straten van Moekden, de hoofdstad van Mandsjoerije, die
thans door Japansche troepen is bezet.
moeras, hier is voedsel genoeg voor hun vie
ren
Er ging een heet uur verloren. Dan pas
konden wij verder.
Oimüio-ogomlaag.zonder ophouden.
verderverderaltijd verder
Er is geen w-eg.geen wegwijzer, niets dat
eenige richting aangeeft.. Maar Latschin
tlJ'tltLatectbin stuurt.recht naar de
bevroren Pala, naar de Noordelijke statie, naar
den ouden Anjoh!....
Naar den ouden Anjoh, 001 hem te bescher
men voor dein too-verdokter en voor Kamitok,
voor wurging
Als de hemel vaal wordt, eindelijk, einde
lijkdan zijn w-e er.
Een heuvel.waarop een vlaggestok, die
ik --wee jaar geleden daar als richtingspunt
aangebracht heb. Van deze hoogte uit heeft
men een vrij uitzicht op de nederzetting aan
de Pala.... Zal ik de statie zien?...
En den trouwen Anjoh?....
Lffikschiln zwenkt naar diein voet van den
heuvel, springt of en maakt eerst de rendie
ren los, die z-Ich diirect verstrooien en naar
voedsel zoeken.
Neem d© geweren, mijnheer, fluisterde
Tischulsché. Laat ons eers teens ingezien In
het dorp rondkijken. Als het te laat is, ver
berg u dan voor de ©ogen van mijn mannen
Het is beter zoo!
Ik begreep ham niet geheel en al. Tenge
volge van de plompe kleeding, volgde ik den
Eskimo moeizaam d'o-or de sneeuw. Dicht
achter mij komt iwan.
Zonder eenige geluid beginnen wij te klau
teren hooger en hooger.
Alleen de adem is hoorbaar,Misschien i
hooren wij ham ook maar omdat wij hem zien.
Dan.dan drukt Latschin mij met de lin
kerhand wat terug. Hij laat zich naar beneden
glijden en dan nog wat verder, om als eersite
naar beneden te zien.
HiJ rekt den hals u-ltEn deinst terug!
Ik zie, dat een siddering ham over valt,. En
zoo weet ik dat Anjoh dood is.Ik werp
een blik naar beneden naar de plaats waar de
Tsohuchtochten bijeen gekomen zijn,Man
nen in een kringterwijl zij zich bedrin
ken. de schamane, langzaam dansend
boosaardig.spottendIn helt midden
van den kring ©en levenloos lichaam.met
doorstoken borst.en doorgesneden lucht
pijp
Bloedom den bals van den do-oden
Anjoh, de lederen riem, waarmee ze hem ge
wurgd hebben! Katolk!
Liggend schuif ik den geweerloop over den
linkerhand.Latschin stoot me terug. De
waarschuwende woorden van den Jahoegir
vallen mij weer inVolgens die mensehen
daar beneden heeft de schaman© goed gehan
deld. Misschien had Anjoh het tenslotte ook
wel zoo gewildWant wanneer de dood
nabij is.onvermijdelijk volgens de mee
ning van den schamane, dan wacht men hét
einde niet lang af. Riemen om den hals! Drie
mam trekken!... een gelrochel.uit!,..
En hij, d'ien de schamane haat, is spoedig
rijip voor z-ulk een Kamitokzoodra hij
ziek is, i|en ouden Anjoh haatte hij. hem en
mij den Blanke die hem de macht ont
nemen wil, die -de goden verdrijft met zijn.
kruis.
Wii jij in Anjotos plaats de etatie over
nemen?
Ja mijnheer, zegt Latschin aarzelend en
denkt zeker aan het uiteinde van Anjoh.
Maar geef mij een geweer en een toover-
blad!
Zwijgend reik lk hem de buks en patro
nen en een brief, die mijn moeder mij
schreefeen tooverbl-ad.
Niemand kan het lez-enen wie het zou
kunnen leizen, komt hier niet in die woestijn
aan d-e Pala En toch werkt hij wonderen uit
de brief dat papieren toevend ing.
