PUBLICITEITSLEER AAN DE UNIVERSITEIT. MAANDAG 19 OCTOBER 193Ï DE RIJKSMIDDELEN. SEPTEMBER 1931. Vooruitgang en teruggang. Kf^^htV930 d« -S"el«k DIESVIERING R. K. UNIVERSITEIT GEZAG EN KRITIEK". REDE VAN PROF. R. L. JANSEN O.P WEER PAIS EN VREE IN DOETINCHEM. INTERVIEW MET DEN EERSTEN PRIVAAT-DOCENT. VERGEETACHTIG MACHINIST. DAK OMLAAG GEKOMEN. INBRAAK BIJ DE VLASFABRIEK TE STEENBERGEN. BRAND IN EEN ARMHUIS De tijden zijn er wel naar om den Neder- landschen staatsburger met meer belangstel ling te doen omzien naar den Rijksmiddelen- staat, welke ons maandelijks komt inlichten over het binnenkomen der belastinggelden voor den Staat der Nederlanden. Met meer belang stelling dan in financieel rustiger tijden, waar in slechts een kleine kring van personen aan deze overigens belangwekkende gegevens zijn aandacht pleegt te schenken. En als nu de gelegenheids-belangstellende den staat over September 1931 bekijkt, met als eindcijfer 34.690.000 tegenover 40.808.000 als eindopbrengst over September van het vorige jaar, dan zal hij verschrikt uitroepen ruim 6 millioen minder, 't is weer leelijk raak! Vermoedelijk zal hij verbaasd staan, en vragen of wij onze positieven nog wel bij elkaar hebben, als wij daarentegen als onzen indruk van dezen staat geven, dat September gegeven de bekende omstandigheden nog al meevalt. Ten eerste moeten bij een vergelijking met het vorig jaar de grondbelasting en de perso neels belasting worden uitgeschakeld omdat deze de eerste voor drie kwart, de tweede geheel naar de gemeenten gaan op grond der nieuwe financieele regeling tusschen Rijk en gemeenten. Doen we dit, dan vinden we als eindcijfers voor September 1931 ƒ34.300.000 en voor September 1930 36.492.000. Het nadeelig verschil is dan teruggebracht op 2.192.000. Het is nog niet fraai, maar 't is al heel wat minder. t Maar voorts moeten we bij de beoordeeling van dezen staat in aanmerking nemen, dat de suikeraccijns in September 1930 vijf per ceptie- (innings-) dagen had, met een opbrengst van 7.144.000, of per inningsdag 1.429.000, terwijl in September 1931 slechts vier inninge- dagen vielen, met een opbrengst van 5.674.000 of per inningsdag ƒ1.418.000. Het decrea van dit middel ad 1.470.000 is dus ongeveer gelijk met de opbrengst van één inningsdag. Het totaal-decres van dezen maandstaat ad 2.192.000 vindt daarin voor ƒ1.400.000 een redelijke verklaring en er blijft een werkelijk decree van per saldo ƒ792.000. Daar tegenover staat echter als kwadé noot, dat, mét de cor rectie van weglating van grond- en personeels belasting, deze maand weer vier millioen bij de maandraming ten achter bleef. Rekende Minister de Geer in zijn Millioenennota op een tekort bij de raming in 1931 van 1.8 millioen per maand dan brengt September er extra noe 2.2 millioen boven op. Het voorgerekende tekort ever 1931 van 21 millioen werd in Aumistus 'Tn VerK^°=d in SePtember met 2.u millioen. Samen bijna 9 millioen Heel veel „inhalen" zullen de laatste drie maanden niet doen. Dit is dus de sombere zijde van dezen middelenstaat. Doch vergeleken met de opbrengsten van dP niet zoo slecht te noemen. Er zijn gelukkig eenige accressen aan te wijzen 18 hiermede geenszins de alge- meene tendenz van verminderde opbrengsten weg te praten. Andere middelen doen er ons zen aan denken, dat die tendenz er inderdaad is. ktf elkaar is de Septembermaand 1931 voor de Schatkist een mengelmoes van goed en kwaad van vooruitgang en teruggang. Men mag al blij zijn dat er tenminste ook iets goeds Aeij,„vermelden valt want men hoort immers niets dan somberheden in den tegenwoordigen Tot viering van de negende dies natalis der R. K. Universiteit werd Zaterdagmorgen in de St. Augustinuskerk te Nijmegen een plech tige H. Mis opgedragen door Prof. Dr. W. Mulder S.J. met assistentie der Eerw. Paters Schmitz O.F.M. en Hasebroek O.F.M., welke H. Mis door de professoren in ambtsgewaad en vele studenten werd bijgewoond. De priesterstudenten voerden Gregoriaan- sche gezangen uit. Zaterdagmiddag had er in de nieuw-gebouwde