DE ZEDELIJK- GODSDIENSTIGE
WERELDBESCHOUWING
geboortevermindering en
I
GAAT NIET DOOR!
GEVOLGEN DER MISKENNING
KERKGENOOTSCHAP.
DE INSTELLING VAN HET
ROZENKRANSFEEST.
LOCK" kauwbonbon
ypTTTiAC 23 OCTOBER 1931
DE „ETHISCHE IMPERATIEVEN" DER
KATHOLIEKE KERK.
DE SLAG BIJ LEPANTO.
met de oude sleur, den
geheelen dag te rooken,
zonder zoo nu en dan een
te gebruiken.
DE MITTOVOS.
Hun schijnbaar verschillende werking
in Nederland en Frankrijk.
In de „Nieuwe Eeuw" van 8 October j.l.
troffen wij een artikel over „Geboortever
mindering en Kerkgenootschap waarin
over dit actueele onderwerp een aantal be
langrijke gegevens bleken te zijn bijeenge
bracht door dr. S. Gargas, privaat-docent
in de geschiedenis der staathuishoudkun
de aan de Universiteit van Amsterdam
De schrijver begint met het geven van
eenige cijferreeksen betreffende de „belang
rijke daling", die vooral na den wereldoor
log in de geboortecijfers valt waar te ne
men, en waarop ook wij reeds meer dan
eens de aandacht vestigden.
Maar dan lezen wij tot onze verbazing:
„De betrekkelijke bevolkingsvermindering
is ongetwijfeld een gevolg van de dalende
economische lijn".
Deze apodictische uitspraak zou eenige
reden van bestaan kunnen hebben, als de
geboortecijfers van het vorig jaar mede ver
werkt waren door den schrijver. Maar nu
de gegevens, welke hij verstrekt, niet verder
reiken dan tot en met 1929, dringt de vraag
zich op, hoe dan toch de geboorten van dat
jaar kunnen beïnvloed zijn door dè „econo
mische lijn", die eerst in het laatste kwar
taal haar nederwaartsche richting is be
gonnen!?
Het schijnt overbodig om aan te toonen,
dat dit finaal onmogelijk is, en dat wij dus
andere oorzaken van de geboorteverminde
ring zullen hebben te zoeken dan-de dalen
de conjunctuur.
Dit klemt te meer, daar de algemeene
levensstandaard, hier te lande, speciaal bij
de volksklasse, nooit hooger is geweest dan
in het decennium na den wereldoorlog.
Trouwens het feit, dat juist in de groote
steden, waar het levenspeil het hoogst was
opgevoerd, de geboortecijfers het meest zijn
gedaald, is rechtstreeks in strijd met het
trouwens sinds lang verlaten standpunt
van curate Malthus, die de hoofdoorzaak
van de geboortevermindering in de nood
druft der volksmassa meende te moeten
zoeken.
Dit kan in zijn tijd goeddeels juist zijn
geweest, in de twintigste eeuw zoeke men
de motieven der verminderde huwelijks
vruchtbaarheid elders. En de schrijver is
dan ook op een juister spoor, waar hij de
geloofsbelijdenis der moeder als een der
doorslaggevende factoren noemt voor de
vruchtbaarheid van het gezin.
Maar tot onze verwondering missen wij
in dit verband de statistiek, die mr. H. W.
Methorst heeft gepubliceerd in het Neder-
landsch Tijdschrift voor Geneeskunde, Jaar
gang 1916, klz- Immers hieruit blijkt,
dat in Nederland van 1000 gehuwde vrou
wen beneden het vijftigste jaar, de Katho
lieke 287, de Protestantsche 219, de Israëli
tische 157 en de godsdienstlooze tot geen
kerkgenootschap behoorende 88 levend
geborenen tellen.
Hoewel deze gegevens zijn verzameld in
de jaren 1909 en 1910 en dus reeds ruim
twintig jaar oud zijn, geven zij een waarde
volle aanduiding van de geboorte-frequentie
in verband met de kerkelijke (of onkerke
lijke) gezindte der moeders.
De verschillen zouden ongetwijfeld nog
veel grooter zijn geweest, wanneer niet
alleen gelet ware op den godsdienst der
moeder, maar ook op dien van den vader.
Immers het is een bekend feit, dat de
gemengde huwelijken dikwijls kindei loos
en bijna altijd kinder-arm plegen te zijn.
En dit is een der redenen, waarom in ho
mogeen katholieke streken de geboorte
cijfers zoo hoog zijn.
