DE ZEEUWSCHE MOSSELBANKEN. „ZEELANDSCHE MOSSEL,EN' NAAR PHILIPPINE. DE TEELT- DE UITZAAI- DE OOGST. HET VISSCHEN. DE MOSSEL- SCHUITEN- HET LEVEN AAN BOORD. iiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiinoiiaiiiininminRfliiiiniunuiiiminimimiiiiiiiL'iiiiiHiiULiiiiiiiauiiiiiiiiriuiiiitiiiiio HET PACHTEN DER PERCEELEN. DE MOSSELHANDEL. HET LOSSEN. TER MOSSELVANGST. BIJ DE ILLUSTRATIES. De komst van September, de eerste der acht achtereenvolgende maanden met een „r" waar- In, volgens de overlevering, de mossel eetbaar, althans voor consumptie het best geschikt zou zijn, een overlevering, die wij overigens door mannen van het vak een legende hoorden noemen deed bij ons het plan rijpen, eens een kijkje te gaan nemen in dat wereldje-op- zieazelf, het Zeeuwsche mosselgebied dat wij - en waarschijnlijk ook de meesten onzer le zers slechts kenden door het smakelijke product, dat in den „mosseltijd" (hierboven ge diskwalificeerd) in onze groote steden door straatventers met het karakteristiek betoonde- „Zeela-ènse mosselè-è, Zeela-ünse" pleegt aan geprezen te worden. t Schijnt, dat de literatuur over mosselteelt, dl an del en -vangst wèl zeer beperkt is. Althans onze pogingen bij eenige groote uitgevers om daaromtrent iets in handen te krijgen. wat ons leeken, m het vak, bij onze excursie als bandleiding zou kunnen dienen, culmineerden ln een eclatante mislukking, zoodat, wat in deze regelen over het mosselbedrijf wordt ge- scnreven, geput is aan de bron der practijk en als zoodanig geenerlei wetenschappelijke pre tentie heeft. Philippine, het primitief aandoend pl.m. 1150 Inwoners tellend visschersdorpje, op de grens De mosselen komen voor in trossen. De vis scher toont enkele trossen van deze „zout- water druiven". tusschen Oost- en West-Zeeuwsch-VIaanderen, in de nabijheid van den beruchten Braakman, met zijn van oudsher in binnen- en buitenland befaamd zeebanket, werd voor onze „verfil ming van het mosselbedrijf tot operatiebasis gepromoveerd. We vonden daar den heer F. Dhooge, voorzitter van de coöperatieve mos sel verkoopvereeniging „Phimos", welwillend bereid, ons een en ander over zijn vak te ver tellen en ons zelfs in de gelegenheid te stellen, aan boord van een zijner vaartuigen met de practijk van het mosselvisschen van meer na- hij kennis te maken. De tijd van het kuitschieten of, zooals de vis schers het plegen te noemen, van den ,,val van het mosselzaad" ligt tusschen half Mei en omstreeks St. Jan. Wel is er ook val van zaad in de maand Maart, doch dit is voor de mosselcultuur van minder belang, daar dit zaad gewoonlijk niet tot zijn recht komt. Bij den val van het zaad zijn de jonge mos selen nog broedjes, die vrij rondzwemmen als diertjes ter grootte van een halven milimeter. Al spoedig echter vormt zich om deze minia tuur-mosseltjes een schelpje, dat met zijn le venden inhoud zinkt en zich ook vasthecht aan palen, hoofden, dijken, golfbrekers e.d. Zoo ontstaan de z.g. natuurgronden, waar de vis schers de zaadmosselen, zij noemen het min der juist „het mosselzaad" in de maand September, na bekendmaking van het bestuur der visscherij, gaan visschen of steken. Natuurgronden, als hier bedoeld, treft men ■vooral aan in Ooster- en Westerschelde, in de Grevelingen. Anderevindplaatsen van zaad mosselen zijn de zeeweringen van Zeeuwsch- Vlaanderen en Walcheren. Wat men hier aan zaadmosselen tekomt komt, en dit tekort is soms vrij groot wordt aangevoerd uit de Zuiderzee. Het bedrijf van den mosselvisscher vertoont soms merkwaardig veel overeenkomst met dat van den landman. Evenals de laatste het zaad op zijn akker uitstrooit, zoo werpt de visscher zijn zaadmosselen met behulp van een platte schop systematisch op de door hem van het Rijk gepachte mosselperceelen in Ooster- en Westerschelde, Zandkreek en Grevelingen over boord om het op deze „akkers der zee" te la ten