PUBLICITEITSLEER AAN
DE UNIVERSITEIT.
MAANDAG 19 OCTOBER 193Ï
DE RIJKSMIDDELEN.
SEPTEMBER 1931.
Vooruitgang en teruggang.
Kf^^htV930 d« -S"el«k
DIESVIERING
R. K. UNIVERSITEIT
GEZAG EN KRITIEK".
REDE VAN PROF. R. L. JANSEN O.P
WEER PAIS EN VREE IN
DOETINCHEM.
INTERVIEW MET DEN EERSTEN
PRIVAAT-DOCENT.
VERGEETACHTIG MACHINIST.
DAK OMLAAG GEKOMEN.
INBRAAK BIJ DE VLASFABRIEK TE
STEENBERGEN.
BRAND IN EEN ARMHUIS
De tijden zijn er wel naar om den Neder-
landschen staatsburger met meer belangstel
ling te doen omzien naar den Rijksmiddelen-
staat, welke ons maandelijks komt inlichten
over het binnenkomen der belastinggelden voor
den Staat der Nederlanden. Met meer belang
stelling dan in financieel rustiger tijden, waar
in slechts een kleine kring van personen aan
deze overigens belangwekkende gegevens zijn
aandacht pleegt te schenken.
En als nu de gelegenheids-belangstellende
den staat over September 1931 bekijkt, met
als eindcijfer 34.690.000 tegenover 40.808.000
als eindopbrengst over September van het
vorige jaar, dan zal hij verschrikt uitroepen
ruim 6 millioen minder, 't is weer leelijk raak!
Vermoedelijk zal hij verbaasd staan, en
vragen of wij onze positieven nog wel bij elkaar
hebben, als wij daarentegen als onzen indruk
van dezen staat geven, dat September gegeven
de bekende omstandigheden nog al meevalt.
Ten eerste moeten bij een vergelijking met
het vorig jaar de grondbelasting en de perso
neels belasting worden uitgeschakeld omdat
deze de eerste voor drie kwart, de tweede
geheel naar de gemeenten gaan op grond
der nieuwe financieele regeling tusschen Rijk
en gemeenten. Doen we dit, dan vinden we
als eindcijfers voor September 1931 ƒ34.300.000
en voor September 1930 36.492.000. Het
nadeelig verschil is dan teruggebracht op
2.192.000. Het is nog niet fraai, maar 't is
al heel wat minder. t
Maar voorts moeten we bij de beoordeeling
van dezen staat in aanmerking nemen, dat
de suikeraccijns in September 1930 vijf per
ceptie- (innings-) dagen had, met een opbrengst
van 7.144.000, of per inningsdag 1.429.000,
terwijl in September 1931 slechts vier inninge-
dagen vielen, met een opbrengst van 5.674.000
of per inningsdag ƒ1.418.000. Het decrea van
dit middel ad 1.470.000 is dus ongeveer gelijk
met de opbrengst van één inningsdag.
Het totaal-decres van dezen maandstaat ad
2.192.000 vindt daarin voor ƒ1.400.000 een
redelijke verklaring en er blijft een werkelijk
decree van per saldo ƒ792.000. Daar tegenover
staat echter als kwadé noot, dat, mét de cor
rectie van weglating van grond- en personeels
belasting, deze maand weer vier millioen bij
de maandraming ten achter bleef. Rekende
Minister de Geer in zijn Millioenennota op een
tekort bij de raming in 1931 van 1.8 millioen
per maand dan brengt September er extra noe
2.2 millioen boven op. Het voorgerekende tekort
ever 1931 van 21 millioen werd in Aumistus
'Tn VerK^°=d in SePtember met
2.u millioen. Samen bijna 9 millioen
Heel veel „inhalen" zullen de laatste drie
maanden niet doen. Dit is dus de sombere zijde
van dezen middelenstaat.
Doch vergeleken met de opbrengsten van dP
niet zoo slecht te noemen. Er zijn gelukkig
eenige accressen aan te wijzen
18 hiermede geenszins de alge-
meene tendenz van verminderde opbrengsten
weg te praten. Andere middelen doen er ons
zen aan denken, dat die tendenz er
inderdaad is.
ktf elkaar is de Septembermaand 1931
voor de Schatkist een mengelmoes van goed
en kwaad van vooruitgang en teruggang. Men
mag al blij zijn dat er tenminste ook iets goeds
Aeij,„vermelden valt want men hoort immers
niets dan somberheden in den tegenwoordigen
Tot viering van de negende dies natalis der
R. K. Universiteit werd Zaterdagmorgen in de
St. Augustinuskerk te Nijmegen een plech
tige H. Mis opgedragen door Prof. Dr. W.
