Uit de gesclhfiedeeis van het hngelsclhie Parlement.
HET ENGELS ook koningin Anna hield deze gewoonte In
KABINET.
WWmm.
sMSmmmm
wnt.
MR. SPEAKER
WAAR MR. SPEAKER WOONT.
DE SEALS OF OFFICE
DE PRIME MINISTER.
DE PRIVY COUNCILLORS.
DOWNINGSTREET No. 10.
DE CHILTERN HUNDREDS.
DE STAATSSECRETARISSEN.
Het ruimere terras langs het Parlementsgebouw, waar de parlementsleden zich
tusschen en tijdens de zitt tingen kunnen vertreden-
Asquith, het „committee of Imperial Defense"
tot een kabinetssecretariaat omvormde. In
1916 breidde Lloyd George, die toen eerste
minister was, dit secretariaat nog aanmerke
lijk uit en sindsdien worden alle officieele
verslagen van de kabinetsbesprekingen be
waard. Deze verslagen zijn eigendom van den
koning en de geheimhouding daarvan wordt
door een eed van de leden van het kabinet
en van ambtenaren der verschillende depar
tementen verzekerd. Alleen met uitdrukkelijke
toestemming van den koning en na vooraf
gaand overleg met den eersten minister kun
nen zij worden gepubliceerd.
Sinds sir Robert Walpole, die in velerlei
o-pzicht de vader kan genoemd worden van
het moderne kabinets-systeem, is het tot OP
den dag van heden gewoonte, dat het kabinet
bijeenkomt in het huis, dat hij aan het Brit-
sche volk schonk, nl. Downing Street no. 10.
No. 10 kan niet bogen op architectonische
schoonheid maar achter zijn deuren is ontel
bare malen over het lot van het Britsche rijk
beslist.
Een ander parlementaire instelling in En
geland, waarvan de oorsprong ver in het ver
leden is te vinden, is het ambt van „speaker"
de kamerverslagen melding gemaakt van een
„speaker", een zekeren sir Thomas Hunger-
lord, die zelfs reeds eenige „bllles" aan den
griffier van het parlement voorlegde.
Sinsdlen kunnen wij de regelmatige ontwik
keling van het ambt van „speaker" nagaan, als
wij tenminste van ontwikkeling spreken mo
gen, want niet altijd werd de pllohtstradltle
door „mr. speaker" even hoog gehouden als
dit thans het geval is.
Er is een tijd geweest, dat „mr. speakeT"
corruptie, vervalschlngen, en allerlei lage prak
tijken als zijn dagelijksche bezigheid be
schouwde.
Verschillende „speakers" uit de Tudor-
periode waren echte baantjesjagers en onover
troffen in het uitdenken van allerlei sluwlg-
heden. De speakers uit den tijd van Hendrik
VIII waren al niet veel beter.
De speaker wordt in de eerste zitting van
het nieuwe parlement gekozen. Wanneer hij
in zijn eerste ambtsperiode aan de verwach
tingen van het lagerhuis heeft beantwoord,
staat het in het algemeen vast, dat hij de
volgende maal herkozen wordt.
Zooals vanzelf spreekt, blijft „mr. speaker"
voor de aanvallen, waaraan andere politieke
Persoonlijkheden in den verkiezingsstrijd bloot
staan, gespaard. Het huis heeft een speaker
noodig en als het een geschikte gevonden
heeft, verdedigt het hem tegen lederen aan
val van partijpolitiek.
De vergaderzaal van het Lagerhuis.
van het lagerhuis. Het is een buitengewoon
gewichtige en eervolle positie maar ook een
verantwoordelijke, want ,,mr. speaker", zooals
hij meer vertrouwelijk in de kringen van West-
minster genoemd wordt, is de zorgzame be
waarder en beschermer van de traditie van
het lagerhuis en het symbool van een moei
zaam verworven parlementaire onafhankelijk
heid.
Op hem rust de zware placht er voor te
waken, dat de regels der parlementaire debat
ten strikt worden opgevolgd. Hij alleen ig
rechter over het gedrag van alle leden van
het lagerhuis zonder onderscheid en, als een
maal zijn beslissing gevallen is, is er geen
beroep meer mogelijk. Als een lid van het
parlement in de verhitting van den partijstrijd
zich zelf vergeet en het waagt zijn tegenstan
der een leugenaar of een bluffer te noemen,
komt „mr. speaker" tusschenbeide en richt
tot hem het dringende verzoek, de „onparle
mentaire" uitdrukkingen terug te trekken.
