DE ZEDELIJK- GODSDIENSTIGE WERELDBESCHOUWING geboortevermindering en I GAAT NIET DOOR! GEVOLGEN DER MISKENNING KERKGENOOTSCHAP. DE INSTELLING VAN HET ROZENKRANSFEEST. LOCK" kauwbonbon ypTTTiAC 23 OCTOBER 1931 DE „ETHISCHE IMPERATIEVEN" DER KATHOLIEKE KERK. DE SLAG BIJ LEPANTO. met de oude sleur, den geheelen dag te rooken, zonder zoo nu en dan een te gebruiken. DE MITTOVOS. Hun schijnbaar verschillende werking in Nederland en Frankrijk. In de „Nieuwe Eeuw" van 8 October j.l. troffen wij een artikel over „Geboortever mindering en Kerkgenootschap waarin over dit actueele onderwerp een aantal be langrijke gegevens bleken te zijn bijeenge bracht door dr. S. Gargas, privaat-docent in de geschiedenis der staathuishoudkun de aan de Universiteit van Amsterdam De schrijver begint met het geven van eenige cijferreeksen betreffende de „belang rijke daling", die vooral na den wereldoor log in de geboortecijfers valt waar te ne men, en waarop ook wij reeds meer dan eens de aandacht vestigden. Maar dan lezen wij tot onze verbazing: „De betrekkelijke bevolkingsvermindering is ongetwijfeld een gevolg van de dalende economische lijn". Deze apodictische uitspraak zou eenige reden van bestaan kunnen hebben, als de geboortecijfers van het vorig jaar mede ver werkt waren door den schrijver. Maar nu de gegevens, welke hij verstrekt, niet verder reiken dan tot en met 1929, dringt de vraag zich op, hoe dan toch de geboorten van dat jaar kunnen beïnvloed zijn door dè „econo mische lijn", die eerst in het laatste kwar taal haar nederwaartsche richting is be gonnen!? Het schijnt overbodig om aan te toonen, dat dit finaal onmogelijk is, en dat wij dus andere oorzaken van de geboorteverminde ring zullen hebben te zoeken dan-de dalen de conjunctuur. Dit klemt te meer, daar de algemeene levensstandaard, hier te lande, speciaal bij de volksklasse, nooit hooger is geweest dan in het decennium na den wereldoorlog. Trouwens het feit, dat juist in de groote steden, waar het levenspeil het hoogst was opgevoerd, de geboortecijfers het meest zijn gedaald, is rechtstreeks in strijd met het trouwens sinds lang verlaten standpunt van curate Malthus, die de hoofdoorzaak van de geboortevermindering in de nood druft der volksmassa meende te moeten zoeken. Dit kan in zijn tijd goeddeels juist zijn geweest, in de twintigste eeuw zoeke men de motieven der verminderde huwelijks vruchtbaarheid elders. En de schrijver is dan ook op een juister spoor, waar hij de geloofsbelijdenis der moeder als een der doorslaggevende factoren noemt voor de vruchtbaarheid van het gezin. Maar tot onze verwondering missen wij in dit verband de statistiek, die mr. H. W. Methorst heeft gepubliceerd in het Neder- landsch Tijdschrift voor Geneeskunde, Jaar gang 1916, klz- Immers hieruit blijkt, dat in Nederland van 1000 gehuwde vrou wen beneden het vijftigste jaar, de Katho lieke 287, de Protestantsche 219, de Israëli tische 157 en de godsdienstlooze tot geen kerkgenootschap behoorende 88 levend geborenen tellen. Hoewel deze gegevens zijn verzameld in de jaren 1909 en 1910 en dus reeds ruim twintig jaar oud zijn, geven zij een waarde volle aanduiding van de geboorte-frequentie in verband met de kerkelijke (of onkerke lijke) gezindte der moeders. De verschillen zouden ongetwijfeld nog veel grooter zijn geweest, wanneer niet alleen gelet ware op den godsdienst der moeder, maar ook op dien van den vader. Immers het is een bekend feit, dat de gemengde huwelijken dikwijls kindei loos en bijna altijd kinder-arm plegen te zijn. En dit is een der redenen, waarom in ho mogeen katholieke streken de geboorte cijfers zoo hoog zijn. Dr. Gargas meent, dat de groote geboorte- frequentie bij de Katholieken niet alleen veroorzaakt wordt door de „ethische impe ratieven" der Kerk, „maar ook door het feit, dat de katholieke bevolking