aula aan den Bijleveldsingel een plechtige acade- mische zitting plaats waar de Rector-Magnifi cus Prof. Dr. R. L. Jansen O.P. een rede uit sprak over „Ge zag en critiek", in welke rede hij de verhou ding schetste tusschen het kerkelijk gezag en de Katho- lieke bijbel exegese. De verhouding Prof. Dr. Jansen OP tusschen gezag en critiek, al dus spr., heeft DE KROEPOEKZIEKTE. Insect gevonden, die de ziekte op de tabak overbrengt. DJOKJAKARTA, 16 October (ANETA) Dr. Thung, phytopaiJholoog van het proef station voor de Vorstenlandsche tabak, vond een insect, dat de bekende kroepoekziekte op de tabak overbrengt. buiten de Kerk de Katholieke wetenschap vaak in opspraak gebracht en binnen de Kerk on h^n0<! Diet zelden verontrust, vooral u i. bijbelwetenschap, t- teeft dus z^n nu' de principieels en practische verhouding tusschen kerkelijk leer gezag en bijbeleritiek wat aandachtiger te be zien, ooral wijl het probleem dezer verhou- c ing nooit zoo actueel was als in onzen tijd. ormeel is de vraag naar de verhouding 1 an ëszng tot critiek dezelfde als die van het geloof tot de rede. Toch bestaat er een nuanoe tusschen de beide verhoudingen, omdat de grenzen van gezag en critiek niet altijd even scherp kun nen worden getrokken als die van rede en geloof. Want eenerzijds maken niet alle beslissin gen van het kerkelijk leergezag aanspraak op onfeilbaarheid, anderzijds kan ook de critiek, zeker niet de onafhankelijke bijbeleritiek, zon der meer op één lijn worden gesteld met de rede, omdat zij door haar subjectivisme en apriorisme dikwijls veel van haar wetenschap pelijke objectiviteit inboet. Wanneer de bijbeleritiek slechts tegenover onfeilbare uitspraken van het kerkelijk gezag was gesteld, zou tegenspraak uitgesloten en de onderlinge harmonie en wisselwerking ver zekerd zijn. Tegenover betrekkelijk weinig de- finitief-bindende beslissingen, staan er echter talrijke, die geen aanspraak op onfeilbaarheid kunnen maken, en al vorderen deze in normale omstandigheden een zekere kerkelijke gehoor zaamheid, wanneer een vakman, die tot oor- deelen bevoegd is, na zeer ernstige studie overwegende wetenschappelijke bezwaren tegen dergelijke uitspraken behield, zou hij zijn vrij heid tot verder onderzoek blijven behouden. Een tweede beperking, die het kerkelijk leer gezag zich uit den aard der zaak heeft op gelegd, Is hierin gelegen, dat het zijn autori teit alléén kan doen gelden In zaken van ge loof of zedun, en al is er In de H. Schrift eigenlijk niets, wat niet rechtstreeks of zijde lings tot het geloof of de zeden behoort, het leergezag heeft in deze op uiterst sobere wijze van zijn groote macht gebruik gemaakt. Wel houdt zij onverzwakt het dogma staande: dat zij het recht heeft het laatste oordeel uit te spreken over den waren zin der H. Schrift. Naast het kerkelijk leergezag heeft de mo derne bijbeleritiek haar eigen taak en methode. Zij wil een aanvulling en verdieping zijn der vroegere exegese, die vaak te haastig en te eenzijdig naar het goddelijk element in den Bijhei zocht en meende dit gemakkelijk ge noeg te achterhalen zonder door den bolster te dringen van het menschelijk element In de H. Schrift. Ze bekommerde zich daarom veel te weinig om den grondtekst, de juiste oor- DE LANGE RIJ GEDERAILLEERDE WAGENS, die door heit heet loopen van een wagond bij het statical Steenwijk ontspoorden spronkelijke lezing, het litteraire genre der bijbelboeken, den tijd van ontstaan, aanleg en karakter van den menschelijken schrijver. Het is de groote verdienste der moderne bij beleritiek, dat ze meer aandacht schonk aan het menschelijk element In de Schrift, om daardoor het Goddelijke te kunnen benaderen. Daarbij zal de Katholieke critiek zich toch echter principieel hebben te scheiden van de onafhankelijke bijbeleritiek. De liberale cri tiek begaat dikwijls dezelfde fout van eenzij digheid als de vroegere Katholieke exegese: zij onderzoekt vaak het menschelijke in de Schrift met uitsluiting van haar bovennatuur lijk en Goddelijk karakter. Daarom heeft