Mulder S.J. met assistentie der Eerw. Paters
Schmitz O.F.M. en Hasebroek O.F.M., welke
H. Mis door de professoren in ambtsgewaad
en vele studenten werd bijgewoond.
De priesterstudenten voerden Gregoriaan-
sche gezangen uit.
Zaterdagmiddag had er in de nieuw-gebouwde
aula aan den Bijleveldsingel een plechtige acade-
mische zitting
plaats waar de
Rector-Magnifi
cus Prof. Dr. R.
L. Jansen O.P.
een rede uit
sprak over „Ge
zag en critiek",
in welke rede
hij de verhou
ding schetste
tusschen het
kerkelijk gezag
en de Katho-
lieke bijbel
exegese.
De verhouding
Prof. Dr. Jansen OP tusschen gezag
en critiek, al
dus spr., heeft
DE KROEPOEKZIEKTE.
Insect gevonden, die de ziekte op de
tabak overbrengt.
DJOKJAKARTA, 16 October (ANETA)
Dr. Thung, phytopaiJholoog van het proef
station voor de Vorstenlandsche tabak, vond
een insect, dat de bekende kroepoekziekte op
de tabak overbrengt.
buiten de Kerk de Katholieke wetenschap
vaak in opspraak gebracht en binnen de Kerk
on h^n0<! Diet zelden verontrust, vooral
u i. bijbelwetenschap,
t- teeft dus z^n nu' de principieels en
practische verhouding tusschen kerkelijk leer
gezag en bijbeleritiek wat aandachtiger te be
zien, ooral wijl het probleem dezer verhou-
c ing nooit zoo actueel was als in onzen tijd.
ormeel is de vraag naar de verhouding
1 an ëszng tot critiek dezelfde als die van het
geloof tot de rede.
Toch bestaat er een nuanoe tusschen de
beide verhoudingen, omdat de grenzen van
gezag en critiek niet altijd even scherp kun
nen worden getrokken als die van rede en
geloof.
Want eenerzijds maken niet alle beslissin
gen van het kerkelijk leergezag aanspraak op
onfeilbaarheid, anderzijds kan ook de critiek,
zeker niet de onafhankelijke bijbeleritiek, zon
der meer op één lijn worden gesteld met de
rede, omdat zij door haar subjectivisme en
apriorisme dikwijls veel van haar wetenschap
pelijke objectiviteit inboet.
Wanneer de bijbeleritiek slechts tegenover
onfeilbare uitspraken van het kerkelijk gezag
was gesteld, zou tegenspraak uitgesloten en
de onderlinge harmonie en wisselwerking ver
zekerd zijn. Tegenover betrekkelijk weinig de-
finitief-bindende beslissingen, staan er echter
talrijke, die geen aanspraak op onfeilbaarheid
kunnen maken, en al vorderen deze in normale
omstandigheden een zekere kerkelijke gehoor
zaamheid, wanneer een vakman, die tot oor-
deelen bevoegd is, na zeer ernstige studie
overwegende wetenschappelijke bezwaren tegen
dergelijke uitspraken behield, zou hij zijn vrij
heid tot verder onderzoek blijven behouden.
Een tweede beperking, die het kerkelijk leer
gezag zich uit den aard der zaak heeft op
gelegd, Is hierin gelegen, dat het zijn autori
teit alléén kan doen gelden In zaken van ge
loof of zedun, en al is er In de H. Schrift
eigenlijk niets, wat niet rechtstreeks of zijde
lings tot het geloof of de zeden behoort, het
leergezag heeft in deze op uiterst sobere wijze
van zijn groote macht gebruik gemaakt. Wel
houdt zij onverzwakt het dogma staande: dat
zij het recht heeft het laatste oordeel uit te
spreken over den waren zin der H. Schrift.
Naast het kerkelijk leergezag heeft de mo
derne bijbeleritiek haar eigen taak en methode.
Zij wil een aanvulling en verdieping zijn der
vroegere exegese, die vaak te haastig en te
eenzijdig naar het goddelijk element in den
Bijhei zocht en meende dit gemakkelijk ge
noeg te achterhalen zonder door den bolster
te dringen van het menschelijk element In de
H. Schrift. Ze bekommerde zich daarom veel
te weinig om den grondtekst, de juiste oor-
DE LANGE RIJ GEDERAILLEERDE WAGENS, die door heit heet loopen van een wagond bij het statical Steenwijk ontspoorden
spronkelijke lezing, het litteraire genre der
bijbelboeken, den tijd van ontstaan, aanleg en
karakter van den menschelijken schrijver.
Het is de groote verdienste der moderne bij
beleritiek, dat ze meer aandacht schonk aan
het menschelijk element In de Schrift, om
daardoor het Goddelijke te kunnen benaderen.
