DE GESLOTEN POORT LOUKI Theater-anecdoten WOENSDAG 30 SEPTEMBER 1931 //V Zij was ftwaalf, hij twee-en-twintig, toen ze elkaar voor 't earst ontmoetten, en diat was toen Robert Wachters bij z'n ouderen collega als commensaal in huis kwam. Zij was liet eemligst mieiaje ftuissdhem dnie jongens, een vroo- Hij'k, Inohtiiig ding, dat ondanks bet vele werk in het vrij drukke* huishonden, waarin zij na schooltijd wol moest helpen, nooit humeurig was ze had voor leder een liadh, een vrien delijk woord. Wachters, hoewel zelf een ka mer tot z'n beschikking bobbend, verkeerde veel in dten prefttlgen familiekring» waarin ze heim gaarne zagen. Hij was een stille, kalfne jongen, altijd bereid een handje to helpen do jongens met hun huiswerk z'n collega met diens vele knutsel werkjes en z'n wouw en het meisje bij hun bezigheden. En soms, zoo 's avonds, als Annie eens achter de pia no mt ze begon al heel aardig to spe'en Wist hij hen tijden bezig te houden met z'n leuke liedjes waarvan hij en het meisje dikwijls de refreintjes samen zongen en wonderlijk goed pasten hun stemmen samen. Zoo gingen en kwamen die jaren en Ro bert Wachters zag heit kind opgroeien tv» een mooi, jong meisje tolt jonge vrouw. Tuasooen die belden was langzamerhand een innige ver trouwelijkheid ontstaan een vriendschap, welke langzaam aan groeien kan tusschen menschen, die dag in dag uit met en om en bij elkaar leven. En in den man, onbewust, was die vertrouwelijkheid» die vriendschap, uitgegroeid tot een teederheid, waaraan hij aelf nog niet den naam van liefde te geven wlist. Op haar negentienden verjaardag de verjaardagen thuis hij de Vennaats werden altijd gemaakt toft echt gezellige dagen was Robert Wachters later thuis gekomen, dan ze van hem gewoon waren. Maar toen hij kwam, had hij als gewoonlijk een verjaarscadeau voor haar meegebracht een groot pak was het ditmaal een dloos, lang, plat en breed, 't Meisje, met schitterende oogen en bevenle vingers, wikkelde het pajpier af, deed 't dek sel open en haar ontsnapte een kreet van verrukking en verbazingwam daar, net jes gevouwen en geplooid, lag een pracht van een baljaponnetje van een zacht-wurme, gloedvolle stof.juist 'dat japonnetje, waar ze moeder om gevraagd had om te kunnen gaan naar het Slotba! van haar dansles. maar moedor had niet' aan haar verlangen kunnen voldoen. En nu oh, die goeie R> bert diat hij daaraan gedacht had: nu zou ze toch. Ze keek met stralende oogen naar moeder, die bedenkelijk het hoofd schudde. Maa- meneer Wachters, dat de..... dat kan niet U De jonge man. nuefc een glimlach, deed haar zwijgen. Maar mevrouwtje ik weet waar achtig niet, wat ik anders met al m'n geld moet dloen en dan ons meisje moet toch mooi zijn, ais ze naar het bal gaat nietwaar, Vermaal? De vader, hoewel ook wel iet of wat ver rast dloor de grootte van het geschenk, wilde toch niiiet de vreugde van z'n meisje dat z'n liefste was, verstoren, knikte toestemmend; Je toetot gelijk. Wachters, je denkt wel heel goei over ons meisje, beste fcered. Daarvoor mag je hem wed eens echt hartelijk bedanken, An niekimd! Het meisje, met stralende oogen, legde de doos op tafel en sprong op: het volgende mo ment waren haar armen om z'n hals haar jorngie, ftissche lippen op de zijne en kliste ze hem nog eens en nog eens. Daar jongen daar Robert ik diank je, ik dank je recht hartelijk voor dat mooie geschenk, fluis terde ze Vlak aan z'n oor. En reeds zat ze weer op haar stoel, een warme blos op de wangen, teen de man nog roerloos zat getroffen door een plotselinge openbaring op z'n lippen gloeiden nog haar kussen in z'n neus was de zachte, zoete geur van kaar donkere lokken em in z'n hart? In z'n hart was eon zóó groot een z«V5 oneindig gevoed van geluk, als hij nooit be sbaamlbaar geacht had. Hiem was het, alsof er één moment een Poort, welke toegang gaf tot een Tuin van Geluk en Vreugde.in die wereld van