U heb! toch twee geweren, mijnheer?
Ja! Waarom?
De wolven mijnheer! Want u moet
toch nog terug.... zonder mij.... en niemand
mag zien of weten, dat u iets afweet., dat u
getuige waart van dezeKamitek.
En hoe vind ik den weg naar de Ja-
koegirenfurte terug?
Wacht hiereven maar.Ik zend
u mijn zoon.Hij brengt u terug
Nu waakit Latschin over miin statie aan de
Pala.
Hoelang....? (Rsb.).
Met doorgezakte knieën en de gore blauw
achtige handen diep in >n uitgescheurd© zak- I
ken sjokt een grijsaard op de luxueuze stad toe. «rker opeens leeft hij veertien dagen terug,
Z'n jekkerkiraag is met een touwtje om den j nogmaals aan 't bed van Domme Beremu, die
kend op d esteeuen en.'t diing glijdt uit, de
eigenaar er achter aan. Schrober aarzelt geen
moment, want dadelijk kan er een auto ko
men. Voor Iemand uit de omliggende huizen
kan toeschieten, knielt de bedelaar naast den
gevallene.
Hé je pijn, meneer?
Maar er volgt geen antwoord, zoo dat de
schooier" naar hulp om-kijkt', hulp die
thans van alle kanten nadert. Vijf, zes 'men
sehen schijnen het heertje te herkennen stoo-
ten de havelooze op zij. En nu ziet Schrober
vlakbij een horloge liggen, 'n Horloge met
uog 'n stuk ketting er aan allemaal echt
goud. Hij herkent dit direct, knijpt er z'n
vingers omheen. Een goud! voor hem we
kenlang brood!
Benauwd gluurt hij maar de groep die zich
met het heertje bemoeit, die hem naar zijn
woning wil transporteeren. Geen van hen zal
iets hebben gemerkt hoe hij, Schrober, wat
opraapte. Echt goud! 'n wekenlange boter-
ham! de eerste maandèn nooit terug maar
deze maire stad vol schepsels, die hem afgrom-
mien. Dagenlange rust in 't stille stalletje,
midden op 't frissch© weidegroen. Versuft van
die hevig© begeerte wringt de stumper 't kost
bare stuk tueschen z'n vuisten, waarop hij be
vend van verlangen staat neer te turen. Weg
nu! gauw naar zijn hut!
Doch zoodira hij den eersten stap in die
richting zet, ontwaakt hij meteen tot beter be
grijpen. Hé, de mensehen dragen den bewus-
telooze maar dat huis, waar alles zoo blimkend
is gepolijst waar Schrober daareven van de
stoep is gebeten. Stapje voor stapje, nog altijd
in strijd met zichzelf, volgt hij langzaam, den
hoek om. Neen, niemand heeft het horloge zien
liggen. Of.als hij alleen de ketting eens
hield?
Ze kam Immers verloren zijn. En hij heeft
zoo'n honger, kan ook door 't kapotte sieraad
wel twee weken eiten zelfs warm eten koopem.
Bibberend vam emotie leunt hij 'tegeo een
rimpeligen hals gebonden, versleten," en veel te
nauwe kleeding zit als om 't lijf gesnoerd.
Het teekent hem tot 'n vagebond, die in de eer
ste de beste buitenwijk zal gaan bedelen 'n
arbeid die hem tenminste voor enkele dagen
een boterham bezorgt zoodat hij weer een
hem bekemt: Al 1 ellendige van jar© en jar©
be'k mar gedrag© om 't bij God weer goed te
mak©.