Daarbij zal de Katholieke critiek zich toch
echter principieel hebben te scheiden van de
onafhankelijke bijbeleritiek. De liberale cri
tiek begaat dikwijls dezelfde fout van eenzij
digheid als de vroegere Katholieke exegese:
zij onderzoekt vaak het menschelijke in de
Schrift met uitsluiting van haar bovennatuur
lijk en Goddelijk karakter.
Daarom heeft zij zich aan drie beginselen
te houden, die ook haar wetenschappelijke
richting bepalen: de Goddelijke, maar ook de
kerkelijke en historische traditie; de geloofs-
analogie, waardoor zij nooit een verklaring
mag aanvaarden, die rechtstreeks of zijdelings
botst tegen een dogma; de bewustheid van het
subjectieve element, dat inhaerent ls aan
iedere interne critiek.
Uit den aard en de beperking van het ker
kelijk leergezag en de bijbeleritiek wordt over
en weer hunne verhouding geregeld.
Het is hier een antithese tusschen leiding
en vrijheid, verplichte decisies en onafhanke
lijk onderzoek. Toch is er volkomen harmonie
tusschen heide bestaanbaar, omdat het kerke
lijk gezag tenslotte niets anders wil dan de
bijbelwetenschap lelden naar haar laatste doel:
de Goddelijke waarheid der H. Schrift.
Het behoeft geen betoog, dat het kerkelijk
leergezag van beslissende waarde moet zijn
voor de geloovige bijbeleritiek op het gebied
der analogia fidei. Toch heeft het gezag zelfs
hier zich steeds voor iedere overdrijving be
hoed.
Do verklaring der Schrift buiten het gebied
van dogma en zeden is niet de directe taak
van het kerkelijk leergezag, maar die der we
tenschappelijke exegese: het gezag behoeft hier
slechts te waken, dat de exegese niet in bot
sing komt met het geloof.
Voelt de Katholieke bijbeleritiek zich dan
nimmer gekneld door de banden van het leer
gezag Het zou oneerlijk zijn te ontkennen,
dat dit soms de eerste Indruk ls, die ons
overvalt bij een nieuwe decisie. Wanneer men
echter na de eerste ontgoocheling weer tot
bezinning was gekomen en de diepere strek
king der decisie zag, beseft men spoedig niet
alleen hare theologische waarde, maar ook
hare groote redelijkheid tegenover de dreigen
de, onredelijke overijling der moderne critiek.
Men begreep, dat al die decisies niet als
absoluut definitief waren bedoeld, maar eer
der als een rem tegen onvoorzichtige en over
haaste conclusies. Dan was men dankbaar aan
de voorzichtige leiding der Kerk, die aan de
critiek nooit de vrijheid ontnam om in rus
tiger tijden, die moeilijke vraagstukken op
nieuw te bezien.
Hiermede is dan ook de verhouding bepaald
van critiek tot gezag. De critiek onderwerpt
zich aan het gezag in den geest van geloof,
wanneer het met onfeilbaarheid spreekt, ln
den geest van godsdienstige gehoorzaamheid,
wanneer het niet absoluut-bindend zijn beslis
singen geeft. Maar dan komt ze ook met des
te grooter zelfvertrouwen op voor haar vrij
heid. Zij behoeft die niet tegenover het leer
gezag zelf te verdedigen, dat nooit zijn be
voegdheid te buiten ging, maar wel tegenover
onbevoegden, die misbruik maken van het ge
zag ten koste van de vrijheid der bijbeleritiek
Naast minimisten zijn er altijd maximisten ge
weest, dié het kerkelijk gezag liefst bij iedere
kwestie betrekken. De waarachtige orthodoxie
echter volgt steeds den gulden middenweg
Een eenzijdig en lichtvaardig begrip van tra
ditie leidt als van zelf tot overdrijving van
den Invloed van het leergezag, omdat dit aan
de traditie zijn waarde ontleent. Zonder scherp
te onderscheiden tusschen goddelijke, kerke
lijke en strikt historische traditie, meenen
ze zich dan geroepen iedere nieuwe poging
der bijbelcriiek dood te drukken door een be
roep op een zgn. traditie, die vaak niet ver
der in het verleden terugreikt dan het hand
boek, waaruit men studeerde.
Om dezelfde reden moet ook de critiek zich
verzetten tegen overdrijving van de geloofs-
analogie, die haar wetenschappelijke vrijheid
noodeloos zou kunnen beperken, slechts schijn
baar ten gunste van het gezag. De erkenning,
dat de bijbeleritiek nooit in strijd mag zijn
met het dogma is volstrekt niet hetzelfde als
het forceeren der exegese om het dogma terug
te projecteeren in de H. Schrift. Het ls dus
niet noodig dat de exegeet al onze dogma's te
rugvinden moet in den Bijbel, zelfs niet ln de
boeken van het Nieuwe Verbond.