Droomen, welke wij allen ken nen of gekend hebben in ons hart. Dien heeüen avond Weef dat in hem dien avond en vele daarna. Voor hem was net geweest het ontwaken van een liefde welke nooit meer zou sterven nooit meer van hem genomen werd een liefde, dliep verborgen in z'n hart als eon veilig, eigen bezat. Ze waren samen uit de bioscoop gekomen ea binnengeloopen in het kleine, rustiige restau rant, waar ze reeds zoo dikwijls hadden ge zeten, ale ze samen waren uitgeweest, Annie en Robert.... een gewoonte van de laatste maanden. Elke week gingen ze samen een avond naar de bioscoop en die avonden waren voor den man geworden tot momenten van eeu zóó groot geluk, als hij nooit gekend had. Ze konden zwijgend naast elkaar zitten in de rui me fauteuils dicht tegen elkaar geleund, dat haar zachte krullen soms even, vluchtig, z'n wang beroerden. En in hem was gegroeid eon groote teederheid voor dit meisje dat hem alles was in 't leven. En 't meisj9 och ook zij verheugde zich over die Kiftgaaiis- avondjes ze vond in hem een hoftelijken interessanten begeleider, die haar iels deed meeleven van de luxe en 't pleizier. waarnaar haar jonge hart zoo verlangen kon. Dien avond was de man stiller geweest dlan ge woonlijk er was in hem een vaag, angstig voorgevoel van iets, dat gebeuren kon al wist hij niet wat. 't Meisje, niet gewoon aan z'n teruggetrokkenheid, was hartelijker en liever geworden dan ooit en dat had hem tot een besluit gedwongen. Niet langer wilde hij zich blindstaren op de gesloten Poort, zooals hij 't soms, met een -wrangen glimlach, noemde. Oh, maanden lang reeds liep hij rond met diep in z'n hart het verlangen, haar te zeggen alles, wat er op z'n lippen braudde haar een vraag te doen, welke mlesch'cn dtie Poort voor hem zon openen. Zo zaten rwijgend eenige minuten en rookten dan, «plotseling, vroeg het meisje; Zeg me eens, Rob heb je Iets?.... Je bent zoo stil... Is tar i&n, d)at je hiudertT Met een zenuwachtige beweging legd9 hij z'n sigaret neer. Och, Annie-meieje, ik moeit je iets zeggen.ik kan niet langer zwijgen, hoe ik 't ook getracht heb. Je moet het me niet kwalijk nemen, maar, zie je.ik houd van je.ik heb je lief. Oh, ik weet het. je banft nog zoo heel jong, bij mij vergeleken en misschien heb je andere droomen ge droomd heb je andere verlangens. Maa:' toch moet ik het je zeggen, zelfs al zal 't me niet brengen, wat ik hoop. Ik zal, nu nog niet, j© vragen om te beslissen ik -wil alleen maar, .diat je weet, wat jij voor me beteekent dat je weet, hoe ik je liefheb, met een liefde zóó groot als je nu misschien nog met •begrijpen kunt Dien avond van je verjaardag., toen je me kuste, heb ik hbs begrepen sindsdien heb ik maar één verlangen gekend en neen, stil nog even praat er nog niet ever.denk er eerst eens over na. Ont houd dlit van me waar je ook bent wat je ook zult beslissen alliijd zial ik je liefhebben jou alleen.en altijd zal ik bereid zijn j© te halpen hoe dan ook. Want ik heb je lief, m'n meisje zóó lief Plotseling, brak hij af wist niets meer te zeggen.en w©er zaten ze zwijgend naast elkaar. Dan legde ze haiair hand op z'n arm haar stem beefde Ooh jongen ik weeft niet wat ik zeg gen moet.wat ik doen moet. Ooh - je weet bat wel ik heb altijd van je gehou den. vanaf 't moment dat je bij ons swam toen ik neg een klein meisje was en Ook zij zweeg en hij vroeg alleen: Zeg me dlan nog dit heb je, samen mefc mij, ook iets gekend van vreugde er. ge luk. heeft het iets van waarde voor je ge had? Toen zag ze hem aian: Dat heeft het zeker, Robert heel veel zelfs, en ik ben je zóó dankbaar voor alles. En als ik ooit hulp noodlg heb dan zal ik bij jou komen omdlat ik weet, diat jij me helpen kun!? en wilt. De man lachte zacht het was hem, alsof hem een groote, haal mooie belooning ten deel viel. Zacht trok hij haar naar zich tee. En zoo was, wat door een blind toeval, hun (laatste avond van samenzijn