zij zich aan drie beginselen te houden, die ook haar wetenschappelijke richting bepalen: de Goddelijke, maar ook de kerkelijke en historische traditie; de geloofs- analogie, waardoor zij nooit een verklaring mag aanvaarden, die rechtstreeks of zijdelings botst tegen een dogma; de bewustheid van het subjectieve element, dat inhaerent ls aan iedere interne critiek. Uit den aard en de beperking van het ker kelijk leergezag en de bijbeleritiek wordt over en weer hunne verhouding geregeld. Het is hier een antithese tusschen leiding en vrijheid, verplichte decisies en onafhanke lijk onderzoek. Toch is er volkomen harmonie tusschen heide bestaanbaar, omdat het kerke lijk gezag tenslotte niets anders wil dan de bijbelwetenschap lelden naar haar laatste doel: de Goddelijke waarheid der H. Schrift. Het behoeft geen betoog, dat het kerkelijk leergezag van beslissende waarde moet zijn voor de geloovige bijbeleritiek op het gebied der analogia fidei. Toch heeft het gezag zelfs hier zich steeds voor iedere overdrijving be hoed. Do verklaring der Schrift buiten het gebied van dogma en zeden is niet de directe taak van het kerkelijk leergezag, maar die der we tenschappelijke exegese: het gezag behoeft hier slechts te waken, dat de exegese niet in bot sing komt met het geloof. Voelt de Katholieke bijbeleritiek zich dan nimmer gekneld door de banden van het leer gezag Het zou oneerlijk zijn te ontkennen, dat dit soms de eerste Indruk ls, die ons overvalt bij een nieuwe decisie. Wanneer men echter na de eerste ontgoocheling weer tot bezinning was gekomen en de diepere strek king der decisie zag, beseft men spoedig niet alleen hare theologische waarde, maar ook hare groote redelijkheid tegenover de dreigen de, onredelijke overijling der moderne critiek. Men begreep, dat al die decisies niet als absoluut definitief waren bedoeld, maar eer der als een rem tegen onvoorzichtige en over haaste conclusies. Dan was men dankbaar aan de voorzichtige leiding der Kerk, die aan de critiek nooit de vrijheid ontnam om in rus tiger tijden, die moeilijke vraagstukken op nieuw te bezien. Hiermede is dan ook de verhouding bepaald van critiek tot gezag. De critiek onderwerpt zich aan het gezag in den geest van geloof, wanneer het met onfeilbaarheid spreekt, ln den geest van godsdienstige gehoorzaamheid, wanneer het niet absoluut-bindend zijn beslis singen geeft. Maar dan komt ze ook met des te grooter zelfvertrouwen op voor haar vrij heid. Zij behoeft die niet tegenover het leer gezag zelf te verdedigen, dat nooit zijn be voegdheid te buiten ging, maar wel tegenover onbevoegden, die misbruik maken van het ge zag ten koste van de vrijheid der bijbeleritiek Naast minimisten zijn er altijd maximisten ge weest, dié het kerkelijk gezag liefst bij iedere kwestie betrekken. De waarachtige orthodoxie echter volgt steeds den gulden middenweg Een eenzijdig en lichtvaardig begrip van tra ditie leidt als van zelf tot overdrijving van den Invloed van het leergezag, omdat dit aan de traditie zijn waarde ontleent. Zonder scherp te onderscheiden tusschen goddelijke, kerke lijke en strikt historische traditie, meenen ze zich dan geroepen iedere nieuwe poging der bijbelcriiek dood te drukken door een be roep op een zgn. traditie, die vaak niet ver der in het verleden terugreikt dan het hand boek, waaruit men studeerde. Om dezelfde reden moet ook de critiek zich verzetten tegen overdrijving van de geloofs- analogie, die haar wetenschappelijke vrijheid noodeloos zou kunnen beperken, slechts schijn baar ten gunste van het gezag. De erkenning, dat de bijbeleritiek nooit in strijd mag zijn met het dogma is volstrekt niet hetzelfde als het forceeren der exegese om het dogma terug te projecteeren in de H. Schrift. Het ls dus niet noodig dat de exegeet al onze dogma's te rugvinden moet in den Bijbel, zelfs niet ln de boeken van het Nieuwe Verbond. Verder behoudt de bijbeleritiek buiten het terrein der traditie en der geloofsanalogie een zeer groote vrijheid tegenover het gezag. Van redelijk