Dr. Gargas meent, dat de groote geboorte-
frequentie bij de Katholieken niet alleen
veroorzaakt wordt door de „ethische impe
ratieven" der Kerk, „maar ook door het
feit, dat de katholieke bevolking van Neder
land slechts een minderheid uitmaakt".
Want, zoo zegt hij, „het is algemeen be
kend, dat een minderheid strenger toeziet
op tucht en moraal en een scherper con
trole op de zeden zijner aanhangers uit
oefent dan een meerderheid".
In deze redeneering schuilt ongetwijfeld
een fond van waarheid, vooral indien en
zoolang de minderheid wordt onderdrukt
en kleingebouden door de meerderheid.
Maar men vergete daarbij niet, dat in
onzen tijd van gelijk recht, nagenoeg on
belemmerde geloofs-vrijheid en haast on
beperkte verplaatsingsmogelijkheid de iso
latie der minderheid practisch onmogelijk
is geworden. Meer dan ooit wordt de min
derheid beïnvloed door de heerschende mee
ning en de levenshouding in de kringen der
meerderheid.
Juist het ontstellend groot aantal ge
mengde huwelijken is van deze interpene-
ratie, deze geestelijke wisselwerking, de
meest treffende uiting.
En daarom worden, naar onze meening
in een homogeen katholiek milieu, waar
van deze wisselwerking weinig of niets te
bespeuren valt, zoowel het geloof als de
zeden gemakkelijker en zuiverder bewaard.
..Maar in Frankrijk dan?" hooren we
vragen: „In dit land met een overwegend
katholieke meerderheid schrijft Dr. Gar
gas, „worden de ethische imperatieven van
deze zelfde Katholieke Kerk bijna geheel m
den wind geslagen".
Hoezeer dit beroep op de „overwegend
katholieke meerderheid in Frankrijk mis
plaatst is, hebben wij het vorig jaar reeds
uiteengezet bij onze bespreking van den
stijgenden priesternood in dat ongelukkig
land.
Maar aangezien wij soortgelijke bewerin
gen herhaaldelijk aantreffen zoowel bij ge
loofsgenoten als andersdenkenden, hebben
wij nogmaals de officieele statistieken ge
raadpleegd. De gegevens die wij hier laten
volgen, mogen ertoe bijdragen, om aan de
legende van het „overwegend katholieke
Frankrijk" voorgoed een einde te maken.
In het jaar 1929 telde men in de Fransche
Republiek, voor het eerst sinds het einde
van den wereldoorlog, meer doodkisten
dan wiegen. Er was n.l. een deficit van
12.561 geboorten.
Het algemeen nataliteits-cijfer bedroeg
17.7 (Nederland: 22.8) en het sterftecijfer 18.0
(Nederland: 10.7) per duizend der gemiddel
de bevolking.
Van de 90 departementen, waarin het
land is verdeeld, waren er slechts 28, waar
in een geboorte-overschot werd waargeno
men. Dit overschot bedroeg in totaal 43.548;
maar in de 62 overige departementen was
er een gezamenlijk tekort van 56.112
Inmiddels vertoonde slechts circa de helft
der 28 departementen, waar nog een over
schot van geboorten werd geconstateerd,
een nataliteits-cijfer van 20 of méér per
duizend inwoners.
Ziehier de namen van deze vijftien be
trekkelijk vruchtbare departementen, in op
klimmende volgorde naar gelang van hun
geboortecijfer: Nord: 20.0; Finistère: 20.2;
Vendée: 20.3; Doubs: 20.5; Cótes du Nord:
20,6; Mayenne: 20.7; Ille et-Vilaine: 20.9;
Aisne: 21.1; Seine inférieure: 21.3; Morbd-
han 21.7; Manche 21.9; Calvados: 22.0;
Moselle: 22.6; Meurthe et Moselle: 22.8; Pas
de Calais: 23.9. (Alleen dit laatste cijfer is
hooger dan het rijksgemiddelde van Neder
land over hetzelfde jaar 1929).
Eenige toelichting bij deze namenreeks zal
wel niet overbodig zijn. Want bij verreweg
de meeste Nederlanders strekt de aardrijks
kundige kennis van Frankrijk zich niet
u:t tot de verdeeling in departementen,
Als wij derhalve de kaart van Frankrijk
ter hand nemen, dan zien wij vooreerst,
dat op één uitzondering na, al deze depar
tementen langs de zeekust of de landgrens
gelegen zijn.