Verder behoudt de bijbeleritiek buiten het
terrein der traditie en der geloofsanalogie een
zeer groote vrijheid tegenover het gezag. Van
redelijk en wetenschappelijk standpunt uit
heeft ze slechts te zorgen, dat hare conclusies
geproportioneerd blijven aan de .praemissen
en niet overhaastig worden getrokken. Ook al
is zij wat meer vooruitstrevend gezind, dan
heeft ze om die reden alleen van het kerkelijk
gezag niets te vreezen. Dat gezag heeft een
open oog voor moderne problemen, nieuwe
methoden, actueele behoeften. De reactie te
gen een meer vooruitstrevende bijbeleritiek
komt eerder van hen, die het gezag liefst zoo
veel mogelijk in wetenschappelijke vraagstuk
ken betrekken, al was het maar om de zwak
heid van eigen critiek te bedekken.
Hieruit volgt vanzelf dat de critiek scherp
heeft toe te zien, wat er precies door het ge
zag is bepaald. Zij moet zich door onbevoeg
den de vrijheid niet laten ontnemen, die het
kerkelijk gezag aan haar meer vooruitstreven
de pogingen met groote omzichtigheid heeft
overgelaten. Zoo blijft aan de Katholieke bij
beleritiek in onzen tijd een grootsche taak
voorbehouden, die zij onder voorlichting en
leiding van het kerkelijke gezag met een ruime
mate van wetenschappelijke vrijheid heeft te
vervullen. Zooals de rede de geopenbaarde
waarheid verklaart, beschermt en verdedigt
zoo kan ook de Katholieke bijbeleritiek door
dieper studie, veelzijdige eruditie en kloeken
durf de beslissingen van het kerkelijk gezag
bevestigen, tot klaarder Inzicht brengen en
verdedigen tegen de aanvallen van het on
geloof.
Gezag en critiek staan niet vijandig tegen
over elkaar, oendat beiden gericht zijn op
dezelfde Goddelijke waarheid der H. Schrift.
Zonder zelfgenoegzaamheid en vertrouwen
zegent het kerkelijk gezag de rustelooze po
gingen der Katholieke bijbeleritiek en weet
hare resultaten te benutten. En de Katholieke
bijbeleritiek zegent den heilzamen invloed
van het gezag, dat haar voor dwaling bewaart
en tegen overijling behoedt, omdat het van
haar de verzekering heeft dat het ook haar
niet te doen is om haar vrijheid uit te leven,
maar om de waarheid alleen.
Na afloop der rede hield de Rector-Magnl-
ficus een receptie, waar velen hem met den
negenden verjaardag der Katholieke Universi
teit gelukwenschten.
De ophalcker.
„Toen ik nog in Afrika was zette ik mij een
keer argeloos neer, toen ik plotseling den hee-
ten adem van een leeuw achter in m'n nek
voelde. Wat had je in zoo'n geval gedaan?
„Ik? Ik zou... m'n kraag hebben opgezet".
De gaskwestie begraven.
In de vergadering van den gemeenteraad
van Doetinchem is het geheel onverwacht tot
een algemeene verzoening gekomen tusschen
de raadsmeerderheid en de oppositie.
Bij het aan de orde stellen van de aanvul,
ling der raadscommissies, noodig geworden
door het bedanken van alle leden der oppo
sitie voor de hun toebedeelde plaatsen, ver
klaarden de fractieleiders van de R. K. en
S. D. A. P. bereid te zijn voor alle plaatsen iD
de commissie te bedanken en deze alsnog
opnieuw in gemeen overleg aan te stellen in
dien de minderheid genegen was aan het com-
missiewerk deel te nemen.
Na schorsing van de vergadering en daarop
gevolgde besprekingen van eenige uren werd
overeenstemming bereikt en werd met het ge
heel eens over de samenstelling der raadsoo-m-
missies. Tegelijk werd besloten de gaskwestie,
die oorzaak was van den gespannen toestand,
niet meer aan te roeren.
Voor het eerst na vier jaren zag men de
fractieleden, die tot dusver tegenover elkaar
stonden, weer in onderling gesprek.
BEDREIGING DER DRAADINDUSTRIE
Door een viertal fabrieken van draadgaren
en draadvleöhtwerken is den Minister van
Arbeid, Handel en Nijverheind een telegram
gezonden, waarin wordt verzocht bij de her
ziening der tariefwet, het invoerrecht van
draadnagels en puntdraad aanzienlijk, tenmin
ste tot 12 pCt. te verhoogen en deze verhoo
ging zoo spoedig mogelijk te doen ingaan.
We kennen elkaar al jaren, de nieuwe pri
vaat-docent in de publiciteit8leer aan de
Universiteit te Utrecht, de heer W, N. van
der Hout, en ik, want met de regelmaat van
een klok komen we ièderen avond op den
zelfden tijd voor de laatste lichting aange
draafd.