De mamnen, die den gevallene binnen brach
ten, komem weer naar buiten. Doch nu haast
Schrober zich d© open gelaten hal lm, tot vlak
po-osje kan verdwijnen uit de drukte, welke hij voc>r de huishoudster, die hem straks zoo af
verafschuwt. snauwde. Zwijgend houdt de bedelaar „me-
Die -hij vandaag n-og vreeselij-ker vindt dan
anders, nu hij pas dat voor hem werkelijk
groot© verlies leed. Zag hij eergisteren niet
den laatisten memsch begraven, die bem nog
aan dit leven deed hechten! Tien jaren is hij
naast „d-omime Beren-d" door land en dorp en
stap getrokken, met allebei in zich steeds diens
afkeer van 't vragen om 'n stuk brood. Maar
ze moesten wel die Band ophouden wie
wilde twee zwervers tot daglooners? of liet
hen ooit een cent verdienen? En dan bracht
zoo'n bed ei dag door dicht bevolkte streken
ooms weer uitkomst, bij 2ulnig beheer soms
voor 'n maand eten. 'n Maand rust, in een
of ander hol, met zomernachten onder de
vrije sterren of winterkwartier op hooischel
ven en schuren.
De boeren noemden Schrober's gezel .dom
vrouw" het horloge toe de kettlngbrok hangt
er nog altijd aan. Zij echter merkt terstond,
wat ontbreekt en kijft opnieuw strong:
Waar heb je 't andere stuk gelaten?
Tegelijkei'ijd ziet ze over Schrober's schou-i
der den naar hier geroepen arts. Ze weindt zich tot
van den arm© af.
Dag dokter. Loop maar door ze hébben
meneer op 't rustbed gelegd. Hier....
Nu heel vriendelijk opent ze hem het ver
trek.
..Mevrouw'' fluistert nog iets, wat Schrober
niet verstaat, want ook hij heeft zich reeds
omgedraaid en maakt van de gelegenheid ge
bruik om heen te stappen.
De andere helft heeft die vent vast ge
stolen, hoort hij aan den overkant nogmaals
haar geluid uit de maar steeds open voordeur.
Doch „die vent" glijdt sjokkerig en ongestoord
me Berend", dooh juist Berend wist ook In 1 weg. Hij voelt zich verkleumd maar tot op-
de droevigste o-ogen blikken raad, troost, op-
vroolijk.ing. Om zijn haast dwazen lach, die
zelfs in hittereten nood niet verdween, schol
den de lui heim idioot. Maar wat zei Berend
'n week geleden? vlak voor z'n sterven in
het kamertje boven den stal, waar een meelij
dende vrouw hem liet brengen?
Schrober, zei hij, 'k heb toen 'k jong was,
't Leeuwarder gevang van binnen gezien en
daarom kom 'k later nooit meer ergens te
recht. t Heit mijn echter geleer om al 't
ellendige van -hare tot hare te drage, om 't zóó
bij God weeT goed te maken en.jij ken 't
getuige, da 'k nog nooit me Zondagsplicht© hè
verzuim.
Zóó geru-s! stierf domme Berend die,
aJs de honger groot was, ook wel eens aardap
pels of boonen of wortelen nam, „dar God ze
ommes ook voor onze arme minse liaa groeie".
Schrober kiende Berend vanaf Veenhuizen,
waar ze als twee eenzamen op aarde beslo
ten om voortaan saam te blijven. En nu?...
Vandaag moet hij, de oudste, er toch weer
alleen op uit. Eerst maar naar de Vogelwijk,
waar die goeie meivrouw altijd een dubbeltje
geeft. ij
Doch dit huis blijkt gesloten de grijze
sukkelt verder door den killen damp en is
haast te schuw otm nog ergens aan te bellen.
Hier krijgt hij een cent, daar een boterham,
die hem véél liever is. Hij ruikt eraan, echte
boter erop! De lekkernij verdwijnt in een
van z'n rafelige zakken. Bar! daar begint
t' ook nog te smeeuw-en. Neen, te gladijzen. Dan
Voorzichtig schuift de stakker z'n schoenen,
waarvan één haak niet meer elult en erbij
bemmelt, over de plavuizen. Dan nog beter 00
't zandige binnenpad. Maar daar hij nu telkens
de zoo glibberige straat over moet steken,
blijft hij ten Slotte Langs de ramen voort-
huiveren, sjokkerig verder glijden. Z'n winst
is zoo schraal, zoo schraal De lui, die op©
nen, hebben geen zin oim geld van binnen
te halen, om voor hem nogmaals koude trap
pen of tocht te trotseeren. In een portiek telt
de arme eindelijk na: Twee boterhammen,
maar slechts zestien koperstukjes. Hij kan
nog niet naar z'n schuilplaats in de weiden
terug, want morgen is 't misschien „gosonmo-
gelijk" om naar de stad te gaan vragen.