rijpen. Geregeld wordt de groei der mosselen ge controleerd en zoo noodig, soms meermalen - wordt het „gewas" naar andere perceelen z.g. ververschings- of verwateringsplaatsen overgebracht als men denkt, dat zulks den groei kan bevorderen of aan de kwaliteit ten goede kan komen. Zoo worden bijvoorbeeld wel mosselen, aanvankelijk uitgezaaid in diep wa ter, later weer opgevischt en op gronden uit- geworpen, bij l.,g kwalft°e°ï j d6 raosse'schelp zwarter en de kwaliteit van den mossel beter, terwijl hij ook e er es and wordt tegen verzending. Omge keerd worden ook wel mosselen uit ondiep naar diep water overgebracht. In het midden der vorige eeuw was deze uns matige teelt nog onbekend. Men vischte oen slechts mosselen, zooals die zich in de natuur hebben gevormd, waardoor uiteraard de opbrengst veel schraler was. Het visschen der mosselen voor de consump tie geschiedt het geheele jaar door. Eiken Maandagmorgen vaart de Phillippinesche vloot beurtelings van Philippine en Terneuzen uit om aan het eind der week het resultaat van de vangst in een van beide plaatsen aan te brengen. De eerste dagen worden gemeenlijk besteed aan het inspecteeren der perceelen en het zoo noodig verwateren of ververschen der mosse len, d.l. het overbrengen ervan naar een an der perceel, om den groei te bevorderen of de kwaliteit te verbeteren. Daarna wordt zoolang gevischt op de plaat sen, waar de mosselen volgroeid zijn, tot men voldoenden buit heeft bemachtigd om met eere de thuisreis te kunnen aanvaarden. Een mosselschuit (het tegenwoordig veelal gebruikte grootere type motorboot) brengt op deze wijze gemiddeld 200 a 250 balen a circa 85 kg. per reis binnen. Op te merken valt nog, dat. om den vollen prijs te verkrijgen, te Philippine op elke 100 mosselen er minstens 20 een afmeting moeten hebben van 55 m.M., terwijl voor levering te Terneuzen van 50 pet. van de lading die afme ting geëlscht wordt. Een en ander wordt door middel van steekproeven vastgesteld. Gevischt wordt met een zgn. „kor" d.i. een zakvormig net, dat aan de bovenzijde voor zien is van twee zware ijzeren stangen. Een mosselsctouit in vischpositie heeft aan zgn. vischbokken, welke zich aan weerszijden van den grooten mast bevinden, zoo'n net hangen, dat op het perceel, waar gevischt moet worden, motorisch door middel van een lier In zee wordt neergelaten. Hierbij opent zich het net en, terwijl de schuit langzaam doorvaart, sleept een der zware stangen (ook wel „mes" ge naamd) langs den bodem en schept de mosselen in het net, dat, na een zekeren tijd, wordt op gehaald en door twee visschers met de hand in het open ruim van de schuit wordt uitge schud. Een tweede methode van mosselvisschen is die met de zgn. „rijf", die er uitziet als een groote tuinrijf, circa 90 c.M. breed Is en voor zien is van tanden ter lengte van pl.m. 40 c.M. Boven de rijf is een beugel gespannen, waaraan het net is bevestigd. Ook de rijf wordt langs den bodem der perceelen gesleept en nu en dan met de hand omgedraaid, waardoor de mosselen in het net vallen. Het spreekt wel vanzelf, dat deze laatste wijze van visschen van de visschers veel meer inspanning vergt dan het visschen met de kor, die machinaal be diend wordt, ofschoon ook het manipuleeren en uitschudden van een mert mosselen gevulde kor een paar gespierde armen vraagt. De rijfvissoherij ge schiedt hoofdzakelijk in den Braakman, waar zich in ondiep water groote verversching8- plaatsen bevinden. Comfort is den mosselvisscher ten eenenmale vreemd. Een kajuitje van enkele vierkante meters met houten banken langs den wand, daarboven aan weerszijden kooien en enkele bergplaatsen voor kleeren en proviand, voorts een buiskachel, om bij tijd en wijle op te koken en te braden, ziedaar het milieu, waarin deze menschen het grootste deel van hun leven door brengen. Aan boord van de motorbooten bevindt zich dan