Ook in het sociale leven neemt „mr. speaker"
een zeer voorname plaats in. Bij koninklijk
besluit van 1919 werd bepaald, dat hij in
rang volgt op den eersten minister en den
lord-president van den raad en in waardig
heid alle „peers", met uitzondering van de
twee Anglicaansche aartsbisschoppen van En
geland, overtreft.
„Mr. speaker" houdt ook officieele recep
ties, waartoe hij de leden van het parlement
uitnoodigt. Zoo'n uitnoodiging wordt thans
vrijwel beschouwd als een bevej en het lager
huislid, dat deze uitnoodiging zou afwijzen,
zou zich schuldig maken aan een ernstig
plichtsverzuim en tekort schieten in eerhied
voor het verheven ambt van „mr. speaker".
Wij moeten heel ver in het ve-rieden terug
gaan, om den oorsprong van het ambt van
„mr. speaker" te ontdekken. Er is geen reden
om aan te nemen, dat er in het Britsche par
lement een „speaker" was, in de tegenwoor
dige beteekenis van het woord, voor het laat
ste parlement van Edward II. Weliswaar ver
meldt de geschiedenis een zekeren heer Wi
llam Tressel, die, naar het schijnt, in 1329
optrad als woordvoerder van het lagerhuis,
wanneer dit aan den vorst zij» grieven en
bezwaren wenschte voor te legge»» waar deze
persoon oefende geenerlei controle mi op het
regelmatige verloop van de debatten in het
lagerhuis. Hij was een „mr. speaker" in den
dop. V
Eerst in het jaar 1377, het laatste jaar öua
van de regeering van Eduard III, wordt in
„Mr. speaker" ontvangt een ruim salaris,
daar zijn uitgaven uiteraard zeer groot zijn.
Hij bewoont een prachtig apartement in de
parlementsgebouwen, vanwaar hij een schitte
rend uitzicht heeft op „Father Thames". Wan
neer hij zija ontslag neemt, ontvangt hij bo
vendien een rijkelijk pensioen en in het alge
meen wordt hem dan tevens de onderscheiding
van „peer" verleend.
Mr. speaker's gezag en verantwoordelijkheid
zijn. zooals vanzelf spreek,t zeer gTOot. Zijn
karakter en gedrag moeten daarom onberispe
lijk zijn. Hij draagt op zijn schouders de groote
traditie van rechtvaardigheid en onpartijdig
heid. waarvan hij onder geen voorwaarde af
wijkt. Zijn persoon staat boven alle critiek en
in den snei voortvloeiendeu stroom van het
politieke leven blijft zijn prestige onveranderd.
Als de leider van een der grqote Britsche
politieke partijen de verantwoordelijkheid op
zich neemt, om een nieuwe regeering te vor
men, zegt men, dat hij en zijn voornaamste col
lega's bij de aanvaarding van hun ministerieele
ambt, de „seal3 of office", de ambtszegels, ont
vangen. Om deze uitdrukking te begrijpen,
moeten wij wederom ver in Engelands verle
den teruggrijpen.
Uit de geschiedenis is bekend, dat reeds in
den Normandischen tijd de „charters", offi
cieele brieven en oorkonden van den vorst
voor het publiek waardeloos waren, zoolang zij
niet van het speciale zegel van den souverein
waren voorzien.
Uit den tijd van Willem den Veroveraar da
teert het zgn. „Great Seal", dat men eenige
wijzigingen tot op heden ten dage is be
houden.
Reeds tijdens het bewind van de eerste Nor 1
mandlsche koningen werd het „Great Seal" in
bewaring gegeven aan den lord kanselier. Hij
was een soort opperstaatssecretaris en tot aan
de Tudor-periode was hij feitelijk de eerste
minister.