werd. Want den volgendon dag was Wlm de Grave teruggekomen. een buurjongen van de Ver- maats en sinds jaren een goeie vriend van Annie. Robert Wachters zag het groeien en groeien tusscben hen, met een stille, wanhopige jaloe zie, welke te pijnlijker was, omdat hij zich be- wnst was van da hopelooze nutteLoodhedd er van. Miaiar door niets verraadde hij, wat er. leed en pijnde in hem hoe zwaar de dagen heim waren.en de nachten. En alles ging zóó vlug zoo ontzettend snel.och, ze waren immers zóó jong, die beiden. Binnen een half jaar den tijd van de Grave's verlof was alles gebeurd en op een moeien voorjaarsmorgen enkel aan Robert Wachters ontging er de schoon heid van eaimen met de ouwelui Vermast brachten aan boord van het schip, dat hen voor jaren van elkaar zou scheiden. Het was voor Robert Wachters niet een slag, welke de tijd verzachtte. Voor hem was het een verbrijzelende ramp, waarvan de stil le, rustige man nooit meer herstellen zou. hij was doodelijk gewend en nooit zou hij de zelfde worden. Want voor hem was de Poort gesloten voor goed! De jaren kwamen en gingen Robert Wach- ters werd onder en z'n ideeèn over 't leven en de vrouwen veranderden. Maar als een me daillon in z'n hart, dat de jaren niet dof kon den maken, bleef het-figuurtje van Annie haar glanzende oogen en de waaier van krullen op haar schouders. Annie was het geweest, en Annie zou het Wijven voor tornen Soms, onder z'n wacht bij de groote turbi ne's placht hij z'n oogen t.e sluiten en zag Annie, jong, mooi, hief. Het rytbme der altijd gonzende machines zong jaren lang haar naam ©en tragisch, eentonig liedhet lied van een leven, dat eeuwig droevig geworden was door een onherstelbaar verlies. En toch ook weer een zeldzaam mooi lied, omdat het trouw in hem bewaarde het beeld van het meisje, zoo als hij gekend baid bijna zijn meisje. Hot was ©en deel geworden van z'n leven en hij kon er niet meer buiten. Na zes jaren kwamen ze terug, met een jaar verlof.An nie, Wto en hun beide kleuters, een jongen en een meisje. Ze was niet veel veranderd, wat bleekjes misschien, minder levendig en al leen Robert Wachters las iets in die donkere oogen iets da!*.' pijn deed.en hij wist niet waarom. Wto was de kwieke, levendige zee-officier. hem was het leven een lust en pleizier. Toen wend Robert Wachters hun vriend de kin deren waren gek met oom Rcb. die zooveel leuker en vaker met ze speelde dan vader. Hij was het die thuis Weef om op hen te pas sen als de Grave en Annie samen uitgingen hij ging met ze wandelen.hii suste ze in hun ledikantje als' angstige, dreigende droo men hen wakker schrikten uit hun slaap. En altiiid was daar in hem die doffe jalouzie, wel ke hem altijd plaasd© En later was hij het, die de vriend en raadsman wend van de kinderen, toen ze in Holland op school kwamen was vader en moeder terzelfder tijd voor hen. Als er dan, met Sint Nice laas, een groot pak kwam uit Indië, fi. De trommelslager bestraft sjja zoon. was ©r ook iets voor „oom Rob" één of ander Indisch ctf Chimeesch kuusf.werk van Wlm»en ailtijd een door Annie zelf bedach te aardigheid van die kleinigheden zooals ze hem ook dikwijls op die dagen gegeven had die dagen, jaren geleden, toen ze allen nog dien geaeliiligen familiekring vormden, waarin Wachters zich zoo thuis gevoeld had en waarin hij nog steeds leefde meer als zoon, dan als een vreemde. Want 't moederhart van mevrouw Vermaat had iete gevoeld en begrepen van het zóó diep verborgen verdriet van den man oh, er was nooit oiver gesproken. Mlaar zij was het, die hem Annie's kamer gegeven had die kamer, waar zelfs nu nog kleinigheden herinnerden aan het meisje, dat er eenmaal .gewoontd en geleefd had een en kele kiek, een stukje van een sjaal het eerste balboekje een verdroogde bloem uit helt bruidsibouquet. Hier in deze kamer verza melde oom Rob al z'n schatten werd het de zonderlinge meubdleerlng van een ouden