en wetenschappelijk standpunt uit heeft ze slechts te zorgen, dat hare conclusies geproportioneerd blijven aan de .praemissen en niet overhaastig worden getrokken. Ook al is zij wat meer vooruitstrevend gezind, dan heeft ze om die reden alleen van het kerkelijk gezag niets te vreezen. Dat gezag heeft een open oog voor moderne problemen, nieuwe methoden, actueele behoeften. De reactie te gen een meer vooruitstrevende bijbeleritiek komt eerder van hen, die het gezag liefst zoo veel mogelijk in wetenschappelijke vraagstuk ken betrekken, al was het maar om de zwak heid van eigen critiek te bedekken. Hieruit volgt vanzelf dat de critiek scherp heeft toe te zien, wat er precies door het ge zag is bepaald. Zij moet zich door onbevoeg den de vrijheid niet laten ontnemen, die het kerkelijk gezag aan haar meer vooruitstreven de pogingen met groote omzichtigheid heeft overgelaten. Zoo blijft aan de Katholieke bij beleritiek in onzen tijd een grootsche taak voorbehouden, die zij onder voorlichting en leiding van het kerkelijke gezag met een ruime mate van wetenschappelijke vrijheid heeft te vervullen. Zooals de rede de geopenbaarde waarheid verklaart, beschermt en verdedigt zoo kan ook de Katholieke bijbeleritiek door dieper studie, veelzijdige eruditie en kloeken durf de beslissingen van het kerkelijk gezag bevestigen, tot klaarder Inzicht brengen en verdedigen tegen de aanvallen van het on geloof. Gezag en critiek staan niet vijandig tegen over elkaar, oendat beiden gericht zijn op dezelfde Goddelijke waarheid der H. Schrift. Zonder zelfgenoegzaamheid en vertrouwen zegent het kerkelijk gezag de rustelooze po gingen der Katholieke bijbeleritiek en weet hare resultaten te benutten. En de Katholieke bijbeleritiek zegent den heilzamen invloed van het gezag, dat haar voor dwaling bewaart en tegen overijling behoedt, omdat het van haar de verzekering heeft dat het ook haar niet te doen is om haar vrijheid uit te leven, maar om de waarheid alleen. Na afloop der rede hield de Rector-Magnl- ficus een receptie, waar velen hem met den negenden verjaardag der Katholieke Universi teit gelukwenschten. De ophalcker. „Toen ik nog in Afrika was zette ik mij een keer argeloos neer, toen ik plotseling den hee- ten adem van een leeuw achter in m'n nek voelde. Wat had je in zoo'n geval gedaan? „Ik? Ik zou... m'n kraag hebben opgezet". De gaskwestie begraven. In de vergadering van den gemeenteraad van Doetinchem is het geheel onverwacht tot een algemeene verzoening gekomen tusschen de raadsmeerderheid en de oppositie. Bij het aan de orde stellen van de aanvul, ling der raadscommissies, noodig geworden door het bedanken van alle leden der oppo sitie voor de hun toebedeelde plaatsen, ver klaarden de fractieleiders van de R. K. en S. D. A. P. bereid te zijn voor alle plaatsen iD de commissie te bedanken en deze alsnog opnieuw in gemeen overleg aan te stellen in dien de minderheid genegen was aan het com- missiewerk deel te nemen. Na schorsing van de vergadering en daarop gevolgde besprekingen van eenige uren werd overeenstemming bereikt en werd met het ge heel eens over de samenstelling der raadsoo-m- missies. Tegelijk werd besloten de gaskwestie, die oorzaak was van den gespannen toestand, niet meer aan te roeren. Voor het eerst na vier jaren zag men de fractieleden, die tot dusver tegenover elkaar stonden, weer in onderling gesprek. BEDREIGING DER DRAADINDUSTRIE Door een viertal fabrieken van draadgaren en draadvleöhtwerken is den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheind een telegram gezonden, waarin wordt verzocht bij de her ziening der tariefwet, het invoerrecht van draadnagels en puntdraad aanzienlijk, tenmin ste tot 12 pCt. te verhoogen en deze verhoo ging zoo spoedig mogelijk te doen ingaan. We kennen elkaar al jaren, de nieuwe pri vaat-docent in de publiciteit8leer aan de Universiteit te Utrecht, de heer W, N. van der Hout, en ik, want met de regelmaat van een klok komen we ièderen avond op den zelfden tijd voor de laatste lichting aange