Daar zijn taak echter met de uitbreiding vai
het raderwerk van den Staat steeds omvang
rijker werd, zag hij zich tenslotte genoodzaaki
het aantal doeumenten, dat tot dan toe van
het „groote zegel" voorzien werd, te beper
ken, en een gedeelte van zijn werk over te
dragen aan andere staatssecretarissen, die daar
voor op hun beurt speciale zegels ontvingen.
Ter bezegeling van stukken, die de partlcu-
De rijk geornamenteerde StSteph ans-Hall in het Parlementsgebouw.
Een in het Parlementsgebouw opgesteld model van het oude Westminster Palesty
dat in 1834 door. brand werd vernield.
Nu de verkiezingsstrijd in Engeland
de algemeene aandacht trekt, bieden
wij onzen lezers een artikel aan van
de hand van een hoogen ambtenaar
van het Government Whips Office",
die jaren achtereen de zittingen van
het lagerhuis heeft bijgewoond en uit
stekend op de hoogte is van de ge
bruiken en procedure van het Britsche
parlement. Bedoelde ambtenaar, John
Nairn, is schrijver van de „Glimpses
of Parliament" en toekomstig candi-
daat voor het parlement. Wij verkre
gen het publicatierecht van dit artikel
voor Nederland. Red.
Een der interessantste hoofdstukken uit de
geschiedenis van het Britsohe parlement, zoo
terecht „de moeder der parlementen" genoemd,
la dat over den oorsprong en da beteekenis
van het kabinet.
De Britsche regeering bestaat eigenlijk uit
vijftig h zestig ministers, van wie er echter
slechts twintig of dikwijls nog minder deel
uitmaken van het kabinet.
Het kabinet in zijn tegenwoordigen vorm is
niets anders dan de vroegere geheime raad
des konings, de agn. „Privy Council", in minia
tuur, (Onze Lon-
densche corres
pondent deelde
hierover voor
eenige weken
reeds een en
onder mede.
Red.)
Er is een tijd
geweest, dat de
Britsche konin
gen, wanneer
zij zich in moei
lijkheden be
vonden, hun ge
heime raadshe
ren, de „privy
councillors" bij
eenriepen, om
met hen een op
lossing voor de
ze moeilijkhe
den te zoeken. Na verloop van tijd echter bleek
dat de „Privy Council" 'n veel te groot en om
slachtig Instituut was voor 'n snelle afhande
ling van de loopende zaken en daarom maak
ten de vorsten het zich langzamerhand tot een
gewoonte, om praetisch slechts kleine groe
pen van raadslieden te consulteeren, waarmede
dus het systeem van een kabinet werd in
gevoerd.
Algemeen beschouwt men den „Cabal", al
dus genoemd naar de beginletters van d9
namen der vijf ministers, Clifford, Ashley,
Buckingham, Arlington en Lauderdale, uit den
tijd der Stuarts als den onmlddellijken voor-
k>oper van het kabinet.
Tijdens de regeering van Willem III begou
echter het moderne kabinet eeTst vaste vor
men aan te nemen en uit dien tijd dateert
dan ook de benaming van „cabinet council",
kabinetsraad, waaronder mem verstond de
kleine groep van verantwoordelijke ministers,
die In besloten kring ln het kabinet des
konings vergaderen.
Willem III was gewoon deae «ittingen van
den kabinetsraad persoonlijk hij te wonen en
Joh. Nairnde schrij
ver van dit artikel.
eere. Pas toen George I het bewind in han
den nam, kwam er een breuk in deze traditie.
Koning George immers en ook zijn opvolger
waren Duitschers, die zoo goed als geen woord
Engelscb verstonden en daarom ook niet in
staat waren, de besprekingen te volgen.
Het Is niet altijd gewoonte geweest, dat
de regeerende vorst zich bij de keuze van zijn
ministers beperkte tot één politieke partij.
Sir Robert Walpole was de eerste, die hei
moderne partij-systeem invoerde en zijn mi
nisters uitsluitend recruteerde uit de gele
deren van zijn eigen politieke partij, de Wighs.
Weliswaar is er sinds Walpole verscheidene
malen een coalitie-regeering aan het bewind
geweest, maar deze regeeringen hadden slechts
een tijdelijke taak, zooals het kabinet, dat
gevormd werd ln de periode, die op den
wereldoorlog volgde, en het tegenwoordige
nationale kabinet Mac Donald.