Opnieuw belt hij aan een zeet voornaam uit
ziende woning. Alleen het kijkvenster kiert
los. 'n Scherp damesgozicht onder ook ad wit
te krul pruik snibt:
We geven niet aan ©chooiers.
t Is zoo koud mevrouw. En ik mot nog
zoo ver, eer ik in 'n warm hokkie zilt.
Smeeklend gaan Schrober's knokige 011 te-
wassohen handen wijd open dooh dalen direct
als te zware Ijsklompen op 't goudfijn gepoet
ste deurbeslag. M-eviouw's blik wordt nog
nijdiger. Voor ze 't raampje sllult klinkt het
hardvochtig:
Ga toch met je vieze pooten van dat
kooper af.
Het glas kletst dicht. De veraohtellng weet,
dat hij hier op nog geen halven cent hoeft
te wachten. Hoofd schuddend wil. hij den
hoek omslaan d© naaste laan in treuzelen,
wanneer daar een evenoude heer het midden
pad verlaat. Angstig vermijdt hij den gilm-
menden trottoirband, z'n stek plaatet zich zee-
nieuw vragen vindt hij niet meer den moei
Weg, uit die onbarmhartige stad, düe hij na
vandaag nog sterker haat. Was Domme Berend
niet heel wijs. toen hij eens beweerde:
Ik wil voor later nog mie eens rulle met
'n hoop van die valsche minse, düe ln moode
huize won©. En op „later", daar komp 't op
aan!"
Jaren had de man geileden
En als Koning èn als mensoh
Aan zijn Volk het beste geven
Was zijn aller-hoogste weusch.
Politiekeplagerijen
Had hij met geduld doorstaan
Ondanks hoon en tegenwerking
Was hij stoer zijn weg gegaan.
Nacht en dag had hij gearbeid
Aan zijn groote levenstaak;
Die hij langzaam moest beschouwen
Als een drukke handelszaak.
Al het Koninklijke richten
Was in politiek vergaan;
Met de macht van troon en scepter
Was het toen voor goed gedaan.
Toen de groote dag der dagen:
Toen de komst der Republiek
Met de zijnen weggeslopen
Nagejouwd door het publiek.
Aan de grenzen opgehouden
Juist het leven nog gered
Was de Koning
Als belooning
Uit zijn hooge ambt gezet.
Als een goedgezinde burger
Reist hij in den vreemde rond.
Leest hij vaderlandsche kranten
Met een smarttrek om den mond.
Langzaam aan gaat hiJ vergeten
"Vant zijn Kruisweg is volbracht;
Waarlijk zal hij nu gaan leven
De Koning lacht
Niemand zal meer op hem letten
Nergens wordt hij meer verwacht
Bomaanslagen zijn niet noodig.
De Koning lacht.
Nergens meer Ministers, dienaars
Nergens meer soldaten-macht
Hij kan hengelen en fietsen
De Koning lacht.
J. H. SPEENHOFF.
Langs diplomatieken weg.
Een heer heeft zich laten scheren, knippen
en het hoofd waaschen.
„Twee gulden" zegt de kapper beleefd. D«
patiënt betaalt geduldig, en merkt intussche»
op, dat er veel vliegen op het plafond zitten.
„Heeft u veel last van vliegen?" vraagt hij.
De coiffeur: „Verbazend, mijnheer".
„Dan weet ik een afdoend middel. U scheert
ze, knipt ze en dient ze een friction toe, e«
dan rekent u twee gulden. Ik verzeker u, dtfl
u ze noodt meer terug ziet komen",