OVERPEINZINGEN ACHTER EEN
BIERGLAS. ,la
interview in den raadskelder.
De K. LM.-volière
DONDERDAG 22 OCTOBER 193Ï
WIJZIGING VAN HET WONING-
BESLUIT.
Overdracht van woningen.
Voorschotten en krotopruiming.
INGEZONDEN.
LAAT HET NU UIT ZIJN.
MAN DOOR EEN TRAM DOODGEREDEN.
PSYCHOPAATH AANGEHOUDEN,
Wat den journalist van den geleerde en den
kunstenaar onderscheidt zijn instelling op
het werkelijke leven.
Geef ieder der drie een opdracht over „Bier"
te schrijven, en zij zullen onmiddellijk drie
verschillende richtingen gaan.
De geleerde begeeft zich naar de stadsbiblio
theek en verzamelt zich litteratuur, de kunste
naar begeeft zich in het eigen ik en zwelgt
in zijn fantasieën, de journalist begeeft zich
naar een gezellig café en bestelt zich een glas
Pils. Verre ervan, dat het bier bij hem de
inspiratie wekken moet, die bij de twee anderen
door de boeken en het innerlijke vuur wordt
teweeg gebracht. Maar hij is op de eerste
plaats „chroniqueur" van de realiteit in al
haar vormen en daarom moet hij uitgaan van
het leven zelf.
Met deze overweging begeef ik mij, vrijwel
onmiddellijk na ontvangst van het vleiende
verzoek een bijdrage over „Bier" te willen
schrijven, naar den Raadskelder, waar men het
beste bier tapt van de stad.
Als ik bier drink, voel ik mij op een geheim
zinnige manier één met het volk.
Wijn, de oude, zware, donkere, is de mooiste
en nobelste drank, die bestaat, maar men moet
hem niet iedere® dag drinken. Wijn maakt
hoogmoedig, hij Is een koningsdrank.
Als ik ouden wijn drink, fonkelend diep-rood
in het licht en zwaar van de vruchtbaarheid
der aarde, voel ik mij verbonden aan de trot-
sche en vermetele ridders, die met een paai
en een zwaard 'n veldslag wonnen en de over
■winning vierden in wilde feestgelagen, waar
zij den rooden wijn genoten uit hand-gedreven
zilveren bokalen. Ik voel mij verwant dan aan
de hovelingen, die in costuums van zwart
fluweel of kleurige zijde met veel kant en
goud-brokaat het hof maakten aan edel vrou
wen, hen aanblikkend over den rand van het
kristallen wijnglas; of die schaakspeelde® in
een afgelegen kamer van het paleis, zwijgend
en het voorhoofd gefronst, slechts nu en dan
zich inschenkend uit den kaia me den
koninklijken Bourgogne.
Wijn is de drank van heerschers, hij is het
bloed der schepping en stamt uit het paradijs.
Doch het paradijs is ons verloren gegaan,
zijn weelderigheid is naar alle windstreken
verstrooid en geen onzer is nog waard het
donkere bloed der schepping iederen dag te
drinken.
Hier en daar, op bevoorrechte plekken der
aarde, waar de lucht nog blauw is en de zon
jong als in eerste dagen van de wereld,
bloeien de rijpe, volle druiven tegen de bergen,
„oud of violet, als een verdwaalde herinnering
aan het Eden.
Maar in de meeste landen is de grond karig
en hard en de mensch moet er zijn brood ver
dienen in het zweet zijns aanschijns. En overal,
waar hij gerst zaaide en boekweit en koren
voor zijn brood, daar brouwde hij zich ook
het bier, dat hem een koele dronk was na
het werk. Als wijn het symbool is van de
gaven der natuur, da® is bier het symbool
van den menschelyken arbeid.
De wijn hebben wij gekregen, het bier heb
ben wij ons veroverd.
Daarom als ik bier drink voel ik mij één
met het volk, met alle menschen, die een
voudig zijn.
Kijk rond u heen in den raadskelder, kijk
rond u heen in de wereld en zie of biei niet
de drank van het volk is: de handelsreiziger
drinkt het, genietend van zijn rust, met matige
en berekende teugen; de klerk drinkt het met
nadruk en een lichten trots om zijn levens
durf; de student giet het quasl-onverschillig
in zijn keelgat; de militair drinkt het achte
loos, alsof Iedere levensgenieting hem vanzelf
sprekend is; de dikke zakenman drinkt het
met gulzige slokken en geniet van de prikke
ling in zijn keel; de nog dikkere burgerjuf
frouw drinkt het met suiker en heele kleine
slokjes; de winkelier drinkt het met genot,
hij vindt het erg lekker en veegt na iederen
slok met de tong züA lippen langs; en in de
volkskroegen drinken het de arbeiders, de
werkers, de sjouwers met wilde, onbeheeirschte
teugen of voorzichtig-zuinig, alnaar hun tem
perament.
Aan hen allen voel ik mij verwant, als ik
achter mijn pot bier zit, ik voel mij stoer en
noest, lid van mijn volk.