vrijge zel. En ,,oöm Rob" was vijftig geworden, toen de familie de Grave repatrieerde kwam wo nen in dezelfde stad als de ouwellui Vermaat nu was de ouwe heer reeds op „pensioen". Maar Annie was ziek en zwak teruggeko men, 't was maar goed, zei de dokter, daft ze niet meer lerug hoefde maar Indië diaar zou ze geen half jaar meer geleefd hebben. Wonderlijk was het, diat het enkel aan „oom Rob" was, dat de dokter de volle waarheid vertelde een waarheid, welke de diepe droef heid van dat groote hart noig zooveel moeilij ker maakte. Weer was Robert Wachters de trouwe huis vriend geworden nu waren 't niet meer de kinderen, waarop hij paste nu was het 't teere, zwakke vrouwtje dat langzaam weg stierf diat vrouwtje, waarin hij nog altijd zag en vond het meisje van twintig jaren ge leden twintig lange jaren. De levensvlam bleef steeds branden in hot zwakke lichaam waardoor en.waarom? Dat wist of begreep niemand de ouwelui niet haar man niet, zoomin als oom Rob zelfs de dokter begreep heft niet. En 't was oom Rob, die haar 's avonds ge zelschap hield die lange uren, als de Grave naar z'n club was of naar de vele vergaderin gen, waarvoor 'hij zich interesseerde. Wamt de Grave, goeie veertiger mu, was nog vol ener gie, vol werk- en levenslust hem lokten die stille a/vonden thuis niet, dat was Rob beter toevertrouwd. Zóó werden die weken en maanden wellicht tot de gelukkigste uit heft heeie leven van den man, die was al® een levend voorbeeld van de woorden uit Ted Lewis'. Mijn LieJ fles zang. En een heel leven is zoo kort Te kort om je toonen Hoeveel ik van je houd. Zij wist het, waft hem bij haar hield en hij wist, dat zij het wist en toch werd er met taal noch teeken ooifc tussehen hen over liefde gesproken. Zoo ging de zomer voorbij en de herfst toen kwam de winter, een winter, die voor Holland zelfs vrij ebreng was een win ter, waarin Robert Wachfters de vrouw, die hij liefhad, bij den dag zag achteruitgaan. De dokter schudde het hoofd en haalde de schou ders op hij kon niet helpen. De Grave zelf lachte maar eens en deed hetzelfde.ze zou wel weer opknappen, meende hij. En daar door werd een nieuwe last gevoegd bij die, welke Robert Wachters te dragen had om haar te verzwijgen, wat hij wist.wat zij zelf trouwens als een onvermijdelijke dreiging voorvoelde. Hij bleef de kalme, opgewekte man zong 's avonds achter de plano met trillende stem de oude liedjes, welke ze eens samen gezon gen hadden dan zaft zij in haar ruststoel en luisterde en gingen haar droomen terug naar dien tijd, dat ze werkelijk gelukkig ge weest was, teen nog niet, ook voor 'haar, de Poort gesloten wasdie Poort, welke ze meende te openen, toen ze W'to's vrouw werd. Toen, cp een avond, zoo tong gevreesd en toch nog onverwacht, vond hij haar in een vreeselijke benauwdheid meer haar verzoek van haar lippen leizend dan het verstaand'©, 'haastte hij zich weg om Wto te zoeken. Het werd een lange tocht, van 'f ©ene ca fé naar het andere.en niemand, niemand kon vermoeden wat er schrijnde en bloedde In het hart van den man, die met zulke spieden de oogen de zalen doorkeek.immers, o-ok voor hem was die tochit als een wedloop met den Dood» Tenslotte vond hij den gezochte en voerde hem mee naar huis en zelfs toen nog be nijdde hij hem omdat hij het zijn zou, in wiens armen ze sterven zouZe waren op ftijd haar strijd was niet gemakkelijk er was nog zooveel, dat haar gebonden hield aan heft leven, zooveel, dat dliep was verborgen in haar hart, door niemand geweten.zelfs niet door den man, wiem het aanging. En dan, een week na 'haar dood, was er een brief voor hem van haar een brief, welke ze een paar weken voor haai- ster ven aan haar moeder gegeven had met ver zoek, hem aan Robert te willen verzenden. De brief was kort: M'n lieve Rob. Nu, dat ik niet meer ben, wil ik, daft je de waarheid zult kennen.dat ik jou liefheb en altijd gehad heb. M'n huwelijk was