Het werkwoord „draven" ls eigenlijk alleen
op mij van toepassing, want de heer Van der
Hout is een be
daagde, kalme
persoonlijkheid,
die systematisch
werkt en te
punctueel is om
pas op het laat
ste nippertje
met zijn werk
klaar te zijn.
Toen we weer
eens bijna ca
rambole maak
ten bij de bus,
informeerde ik
met belangstel
ling naar zijn
colleges te
Utrecht, die op
19 October met
een openbare les over „Publiciteit" zullen
aanvangen.
„Als u er interesse voor heeft, kom dan
eens thuis praten. U zou toch altijd nog eens
komen om mijn verzameling boeken over
„journalistiek" te zien!"
Kort daarop zat ik in de werkkamer van
den nieuwen docent, danig argeleid door de
meer dan 1300 werken over „publiciteltsleer",
die me van alle kanten omringden.
Als vanzelf werd het eigenlijke doel van
mijn komst op den achtergrond geschoven,
want nauwelijks had ik belangstellend naar
zijn bibliotheek gekeken of de trotsche eige
naar raakte in vuur; trok verschillende wer
ken van de planken en vertelde allerlei bij
zonderheden.
„Toen ik 23 jaar geleden journalist werd,
na eerst in Leiden medicijnen gestudeerd te
hebben, begon ik al direct met het aanschaf
fen vsn allerlei werken over journalistiek. De
laatste jaren, toen de idéé om op ruimer
schaal voorlichting te geven over het wezen
der journalistiek, rijper werd, ben ik die lief
hebberij als een soort voorzieoigheld gaan be
schouwen, want de verzameling is me nu van
onschatbaar nut.
Het is de grootste zuiver-journalistleke col
lectie in Nederland en voor zoover m(j be
kend is, ook uit vele andere landen. Duitsch-
land bezit er wel, waarin meer Duitsche
werken" te vinden zijn, maar die bevatten
toch een geringer aantal boeken uit andere
landen dan de mijne.
Ik heb ze in 13 verschillende talen, dus ik
kan niet pretendeeren, dat ik ze alle gelezen
heb. Er zijn er tusschen, die ik ln later jaren
uit louter verzamelwoede gekocht heb."
Toen de heer v. d. Hout me, na enkele groo
te Duitsche standaardwerken, o.a. van Dr.
Groth, een klein Franseh werkje toonde, ge
titeld: „Sa majesté la Presse", waarin de
vraagstukken der pers op eenigszins satyrieke
wijze behandeld worden, vertelde hij me, hoe
het ook hierbij gaat als met zooveel andere za
ken, n.l. dat de Duitscher alles veel weten
schappelijker en zwaarder benandelt dan de
Franschman, die er luchtig overheen danst,
hier en daar een geestigheid plaatsend. De En-
gelsche werken kenmerken sieh in hoofdzaak
door den eigenaardigen vorm, waarin ze ge
schreven zijn. De journalist, d e aan het woord
is, begint meestentijds met zijn eigen erva
ringen te vertellen en knoopt daaraan vast
zijn visie op het wezen der pers. Hij is niet
zuiver wetenschappelijk, doch meer weten-
schappelijk-besplegelend op zün eigen „En-
gelsch-terrein".
Ik was echter niet gekomen om met mijn
neus in de boeken te zitten en ging om
elke verdere verleiding te voorkomen recht
op het doel af.
„Wat is de eigenlijke bedoeling van den
leergang?"
Even een lichte aarzeling, zooiets van: „Nu
vraag Je zooveel tegelijk", en toen stak mijn
gastheer van wal:
„Het doel is eigenlijk meervoudig, maar ln
mijn oog weegt wel het zwaarst, dat op deze
wijze de jongelui, die aan de universiteit stu-
deeren, en van wie er velen geroepen zijn om
later Invloedrijke functies te vervullen, een
goed inzicht in het wezen der pers zullen krlj-
gea.
Een beter begrijpen brengt gewoonlijk een
grootere waardeering met zich mee en we ver
wachten, dat de samenwerking tusschen auto
riteiten en pers er ten zeerste door in de hand
gewerkt zal worden.
Ofschoon ik me niet voorstel, dat mijn leer
gang door veel journalisten gevolgd zal wor
den eerstens beschikken ze gewoonlijk al
over te weinig vrijen tijd toch zie ik de
'mogelijkheid, dat enkele der hoorders zich tot
ons vak aangetrokken zullen voelen en ook
dht zou in alle opzichten „winst" beteekenen.
Hoe meer gestudeerde personen in het gilde
der journalisten, des te hooger zal het peil
der pers stijgen!