Maar ik voel meer. Als ik den blauwsteenen
bierpot in de hand neem en het bier als voed
sel in mijn mond proef, dan voel ik mij
Germaan.
Het is misschien een groote dwaasheid en
misschien een beetje dom, zooals alle fanta-
seeren dwaasheid en een beetje dom is, maar
op een donkere en onbestemde wijze voel ik
dan iets in me van de woeste en gevaarlijke
kerels, die met enkele dierenvellen om het
lichaam en een hoofdbedekking, door koehorens
versierd in de maagdelijke bosschen naar
wild jaagden, die 's avonds roekeloos dobbel
den bij groote vuren en uit schalen het bier
en de mede dronken, die hun vrouwen overdag
gebrouwen hadden.
Ik houd van het bier, omdat de Grieken en
Romeinen het verachtten als een barbaren-
drank, ik houd van de ruige, ontembare kerels,
die het dronken en het liever hadden dan den
Romeiinschen wijn, ik houd van de wilde bar
baren, die het decadente keizerrijk omver lie
pen: ze zijn mijn voorvaderen en dronken
bier. Ik weet van bier weinig, maar ik houd
ervan: het is een Germanendrank
In deze en zulke overpeinzingen stoort mij
Aristocrates.
Ik schaam me: een slecht journalist, die
zich zelf aan lyrische fantasieën kwijtraakt.
Ben ik niet gekomen om aan de werkelijkheid
zelf mijn Indrukken op te doen en informatiën
in te winnen bij menschen, die over bier
meer weten dan Ik
Hier heb ik er zoo een; AristocTates.
Een vreemde naam en een vreemd persoon.
Hij is lang, mager en bleek, en draagt slechts
donker blauwe pakken met wijnroode dassen.
Daarbij een fijns horlogeketting en een gouden
polskettinkje. Hij heeft een tamelijk hooge
faussetstem en zijn praten maakt zenuwachtig;
hij weet alles, daarom Is hij zeer vermoeid.
Ik mag hem graag, <x>k omdat lk mij zelf
voor zijn tegendeel houd: ik weet weinig, maar
bemin het leven. Hij is mijn encyclopedie: de
helft van wat ik schrijf, stamt van hem. Dit
is niets bijzonders, de meeste journalisten
ontleenen driekwart van hun geschrijf aan
dommere figuren.
„Ga Bitten", noodig lk hem alt „Jouw oom
heeft een bierbrouwerij en jij weet alles. Ik
heb je noodig, ik moet over bier schrijven".
„Een beetje vulgair, niet?" Hij steekt zich
een sigaret aan uit een matzilveren koker.
Men vraagt zich af, wat deze figuur in een
Raadskelder zoekt, waar alle steenen van de
ruigheid eu stoerheid der vaderen spreken.
„Vulgair? Omdat de massa het drinkt?
schud ik het hoofd. „De massa is een tikje
dom, maar ze is zeer interessant. Ik vind bier
niet vulgair. Het blonde bier van de oude
Germanen, het schuimende krachtige
„Niets weten is gelukkig zijn, valt Aristo
crates nog schamper in de rede. „Jammer ge
noeg maakt het een slechte® indruk. De Ger
manen dronken inderdaad bier. Tacitus zegt
het en Plinius zegt het en dus moeten we
het wel gelooven. Maar het was een beroerd
vocht, dat ze dronken: papachtig en zoet en
het bedierf gemakkelijk. Met boomschors,
zwammen en verschillende kruide® trachtten
ze er meer smaak aan te geven, maar het heeft
niet veel geholpen. Ober, een kleintje koffie!
„Vind gij ons bier lekker?" acht ik mij ver
plicht te Informeeren.
„Ik vind géén bier lekker. Jullie bier is mij
te bitter en bovendien houd ik niet van quanti-
teiten. Maar de wetenschap zegt, dat het lek-
ker is, en dat het bier van de Germanen niet
lekker was".
Wat heeft deze man er eigenlijk aan roet in
mijn bier te gooien. Ik ben verontwaardigd.
„De wetenschap, mijn beste, moest zich
liever niet met bier bemoeien. De wijsheid
van de kan is nu eenmaal een andere dan die
der boeken. Als de oude Germanen bier dron-
ken, dan deden ze dat, omdat ze het lekker
vonden en anders hadden ze het laten staan.
En wat het snelle bederf aangaat, laten wij
ons biertje soms anderhalf uur wachten? Naar
den duivel met de wetenschap: wij zullen de
oude Germanen als de uitvinders van het bier
blijven eeren!"
„Het waren de uitvinders niet", zegt Aristo
crates mat, over zijn kopje koffie heen. „De
oudste berichten over bier stammen uit Egypte.
3000 jaar vóó Christus was het bier daar de
nationale drank. Uit beeldjes en schilderingen
kan men de geheele ontwikkeling der bierver-
vaardiging nagaan. Men ziet eruit, dat de
Egyptenaren een soort van lagerbier vervaar
digde®, dat in luchtdicht-afgesloten vaten
verzonden werd".