nog een tank met drinkwater alsmede een bergplaats voor kolen, welk laatste materiaal veelal betrokken wordt van passeerende sche pen in ruil tegen een zekere hoeveelheid mos selen. Vaak komt het voor, dat des nachts de stilte verstoord wordt door krabben, die in allerlei variëteiten, van de kleinste tot de grootste soorten, mèt de mosselen worden opgevischt en vanuit het ruim in de kajuit doordringen, waar ze met hun beenige scharen over den houten vloer voortsehuifelen. Onze lezeressen mogen daarvan griezelen, voor den mosselvis scher is dat muziek, die hem in zijn welver diende nachtrust niet kan hinderen. Ook de sterke mosselenlucht, die in een beladen schuit de atmosfeer bezwangert, vermag zijn stem ming geen oogenblik te bederven. Over het algemeen gaat de bemanning vroeg naar kooi, om des morgens weer vroeg den arbeid te kunnen hervatten. Dat is ook de beste oplossing voor het probleem om in deze primitieve omgeving de avonden door te komen. Want men ankert 's avonds ergens onder de kust en de bemanning blijft steeds 's nachts aan boord. Bij het visschen naar zaadmosselen in de Zuiderzee, wat aan de Zeeuwsche visschers slechts van Juni tot half Juli is geoorloofd, blijft men gewoonlijk veertien dagen onderweg. In dien tijd maakt men meerdere reizen bin nendoor. In deze periode wordt dag en nacht doorgewerkt. Men lost elkander voortdurend af en slaapt niet meer dan vier uur achtereen. Slechts een drietal malen per week eet men gekookte aardappelen. Soms bakt men visch, als men dien met de netten ophaalt. Voor het overige bestaat het voedsel uit brood en mosselen, terwijl thee of koffie daarbij de dran ken vormen. Aan sociale en andere kwesties laten deze menschen zich klaarblijkelijk weinig gelegen liggen. Hun bedrijf is hun leven. Alles con centreert zich bij hen om den mossel, die dan ook het alpha en omega van hun conversatie vormt. vervoeren en roepen de achter gebleven vrouwen het traditio- neele „bale laaie'" (balen laden) toe. In een oogwenk is het op de anders zoo verlaten kade een drukte van belang. Inmiddels zijn dan de mos selbazen aangekomen en nu kan het lossen een aanvang nemen. Mannen, met laarzen aan, die tot ver over de knieën reiken, loopen zoover het water in tot zij aan de vaartuigen genaderd zijn; op de vaar tuigen nemen eenige personen plaats; de vrouwen blijven aan den wal. Nu schept de visscher op het vaartuig een kuipje (vaste maat) vol mosselen, een ander gooit den inhoud in een mand en geeft dien mand weer aan een derde over Zoo komt hij bij den gelaarsden man. Deze dompelt hem eenige malen onder water om het slijk van de mosselen te spoelen en reikt hem dan over aan de vrouwen, die onderaan de trappen van de kademuur staan. Vlug dragen deze den mand nu naar boven, waar weer twee vrouwen ge reed staan om de mosselen in balen over te Met rijken buit beladen, zelfs de roeibooten zijn boordevol met zee-ooft, keeren de booten huiswaarts Voor mosselschuiten gebruikt men tegen woordig bij voorkeur motorbooten, voorzien van een 45 P.K. motor. De bemanning dezer schuiten, die ook zei len voeren, bestaat in den regel uit drie per sonen t.w. een schipper, ©€n zgn. motorvoerder en een knecht. Talrijk zijn initusschen nog de mosselschuiten, die uitsluitend op zeilen zijn aangewezen. Men onderscheidt ze in hoog- aarsen, hengsten en aakjes al naar hui bouw. De motorschuiten lig gen vrij vast op het wa ter en het moet al heel hard blazen, willen ze ln veiliger oorden be schutting gaan zoeken. Practisch gebeurt dait bijna nooit, verklaarde ons een schipper me bijna dertigjarige prak tijk. En het kan op de Schelde toch aardig Spoken! Het pachten van de mosselperceelen is een zeer riskant bedrijf. De eene visscher heeft er vel meer kijk op dan de andere, of een perceel goed of slecht is, doch over het algemeen blijkt het toch, dat men de waarde van een perceel