Is het, mede tengevolge van den minimum-
eisch, die tegenwoordig vrijwel overal geldt,
n.l. eindexamen H. B. S. of Gymnasium, al
veel beter geworden, wat meer gespecialiseer
de medewerkers zou toch geen overbodige
luxe zijn.
Onder mijn toekomstige toehoorders is er
één, die een ideaal opleiding voor journalist
geniet. Zijn vader stelde hem den eisch, dat
hij eerst gedurende een paar jaar aan de uni
versiteit moest studeeren, waardoor dit jong-
mensch natuurlijk een enorme hoeveelheid al
gemeene ontwikkeling opdoet en, indien hij
zich gaat Interesseeren voor een of andere we
tenschap in heit bijzonder, zich daarop mis
schien nog verder zal gaan toeleggen om zoo
doende met gezag over dat vak te kunnen
voorlichten. Vind ik een nauwer contact tus
schen de studeerende jeugd nn de pers van
groot gewicht, niet minder belangrijk is het,
dat degenen, die journalist willen worden, een
goed inzicht krijgen in de meest actueele
vraagstukken betreffende de verhouding van
maatschappii en pers, bijv. persvrijheid en ano-
nymiteit; het pro- en contra van openbaar
heid in verschillende aangelegenheden, bijv.
rechtszaken, vertrouwelijke stukken, misdaden
enz. Verder de constructie van de pers, de
vergelijking met de pers in net buitenland en
onvermijdelijk hier en daar een brok historie.
Het zou te taai worden om enkele voor
drachten uitsluitend te besteden aan „de his
torie van de dagbladpers", maar het lijkt me
daarentegen toch een onmisoaar onderdeel
van den leergang en ik ben van plan om er
telkens hier en daar wat geschiedenis in te
vlechten.
Dat zal zoo ongemerkt vanzelf komen want
ik heb me voorgenomen om geregeld mate
riaal mede te brengen, dat mee zal helpen tot
een beter inzicht in de ontwikkeling der pers."
Ongemerkt waren we weer op gevaarlijk ter
rein gekomen; de aarts-verzamelaar, die er in
deu heer v. d. Hout schuilt, kou niet nalaten
me wat specimina uit zijn collectie „kranten"
te laten zien.
Meer dan 12 duizend verschillende kranten,
in ruim vijftig talen en van onderscheiden
type, zijn allen keurig in mappen gerangschikt
tin direct vindbaar. Een der documenten uit
de verzameling is bijv. een ,Nederlandsche-ge-
vangenis-krant".
Voor zoover bekend, ls dit eet eenige exem
plaar, dat ooit uit een gevangenis gesmok
keld is.
Om verschillende redenen wil men deze
krant niet in de maatschappij brengen en de
peer v. d. Hout had er al jaren begeerig naar
uitgezien, toen iemand er heel onverwacht
mee kwam aandragen.
De oudste krant in zijn bezit een Hol-
landsehe dateert van 1632. De Hollandsche
krant van vóór 1869 is heel klein van formaat,
want er werd een belasting goheven die in
verhouding stond tot het oppervlak.
De Engelsche krant dankt haar groote for
maat aan de zonderlinge bepaiing, dat het ta
rief der zegelbelasting per pagina werd bere
kend.
Verschillende kranten zijn „meertalig", ve
le 3-talig en enkele verschijnen zelfs in 5
talen! Een eigenaardig verschijnsel is. hoe
tot de tweede' helft der vorige eeuw er bijna
geen advertenties in de kranten stonden.
De advertentie-rubriek bestond slechte uit
een enkel bericht over geboorte, huwelijk of
sterfgeval of een aankondiging van een of an
dere verkooping. En hoe bescheiden waren de
afmetingen dan nog, hoogstens twee of drie
regels. De exploitanten van ae huidige dag
bladpers zouden raar opkijken als de adver
teerders weer tot dergelijke gewoonten terug
keerden!
Dat de kranten die veelal van geschept
papier waren in dien tijd veel geld kostten,
bewijst het feit, dat men herhaaldelijk ver
zoeken om een of meerdere „medelezers" aan
treft.
Aan den wand zag ik een gravure van Fran-
ciscus van Sales; een niet gewoon verschijnsel
voor het werkhol van een niet-katholiek.
„Ik wilde graag een beeltenis van dezen hei
lige hebben, die in 1923 tot schutspatroon van
de Katholieke journalisten werd uitgeroepen.