een vergissing, dat heb ik maar al te snel inge zien maar ik mocht en wilde niet meer terug En eerst teen begreep ik, dat wat voot jou een gesloten Poort was, het ook voor mij zoü zijn altijd. Je hebt gedaan, wat je me eens beloofd heb herinner je je dien avond nog nu, na al dien tijd? Och ja, je weet het nog want ik weet, dat je me nog even liiefhebt als toen en daarom heb ik je geschreven. En je dit te bekennen is al een heel kleine belooning voor alles wat je voor me was en deed. Annie. Dat was all'es maiar voor Robert Wach ters was heft genoeg hij wist nu, dat voor hem nog eenmaal de Poort was opengegaan. en het geluk van dat weten vergoedde al de maart ©u de pijn en de ellende van z'n leven. Wat er van Loukl terecht moet komeD, weet Ik niet, zei mnheer van Delden op eeu middag tegen zijn vrouw, ze holft en vliegt den geheelen dag en lijkt wel een halve jongen. Louki was de eenige dochter van den heer en mevrouw van Delden. Het was een aardig knap meisje van ongeveer IS jaar, dat echter door haar nonchalante manieren en de wijze, waarop ze zich kon uitdrukken, de bezorgdheid van vader en moeder gaande maakte. Ja, zei mevrouw, ik zeg het haar aanhou dend, maar dan krijg ik te hoeren: „Ma, u benft achterlijk, u gaait niet met uw tijd mee, de wereld is heetemaal veranderd. Ik wou, dat ze maar gebrouwd was met een flinken man. Ik houd dikwijls mijn hart vast. Ze gaat maar met alle mogelijke jongelui uit en als ik zeg: Loukl, denk dan tóch om je naam, dan begint ze te tochen en antwoordt: Wat heb ik toch een ouderwetsöhe, degelijke, vóór-ooirlogsühe moeder, maar ik loop in geen zeven stoeten tegelijk. Dag! Ik praat er maar niet meer over. Wil ik baar eens onderhanden nemen? vroeg mijnheer van Delden. Want die uitstap jes met dien zoogenaamden jonkheer van Groo tenburg bevallen me allesbehalve. Laaftst werd ik er op de soos ook al voor gewaarschuwd. Ze hebben me toen een boekje over dat heer schap opengedaan. Mevrouw schrok. Ja, je kunt wel eens met haar praten, maar je maakt je direct zoo driftig. En als je haar hard aanpakt, valt er heelemaal niefts met haar te beginnen. Werkelijk, Ik meen bet, ik wou, dat ze een goeden man had. Maar ik mag het niet forceeren. Ben ik met je eens, maar je kunt het ftoeh wel eenigiszins in de hand werken. Weet je wat ik al eens gedacht- heb? Zou de jonge Vreesman niets voor haar zijn? Hij is een jaar of zes ouder, heeft een mooie zaak en is door en door solide. J.a, maar hij Is vireeselijk stijf. Het abso lute oonftrast van Louki. Dat zegt niets. Ilc geloof, dat de oude Vreesman het ook wel graag zou zien. Hij zei laatst nog: Jammer, dat die jongen zoo schuw is, hij maakt met niemand kennis. Weeft je wat, Ik moest vanavond de zaak eens in ver trouwen mei. Vreesman bespreken, ik zie hem toch op de eoos. Dan kunnen ze eens met hun zoon een avondje bij ons komen of wij bij hen. Ik geloof, dat jij ook nogal in zijn vrouw valt. hè? Ja, dat is een verbazend aardig, ontwik keld memsoh. Maar nog eens: we moeten Loukl vrij laten, want ais ze later ongelukkig zou worden door onze schuld, zou ik het mezelf nooit kunnen vergeven. Een paar dagen later. Een auto hield voor het hek van de villa stil. Louki stapte, of liever sprong uit en de wagen reed verder, terwijl ze den bestuurder toewuifde. Dank je wel, dag boy, tot kijk hoor! Mevrouw van Delden zat te werken in de wairamdia en zag haar dochter thuiskomen. Was dat mijnheer van Grootenburg nieft? woeg z>e. Ja, leuk type, op en top een sportman. Je weet, hoe ik er over denk. Maar daar zullen we niet meer over praten. Ik wilde je even vertellen, dat we vanavond bezoek krij gen. Mijnheer en mevrouw Vreesman met hun zoon. Die dooie diender meft z'n o-beenen? Louki, leer je die critiek nu eens af! 