Slechts een gedeelte der ministers maakt
volgens traditie rechtens deel uit van den
kabinetsraad. De acht staatssecretarissen met
den eersten minister, den kanselier van de
schatkist, den lord-kanselier en den eersten
lord der admiraliteit zijn steeds zgn. kabinets
ministers. Hetzelfde geldt voor den minister
van handel, of zooais hij ln Engeland genoemd
wordt, den president van den „Board of Trade"
Soms komt het voor, dat een minister, ln
een nationale regeering bijv., den rang heeft
van kabinets-minister, terwijl hij in een vol
gende regeering, die gevormd wordt door één
politieke partij, die onderscheiding verliest.
Dit hangt geheel af van het oordeel van den
eersten minister, die uit bet zestigtal minis
ters de zgn. kabinetsministers kiest.
Wettelijk bestaat er in Engeland geen eer
ste minister. Strikt gesproken is hij de eerste
lord van de schatkist. „Prime minister" is
een titel, die door het gebruik bestaansrecht
heeft verkregen, maar geen enkelen wettelij-
ken ondergrond heeft. Overigens heeft het
geheele kabinetssysteem in Engeland, boe
uiterst belangrijk het ook is, geen enkele ge
schreven wettelijke basis en zoo wordt de
Britsche traditie van een ongeschreven const!
tutie in het kabinetssysteem vereeuwigd.
Wanneer het Britsche kabinet komt te va
len, valt het steeds in zijn geheel. De nede-
laag van een lid der regeering in het lager
huis is steeds de nederlaag van het geheele
kabinet. De leer van collectieve verantwoorde
lijkheid is Inhaerent aan bet Britsche regee-
ringssysteem.
Boven werd er reeds op gewezen, dat het
kabinet in zijn tegenwoordigen vorm een
miniatuur is van den vroegeren „Privy Coun
cil". Daarom ontvangt ook thans nog Iedere
minister, die den rang van kabinetsminister
krijgt, tevens de onderscheiding van „Privy
Councillor" en hiermede tevens het recht, om
den titel van „right honourable" te voeren.
Een minister kan echter natuurlijk ook „right
honourable" zijn, zonder dat hij deel uitmaakt
van het kabinet. Er zijn zelfs tal van „Privy
councillors", die dezen titel alleen ontvingen
als een bewijs van erkenning van hun poli
tieke of andere diensten. Genoemde onder
scheiding legt hun geenerlei bijzondere plich
ten op.
Vóór 1914 had het Britsche kabinet geen
secretariaat, totdat de toenmalige minister,
Een laatste maar niet minder karakteris
tieke bijzonderheid van het Britsche parle
mentaire systeem, die eveneens haar oor
sprong vindt in het verleden, is, dat een lid
van het lagerhuis, als hij eenmaal gekozen Ia,
niet zoo maar zonder meer kan aftreden.
De&è bepaling is niet zoo vreemd, als zij op
het eerste gezicht wel lijkt, wanneer men
bedenkt, dat er in Engeland een tijd geweest
is, waarin bepaalde heeren de parlements-
zitting en alleen dan bijwoonden, als zij daar
toe gedwongen werden, en ten slotte, om van
allen last af te zijn, dikwijls zonder eenige
motiveering hun ontslag indienden.
Dit was de reden, waarom al heel spoedig
in de wet een bepaling werd opgenomen,
volgens welke een lagerhuislid, dat zijn ont
slag wenschte te nemen, daarvoor eeret de
toestemming van het parlement noodig had.
Ook thans is deze wetsbepaling nog van
kracht, hoewel zij natuurlijk niet zoo streng
meer geïnterpreteerd wordt als in vroeger
dagen.
Anderzijids werd ln 1707 door het parle
ment een wetsbepaling aangenomen, volgens
welke een lagerhuisltd verplicht was, zich uit
het parlement terug te trekken, als hij een
ander gesalarieerd ambt aanvaardde in dienst
van de kroon. Als zoodanig werd o.a. be
schouwd het rentmeesterschap over een kroon
domein, hoewel wij voor 1740 geen enkel ge
val in de geschiedenis vermeid vinden, waarin
een lagerhuislid van zijn zetel In het parle
ment afstand moest doen, wijl hij het ambt
van rentmeester over een of ander kroon
domein had aanvaard.