nooit met zekerheid kan bepalen. De groote oorzaak daarvoor ligt wel voor namelijk in de grilligheid van de Schelde- stroomen. De schuring van den stroom, die zich in de Schelde zoo wisselvallig kan verleg gen, kan oorzaak zijn, dat een aanvankelijk gunstig gelegen perceel verzandt en volkomen waardeloos wordt. Een vloed kan de mosselen doen wegspoelen. Ook ijsgang en storm kunnen onberekenbare schade veroorzaken. Voorts kunnen ook de zeesterren, de groote vijanden van de mosselen, veel schade toe brengen. t Gebeurt wel, dat deze twee derden van een perceel jonge mosselen opeten. Met hun lange vangarmen grijpen zij de schelp vast en drukken die met de zijde van de opening tegen hun kop, waarmede zij de schelp 'weten te openen, waarna zij het mosseltje verorberen Ook de z.g. zandpijpwormpjes, die de mossels onder het zand spuwen, kunnen groote verlie zen veroorzaken. Tenslotte vormt nog de mosselziekte, die vooral vóór den oorlog en in 191G veel van zich deed spreken en welker oorzaak men nog niet heeft kunnen achterhalen, een zeer gevreesde bedreiging. Teekenend voor den godsdienstzin der visschers is wel, dat zij in 1917 een schil derij kochten van O. L. Vrouw van Altijddu renden Bijstand, die zij in hun ksikje vereeren Sindsdien, aldus onze zegsman, hebben zij van de geheimzinnige ziekte geen last meer gehad. Behalve Philippine, zijn ook Bruinisse, Ier- seke, Zierikzee, Tholen, Clinge Graauw en ook wel Veere als Zeeuwsche nn-sselvisschers plaatsen bekend. Vooral de eerste vier gemeen ten nemen in de Zeeuwsche mosselvisscherij een voorname plaats in. Clinge en Graauw hebben in den loop der jaren veel aan beteeke- nis ingeboet, terwijl Veere van niet veel belang meer is. van ko men ruim 100.000 bin. van 85 K.G. voor re kening van Philippine, zoodat gezegd kan wor den, dat Philippine circa een kwart gedeelte van de totale Zeeuwsche productie levert. Rekent men al3 gemiddelden prijs voor een baai 2.50 (het vorig jaar werd zelfs tot 3.50 voor een haal mosselen betaald), dan zal het duidelijk zijn, dat het mosselbedrijf in Zeeland nogal Iets te beteekenen heeft, óók voor de schatkist; die, behalve haar belastingreveinuën jaarlijks nog tienduizenden guldens trekt uit de pachten van de mosselbanken. Des te meer valt het daarom te verwonderen, aldus onze zegsman, dat bij het formuleeTen van het gelukkig verworpen verdrag met België van 3 April 1925 aan de Zuiderburen concessies kon den worden gedaan, die, waren ze van kracht geworden, aan den vermaarden Phildppineschen mosselhandel den doodsteek zouden hebben ge geven. Jammer is het ook, zoo merkte de heer Dliooge ten slotte op, dat in de Zeeuwsche mos- eedvissckers nog zoo weinig arganisatiegeest zit. Philippine heeft het bewijs geleverd, wat er door vereeniging, vooral ook op het gebied der prijsvorming, te bereiken valt. De mossed- verkooprereenlging „Phimos" heeft aan de schandelijke practijken van tusschenpersonen, die zich ten koste van het slavende en zwoe gende visechersvolk verrijkten, radicaal een eind gemaakt en gezorgd, dat de Philippl- mescihe mosselvisschers niet langer werden uitgebuit. Dat wordt elders echter nog steeds niet Ingezien, zoodat een sterke, algemeene bond van Zeeuwsche mosselvisschers voor loopig nog wel tot de vrome wensohen zal blij ven behooren. Een groepje aardige vroolijke meisjes in het Zeeuwsche Mosselen.land. Het uitwerpen van de „Kor". storten. Weer een andere vrouw naait dan de balen dicht, die vervolgens naar het station worden getransporteerd. Zooals men ziet, zijn er voor het lossen en verzenden der mosselen heel wat menschen noodig. 