„Gebotteld in de brouwerij", mompel ik bij
mezelf, 3000 jaar vóór Christus!"
„Omstreeks 1300 vóór Christus maken de
papyri voor 't eerst toespelingen op het feit,
dat iemand zich aan bier bedronken heeft".
„Een net volk", kan ik niet nalaten op te
merken. „1700 jaar bierconsumptie vóór het
eerste geval van dronkenschap. Heel netjes".
Niettemin ben ik ontzaglijk gehinderd. Het
idee, dat die kerels met malle, smalle lenden
schortjes, hun Toet-Ankh-Amen-hoedjes en de
gemaniereerde houding van hun armen en
beenen aan rieten tafeltjes in de schaduw der
pyramiden ons Germaansche bier zaten op te
drinken, vind ik belachelijk. Ik gun den Egyp
tenaar het bier niet.
„Ook de Grieken kenden het bierbrouwen",
vervolgde Aristocrates onmeedoogend. „Ze
namen het van de Egyptenaren over. Uit de
geschriften van Archilochus, een Parisch
poeët, weten we, dat zij reeds ongeveer 650
v. Chr. met de bierbrouwerij op de hoogte
waren. Maar ze hielden er niet van, evenmin
als de Romeinen".
„Ik weet het, zeg ik, blij dat lk even kan
meepraten. „Het was hun ondergang. De Ger
manen liepen hen onder den voet".
„Je schijnt de Germanen als de bierdrinkers
bij uitstek te beschouwen. Weet je, dat in
Rusland, in China, in Japan, het bier van een
heel hoogen ouderdom is? Dat de inboorlingen
van Nubië het kennen, van Abyssinië en van
verschillende andere deelen van Afrika? Dat
het gebrouwen wordt door de Zu-id-Afrikaan-
sch-e kafferstammen?"
„Ze hebben gelijk", knik ik beleefd, „het is
een heerlijke drank".
v Maar Aristocrates wil peraé al m!Jn musies
verstoren. „Het Is geen heerlijke drank", zegt
hij koel. „Het is heel iets anders dan jouw
bier. Jouw bier is pas ontstaan, toen men de
hop als bierkruid ging gebruiken. Dat was
zoo ongeveer in de achtste eeuw na Christus.
In het jaar 768 vinden wij een schenkings
oorkonde van Pepijn den Korten voor 't eerst
een hop-tuin vermeld vlak bij het klooster
Preisingi® Duitschland. In Engeland wendde
men de hop pas aan in de 13e eeuw. Sindsdien
gaat het met de brouwkunst crescendo".
„Eindelijk!" verzucht lk opgelucht. „Een
donker, ober!".
„Weet ge hoe het donker aan zijn goeden
naam komt^ neemt Aristocrates het gesprek
weer op. Door het keurvorstelijke hof in
Munchen Dat schiep ln <Je 17e na(Jat
men eerst brouwers uit Hannover, toentertijd
een bekend bierland, had laten overkomen,
een strenge landsheerlijke bierorganisatie. Het
recht om te brouwen werd wettelijk aan be
paalde burgers toegekend, adel en kloosters
bezaten het als privilege. Het was aan de
brouwers verboden om te eniigreeren. Door
deze strenge bepalingen beieefde de bierbrou
werij in Miinchen een geweldigen bloei en
verkreeg een wereldnaam. Het bier werd hoe
langer hoe beter dank zij ook de wetenschap".
„De wetenschap?"
„De wetenschap, die zich ondanks jou toen
met het bier bemoeide. De opbloei van de
chemische wetenschappen aan het einde der
18e eeuw heeft buitengewoon bevruchtend op
het brouw-wezen ingewerkt. En weet je, dat in
de 19e eeuw de beroemde Louis Pasteur de
blerbereiding geweldig verbeterd heeft, door
dat hij de gisting van het bier onder lucht-
afsluiting tot stand wist te brengen en het
geheele proces kiemvrij maakte".
„Het valt me van hem mee", zeg ik. „Ik heb
hem steeds voor een melkdeskundige gehou
den. Maar waarom niet evengoed gepasteuri
seerd bier als gepasteuriseerde melk. Ook een
geleerde houdt op zijn tijd van een goed
biertje. Ik heb een Hollandsch professor ge
kend, die
„Vertel me gee® bderverhalen uit Holland",
onderbreekt Aristocrates me bruusk. „Hollan
ders zijn geen bierdrinkers".
„Nou, hoor eens!" stuif lk op. „Wij Hol
landers
„Hollanders zijn geen bierdrinkers", zegt
Aristocrates met nadruk. „De Hollander drinkt
gemiddeld 25 20 liter bier per jaar. Vijf en
„Alle vogels vliegen"
De likkebroers in een Oud-Hollandsche Taveerne.
twintig liter per hoofd en per jaar, wat is
dat? Een halve liter in de week, één glaasje
bier op Zaterdagavond. Weet je, dat de Belgen
ongeveer zeven keer zooveel drinken? Bijna
200 liter per jaar. Iederen dag een flink glas
bier minstens".