draafd. Het werkwoord „draven" ls eigenlijk alleen op mij van toepassing, want de heer Van der Hout is een be daagde, kalme persoonlijkheid, die systematisch werkt en te punctueel is om pas op het laat ste nippertje met zijn werk klaar te zijn. Toen we weer eens bijna ca rambole maak ten bij de bus, informeerde ik met belangstel ling naar zijn colleges te Utrecht, die op 19 October met een openbare les over „Publiciteit" zullen aanvangen. „Als u er interesse voor heeft, kom dan eens thuis praten. U zou toch altijd nog eens komen om mijn verzameling boeken over „journalistiek" te zien!" Kort daarop zat ik in de werkkamer van den nieuwen docent, danig argeleid door de meer dan 1300 werken over „publiciteltsleer", die me van alle kanten omringden. Als vanzelf werd het eigenlijke doel van mijn komst op den achtergrond geschoven, want nauwelijks had ik belangstellend naar zijn bibliotheek gekeken of de trotsche eige naar raakte in vuur; trok verschillende wer ken van de planken en vertelde allerlei bij zonderheden. „Toen ik 23 jaar geleden journalist werd, na eerst in Leiden medicijnen gestudeerd te hebben, begon ik al direct met het aanschaf fen vsn allerlei werken over journalistiek. De laatste jaren, toen de idéé om op ruimer schaal voorlichting te geven over het wezen der journalistiek, rijper werd, ben ik die lief hebberij als een soort voorzieoigheld gaan be schouwen, want de verzameling is me nu van onschatbaar nut. Het is de grootste zuiver-journalistleke col lectie in Nederland en voor zoover m(j be kend is, ook uit vele andere landen. Duitsch- land bezit er wel, waarin meer Duitsche werken" te vinden zijn, maar die bevatten toch een geringer aantal boeken uit andere landen dan de mijne. Ik heb ze in 13 verschillende talen, dus ik kan niet pretendeeren, dat ik ze alle gelezen heb. Er zijn er tusschen, die ik ln later jaren uit louter verzamelwoede gekocht heb." Toen de heer v. d. Hout me, na enkele groo te Duitsche standaardwerken, o.a. van Dr. Groth, een klein Franseh werkje toonde, ge titeld: „Sa majesté la Presse", waarin de vraagstukken der pers op eenigszins satyrieke wijze behandeld worden, vertelde hij me, hoe het ook hierbij gaat als met zooveel andere za ken, n.l. dat de Duitscher alles veel weten schappelijker en zwaarder benandelt dan de Franschman, die er luchtig overheen danst, hier en daar een geestigheid plaatsend. De En- gelsche werken kenmerken sieh in hoofdzaak door den eigenaardigen vorm, waarin ze ge schreven zijn. De journalist, d e aan het woord is, begint meestentijds met zijn eigen erva ringen te vertellen en knoopt daaraan vast zijn visie op het wezen der pers. Hij is niet zuiver wetenschappelijk, doch meer weten- schappelijk-besplegelend op zün eigen „En- gelsch-terrein". Ik was echter niet gekomen om met mijn neus in de boeken te zitten en ging om elke verdere verleiding te voorkomen recht op het doel af. „Wat is de eigenlijke bedoeling van den leergang?" Even een lichte aarzeling, zooiets van: „Nu vraag Je zooveel tegelijk", en toen stak mijn gastheer van wal: „Het doel is eigenlijk meervoudig, maar ln mijn oog weegt wel het zwaarst, dat op deze wijze de jongelui, die aan de universiteit stu- deeren, en van wie er velen geroepen zijn om later Invloedrijke functies te vervullen, een goed inzicht in het wezen der pers zullen krlj- gea. Een beter begrijpen brengt gewoonlijk een grootere waardeering met zich mee en we ver wachten, dat de samenwerking tusschen auto riteiten en pers er ten zeerste door in de hand gewerkt zal worden. Ofschoon ik me niet voorstel, dat mijn leer gang door veel journalisten gevolgd zal wor den eerstens beschikken ze gewoonlijk al over te weinig vrijen tijd toch zie ik de 'mogelijkheid, dat enkele der hoorders zich tot ons vak aangetrokken zullen voelen en ook dht zou in alle opzichten „winst" beteekenen. Hoe meer gestudeerde personen in het gilde der journalisten, des te hooger zal het peil der pers stijgen! Is het, mede tengevolge van den minimum- eisch, die tegenwoordig vrijwel