U zult echter verbaasd staan als ik u vertel
hoeveel moeite het me gekost heeft er een te
bemachtigen. In Holland was er geen te krij
gen en toen een geestelijke eens gekscherend
tegen me zei; „Je zult het aaD den Paus moe
ten vragen", besloot ik het erop te wagen en
schreef werkelijk naar Rome. Na enkele da
gen kwam bericht, dat het Vaticaan opdracht
gegeven had aan een antiquair te Rome om
voor een exemplaar to zorgen. Weer enkele
weken later bericht van die zaak, dat ze er
geen konden bemachtigen. Einoelijk in Genève
mocht het mij gelukken een portret te vinden
en wat zeer merkwaardig is, net was een Hol
landsche gravure, waarschijnlijk uit een of an
der boek gescheurd.
Verschillende menschen, die op de hoogte
zijn van mijn hobby, sturen me bijdragen voor
mijn collectie, waar ik later waarschijnlijk een
stichting van zal maken ten gerieve van de
Nederlandsehe journalisten. Het is opvallend,
hoe zelfs in de Koninklijke Bibliotheek het
aantal werken over journalisuek uiterst be
perkt is .waarschijnlijk omdat er weinig naar
gevraagd wordt. Maar daardoor zal het voor
den enkelen belangstellende van des te groo
ter nut zijn, als hij ergens uitgebreide litera
tuur over zijn vak kan vinden.
Dok de historicus zou heel wat stof kunnen
putten uit mijn oude kranten; kent men de
belangrijkste feiten uit vroeger jaren op z'n
'luimpje, de typische sfeer, waarin men toen
loefde, wordt al bijzonder duidelijk geteekend
in het dagblad.
Die naam is eigenlijk niet van toepassing
op de krant van vroeger dagen, want als die
3 x Per week verscheen, was dat al Iets heel
bijzonders."
„Bestaan er In het buitenland colleges, waar
men spreekt van publiciteltsleer?"
„In verschillende landen wel en vooral in
Duitschland komt het veel voor. Aan 18 van
de 24 universiteiten van dat iandbestaat er
od de een of andere wijze zoo n studiegelegen
heid. De programma's van die leergangen be
studeer ik ai jaren, wat me zeer te pas kwam
bil de samenstelling van bet mijne. Ik heb de
stof voor mijn voordrachten al ingedeeld,
maar zal later pas kunnen beslissen of ik er
een cursus van 1 of van 2 jaar van zal maken.
Dat zal vooral afhangen van üen indruk, dien
de hoorders van mij krijgen en ook omgekeerd
van de wijze, waarop zij reageeren. Vermoed
ik, dat ze het wei 2 jaar zullen volhouden, dan
prefereer ik dat."
Ik vroeg den heer Van der Hout, waarom
hij toch zoo angstvallig het wcord „journalis
tiek" vermeed, doch steeds het deftige „publi
citeltsleer" gebruikte.
„Dat zit zóó. Publiciteit is het doel van den
arbeid der journalisten; He pers is het middel
om tot dat doel te geraken en de journalistiek
is het vak van hen, die voor dit doel werken.
Wil men het geheel dus wetenschappelijk be-
studeeren, dan voldoet alleen de naam van
„publiciiteitsileer".
„U wilt de menschen toch met leeren om
„Journalist" te worden? Daartoe wordt je toch
geboren?"
„Neem me niet kwalijk, menr dat quaiUl- J
Station voorbij-gestoomd.
De passagiers voor Weesp die zich vol ver.
trouwen een plaatsje hadden gezocht in den
trein, die om tien minuten voor zes Zaterdag,
avond uit Amsterdam vertrok werden danig
teleurgesteld. Volgens de dienstregeling stopt
deze trein te Weesp op Zaterdag, op andere
dagen rijdt hij door. Doch ditmaal óf de
machinist had vergeten op den kalender te
kijken, óf hij had groote haast reed de
trein met sneltrein allures het station Weesp
voorbij. Begrijpelijk was de consternatie bij
aankomst in Bussum onder de Weespenaren
groot. De hoofdconduoteur was in een zeer
onvriendelijk, debat gewikkeld met den ma
chinist, toen de dienstdoende stationschef ten
tooneele verscheen om den ongeveer zestig
gedupeerden mede te dealen, dat hij te hunnen
gerieve den sneltrein, die na een paar minu
ten in de richting Amsterdam zou vertrekken,
in Weesp zou laten stoppen.
Hiermede nam het gezelschap genoegen en
zoo werd tenslotte toch nog de plaats van
bestemming bereikt.
Een voorbijganger getroffen.
Zaterdagmorgen is van het peroéel Levemdaal
26 te Leiden bewoond door den kastelein F.
H. F. het dak omlaag gestort. De 60-jarlge
v. d. R. die daar juist passeerde kreeg een
deel van het dak op het hoofd en is met vrij
ernstige verwondingen naar het Academisch
ziekenhuis overgebracht.
De politie heeft voorzorgsmaatregelen geno
men om verdere ongelukken te voorkomen.
Alle daders gevat.