„Belgen leven en sterven ln een café, hoor
ik gekrenkt. Het kan hem niet schelen. Zelf
houdt hij niet van bier, toch wil hij erop gaan
roemen om mijn illusies te knakken.
„In sommige Duitsche steden wordt er per
hoofd en per jaar van drie tot' vijfhonderd
liter bier gedronken, vrouwen en kinderen
meegerekend. München met ongeveer 500 liter
voorop. Weet je wat dat beteekent? Dat is
anderhalve liter per dag voor iedere Münche-
naar, voor iedere Münchensche vrouw, voor
ieder Münchener ldnd, tot de zuigelingen toe.
Daar doet een Hollander drie weken over".
„Geen wonder, dat ze zoo dik worden",
schamper ik, in mijn nationalen biertrots ge
kwetst.
„Praat me niet over Holland als bierland",
vervolgt hij verachtelijk. „Weet ge hoeveel
bier Duitschland produceert?
Zeven en zestig millioen Hectoliter per jaar.
En België?
Zestien millioen Hectoliter per jaar. En wij
Nog geen twee millioen, mij® waarde, nog
geen twee millioen
En weet je hoeveel bierbrouwerijen
Hier wordt het mij te machtig. Alles goed
en wel, maar noch mij, noch mijn lezers be
hoeven de laatste romantische illusies ontno
men te worden. Ik kan hot niet helpen, ik
houd van bier, voor mij zal het wel steeds de
stoere Germanendrank blijven.
„Mijn beste Aristocrates", zeg ik vriendelijk.
„Je wordt te zwaarwichtig. Mi;n publiek vindt
hier lekker. Het wil geen zwaar-op-de-handsche
artikelen, het verlangt iets luchtigs en op
wekkends. Iets dat het verhemelte prikkelt".
„Zet ze limonade voor hoont hy kortaf.
Hij Is beleedigd. Zoo zijn de menschen: ze
overstelpen je met onaangenaamheden en als
je vriendelijk vraagt, of ze er mee op willen
houden, worden ze verbolgen, omdat je hen
niet apprecieert.
Hij steekt een sigaret op en slaat den mat
zilveren koker met een heftigen klap dicht. Hij
staat op. „Bonjour!" zegt hij.
„Tot morgen", groet ik terug.
Ik zal zijn raad aangaande de limonade niet
opvolgen.
„Ober, nog een donker!" bestel ik mij zeer
beslist. En onder de zware gewelven va® den
Raadskelder, waar de geur van het bier uit
heden en verleden de trillende neusvleugels
binnendringt, begin ik langzaam te schrijven
aan mijn bierartikel.
V. D.
In het Staatsblad is verschenen een Ko®.
besluit tot aanvulling en nadere wijziging van
het Woning-besluit.
Hieraan wordt het volgende ontleend:
Aan art. 7 wordt een nieuw lid toegevoegd,
luidende als volgt: ^Indien in de statute® of
in de akte aan het bestuur der vereeniging,
vennootschap of stiohting de bevoegdheid is
voorbehouden, één of meer woningen in eigen
dom over te dragen, kan die overdracht alleen
plaats vinden aan bewoners van de over te
dragen woningen en onder doos onzen minis
ter van Arbeid. Handel en Nijverheid goed
gekeurde bepalingen".
In art. 17 worden na het derde lid twee
nieuwe leden ingevoegd luidende als volgt:
„Voorschotten voor den bouw van wonin
gen kunnen worden gegeven: a. voorzoover
die bouw strekt tot voorziening in woning
behoefte. die ontstaat door het opruimen vah
krotten
b. tot voorziening in de behoefte aan een
voudige arbeiderswoningen voorzoover aanne
melijk is, dat het particulier bouwbedrijf niet
in die behoefte voorziet;
c. voor den bouw van eenvoudige arbeiders
woningen, bestemd om door opschuiving krot-
opruiming te verkrligen, indien aannemelijk
Is, dat bet particulier bouwbedrijf de woningen
niet bouwt.
Voor de toepassing van dit en het volgende
artikel kunnen met krotten gelijk worden ge
steld noodwoningen, keten, woonwagens, woon
schepen, plaggenhutten en dergelijke".
Artikel 18 wordt gelezen als volgt:
„Bijdragen uit 's Rijks kas. als bedoeld in
artikel 38 derde Ud van de Woningwet kun
nen slechts worden verstrekt ter tegemoetko
ming in de ongedekte jaaiiijksche kosten, ver
oorzaakt door de opruiming van krotten of
de verbetering van woningen of in een onver
mijdelijk jaarlijksch tekort op de exploitatie
va® woningen ter vervanging van krotten.
Het jaarlijksch exploitatie-tekort mag een door
onze-n minister van Arbeid, Handel en Nijver
heid te bepalen bedrag niet te boven gaan.