's Is toch zoo! Ze noemen 'm den hoepel. In ieder geval, je gedraagt je als een jonge dame: ik schaam me soms voor je. All! nou enap ik het. Louki moet me vrouw Hoepel worden. Nu verzoek ik je één ding, dat je van avond een beetje kato bent. Mijnheer en me vrouw zijn alleraardigste menschen en die jongen is nu eenmaal verlegen uitgevallen, maar ftls je een beetje ftaotvol met hem om springt, kun je heel prettig met hem praten. En noch je vader noch ik zullen je ooit forcee ren om te trouwen tegen je zin. Ik zou het ook nooift doen, als u dat maar weet! Bovendien, ik denk niet aan trouwen en zeker niet met den hoepel f Mevrouw van Delden kende haar dochter en was niet geheel gerust op den komenden avond. Kom, had meneer gezegd, het zal best los- loopan. Vreesman en zijn vrouw weften wel zoo'n beetje, hoe Louki is, miaar ze vinden het een aardige meid. Het was een prachtige zomeravond. De deu ren van de kamer, welke op den tuin uitzag, stonden open. Mijnheer em mevrouw Vreesman, met hun zoon waren juiist gekomen. De conversatie vlotte nog niet eng. Vreesman Jr. zat naast Louki. Een paar maal had hij al met de heeren over zaken gesproken, doch hij voelde, dat hij ook tegen zijn buurdame iets moest zeggen. „Ik poets uw schoenen zoo glim mend, dat uw gezicht erin kunt spiegelen". „Jongen, als je dat klaar speelt, benoem ik je tot mtjn universeeien erfgenaam I" Het schijnt nu wat beter weer te worden, juffrouw van Dolden. Hè, schei nou uit met dat juffrouw, alsje blieft, Ik heelt Louki. Ja, maar dan moet u mij ook hij mijn naam noemen, ik heet Leonard. Da's me t© lang. Ik zeg Leo. Mama van Dolden keek haar man aan. Hou je van sport? vroeg Louki. Dat is te zeggen, ik vind het heel aardig om te zien, maar het is over het algemeen nogal inspannend. Houd u er veel van? Ik vind het zalig! Tennissen, zeilen, zwemmen ja eigenlijk alles wat sport, is Doe je eir heelemaal niet aan? Ik ben een groot liefhebber van dammen. Good gracious! Da's een spel voor ouwe heeren! Ja, Louki, maar je vader was er vroeger ook dol op.. Het moet heel interessant zijn, suste me vrouw van Dolden. Gp dat ©ogenblik klonk driemaal achtereen het geluid vain een claxon. Louki keek naar buiten. Mevrouw van Dólden fronste licht het voorhoofd. Mag ik even? Dait is bet signaal van de lui van onze tennisclub, 'k Ben direct terug. Terwijl Louki over een paar bloemperken sprong en naar den weg holde, trachtte me vrouw van Delden zoo goed en zoo kwaad als het ging den jongen Vreesman in het alge meen .gesprek te betrekken. Gedempt gelach en woorden als o-been" en „hoepel" klonken van den weg tot dn de kamer door. Mevrouw van D-elden stond angsten uit en zegende het oogenbddk, toen Louki weer met ©en vervaarlijken sprong over een perk kwam aanzetten en hijgend op haar plaafs neerplofte. Er is morgen Oencours -de Carrosserie in Noordwijli en Charles van Grootenburg heeft Bevraagd, of ik meeging. Wat doet die meneer van Grootenburg toch eigenlijk, informeerde mevrouw Vrees man. Ja dat weet feitelijk niemand. Hij stu deert z.g. voor Meester in de rechten. Daar is hü nu al bijna een jaar of tien over bezig. Nou jia, zei Louki, maar in ieder geval is het toch een rou-ze-leuk type. Louki, zei mevrouw van Delden, om het gesprek een andere richting te geven, ais je de radio eens aanzette? Louki liep of juister holde naar den hoek van de kamer, want loopen deed ze nooit, en zette het toestel aan. Wat krijgen we? vroeg mevrouw van Del den. Dansmuziek. Louki ging wear naar haar plaats en stalt een cigar et op. Mevrouw keek haar aan, maar dorst niets te zeggen. Ze lachte maar eens tegen mevrouw Vreesman Die jeugd toch tegenwoordig, vindt u niet Direct al nadat de eerste tonen waren inge zet, zat Louki met haar beenen de miaat te slaan en keek naar Leo. Zeg, kan je niet dansen? Ik heb helt wel geleerd, maar de laatste acht of tien jaar heb ik er niet meer aan ge daan. Ik hoor, dat de dansen tegenwoordig erg veranderd zijn. Oo, zei Louki, spottend, je stamt zeker nog uit den tijd van de kruispolka's en