Zooals vanzelf spreekt, was het bestaan
van bovengenoemde wetsbepaling steeds een i
Het huis van den Prime Minister in
Downing Street.
lagerhuislid onvoorwaardelijk genoodzaakt, te
solliciteeren naar de „Chiltern Hundreds", n.l.
wanneer hij failliet verklaard wordt, want
een afgevaardigde, die in staat van faillisse
ment Is, wordt niet meer ln het lagerhuis
toegelaten.
Zooals reeds gezegd is de „Chiltern Hun
dreds" nog slechts een denkbeeldig ambt maar
desondanks biedt het den lagerhuisafgevaar-
digde de eenige gelegenheid, om at te tre
den, zonder de traditie te verbreken, volgens
welke hij niet af kan treden.
llere aangelegenheden van den koning betrof
fen, gebruikte men sinds de regeering van
koning Jan (11991216) bet zgn. „Privy seal",
het particuliere zegel des konings.
Evenals het „great seal" een bewaarder had
in den lord kanselier, zoo kreeg ook het
„Privy seal" een bewaarder in den „Keeper
of the Privy Seal".
Met verloop van tijd bleek, dat de koning,
behalve den lord kanselier en den geheim zegel
bewaarder, ook nog een particulieren secreta
ris noodig had, die ieder oogenblik van den
dag te zijner beschikking stond. In de zes
tiende eeuw vinden wij twee van zulke privé-
secretarissen, die tezamen met de andere ze
gelbewaarders „secretaries of state" genoemd
worden.
Nu begrijpen wij ook, waarom van de mo
derne staatssecretarissen, als zij hun ambt
aanvaarden, gezegd wordt, dat zij de „seals
of office" in ontvangst nemen.
Tot 1851 bestond er in Engeland nog een
speciaal zegelbuTeau. Daar edhter de verschil
lende staatssecretarissen steeds nauwer met
hun respectievelijke departementen verbonden
werden, werd dit algemeene „signets office"
voor goed afgeschaft.
Hoewel er nog steeds In iedere Britsche re
geering een minister is, die den titel voert
van „lord of the privy seal", wordt het
„Privy Seal" reeds sinds het einde der vorige
eeuw niet meer gebruikt.
Nog heden, ten dage echter ontvangt de
staatssecretaris uit de handen des konings
verschillende zegels en al hebben deze veel
van hun vroegere beteekenis verloren, toch
dienen zij nog steeds als middelen van con
tact tusschen den souverein en zijn volk.
uitkomst voor een lagerhuislid, dat niet langt
den gewonen weg kon aftreden. Als zoo
Iemand kon solliciteeren naar een „steward
ship" en zijn sollicitatie succes had, waren
alle moeilijkheden ln eens opgelost.
Met verloop van tijd kregen de verschil*
lende „kroon-rentmeesterschappeu" een uit
sluitend nominaal karakter. Zij leverden vrij
wel niets meer op en brachten verder geener-
lel verplichtingen met zich mede.
Op het oogenblik bestaan er nog slecht»
twee van zulke nominale rentmeesterschap-
pen, n.l. dat van de „Chiltern Hundred»" ea
het „stewardship of Northstead".
De naam „Chiltern Hundreds" heeft natuur
lijk een geografische verwantschap, als wij
het zoo noemen mogen, met de Chlltern-heu-
vels In Buckinghamshire. Een „hundred"
was een oude Engelsche landverdeellug, die
wat grootte betreft ongeveer het midden hield
tusschen een landgoed en een graafschap. In
het algemeen Is men thans van meening, dat
een „hundred" een stuk land was, dat door
honderd gezinnen bewoond werd.
Er Is een tijd geweest, dat het rentmees
ter schap over de „Chiltern Hundreds" ag'a
niét meer dan één lagerhuislid op denzelfden
dag mocht worden verleend. Sinds het mid
den der vorige eeuw is men echter verschil
lende malen van dezen regel afgeweken.
In onze dagen solliciteert geen lagerhuis-
lid naar dit nominale „stewardship" dan na
rijp overleg met de leiders van zijn partij,
die verantwoordelijk zijn voor haar organisa
tie en discipline. In één geval slechts ls een