De bijdragen worden ln maximum toege
kend tot ee® bepaald bedrag zijnde de helft
van de geraamde ongedekte jaarlijksche kosten
of van de geraamde jaarlijksche tekorten onder
voorwaarde, dat de gemeente een gelijk be
drag bijdraagt. Ten aanzien van gemeenten,
wier financieele toestand niet toelaat, de helft
bij te droge®, kunnen onze ministers van Ar
beid, Handel en Nijverheid en van Finan
ciën een bijzondere regeling treffen. Het juiste
bedrag va® de bijdragen in de tekorten wordt
jaarlijks vastgesteld door onze ministers va®
Arbeid, Handel en Nijverheid en van Finan
ciën, in verband met de uitkomsten van de
exploitatie.
De woningen, bestemd voor krotbewoners en
in bet tekort van welker exploitatie het Rijk
bijdraagt, mogen niet worden verhuurd aan
personen, die tot dusver een gelijkwaardige of
een betere woning bewoonden of die, komen
de uit een mindere woning, naar het oordeel
van onzen minister van Arbeid, Handel en
Nijverheid een bijdrage niet noodig hebben,
tenzij die minister voor het verhuren aan der
gelijke personen toestemming heeft gegeven.
Een bijdrage voor de huisvesting van krot
bewoners in reeds bestaande woningen zal ln
geval van opschuiving slechte kunnen worden
gegeven ten behoeve van de exploitatie der
laatste bedoeld door de opschuiving vrijge
komen oude woningen, mits die zijn gekocht
of gebouwd met een Rijks- of gemeentelijk
voorschot.
Een bijdrage ten behoeve van anderen dan
de bewoners van het krot, dat in verhand
met de toekenning van de bijdrage wordt
opgeruimd zai in geval van opschuiving, slechts
worden gegeven, indien de krotbewoners wel
de volle huur van de door hen te betrekken
oude woning, doch de bewoners van die oude
wouing niet de volle huur van de Rijksvoor
schot gebouwde nieuwe woning kunnen be-
talen.
Bijdragen voor de huisvesting van krotbewo
ners worden als regei alleen gegeven, wanneer
de stichting van da woningen voor welker
exploitatie zij dienen, gepaard gaat niet op
ruiming van ten ministe evenveel krotten, als
het aantal woningen, waarvoor een bijdrage
wordt verleend.
De bijdragen worden verminderd of ingetrok
ken wanneer de omstandigheden, dat moge
lijk'maken, indien blijkt, dat de voorgescho
ten gelde® niet op richtige wijze in het bela®g
der volkshuisvesting worden aangewend, in
dien de opruiming van de krotten niet wordt
doorgezet, of wanneer de voorwaarden waar
onder de bijdrage zijn verleend, niet worden
nageleefd.
DESERTIE
Dinsdag stond voor den Krijgsraad te 's Her
togenbosch terecht de reserve le luit. mr. M.
Th. M. uit Den Haag, van de 3e schoolbatterij
4e reg. veldart.. waarn. griffier bij de recht
bank te Dordrecht.
Hij wordt beklaagd opzettelijk in zijn gar
nizoen Ede afwezig te zijn gebleven na het
hem verleend verlof. Bekl. had toen hij voor
herhalingsoefeningen werd opgeroepen, uitstel
gevraagd en uit het antwoord had hij begrepen,
dat de oproeping gewijzigd was in uitstel. In-
tusschen nam beklaagde de functie waar van
griffier hij de rechtbank. Hij ontving schrifte
lijk, telegrafisch en telefonisch oproeping om
zich bij zijn korps te voegen, doch liij gaf er
geen gevolg aan, altijd nog maar in de overtui
ging dat de eerste oproeping gewijzigd was.
Hij wist heel goed dat er voor zijn militaire
toekomst veel van af hing in strijd met zijn
plicht te handelen en zou dan ook liever voor-
deelen bij de rechtbank hebben verloren dan
iets te misdoen tegen den militairen plicht.
Beklaagde beriep er zich nog op dat door
andere meesters in de rechten de brief, welke
de wijziging inhield gelezen was zooals bekl.
die zelf gelezen en begrepen had.
Met volle gerustheid had hij zijn taak aan
de rechtbank te Dordrecht waargenomen, waar
hij door afwezigheid van andere leden niet kon
gemist worden.
De aud.-mil. vond de houding van bekl. zeer
raadselachtig. Toen hij eenmaal in de impasse
was geraakt heeft hij gedaan als een kat, die
in 't nauw zit en hij heeft toen allerlei rare
sprongen gemaakt om te ontkomen aan de
mogelijkheid dat zijn militaire loophaan door
zijn eigen houding zou worden geschaad. In
plaats van de militaire overheden te raadple
gen, is hij naar anderen gegaan. Voor een
meester ln de rechten en reserve eerste luite
nant aoht spr. de handeling van beklaagde
brutaal of diom. Spr. aoht desertie en onge
hoorzaamheid bewezen, maar wil toch clemen
tie gebruiken. Eiseh 100 boete.