En vervolgens zien wij, dat de beide meest
noordelijke departementen (Nord en Pas de
Calais) het voormalige wingewest Fransch
Vlaanderen vormen, dat de drie Noord-
Westelijke (Seine inférieure, Calvados en
Manche) de kuststreek van Normandië uit
maken, terwijl de vier Westelijke (Ille et
Vilaine, Cötes du Nord, Finistère en Mor-
bihan) het oude Bretagne vertegenwoordi
gen, waarbij zich het eenige niet-grens-
gewest Mayenne onmiddellijk aansluit.
Vendée is een der weinige departementen
die iedereen bij name kent, wegens de rol
die het tijdens het Fransche schrikbewind
heeft gespeeld.
Van de vier overige grenst Aisne in het
Noorden aan België en Doubs in het Oosten
aan Zwitserland, terwijl Moselle met Meur
the et Moselle (en. Meuse: 19.9 geb. per
mille) de voormalige provincie Lotharingen
vormen.
Wij zien dus, dat in Frankrijk alleen die
grensgewesten, (Vlaanderen, Bretagne, Nor
mandië en Lotharingen) waar de katholieke
levensleer nog macht heeft over de zielen,
een krachtig bestaan leiden, terwijl nage
noeg heel de rest van het land is aangevre
ten door den kanker van het Neomalthu
sianisme.
Het ergst woedt deze kanker in het Zui
den, met name in Guyenne en Gascogne
waar merkwaardigerwijze tegenover de
laagste geboortecijfers de hoogste sterfte
cijfers staan. Ij
En juist in het Zuiden heerscht een doo
dende onverschilligheid ten opzichte der
hoogere levenswaarden: juist daar is het
aantal geloovigen ontstellend klein en dat
der godsdienstloozen buitengewoon groot.
En nergens meer dan daar is het tref
fend woord van Paul Deschanel toepasse
lijk, toen hij sprekend van Frankrijk's her
bevolking getuigde: „C'est d'une oeuvre
morale qu'il s'agit, c'est l'hygiène des
esprits qu'il faut améliorer, c'est la stéri-
lité des dmes qu'il faut atteindre, c'est un
mal d'opinion, c'est une crise de volonté
qu'il faut guérir". 2)
Maar in geen geval wijte men de schuld
van deze treurige levenshouding der „over
wegende meerderheid van de FranSche natie
aan de kleine katholieke minderheid, die
voorgegaan door haar leiders, en aange
moedigd door haar bisschoppen, haar uiter
ste best doet om dit gruwelijk kwaad, „dat
doodelijk is voor het land" (Grousseau) te
bestrijden en tegen te gaan
Dat het tekort dit jaar tot eenige duizen
den beperkt bleef, is alleen te danken aan
het geboorte-overschot der katholieke pro
vincies en bovenal van Vlaanderen en Lo
tharingen, die met den versten uithoek van
het land- Finistère, een gezamenlijk surplus
hebben van ruim 33.000 geboorten.
TONNEN GOÜDB. To Cherbourg werd een schip gelost» dat tonnetjes goud tot een waandte
van 1100 mUïioen francs aan boord had. bestemd voor de Pairijsche banken
Daar is in het artikel van „De Nieuwe
Eeuw" nog een bewering, die wij niet on
weersproken mogen laten.
De schrijver vergelijkt de betrekkelijke on
vruchtbaarheid van de welgestelde Israë
lieten hier te lande met den rijken kinder
zegen van hun arme geloofsgenooten in Gal-
licië en Algiers, waar hun geboortecijfer in
de vooroorlogsche jaren resp. 38.01 en 50.39(1)
per mille bedroeg.
En dan zegt hij letterlijk: „De slechte
sociale en economische omstandigheden der
Joden in de laatstgenoemde landen verhin
deren de concurrentie van andere genietin
gen en bevorderen een intensieve vrucht
baarheid".
Dit is nu toch wel de eerste maal in ons
leven, dat wij de sociale ellende, in com
binatie met een surrogaat van genotzucht,
als oorzaak van intensieve huwelijksvrucht
baarheid vermeld zien.
Maar ook in deze verbijsterende uitspraak
bespeuren wij wederom de gevolgen der
miskenning van den invloed 'der zedelij k-
godsdienstige wereldbeschouwing.