overal geldt, n.l. eindexamen H. B. S. of Gymnasium, al veel beter geworden, wat meer gespecialiseer de medewerkers zou toch geen overbodige luxe zijn. Onder mijn toekomstige toehoorders is er één, die een ideaal opleiding voor journalist geniet. Zijn vader stelde hem den eisch, dat hij eerst gedurende een paar jaar aan de uni versiteit moest studeeren, waardoor dit jong- mensch natuurlijk een enorme hoeveelheid al gemeene ontwikkeling opdoet en, indien hij zich gaat Interesseeren voor een of andere we tenschap in heit bijzonder, zich daarop mis schien nog verder zal gaan toeleggen om zoo doende met gezag over dat vak te kunnen voorlichten. Vind ik een nauwer contact tus schen de studeerende jeugd nn de pers van groot gewicht, niet minder belangrijk is het, dat degenen, die journalist willen worden, een goed inzicht krijgen in de meest actueele vraagstukken betreffende de verhouding van maatschappii en pers, bijv. persvrijheid en ano- nymiteit; het pro- en contra van openbaar heid in verschillende aangelegenheden, bijv. rechtszaken, vertrouwelijke stukken, misdaden enz. Verder de constructie van de pers, de vergelijking met de pers in net buitenland en onvermijdelijk hier en daar een brok historie. Het zou te taai worden om enkele voor drachten uitsluitend te besteden aan „de his torie van de dagbladpers", maar het lijkt me daarentegen toch een onmisoaar onderdeel van den leergang en ik ben van plan om er telkens hier en daar wat geschiedenis in te vlechten. Dat zal zoo ongemerkt vanzelf komen want ik heb me voorgenomen om geregeld mate riaal mede te brengen, dat mee zal helpen tot een beter inzicht in de ontwikkeling der pers." Ongemerkt waren we weer op gevaarlijk ter rein gekomen; de aarts-verzamelaar, die er in deu heer v. d. Hout schuilt, kou niet nalaten me wat specimina uit zijn collectie „kranten" te laten zien. Meer dan 12 duizend verschillende kranten, in ruim vijftig talen en van onderscheiden type, zijn allen keurig in mappen gerangschikt tin direct vindbaar. Een der documenten uit de verzameling is bijv. een ,Nederlandsche-ge- vangenis-krant". Voor zoover bekend, ls dit eet eenige exem plaar, dat ooit uit een gevangenis gesmok keld is. Om verschillende redenen wil men deze krant niet in de maatschappij brengen en de peer v. d. Hout had er al jaren begeerig naar uitgezien, toen iemand er heel onverwacht mee kwam aandragen. De oudste krant in zijn bezit een Hol- landsehe dateert van 1632. De Hollandsche krant van vóór 1869 is heel klein van formaat, want er werd een belasting goheven die in verhouding stond tot het oppervlak. De Engelsche krant dankt haar groote for maat aan de zonderlinge bepaiing, dat het ta rief der zegelbelasting per pagina werd bere kend. Verschillende kranten zijn „meertalig", ve le 3-talig en enkele verschijnen zelfs in 5 talen! Een eigenaardig verschijnsel is. hoe tot de tweede' helft der vorige eeuw er bijna geen advertenties in de kranten stonden. De advertentie-rubriek bestond slechte uit een enkel bericht over geboorte, huwelijk of sterfgeval of een aankondiging van een of an dere verkooping. En hoe bescheiden waren de afmetingen dan nog, hoogstens twee of drie regels. De exploitanten van ae huidige dag bladpers zouden raar opkijken als de adver teerders weer tot dergelijke gewoonten terug keerden! Dat de kranten die veelal van geschept papier waren in dien tijd veel geld kostten, bewijst het feit, dat men herhaaldelijk ver zoeken om een of meerdere „medelezers" aan treft. Aan den wand zag ik een gravure van Fran- ciscus van Sales; een niet gewoon verschijnsel voor het werkhol van een niet-katholiek. „Ik wilde graag een beeltenis van dezen hei lige hebben, die in 1923 tot schutspatroon van de Katholieke journalisten werd uitgeroepen. U zult echter verbaasd staan als ik u vertel hoeveel moeite het me gekost heeft er een te bemachtigen. In Holland was er geen te krij gen en toen een geestelijke eens gekscherend tegen me zei; „Je zult het aaD den Paus moe ten vragen", besloot ik het erop te