In zijn pleidooi verzocht beklaagde dat de
Krijgsraad bij het vonnis een omschrijving zou
willen geven van de gronden waarop de ver
oordeeling steunt. Hij hoopt dat de smetten
van deserteur te zijn bij de vrijspraak van
hem zullen worden weggenomen.
NAAR HET VERRE OOSTEN
Mijne heeren, sprak de directeur geest
driftig, terwijl hij met gerekte nek naar
boven keek en zag, hoe het vliegtuig koers
koos naar het verre Oosten, mijne heeren,
klinkt dat uitgelaten ronken van de motoren
ons niet in de ooren als het knetterende,
schaterende gejubel van de leeuwerik Recht
naar hoogere sferen gestegen, verdwijnt hij
tusschen wolken en ochtendnevel, en zijn
juichende lied zingt hij naar beneden.
Ziet, de zon breekt door; en kijk onze „kist"
daar schitterend hangen op breede zilveren
vleugels in het zwerk. Weet iemand onzer een
betere vergelijking voor dezen blauw om
floersten vogel der techniek dan die met een
zilver-reiger f
Good luck; goede reis; scheer als een
zwaluw over ons vlakke land, fiere trekvogel;
vlucht en vliedt en kom weer even graag en
voorspoedig terug
Wij zijn 'm reeds uit het gezicht kwijt,
mijne heeren, straks ontvangen we al weer
zijn telegram uit Boedapest en morgen uit
Athene; dan heeft hij het vriendelijk karak
ter van den vertrouwden zwaluw uit de ons
bekende streken alweer lang verloren en ver
anderd, en hij heeft hoog en trotsch als een
adelaar tusschen de witte toppen en boven de
grauwe ravijnen der bergen gehangen, ma
jesteitelijk, deze koning der luchten, koning
van onze monarchie, koning van onze natie,
koning van onze trots. (Applaus).
En het duurt amper tien dagen, of in de
Oost wordt uitgekeken naar dat sneeuwwit
vogelijn, deze moderne duif met zijn brief in
den bek, den zoo hevig verlangden, den zoo
ijlings gebrachten brief uit het vaderland.
(Ontroering).
Op het vliegveld van Batavia en Bandoeng
komt hij neergestreken, zoo voorzichtig, en
zoo verwacht als die andere vaderlandsche
vogel van goed nieuws en van de beste gaven,
die weldoener met zijn gespreide vleugels, de
ooievaar.
Doch wij, mijne heeren, laten wij hier niet
blijven klappen als een ekster.
Laten wij ons blijven bezinnen. Laten wij
niet als in de fabel, ons door ons zelf of door
anderen te gauw vleien met vermeende ga
ven; laten wij waakzamer en wakker blijven;
zijn we voorzichtig en gaan we niet als de
raaf, het lied zingen, waartoe wij niet gebekt
zijn. We zouden onzen roem laten vallen, en
anderen zouden hem weten op te vangen.
Wij moeten met doortastendheid doorwer
ken; het is nog pionierswerk; we moeten
doen als de specht.
Wij moeten niet te vroeg, meenen, mijne
heeren, dat onze eigen uil een valk zal
zijn
„Ik ben er", interrumpeerde opeens de onder
directeur. „Denken wij al niet lang na over
een populaire serie namen voor onze machines.
U hebt met uw geestdriftige toespraak van
den wijden hemel, die moeder- en dochter-
land overkoepelt, een wereldvolière gemaakt
voor onze vogels. Ik heb ze genoteerd, mijn
heer de directeur; het zijn de leeuwerik, de
reiger, de duif, de ooievaar, de adelaar, de
raaf, de specht, de ekster, de uil, de valk, en
de zwaluw
„Alle vogels vliegen", riep de adjunct-onder
directeur met zijn handen fladderend in de
hoogte enthousiast.
,Leve de democratie", prees de eerste secre
taris. „Weliswaar hebben de voor den leek
onoplosbare letterraadsels van onze vlieg
tuigen, een groot respect gesuggereerd voor de
mysteries van ons lioogvliegersbedrijf, maar
nu broederlijk naast de missive voor den gou
verneur-generaal de minnebrief in den post
zak schuilt van haar, die straks met de hand
schoen trouwen zal, en deze zich vlijt naast
de prentbriefkaart van het liefje van den ko
loniaal, mocht er toch wol wat anders op ge
vonden".
„Wij" steekt de man met het potlood zijn
neus ineens tusschen de koppen, „wij" zegt
hij autoritair, „hebben 't al lang opgegeven,
om 't publiek het hoofd duizelig te maken,
met hleroglyphen als P.H.A.E.D. en P.H.A.E.N.
en schreven van het zooveelste postvliegtuig;
maar hoe realiseerde Jan Publiek, die de
eerste tochten naar Insulinde gevolgd heeft
met die spanning, waarmee hij de loterijlijst
leest, de vlucht van een vier en twintigste
postvliegtuig Dus mijnheer, zegt u 't nog
eens: de leeuwerik, de reiger, de duif...."