Immers de arme Joden in Gallicië en Al
giers zijn niet rijk aan kroost, omdat zij in
nooddruft leven en „andere genietingen
moeten ontberen, maar omdat zij rechtge-
loovig zijn en God erkennen als Heer van
leven en dood.
De heilige Boeken van het oude Testa
ment vloeien over van Jahwe's onverpoosde
zorg voor zijn dienaar Israël. En steeds weer
openbaart zich die zorg in een rijken kin
derzegen van het uitverkoren volk.
Geen wonder, dat de Joden, zoolang zi
volhardden bij hun godsdienstige idealen,
ondanks vervolging en onderdrukking, on
danks armoede en ellende, een der vrucht
baarste rassen van de wereld zijn geble
ven.
Maar geen wonder tevens, dat hun ge
slacht ineenschrompelde en ontaardde, zoo
dra zij, neergezeten bij de vleeschpotten der
stoffelijke welvaart, het geloof hunner va
deren in den steek lieten.
DèAr en nergens anders ligt de sleutel
van de onvruchtbaarheid der Joden in
West-Europa en Amerika, en van hun kin-
der-rijkdom in de „onbeschaafde" streken
van Oost-Europa en Afrika.
Zoodra wij in het bezit zijn van de uit
komsten der volkstellingen, die onlangs zoo
wel in Nederland als Frankrijk zijn gehou
den, stellen wij ons voor nader op dit vraag
stuk terug te komen. Want de cijfers, die de
schrijver in „De Nieuwe Eeuw" thans geeft,
dateeren van 31 December 1920 en zijn dus
bijna elf jaren oud.
Over eenige maanden verschijnen de
nieuwste gegevens. En dan zal ongetwijfeld
de invloed der geloofsbelijdenis op de ge
boorte-vermindering en -vermeerdering dui
delijker aan den dag treden dan ooit te
voren.
Tevens zal hoogstwaarschijnlijk het aantal
godsdienstloozen, „tot geen kerkgenootschap
behoorenden", wederom op ontstellende
wijze blijken te zijn toegenomen.
In het begin dezer eeuw telde men nog
slechts 115.179 personen, die officieel buiten
elk kerkelijk verband leefden. Twintig jaar
later was hun aantal gestegen tot niet min
der dan 533.714! Het was dus bijna vervijf
voudigd.
Ook de aanhangers van de Theosofie, het
Adventisme, het Sciëntisme en andere uit-
heemsche religies zijn sterk in aantal toege
nomen. Ze zijn in twintig jaar van 17.815
op 101.526 gekomen en dus bijna verzesvou
digd.
Het schijnt ons dan ook onverklaarbaar,
dat de schrijver deze beide bevolkingsgroe
pen, die te zamen bijna tien percent van het
Nederlandsche volk omvatten, „buiten be
schouwing laat, omdat hun aantal uiterst
gering is".
Ons lijkt in tegendeel de uiterst voorspoe
dige groei van het Indifferentisme, dat van
18701920 percentsgewijze bijna honderd
maal sneller is toegenomen dan de Neder-
duitsch Hervormde Kerk, een der meest ken
merkende verschijnselen van het godsdien
stig en zedelijk verval tijdens de laatste
vijftig jaren, waarover de statistiek loopt.
En er zou alle aanleiding zijn om de toe
komst somber in te zien, als het moderne
heidendom niet zijn eigen ondergang be
werkte door de stelselmatige onvruchtbaar
heid, die het als hoogste levenswijsheid
huldigt. Want deze zoogenaamde „eubiotiek
verraadt zulk een gebrek aan levenskracht
en levensmoed, dat geen b^nd het „Mène
Thekel Pharès" behoeft te sch ;ven op den
wand der woningen, waar het Aaganisme
heerscht en zijn eigen vonnis helpt voltrek
ken in het kinder-arme en steeds frequenter
kinderlooze gezin.
Mr. L. S,
1) Het record houdt het departement Lot,
hoofdstad Cahors, met slechts 13.7 geboorten
per mille, tegenover 22.5 sterfgevallen. Daar
entegen heeft Fu de Calais niet slechts het
II. (Slot).
door
Dr. R. POST.
Historisch medewerker aan het Nederlandsch
Historisch Instituut te Rome.