wagen en schreef werkelijk naar Rome. Na enkele da gen kwam bericht, dat het Vaticaan opdracht gegeven had aan een antiquair te Rome om voor een exemplaar to zorgen. Weer enkele weken later bericht van die zaak, dat ze er geen konden bemachtigen. Einoelijk in Genève mocht het mij gelukken een portret te vinden en wat zeer merkwaardig is, net was een Hol landsche gravure, waarschijnlijk uit een of an der boek gescheurd. Verschillende menschen, die op de hoogte zijn van mijn hobby, sturen me bijdragen voor mijn collectie, waar ik later waarschijnlijk een stichting van zal maken ten gerieve van de Nederlandsehe journalisten. Het is opvallend, hoe zelfs in de Koninklijke Bibliotheek het aantal werken over journalisuek uiterst be perkt is .waarschijnlijk omdat er weinig naar gevraagd wordt. Maar daardoor zal het voor den enkelen belangstellende van des te groo ter nut zijn, als hij ergens uitgebreide litera tuur over zijn vak kan vinden. Dok de historicus zou heel wat stof kunnen putten uit mijn oude kranten; kent men de belangrijkste feiten uit vroeger jaren op z'n 'luimpje, de typische sfeer, waarin men toen loefde, wordt al bijzonder duidelijk geteekend in het dagblad. Die naam is eigenlijk niet van toepassing op de krant van vroeger dagen, want als die 3 x Per week verscheen, was dat al Iets heel bijzonders." „Bestaan er In het buitenland colleges, waar men spreekt van publiciteltsleer?" „In verschillende landen wel en vooral in Duitschland komt het veel voor. Aan 18 van de 24 universiteiten van dat iandbestaat er od de een of andere wijze zoo n studiegelegen heid. De programma's van die leergangen be studeer ik ai jaren, wat me zeer te pas kwam bil de samenstelling van bet mijne. Ik heb de stof voor mijn voordrachten al ingedeeld, maar zal later pas kunnen beslissen of ik er een cursus van 1 of van 2 jaar van zal maken. Dat zal vooral afhangen van üen indruk, dien de hoorders van mij krijgen en ook omgekeerd van de wijze, waarop zij reageeren. Vermoed ik, dat ze het wei 2 jaar zullen volhouden, dan prefereer ik dat." Ik vroeg den heer Van der Hout, waarom hij toch zoo angstvallig het wcord „journalis tiek" vermeed, doch steeds het deftige „publi citeltsleer" gebruikte. „Dat zit zóó. Publiciteit is het doel van den arbeid der journalisten; He pers is het middel om tot dat doel te geraken en de journalistiek is het vak van hen, die voor dit doel werken. Wil men het geheel dus wetenschappelijk be- studeeren, dan voldoet alleen de naam van „publiciiteitsileer". „U wilt de menschen toch met leeren om „Journalist" te worden? Daartoe wordt je toch geboren?" „Neem me niet kwalijk, menr dat quaiUl- J Station voorbij-gestoomd. De passagiers voor Weesp die zich vol ver. trouwen een plaatsje hadden gezocht in den trein, die om tien minuten voor zes Zaterdag, avond uit Amsterdam vertrok werden danig teleurgesteld. Volgens de dienstregeling stopt deze trein te Weesp op Zaterdag, op andere dagen rijdt hij door. Doch ditmaal óf de machinist had vergeten op den kalender te kijken, óf hij had groote haast reed de trein met sneltrein allures het station Weesp voorbij. Begrijpelijk was de consternatie bij aankomst in Bussum onder de Weespenaren groot. De hoofdconduoteur was in een zeer onvriendelijk, debat gewikkeld met den ma chinist, toen de dienstdoende stationschef ten tooneele verscheen om den ongeveer zestig gedupeerden mede te dealen, dat hij te hunnen gerieve den sneltrein, die na een paar minu ten in de richting Amsterdam zou vertrekken, in Weesp zou laten stoppen. Hiermede nam het gezelschap genoegen en zoo werd tenslotte toch nog de plaats van bestemming bereikt. Een voorbijganger getroffen. Zaterdagmorgen is van het peroéel Levemdaal 26 te Leiden bewoond door den kastelein F. H. F. het dak omlaag gestort. De 60-jarlge v. d. R. die daar juist passeerde kreeg een deel van het dak op het hoofd en is met vrij ernstige verwondingen naar het Academisch ziekenhuis overgebracht. De politie heeft voorzorgsmaatregelen geno men om verdere ongelukken te