„Als ik ook nog wat in het midden mag
brengen", zei mijnheer Burger met zijn bol
hoed, „dlam prijs ik het, mijne heeren, dat u
ze niet genoemd hebt, de vliegmachines be
doel ik, met namen, die we op bioscopen vin
den, of van die romantische flauwe-je-weet-wel
naampies, als de gouden vlinder, of de blauwe
komeet, of zoo. Dat had toch ook gekunnen
hè
En toen zei de piccolo nog: „je kin je alleen
nog vergissen, en meenen, je valk 'n uil te zijn;
verondersteld, dat de een Rutbawells en de
andere Ghaza passeert
Toen gingen de heeren, na het stichten van
de K.L.M.-volière nagr de stationsrestau
ratie
(Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.)
INT. SOCIETY FOR CONTEMPORARY
MUSIC.
Het Muziekfeest 1932 der International So
ciety for Contemporary Music zal einde Juni
te Weenen plaats vinden. De internationale
jury bestaat uit Nadia Boulangeir, Ernest An-
sermet, Aloys Haba, Heinz Ties-sen en Anton
Webern.
De inzendingen, te beoordeelen door de Sec
tie Holland, worden vóór 20 November inge
wacht door den heer Sem Dresden, 212 Ko
ninginneweg, Amsterdam-Z. Zij kunnen bestaan
uit werken voor symphonie-orkest, kamer
orkest (20 a 22 man), kam-ermuziekwerken en
liederen (géén koorwerken.)
NIEUWE OPERA VAN WOLF FERRARI.
In de Staatsopera te Berlijn had gisteravond
de eerste opvoering plaats van de komische
opera „Schalkhafte Sitse" van Ermanno Wolf
Ferrari, den componist van „de Juweelen der
Madonna".
ARTHUR SCHNITZLER
Naar een Wolff-telegram uit Weenen meldt,
is Arthur Schnitzler gisterenavond aan eon
beroerte overleden.
Arthur Schnitzler werd in 1862 te Weenen
geboren, studeerde aldaar in de medicijnen,
was van 18861888 als arts verbonden aan
het algemeene ziekenhuis te Weenen en later
als assistent aan de algemeene polikliniek.
Schnitzler is echter uitsluitend bekend ais
tooneelechrii ver en nevelUet.
Zwarte en zware wolkeu hebben zich saam ge-
trokken boven de hoofden van duizenden noeste
werkers, van werkgevers en werknemers.
Een geheele stand, die van land- en tuinbou
wers. dreigt ten onder te gaan
Wat is er door de boeren en tuinders gedaan
om de crisis het hoofd te bieden.
Zij hebben, en doen dit nog. gewerkt, gezwoegd
en geploeterd; zij hebben getracht zich zelf te
helpen, door organisatie, veilingwezen, coöperatie,
voorlichting, rationalisatie.
Eigen hulp schijnt niet meer te baten, de orga
nisaties hebben zich tot het uiterste ingespannen.
Hoeveel woorden zyn er al geschreven en gespro
ken, hoeveel vergaderingen zyn er al belegd en
zullen er nog belegd worden, hoeveel commissies
zyn er al in het leven geroepen, hoeveel bespre
kingen hebben er a! plaats gevonden met Kamer
fracties en Regeering, en het gevolg is een steeds
dieper wegzinken in de economische zee.
Meer nog dan andere tuinbouwcentra wordt
West-Friesland getroffen. De aardappelziekte is
een ramp geworden, wyl dit een onzer hoofd
culturen is. Uit Obdam worden in gewone om
standigheden 350 wagons verzonden, dit jaar
slechts 45. Uit Grootebroek-Bovenkarspel 1700
wagons minder dan in normale jaren.
Een slechte bollenoogst met matige prezen en
nu ten slotte de doodsteek door een ongekend
lagen prijs der bloemkool.
Zaterdag j.l. werden te Grootebroek 184.500
bloemkoolen verveild. De opbrengst bedroeg geen
1,50 cent per stuk.
Dergelijke prijzen zijn niet alleen niet loonend,
zii zijn vernietigend. Massa's bloemkool van
superieure kwaliteit waardeloos, massa's men-
schenvoedsel aan verrotting prijsgegeven. Hoe
veel geld, arbeid, zorg, inspanning, vergeefs be
steed.
De toestand is hopeloos. Hoe zullen de reke
ningen van kunstmesthandelaar, middenstander,
betaald worden? Wat zal er van de landhuren
terecht komen? Hoe zuilen de loonen der arbei
ders betaald worden? Is het niet teekenend en
diep ellendig, dat velen daartoe reeds nu niet
meer in staat zijn? Nu op een moment, dat er
werk in overvloed gedaan moet worden.
Is het den tuinders euvel te duiden, dat zij
ontevredenen worden, dat er een geest over hen
komt van wrevel en verzet?