Reeds Is gemeld, dat voor enkele dagen te
Rotterdam de vermoedelijke daders van den
inbraak met diefstal in de Coöp. Vlasfabriek
te Steenbergen werden gearresteerd. In aan
sluiting hierop vernamen wij thans, dat de
opperwachtmeester A. Berhagen en de mare
chaussee v. d. Wedden, beiden van Steenber
gen, nog een tweetal leden van deze bende te
Rotterdam hebben gearresteerd, zoodat thans
geheel het edele kwartet in voorarrest te
Breda zit opgesloten. Het zijn zekere J. A. S.
uit Poortvliet en A. de M., A. de V. en T. van
B., allen uit Rotterdam.
ERNSTIGE VAL
Te Mortel onder Gemert is de bejaarde land
bouwer J. v. d. E. van een korenschelf geval
len en bewusteloos opgenomen. Hij moest voor
zien worden van de laatste H.H. Sacramenten.
Zijn toestand is zeer ernstig.
DOOR EEN AUTO OVERREDEN.
Bij het zandlossen aan den Weerdsingel O.Z.
te Utrechit, kwam Vrijdag 'n schippersknecht
onder een achteruit rijdenden zandauto. Met
een gebroken been en een hoofdwonde is de
man naar de Rijksklinieken overgebracht. Den
bestuurder van den vrachtwagen treft geen
schuld.
Kindoren, die in het Burgerlijk Armhuis te
Middelsum verpleegd werden, hoorden toen ze
te bed lagen geknetter en werden een scherpe
rooklucht gewaar. De Inmiddels geroepen var
der ontdekte brand ln een kamer van het ge
bouw, dat dienst doet als gemeentelijke werk
plaats. Het vuur werd spoedig gebluscht. De
brand was ontstaan door voorwerpen, welke
dien dag gebruikt waren bij het teren der we
gen, doch die niet voldoende in het water ge
doofd bleken te zijn
GESCHAAKT.
Een woonwagenbewoner te Doetinchem heeft
bij de politie aangifte gedaftn dat zijn 18-jarige
dochter ls geschaakt door een jongmensoh, in
het bezit van een luxe^uto.
ceer ik altijd als „populaire psychologie". Voor
de goede uitoefening van ieder ambt of beroep
heb je specifieke eigenschappen noodig. Of
iemand die ln voldoende mate bezit, merk js
pas als hij het ambt of beroep reeds uitoefent.
Alleen in combinatie met 'n degelijken grond
slag is een journalistieke aanlog van waarde."
Op mijn vraag, of het in de bedoeling ligt
om op den duur te komen cot een specials
wetenschappelijke opleiding voor journalisten,
het volgende voorzichtige antwoord:
„Mag ik die vraag wat omzeilen? Laat eerst
dit begin eens uitwerken. Dan kunnen we
verder zien. Er zijn nog heel veel journalis
ten, die maar half met dezen eersten stap mee
gaan en ik wil hen niet al te kop-schuw ma
ken. Ofschoon ik hoop, dat het op den duur
verder zal gaan, wacht ik eerst liever eens af.
Jarenlang heb ik de ontwikkeling van deze
universitaire vorming in Duitschland gevolgd
en ik ben voor het oogenblik al zeer tevre
den, dat althans één universiteit ln ons land
een gelegenheid wil openen."
„Ik krijg zoo'n idee, dat u er al jaren lang
naar verlangd hebt een functie als deze te ver
vullen?"
„Tot voor een paar jaar zag het er niet
naar uit, dat ik nog zou be.even, dat er ln
ons land een begin gemaakt werd. Pas kort
geleden ging het er gunstiger uitzien en ik
ben blij, dat mijn verzameling plus alles, wat
Ik op dit gebied jaren lang bestudeerd heb,
van praktisch nut zal worden.
Als vroeger wel eens een of ander minzaam
collega me hoonde: „Wat wil je toch met al
dien „rommel"?" antwoordde ik altijd: „Daar
wil ik een dankbaar nageslacht op tracteeren."
U begrijpt, hoe het me verheugd heeft, dat
bet huidige geslacht er nog van zal profitea-
ren."
Toen ik later thuis groote vellen blanco pa
pier volschreef met alles, wat de heer v. d.
Hout me verteld had, werd één zaak me plot
seling volkomen helder, n.l. het feit. dat de
nieuwe privaat-docent onmiskenbaar aanleg
heeft om anderen wijsheid in te gieten, want
zoo ongemerkt heb lk dien middag tusschen
zijn boeken en kranten héél wat van hem ge
leerd.
CATY VERBEEK.
Den Haag, October 1931.
Ook dat nog.
„Zoo Jansen, wanneer kom je nu eens je
schuld betalen?"
„Ach lieve man, zelfs het antwoord hierop
moet ik je schuldig Wijven.
WN. van der Hout.