den pas des patineurs. Het gesprek stokte weer. Louki zuchtte diep. Hé, hè, zullen we eens gaan damman? Mevrouw van Delden keek haar bestraffend aan en zei: Weet je wat, je moest Leo den tuin eens laten zien, Louki! Kom, boy, vanavond ben je uit. Je moet 't leven niet zoo zwaar opnemen, we gaan tuinen, en meteen trok ze hem aan zin arm naar buiten. Leo kreeg een kleur als vuur en allen lach ten. Laat dlie ouwe lui maar boomen. we komen vooreerst niet terug, of wou je mis schien liever gaan dammen? Zeg het maar gerust hoor! Ik geloof, dat je me beschouwt als ten oud heertje, merkte Leo een beetje gepi keerd op. O heelemaal niet, maar je zou het worden in die reusachtig degelijke omgeving. Je ziet mij zeker wel aan voor een ongetemd zigeu nerkind, is 't nie?t O, kom er maar gerust voor uit, ik zeg ook wat ik meen. Ze waren langzamerhand achter in den tuin gekomen. Deze eindigde bij een breed© sloot, die weer uitliep op het kanaal. In een kleinen inham lag een roeibootje. Louki was er al ingesprongen. Kom, zieg, we gaan varen. Je kan toch roeien? Anders zal ik het wel aoen.. Nou moet je niet zoo hatelijk zijn, maar wat zullen ze binnen wel denken, als we niet terug komen. Pa en ma zijn bepaald ongerust. Onzin, de conversatie vlot veel beter, als wij er niet bij zijn. Of heb je heimwee! Leo scheen zijn bezwaar te hebben overwon nen, stapte in de boot, greep de riemen en roeide de sloot uit in de richting van 't ka naal. Ik had 't me erger voorgesteld, zei Louki vriendelijk. Behalve dammen kan je ook een beetje roeien, geloof ik. Toen ze in het kanaal waren» zette Loukl, tot ontsteltenis van Leo. twee vingers iu haar mond en floot in de richting van een paar meisjes, die aan den overkant op dei» weg liepen, terwijl ze een luid „Hallo!" liet hcoren. Dat ziin Toos en Miep van Stralen. Huury up, hoy! Naar den overkant! Ga je mee lui, we zijn aan 't spelevaren. O, ia dit is Leo Vreesman en dat zijn Miep en Toos van Stralen. Deftigheid daar doe® we niiet aan. Toe, sta nou niet zoo idioot te knipmessen, en meteen kreeg de bel co; O bui gende Leo een por, springen hoor, als je er in duvelt, moet te je Stap nou in, Jongens. In het midden er nog' uithalen en dan ben je zedelijk ver plicht met hem te trouwen. Kijk, hij bloost nou al in het vooruitzicht ervan. Na veel gelach was het tweetal eindelijk ge zeten en Loukl commandeerde: Kom vent, doe nou je best. Laat ik nou trotsch op Je zijn. Prachtig hoor! Je bant zeker meer mielt dame® uit geweest! Leo lachte zuurzoet, terwijl het drietal hem op alle mogelijke wijzen zat te plagen. Een sleepboot voer hen voorbij en ln de deining bggon het roeibootje op de gebruike lijke wijze te dansen. Miep van Stralen gaf een gil en ging over eind staan Zitten, flauwerd, ga toch zitten, moeten we nou omslaan. Good gracious, daar gaan we...» Luid geschreeuw en gegil en toen stilte. Toos en Miep van Straten zwommen naar den kant en Louki volgde. Als poedels stonden ze te proesten en te schudden tot Louki op merkte: Lieve hemel, waar is Leo? Die zal nog onder water aan het zoeken zijn naar heldendaden, maar met zijn o-beenen loan hij natuurlijk niet zoo vlug vooruiit, merkte Toos spottend op. Schei nou uit met die flauwiteit, vooruit, we moeten helpen,, en voordat de anderen haar konden tegenhouden, was ze 'opnieuw ln het water gesprongen en onder de gekantelde boot gedoken. De twee andere meisjes begonnen nu ook ongernst te worden, totdat Louki opeens boven kwam, den bewusteloozen Leo achter zich aan stoepende. Toe, vooruit, help me, hijgde ze. Ik kan niet meer; hij zat tusschen de banken ge klemd. Met vereende krachten werden Louki en Leo uit het water getrokken en Louki's eerste zor gen waren om te zien of hij nog leefde. Jouw schuld, als ie dood gaat, als je was blijven zitten, dan was het niet gebeurd, viel ze uit tegen Miep, die imltusschen zat te snik ken. Ga liever hulp halen uit die boerderij, in plaats van te zitten janken. Toos was al weggehold en kwam na enkele cogenblikken terug met een paar boeren knechts, die Leo opnamen en naar de boerderij droegen. Louki volgde met tranen in de oogen. Den volgenden dag ging ze niet naar het concours in Noord wijk, maar wel tweemaal naar de Vreesmans, om te hoonen, hoe het met Leo was. En het slot van de geschiedenis? 