Boeren en tuinders verlangen hulp en steun,
nu hun eigen middelen en die der organisaties
grootendeels hebben gefaald, van onze regeering.
Wat de organisaties gedaan hebben? Plaatse
lijk, gewestelijk, landelijk, hebben zij vergaderin
gen belegd. Zy hebben een urgentie-program op
gesteld een program van wenschen en verlan
gens een landbouwprogram gegeven in Den
Haag, in de meening dat er een op het Departe
ment van B. Z. en Landbouw ontbrak.
Wat is er van de wenschen der organisaties
terechtgekomen? Wat is er voor den landbouw
gedaan? Iets. Wat is er voor den tuinbouw ge
daan? Niets.
De adviezen van de commissie-Lovink heeft
de regeering practisch gesproken naast zich
neergelegd.
Heeft men de tarieven voor het vervoer van
land- en tuinbouwproducten verlaagd? Men heeft
met den meest bekwamen spoed een commissie
ter bestudeering en overweging in het leven ge
roepen. Het sehynt een Titanenstudie, want na
een Jaar arbeid is de commissie nog niet gereed.
Zy ruste in vrede.
Liever land- en tuinbouw den grond in, zoo
sehynt men te redeneeren, dan de gegarandeerde
procenten der aandeelhouders in gevaar gesteld.
Waarom niet de spoorvrachten verlaagd en een
eventueel verlies gedekt door een algemeene
crisisbelasting, waaraan ieder zonder uitzonde
ring meedraagt.
Of komt anders de zoo hoog geroemde kapitaal
vorming in gevaar, die grootendeels naar het
buitenland vlucht, en zoo dikwyls dient om tegen
Nederland te concurreeren. (Men de.ike aan de
140.000.000 leening aan Duitschland, welke voor
het grootste deel gediend heeft tot perfection-
neering van den Duitschen tuinbouw).
De artikelen van mr. van Haastert in de R.K.
Boerenstand, die doelden op een mogelyke split
sing in de R.K. Staatspartij en de tot standko-
ming van een R.K. zelfstandige agrarische groep,
hebben heel wat stof opgejaagd. Maar dit is zeker,
indien Regeering en Kamer niet actiever optre
den, heeft men de oorzaak daartoe niet weggeno
men, want thans worden de belangen van land
en tuinbouw schromelyk verwaarloosd. Indivi
dueel wordt en werd er door de Kamerleden
flink gewerkt, maar de R.K. Kamerfractie heeft
in wetsvoorstellen haar activiteit nog niet ge
toond.
By de ramp der aardappelziekte hebben de
organisaties de handen in elkaar geslagen. De
commissie voor schadepaling heeft haar advies
aan de Regeering gegeven, maar nu nog wachten
de gedupeerden op de toekenning van een rente
loos voorschot 1.000.000 is aangevraagd. Op ver
schillende wyzen heeft men by Landbouw op
bespoediging aangedrongen, maar tot nu toe nog
geen -enkele toezegging. Moet het Ministerie van
Financiën ook hier beslissen?
Het is gee'n tyd meer voor commissies, over
wegen, bestudeeren en aarzelen, er dienen^ daden
gesteld te worden, spoedig en afdoende dient er
geholpen te worden. Er staan hoogere belangen
dan een sluitende begrooting op het spel, als
men niet meer rekening houdt met de levens
belangen van land- en tuinbouw.
Steeds hooger bouwt men de tariefmuren. Het
beginsel van vryhandel wordt een beginsel van
wanorde en verdrukking. Ieder bouwt, maar
Nederland blyft werkeloos toezien; steeds meer
ingebouwd en afgedamd wordt onze export, met
als gevolg een prijzenniveau, dat het bestaans
recht van land- en tuinbouw wegvaagt
Woorden zyn er genoeg gesproken, maar laten
Regeering en Kamerleden indachtig zyn de woor
den van Thorbecke: „Wacht op onze daden".
HET BESTUUR DER VEILINGS-
VEREENIGING „DE TUINBOUW"
TE GROOTEBROEK.
(Van redactiewege ingekort.)
Woensdagmiddag is te Amsterdam een
werkman van ongeveer 50 jaar bij het overste
ken van het Damrak d-oor een wagen van lijn
24 overreden. Toen de man onder den opge-
vijzelden wagen was weggehaald, bleken de
levensgeesten reeds geweken te zijn. Het
noodlottige ongeval moet aan eigen onvoor
zichtigheid zijn te wijten; de bestuurder gat
tijdig signalen en remde zoo spoedig mogelijk.
Te Kerkrade is Dinsdagavond gearresteerd
de 20-jarige H. H„ die sedert Maart j.l. uit de
psychopathen-inrichting te Leiden ontvlocht
was. Het bleek, dat hij weer verscheidene in
braken langs de grens had gepleegd.
Hoofdaalmoezenier Noordman aan boor4
van Hr. Ms. van Nes, waarop hij de reÉ
naar Wettdndië meemaakt. t