In een vorigen brief heb ik uiteengezet hoe
zeer de Turken onder de regeering van Paus
Pius V den christeltjken godsdienst en de be
schaving van Europa bedreigden. Italië zelf
was niet meer veilig en Rome zag zich ge
noodzaakt zijn vestingwerken na te gaan en te
verbeteren. Met alle inspanning streefde de
Paus er naar om met koning Philips II van
Spanje en de Republiek Venetië een blijvend
verbond aan te gaan. Deze landen werden door
de oorlogstoerustingen van de Turken het
meest bedreigd en waren daarom in princiep
wel genegen tot een dergelijke liga. De onder
handelingen begonnen in 1570 maar stieten
op groote moeilijkheden. Spanje vertrouwde
Venetië niet en omgekeerd meende Venetië,
dat Spanje de lei-ding zou krijgen en de strijd
krachten hoofdzakelijk tot eigen voordeel zou
aanwenden. De groote geschilpunten bij de
onderhandelingen liepen over de financieele
bijdragen van de leden der liga, bet aantal
schepen dat ieder zou te leveren hebben, het
opperbevel en de plaatsvervanging daarvan,
het krijgsplan: Zou men alleen een defensief
verbond sluiten of ook tot den aanval over
gaan? Zou men Algiers en Tunis als strijd-
tooneel nemen of meer Oostelijk de macht van
Turkije aantasten?
Egoïstische beweegredenen speelden hier een
groote roL Wat dit voor moeilijkheden kan
geven, begrijpt ieder, die de onderhandelingen
kent, welke in Nederland voor de meeste veld
tochten van Maurits werden gevoerd, terwijl
de zeven provinciën toch officieel tegenover
het buitenland als één staat golden en het
leger als nationaal leger beschouwd werd.
Maar door het dringende gevaar en het onaf
gebroken aandringen des Pausen werden ten
slotte ook hier de moeilijkheden overwonnen.
In Mei 1571 werd er tusschen de drie mogend
heden een of- en defensief, verbond gesloten
tegen de Turken voor onbepaalden tijd. De
broer van koning Philips Don Juan van Oos
tenrijk, zou het opperbevel voeren over de ge-
heele strijdmacht, die met gezamenlijke mid
delen zou worden bijeen gebracht. Zijn plaats
vervanger zou de pauselijke admiraal Colonna
zijn.
In September was de vloot geheel bij elkaar.
Den zeventienden van die maand zeilde de
geheele strijdmacht uit de haven van Messina
om de Turksche vloot op te zoeken en een
gelegenheid voor een slag af te wachten,
't Was een statige vloot die de golven door
kliefde: 207 galeien en dertig kleinere schepen
bemand met 30.000 soldaten, bijna 13.000 ma
trozen en 43.000 roeiers; de soldaten beschik
ten over 1800 kanonnen.
De Turken, die bijna twee jaar vermoed
hadden dat hun beraamde aanval door een
groote macht zou worden opgevangen, hadden
zich ter dege op de noorlog voorbereid. Hun
vloot overtrof die van de Christenen in aantal
schepen en uitrusting. Zij hadden n.l. 222
galeien en nog zestig andere schepen; de be
manning was dienovereenkomstig, alleen in
aantal kanonnen konden zij niet met de chris
tenen wedijveren.
Uit die krijgsgeschiedenis blijkt, dat die
partij die de meeste geregelde troepen heeft,
gewoonlijk de overwinning behaalt. Duitsche
specialisten in de krijgsgeschiedenis hebben
n.l. uitgerekend, dat het groote succes van
Caesar in Gallië daaraan moet worden toe
geschreven, dat hij altijd op het kritieke mo
ment een grooter aantal troepen in het veld
kon voeren dan zijn tegenstanders. Daardoor
wordt op diens krijgskundig talent niets afge
dongen: er zijn immers een ontzettend organi
satievermogen en een stoere wilskracht voor
noodig geweest om deze overmacht telkens
opnieuw tot stand te kunnen brengen midden
in het vijandige land.
Dit In aanmerking genomen moest Don Juan
met groot beleid te werk gaan; liefst een
plaats uitkiezen, waar omsingeling moeilijk,
zou zijn. Dan zouden de moed en strijdlust van
zijn soldaten kunnen aanvullen wat hij in
aantal te kort echoot. Het bericht van den val
van Famagustas en de gruwelijke marteling
van den Venetiaanschen aanvoerder aldaar
deden dezen strijdlust nog meer ontbranden.