0, liefde, onbegrijpelijk zijn uw Vegen! Zoo juist heb ik in een Engelsche krant ge lezen dat pruikenmaker Clarckson zeventig jaar oud is geworden zich uit de zaken terug trekt en 'zijn memoires gaat schrijven. En ik heb dat niet belachelijk gevonden, heelemaal niet den Indruk geha-d dat dit wei een beetje bij de haren is getrokken. Een halve eeuw lang heeft hij pruiken gemaakt voor iedereen die in zijn tijd naam had in de tooneelwereld. Men zegt dat zelfs de groote Sarah geen ander haar- leverancier wilde dan Clarckson. Zijn idéé om zijn mémoires te schrijven kan ik niet anders dan toejuichen. Stel u voor dat ln alle schouw burgen van de geheele wereld iemand dag aan dag zijn souvenirs met de artisten zou opschrij ven, wat zou dat niet gauw uitgroeien tot een buitengewoon interessante anecdotieche biblio theek over de internationale tooneelkunst Het was in den schouwburg te Brussel, dat bij een opvoering van „Lohengrin" de koristen op een rij naar links stonden te turen langswaar de schuit moest aankomen voorlo per van het watervliegtuig waarin de zoon van Par sifal ten tooneele komt en zij den bekenden kreet lanceeren: „De Zwaan, de zwa-an", die de geheele zaal ln spanning deed toekijken. Doch in de plaats van de zwaan, die niet ving genoeg kwam aanhollen, zagen duizenden oogen Jan, den kater van den concierge, uit „het water" komen met een vette muis tusschen de -tanden, waarmede hij in superieure onverschil ligheid voor alles wat hem omringde over het •tooneel wandelde om in 't souffleurshok te ver dwijnen. Die zwaan heeft trouwens wel een® meer tot vermakelijke dingen aanleiding gegeven. Jeans ke uit de Marolton wae dol op de opera maar hij ging er niet graag alleen heen; als hij kon nam hij altijd een vriendinnetje, subsidiair een vriend mee. Dien dag probeerde hij het met zijn gebuur Susse. Susse, jongen, wij gaan vanavond naar de opera Laat mij gerust met uwen theater, ik blijf liever thuis op mijn gemak mijn pijp rcoken. Dat genoegen zult gij mij toch niet weige ren. Ik heb vrijkaarten, er moet zelfs geen centiem taks betaald worden. Ik blijf liever thuis, zeg ik. Maar sukkelaar, gij weet niet eens wat ze geven: „Lohengrin", man! Dat of wat anders, 't kan mi) niets sche len. Ik ken dat stuk niet maar 't 231 wel weer muziek zijn en menschen die staan te bleiren, enfin altijd hetzelfde. Ik rook liever mijn pijp. werkelijk. Susse jongen, gij weet niet wat gij mist: Er komt een zwaan op het tooneel! Een zwaan? He, dat wil ik wel eens zien. Het eerste bedrijf loopt af maar de zwaan is niet verschenen. Jeanske, ik geloof dat gij mij voor den aap hebt gehouden, de zwaan is niet gekomen. Wacht een beetje, dit was nog maar het eerste bedrijf. Het gordijn valt op het tweede bedrijf. En nog steeds geen zwaan. Derde bedrijf S«dann, de vertooning geëin digd en geen zwaan gezien. Dat gaat slecht afloopen tusschen ons, Jeanske Als *k mij niet inhield Ik begrijp er niets van. De zwaan kamt anders altijd. Ik weet niet wat er vandaag mee gebeurd is- Kom, wij gaan het vragen aan den controleur. Mijnheer de controleur, stottert Jeanske, en de zwaan? Welke zwaan? Wel, die ia „Lohengrin" op het tooneel móet komen. Pardon, hebt gij dan niet de strook op de affiche gelezen: „wegens ongesteldheid van den tenor wordt vanavond „Lohengrin" ver vangen donr „Carmen". Wel allemachies, riep Jeanske, „Carmen", mijn Heveringsoperaik ken hem van buito* ...Had gij mij dat maar eerder gezegd.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 10