voorkomen. Alle daders gevat. Reeds Is gemeld, dat voor enkele dagen te Rotterdam de vermoedelijke daders van den inbraak met diefstal in de Coöp. Vlasfabriek te Steenbergen werden gearresteerd. In aan sluiting hierop vernamen wij thans, dat de opperwachtmeester A. Berhagen en de mare chaussee v. d. Wedden, beiden van Steenber gen, nog een tweetal leden van deze bende te Rotterdam hebben gearresteerd, zoodat thans geheel het edele kwartet in voorarrest te Breda zit opgesloten. Het zijn zekere J. A. S. uit Poortvliet en A. de M., A. de V. en T. van B., allen uit Rotterdam. ERNSTIGE VAL Te Mortel onder Gemert is de bejaarde land bouwer J. v. d. E. van een korenschelf geval len en bewusteloos opgenomen. Hij moest voor zien worden van de laatste H.H. Sacramenten. Zijn toestand is zeer ernstig. DOOR EEN AUTO OVERREDEN. Bij het zandlossen aan den Weerdsingel O.Z. te Utrechit, kwam Vrijdag 'n schippersknecht onder een achteruit rijdenden zandauto. Met een gebroken been en een hoofdwonde is de man naar de Rijksklinieken overgebracht. Den bestuurder van den vrachtwagen treft geen schuld. Kindoren, die in het Burgerlijk Armhuis te Middelsum verpleegd werden, hoorden toen ze te bed lagen geknetter en werden een scherpe rooklucht gewaar. De Inmiddels geroepen var der ontdekte brand ln een kamer van het ge bouw, dat dienst doet als gemeentelijke werk plaats. Het vuur werd spoedig gebluscht. De brand was ontstaan door voorwerpen, welke dien dag gebruikt waren bij het teren der we gen, doch die niet voldoende in het water ge doofd bleken te zijn GESCHAAKT. Een woonwagenbewoner te Doetinchem heeft bij de politie aangifte gedaftn dat zijn 18-jarige dochter ls geschaakt door een jongmensoh, in het bezit van een luxe^uto. ceer ik altijd als „populaire psychologie". Voor de goede uitoefening van ieder ambt of beroep heb je specifieke eigenschappen noodig. Of iemand die ln voldoende mate bezit, merk js pas als hij het ambt of beroep reeds uitoefent. Alleen in combinatie met 'n degelijken grond slag is een journalistieke aanlog van waarde." Op mijn vraag, of het in de bedoeling ligt om op den duur te komen cot een specials wetenschappelijke opleiding voor journalisten, het volgende voorzichtige antwoord: „Mag ik die vraag wat omzeilen? Laat eerst dit begin eens uitwerken. Dan kunnen we verder zien. Er zijn nog heel veel journalis ten, die maar half met dezen eersten stap mee gaan en ik wil hen niet al te kop-schuw ma ken. Ofschoon ik hoop, dat het op den duur verder zal gaan, wacht ik eerst liever eens af. Jarenlang heb ik de ontwikkeling van deze universitaire vorming in Duitschland gevolgd en ik ben voor het oogenblik al zeer tevre den, dat althans één universiteit ln ons land een gelegenheid wil openen." „Ik krijg zoo'n idee, dat u er al jaren lang naar verlangd hebt een functie als deze te ver vullen?" „Tot voor een paar jaar zag het er niet naar uit, dat ik nog zou be.even, dat er ln ons land een begin gemaakt werd. Pas kort geleden ging het er gunstiger uitzien en ik ben blij, dat mijn verzameling plus alles, wat Ik op dit gebied jaren lang bestudeerd heb, van praktisch nut zal worden. Als vroeger wel eens een of ander minzaam collega me hoonde: „Wat wil je toch met al dien „rommel"?" antwoordde ik altijd: „Daar wil ik een dankbaar nageslacht op tracteeren." U begrijpt, hoe het me verheugd heeft, dat bet huidige geslacht er nog van zal profitea- ren." Toen ik later thuis groote vellen blanco pa pier volschreef met alles, wat de heer v. d. Hout me verteld had, werd één zaak me plot seling volkomen helder, n.l. het feit. dat de nieuwe privaat-docent onmiskenbaar aanleg heeft om anderen wijsheid in te gieten, want zoo ongemerkt heb lk dien middag tusschen zijn boeken en kranten héél wat van hem ge leerd. CATY VERBEEK. Den Haag, October 1931. Ook dat nog. „Zoo Jansen, wanneer kom je nu eens je schuld betalen?" „Ach lieve man, zelfs het antwoord hierop moet ik je schuldig Wijven. WN. van der Hout.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 6