't Komt zelfs voor, dat aan één vaartuig 12 a 14 menschen werkzaam zijn Geen wonder dan ook, dat Philippine zijn mosselbedrijf in eere houdt, waar zooveel handen daarin werk vinden. Een aardig tafereel vormt tet lossen der mosselen, waarvan wij enkele malen te Phi lippine getuige mochten zijn. Tegen den tijd, dat het water de haven komt binnenstroomen, de schepen derhalve kunnen binnenloopen, komen vrouwen en kinderen met zakken en manden beladen van alle kanten aan loopen. Reeds komen eenige roeibooten aan drijven, tot zinkens toe met mosselen beladen. Dan volgen de grooterevaartuigen en in een oogwenk liggen alle aan de palen gemeerd. Boeren komen met kar en paard aangereden om straks ds mosselen naar het station te De doorsnee-bovem-Moerdijker is al een heel slecht mosseleter, zoo merkte ons de heer Dhooge op. Belgen, Franschen en Spanjaarden weten de Zeeuwsche mosselen heel wat beter te waardeeren. Speciaal de Belgen en de Parij- zenaars laten zich onze mosselen terdege sma ken. De man van geld eet er zijn mosselen bij moezelwijn en de democratische schare zweert bij mosselen met een „demie", Er zijn in Parijs en Brussel chique hotels, waar ge gebakken mosselen met citroen over goten krijgt opgediend bij bloemkool of als hors d'oeuvre bij garnalen, kreeft en zalm. Meer bekend zijn echter de drukbezochte mossel-eethuizen in de Belgische en Fransche groote steden, waar ge de eene groep men schen na de andere kunt zien binnenkomen om er uit groote, witte schalen de gewone gekook te mosselen te verorberen. Wie kent in Gent in do Donkersitege het mosseleethuis „In Phi lippino1" niet en wie in Brussel heeft nooit ge hoord van de restaurants „Madeion" aan de Boulevard Max en „La Renommée" nabij het Pala-ce Hotel? Daar zitten dan ook onze groote afnemers aldus de heer Dhooge. Naar Parijs alleen wor den vanaf October tot eind Maart pl.m 10.000 zakken a 50 K.G. per week verzonden. Een derde deel van de Parijsohe consumptie wordt door Philippine geleverd. Ook door andere groote centra echter, zooals Rijssel, Valencien nes, Marseille, Nizza en Barcelona worden res pectabele hoeveelheden afgenomen. Dank zij den aanleg van den spoorweg Gent Terneuzen in het midden der vorige eeuw Is de verzendin.gswijze heel wat verbeterd. Wer- der vroeger de mosselen met zware, daartoe ex- presselijk ingerichte karren uit Gent, Doornik, Bergen in Henegouwen, Valenciennes en an dere plaatsen, ja zelfs regelrecht uit Parijs aan de losplaatsen afgehaald, en naar het Walen land zelfs met pakezels vervoerd, de spoorver binding heeft hierin een radicale wijziging ge bracht. en is ook oorzaak geworden, dat ons afzetgebied zich aanmerkelijk kon verruimen, zoodat, gelijk reeds gezegd, de versche mosse len van Philippine tegenwoordig zelfs tot in Barcelona komen. üit heel Zeeland worden jaarlijks circa 400.000 haringtonnen, ieder van 100 Kg. naar de verschillende afzetgebieden verzonden. Daar- Na aldus theoretisch in het mosselbedrijf te zijn ingewijd, wilden we ook met de practijk wel eens kennis maken en zoo zijn we op een goeden Maandagmorgen, als gast van de heeren Gebr. Dhooge, met de mosselvisschers per tram van Philippine naar Terneuzen getogen om van daaruit scheep te gaan voor een kruistocht door Oosterschelde en Zandkreek. In een langen karavaan, 't heeft er wer kelijk iets van, zoo'n zwijgzaam voortgaande stoet van met zakken met proviand beladen schippers trokken we in den vroegen morgen door het nog slapende Terneuzen. waar we op een voor een „landrat" ietwat avontuurlijke wijze, via een van den hoogen kademuur lood recht afhangend houten laddertje, embar keerden. In enkele oogenbllkken waren de toebereid selen voor het vertrek gereed, de visschers houden niet van talmen en stevende schuit na schuit Terneuzen's haven uit om in Noord Oostelijke richting door de Westerschelde naar Hansweert te koersen en vandaar, via het imposante kanaal van Zuid-Beveland, naar Wemeldinge. Onze schuit deed haar naam, ,De Zwaluw", eer aan en schoot, als eerste in de rij, den breeden Ooster-Scheldestroom in, waar we onze zusterscheepjes, die thans ieder hun eigen