Don Juan hoorde dat de Turksche vloot zich
ophield in de zee engte bij de haven van Le-
panto aan de zuidkust van Albanië, een ge
schikte plaats om te strijden: aan de eene zijde
werd de vloot door de klippen beveiligd, en aan
de andere zijde zou een omsingeling niet ge
makkelijk zijn. Door het ontvangen van de
H. Sacramenten en door gebed hadden de sol
daten zich op de beslissing voorbereid, en
Reel. 3398 15
KEURLIJST VAN R. K. JEUGDLECTUUR.
hoogste geboortecijfer (23.9) maar tevens het
laagste sterftecijfer (15.7) van heel het land.
2) Vertaling: Het is een zedelijk werk, dat
wij moeten ter hand nemen, het is de ge
zondheidstoestand der geesten, die wij moeten
verbeteren, het is de onvruchtbaarheid der
zielen, die wij behooren te verhelpen, het is
een kwaal der openbare meening en een
crisis in de wilskracht, die wij moeten gene
zen.
zij wieten dat zij gesteund werden door gebed
en goede werken van Paus en Christenheid,
De paus had zijn gebed en vasten verdubbeld
en in Rome werden groote processies gehouden
om Gods hulp en die van de H. Maagd af te
ftTnftftltfin.
Don Juan had zijn vloot in vier afdeeldngen
gesplitst. Hij zelf commandeerde het midden
te zamen met den pauselijken admiraal Colon
na; de linker vleugel stond onder den Vene-
tiaan Barbarigo en de rechter onder den
Spanjaard Doria. De marquis van Santa Cnuz
vormde met de reserve de achterhoede en
moest daar ingrijpen waar het gevaar het
meest dreigde.
Ook de Turksche commandant Muesrasade
Ali voerde het midden aan: en weldra stieten
de beide admiraalschepen met een geweldigen
sohok tegen elkander, zoodat alles kraaJkto.
Het Turksche admiraalschip was wat hooger
en schoof met zijn voorsteven een eind over
het schip van Don Juan. Maar door de kracht
der roeiers raakten de schepen weer los en tot
driemaal toe werd deze aanval herhaald. In-
tussehen brandden de kanonnen los en vlogen
de pijlen door de lucht, scherp afstootende op
de harnassen der matrozen. Velen werden ge
wond of gedood maar onmiddellijk door
nieuwe krachten vervangen. Een oogenblik ge
raakte het midden in een hachelijke positie
doordat de rechtervleugel zich te ver verspreid
had om omsingeling langs die zijde te voor
komen. Santa Cruz bracht hier hulp. Aan den
linkervleugel overwonnen de Venetianen on
middellijk en dreven na heftig vechten de sche
pen van de vijanden voor zich uit. De beslis
sing In het midden viel ten voordeele der
Christenen, toen de Turksche aanvoerder ge
troffen was. Plotseling ontzonk den Jannitsa-
ren de moed toen zij de bekende stem van hun
aanvoerder niet meer hoorden. Aan den rechter-
vleugel wonnen het de Turken, maar toen de
reserve der Christenen daar te hulp kwam
moest de generaal Uludsch Bei, die daar het
bevel voerde, terugtrekken: hij wist zich nog
met veertig galeien naar Santa Maura en
Lepanto te redden.
Het was een geweldige slag geweest: de
trotsche zeekasteel en waren uit elkaar ges-la-
gen. Scheepswrakken en lijken bedekten de
zee. Acht duizend Turken waren omgekomen,
tien duizend in gevangenschap geraakt, waar
onder meerdere van den hoogsten Turkschen
adel; honderd zeventien van hun galeien
werden buitgemaakt, vijftig waren gezonken,
vernield of verbrand. De schoonste buit was
de bevrijding van twaalf duizend christelijke
galeislaven, waaronder twee duizend Span
jaarden. Daaruit alleen kan men afleiden,
welk een geweldige plaag de macht der Tur
ken voor Europa was. Deze slaven waren of
in den oorlog krijgsgevangenen gemaakt of
den zeeroovers van Algiers en Tunis in han
den gevallen en aan den staat verkocht; ont
zettend moet de ellende van deze ongeluk-
kigen geweest zijn, die met ketenen gebonden
aan de roeibanken met de zweep tot den
arbeid werden gedreven.
Terecht vierde men overal dit wapensucces.
De Paus celebreerde een plechtige H. Mis van
dankbaarheid in de St. Pieter en den volgen
den dag een Requiemmis voor de gevallenen,
De helden werden met vreugdeschoten en
vuurwerk gevierd, toen ze weer In hun va
derland terug keerden. Geen slag werd meer
door dichters bezongen dan de slag bij Lepanto
en herhaaldelijk werd hij door schilders ver
eeuwigd, o.a. in de sala regia van het Vati-
caan. Het was inderdaad een gewichtig feit
voor de geschiedenis van Europa. Want de
vloot van de Turken, die langen tijd meester
op de Middellandische zee was geweest, was
nu vernietigd en het zou heel wat tijd, geld
en moeite kosten, voor de Porte opnieuw zulk
een slagvaardige zeemacht bij elkaar kon bren
gen. Feitelijk is wel weer een vloot gebouwd,
maar tot groote daden op zee zijn ze niet
meer in staat geweest. Men kan vanaf den
slag bij Lepanto den achteruitgang van Tur
kije als zeemogendheid dateeren. Ook verloor
het een deel van de beste troepen, zoodat ook
de landmacht verzwakt werd, zoo zelfs, dat de
30.000 christenen die nog in Constantinopel
woonden dachten aan een opstand. Te land
echter bleef de Turksche macht nog meer dan
een eeuw het offensief voeren.
De slag was op den eersten Zondag van Oc
tober gewonnen. Omdat de broederschappen
van den Rozenkrans dien dag in Rome haar
processies hielden, meende de Paus dat die
overwinning vooral op de voorspraak van de
H. Moeder Gods was verkregen. Hij stelde
daarom vast, dat elk jaar op den verjaardag
van den slag een dankfeest ter gedachtenis
van O. L. Vrouw der Overwinning zou worden
gehouden. Dit feest werd het Rozenkranefeest,
dat nu nog op den eersten Zondag van Octo
ber gevierd wordt.
In Italië en Spanje werden meerdere kerken
en kapellen aan Maria der Overwinning gewijd
en ln Venetië plaatste de staat onder het
schilderstuk van den slag bij Lepanto: „Noch
macht, noch wapenen, noch aanvoerders maar
Maria van den Rozenkrans heeft ons de over
winning bezorgd".
In het Kleine stadje bij Rome, Marino, wordt
heden nog in het begin van October een pro
cessie met een groot Mariavaandel gehouden
en wapenteek ens der Turken in den slag bij
Lepanto buitgemaakt, worden mede rondge
dragen. Deze processie valt samen met het
wijnfeest, het begin van den wijnoogst.
(Ingezonden.)
Begin November verschijnt weer de nieuwe
leidraad voor Roomsche jeugdlectuur. Het is
de bekende keurlijst, die in vele duizendtallen
gratis op de katholieke scholen wordt ver
spreid. De bedoeling is hiervan om deze lijst
in het gezin te brengen. De ouders kunnen
dan ruim kiezen uit boeken voor eiken leef
tijd hunner kinderen en zij weten, dat die
lectuur onschadelijk is.
Reeds tal van jaren heeft de Keurraad in
Nederland voor de verspreiding van deze
keurlijsten geizorgd. Maar nog veel te weinig
Is dit streven ten goede bekend. Toch ver
dient het volle belangstelling.
Hoe ontstaat die keurlijst
De Keurraad verleent aan daartoe geschikt
bevonden werken het stempel. Dat keurraad-
stempel is practisch een aanbeveling voor het
boek. Dat stempel beteekent ook werkelijk
iets, want het wordt heusch niet zoo spoedig
verleend.
Ondergeteékende is door de St. Lebuïnus-
vereeniging van R. K. Onderwijzers (essen) in
het Aartsbisdom Utrecht nu ruim 2 jaar af
gevaardigd als lid van den keurraad en der
halve is het werken daar hem van nabij be
kend. En om nu enkel bij het veTleenen van
dat keurraadstempei te blijven, er wordt meer
copy afgekeurd dan toegelaten. Eerst na gron
dig advies van verschillende leden van den
Keurraad wordt besloten tot het al of niet
verleenen van dat stempel.
Dus datgene, wat het stempel heeft, is waar
dig bevonden om tal van redenen, zooals bjv.
ook het niet al te dik opgelegde katholieke
element, want in zulke gevallen haalt het
boek het niet. Het keurraadstempei is dus niet
het aanduiden van iets vrooms. Wel is het
een aanduiden van geschikt-zijn voor Room
sche jeugd, omdat het niet absoluut neutraal
is, omdat er ook op een natuurlijke wijze
godsdienst en godsdienstig leven door het boek
loopen, en ook omdat het interessante stof be
handelt.