perceelen gingen opzoeken, spoedig uit het oog verloren. De zon scheen heerlijk over het rustige, wijde watervlak, welks grenzen in Noord, Oost, Zuid en West, respectievelijk gevormd door Schouwen en Duiveland, Tholen de Brabant sche kust met Bergen op Zoom, en Zuid- en Noord-Beveland, voortdurend duidelijk waar neembaar, voor den schipper even zoovele oriënteeringspunten vormen om zijn perceelen te vinden. Van den schipper gesproken: Wij vergaten nog, den lezer de bemanning van „De Zwaluw" voor te stellen: Schipper F. van Hulle, een stoere, met het vak saamgegroeide en in den strijd met de elementen gestamde visschers- mau; J. van Hulle, de in den dienst vergrijsde „motorvoerder"; George en Walter Dhooge' zoons van een der eigenaars, kwieke, krachtige jongemannen, die in den korten tijd van hun practijk hun sporen reeds hadden verdiend. Na een poosje varen werden de netten, die tot dan toe op het dek gelegen nadden, aan de vischbokken ter weerszijden van den grooten mast opgeheschen en vertoonde onze Zwaluw op en top het beeld van een mosselschuit, voor de vangst gereed. Spoedig was nu het eerste porceel bereikt, herkenbaar aan de elzen en eikenhouten staken waarmee het was afgebakend. Een leek vraagt zich onwillekeurig af, hoe het mogelijk is, de verschillende perceelen, die vaak in eikaars onmiddellijke nabijheid liggen en voor het lee kenoog door niets van elkander te onderschei den «ijn, uiteen te houden De schipper herkent ze evenzoo gemakkelijk als de .andman zijn akker Tegen eventueels onrechtmatig visschen op een andermans perceel waken vaartuigen van de visscherij-inspectie, die voortdurend in de omgeving van de mosselperceelen kruisen, evenals politieagenten ln hun wijken. Thans begon het voor ons belangwekkende werk. De netten werden in zee afgelaten en sleepten achter de langzaam boven het perceel varende schuit aan. Na een korte poos kwam de lier weer ln actie en bracht de thans met mosselen, krabben, zeesterren en allerhande andere zeedieren gevulde korren tot juist- boven de verschansing. Hier werden "ze door de vist sellers aangevat en in het groote open ruim van de -schuit uitgeschud. Dan werd een steekproef genomen en een bepaald aantal mosselen ge meten, waarbij de maten genoteerd werden om den groei te kunnen controleeren. Met groote houten schoppen zette men daarna de mosse len weer over boord en dan ging het weer verderop om op een ander perceel hetzelfde te herhalen. Als men bedenkt, dat onze gastheeren alleen een li-tal perceelen in de Zeeuwsche stroomen gepacht hebben, waarbij er zijn van 500 bij 200 M., dan zal het duidelijk zijn, dat zoo'n inspec tietocht meerdere dagen in beslag neemt. Wij hebben echter slechts één dag den kruistocht meegemaakt en daarbij het grootste deel der perceelen in het middelste en Westelijke deel van de Oosterschelde bezocht, wat voor ons doel, om een denkbeeld van dit zoo weinig be kende en toch zoo interessante bedrijf, uiter* aard voldoende was. Wij weten thans, wat er aan het mosselbedrijf vastzit en hopen, dat ook onze lezers daarmee door ons exposé wat meer vertrouwd zijn ge. raakt. Zouden deze regelen er wellicht ook toe kun nen bijdragen, dat de mossel, als goedkoop en uitstekend vollcsvoedsel óók in Nederland wat meer populair wordt? „Eet meer mosselen" ware in dezen tijd van gedwongen bezuiniging en versobering stellig geen kwade leus. S. ln den kop geven wij kiekjes weer van enkele tafereelen, die mennu de R. weer in de maand is, in alle steden kan waar nemen. De versche mosselen worden voor den kleinhandel in wagens geladen en gaan er in alsboter. De vangst wordt opgehaald. Hierbij plonst men het nog enkele malen in het water om de mosselen van zand en slijk te reini. gen. Onze foto laat duidelijk zien, dat ar, nogal wat „tarra" mee komt. IN DE MAAND.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 10