Wie dus een keuze doet uit de lijst van
keurraadboeken, die koopt onschadelijke lec
tuur, die koopt vooraf door speciaal daartoe
afgevaardigde personen streng gekeurde boe-
Er zal wel eens minder dan eerBte klas
werk worden aangeboden, maar men vergete
niet dat het begin van het Keurraadwerk zeer
en zeer moeilijk was en dat toen de eischen
niet te hoog gesteld mochten worden. Dat is
echter in de volgende jaren geleidelijk ver
beterd en tegenwoordig wordt er, als ik het
zoo zeggen mag streng gekeurd. Door de leden
van den Keurraad wordt er heel wat afgekeurd
en als zij nog eens Iets doorlaten, wat nog
wel kan, dan gebeurt het vaak, dat het be
stuur toch besluit geen stempel te geven.
Dus nogmaals: de keurraadUjst, welke bin
nenkort gaat verschijnen, is betrouwbaar en
S°Hier moet nu eerlijkheidshalve m.i. wat aan
worden toegevoegd, n.l. dit: de Keurraad ml
door het aanbieden van die lijst aan andere
goede Roomsche jeugdlectuur niet tekort doen.
Elk goed Roomsch boek heeft de sympathie
van den Keurraad, maar de Keurraad als zoo
danig kan slechts propaganda maken voor die
boeken, welke het stempel verkregen. Dit
houdt echter geen ongunstig oordeel in over
andere werkelijk goede katholieke jeugdboe-
k0zóo wordt b.v. gedacht aan de boekjes uit
de klassebibliotheek van Paul Brand te Hi -
versum, aan de jeugdboeken uit Het St. Wil-
lihrordushuis te Uden, aan de jeugdblaadjes
Kleuterblaadje, Roomsche Jeugd en Mei van
de Spaarnestad, aan de bekroonde R. K. jeugd
boeken van G. B. van Goor te Den Haag. En
zoo zal er wel meer in den lande zijn, watmij
niet hekend of thans niet in de gedachten
komt.
Elk oprecht streven om goede R. K. Jeugd
lectuur te brengen heeft de volle waardeering
van den Keurraad, maar deze ijvert voor eigen
keurlijsten en daarom:
Ouders, raadpleegt de lijst van de Keur
raadboeken, welke lijst uw kinderen begin
November op de scholen gratis ontvangen.
WILLEM WILTSCHUT.
irnhem, October 1931.
Het schilderwerk.
De Missieten-toonstelling te Haarlem blijft
zich in groote belangstelling verheugen.
Gisteren werd de tentoonstelling bezocht
door Z. II. Exc. J. E. Muller, apostolisch-vi-
caris van Zweden.
De missie-operette werd bijgewoond door Z.H.
Exc. den Bisschop van Haarlem.
Een van de glanspunten der indrukwekken
de tentoonstelling vormt ongetwijfeld wel de
stand van het schlldenwerk ter eere van het
H. Hart van Jesus, ingericht door het Missie-
secretariaat .Regina Coeli" te Amersfoort. Ge
heel gratis wordt aan Missionarissen uit alle
werelddeelen elk gewenscht aantal dezer schil
den verstrekt, in de eigen taal of dialect van
den betre'fenden volksstam. De zeer groote
onkosten worden gedekt door den verkoop van
Hollandsche schilden en door vrijwillige giften.
De resultaten van het Schildenwerk, waar
voor de Bisschoppen van Haarlem, alsmede
mgr. van de Wetering z.g. steeds de warmste
belangstelling toonden, werden voor het eerst
geëxposeerd in November 1927, op de groote
Missie-tentoonsteling te Amsterdam. Er wa
ren toen schilden in 60 talen. Nu, vier jaar
later, zijn er 260 talen.
BESMETTELIJKE ZIEKTEN.
In de week van 11 tot en met 17 October zijn
ter kennis gebracht 169 gevallen van roodvonk,
waarvan o.m. 45 te Amsterdam, 25 te Rotter
dam 8 te 's Gravenhage, 5 te Cuyk en 4 te
Maastricht en Enschedé. Verder werden aange
geven 106 gevallen van Diphterie, waarvan
te Groningen, 13 te Amsterdam, 6 te Delft, 1T
te Rotterdam en 7 te Elbrug en Venlo.
Door de entstofinrichtingen te Amsterdam,
Rotterdam en Groningen werd koepokstof a£g»
leverd voor resp. 1743, 130 en 13 personen.