van Neder land slechts een minderheid uitmaakt". Want, zoo zegt hij, „het is algemeen be kend, dat een minderheid strenger toeziet op tucht en moraal en een scherper con trole op de zeden zijner aanhangers uit oefent dan een meerderheid". In deze redeneering schuilt ongetwijfeld een fond van waarheid, vooral indien en zoolang de minderheid wordt onderdrukt en kleingebouden door de meerderheid. Maar men vergete daarbij niet, dat in onzen tijd van gelijk recht, nagenoeg on belemmerde geloofs-vrijheid en haast on beperkte verplaatsingsmogelijkheid de iso latie der minderheid practisch onmogelijk is geworden. Meer dan ooit wordt de min derheid beïnvloed door de heerschende mee ning en de levenshouding in de kringen der meerderheid. Juist het ontstellend groot aantal ge mengde huwelijken is van deze interpene- ratie, deze geestelijke wisselwerking, de meest treffende uiting. En daarom worden, naar onze meening in een homogeen katholiek milieu, waar van deze wisselwerking weinig of niets te bespeuren valt, zoowel het geloof als de zeden gemakkelijker en zuiverder bewaard. ..Maar in Frankrijk dan?" hooren we vragen: „In dit land met een overwegend katholieke meerderheid schrijft Dr. Gar gas, „worden de ethische imperatieven van deze zelfde Katholieke Kerk bijna geheel m den wind geslagen". Hoezeer dit beroep op de „overwegend katholieke meerderheid in Frankrijk mis plaatst is, hebben wij het vorig jaar reeds uiteengezet bij onze bespreking van den stijgenden priesternood in dat ongelukkig land. Maar aangezien wij soortgelijke bewerin gen herhaaldelijk aantreffen zoowel bij ge loofsgenoten als andersdenkenden, hebben wij nogmaals de officieele statistieken ge raadpleegd. De gegevens die wij hier laten volgen, mogen ertoe bijdragen, om aan de legende van het „overwegend katholieke Frankrijk" voorgoed een einde te maken. In het jaar 1929 telde men in de Fransche Republiek, voor het eerst sinds het einde van den wereldoorlog, meer doodkisten dan wiegen. Er was n.l. een deficit van 12.561 geboorten. Het algemeen nataliteits-cijfer bedroeg 17.7 (Nederland: 22.8) en het sterftecijfer 18.0 (Nederland: 10.7) per duizend der gemiddel de bevolking. Van de 90 departementen, waarin het land is verdeeld, waren er slechts 28, waar in een geboorte-overschot werd waargeno men. Dit overschot bedroeg in totaal 43.548; maar in de 62 overige departementen was er een gezamenlijk tekort van 56.112 Inmiddels vertoonde slechts circa de helft der 28 departementen, waar nog een over schot van geboorten werd geconstateerd, een nataliteits-cijfer van 20 of méér per duizend inwoners. Ziehier de namen van deze vijftien be trekkelijk vruchtbare departementen, in op klimmende volgorde naar gelang van hun geboortecijfer: Nord: 20.0; Finistère: 20.2; Vendée: 20.3; Doubs: 20.5; Cótes du Nord: 20,6; Mayenne: 20.7; Ille et-Vilaine: 20.9; Aisne: 21.1; Seine inférieure: 21.3; Morbd- han 21.7; Manche 21.9; Calvados: 22.0; Moselle: 22.6; Meurthe et Moselle: 22.8; Pas de Calais: 23.9. (Alleen dit laatste cijfer is hooger dan het rijksgemiddelde van Neder land over hetzelfde jaar 1929). Eenige toelichting bij deze namenreeks zal wel niet overbodig zijn. Want bij verreweg de meeste Nederlanders strekt de aardrijks kundige kennis van Frankrijk zich niet u:t tot de verdeeling in departementen, Als wij derhalve de kaart van Frankrijk ter hand nemen, dan zien wij vooreerst, dat op één uitzondering na, al deze depar tementen langs de zeekust of de landgrens gelegen zijn. En vervolgens zien wij, dat de beide meest noordelijke departementen (Nord en Pas de Calais) het voormalige wingewest Fransch Vlaanderen vormen, dat de drie Noord- Westelijke (Seine inférieure, Calvados en Manche) de kuststreek van Normandië uit maken, terwijl de vier Westelijke (Ille et Vilaine, Cötes du Nord, Finistère en Mor- bihan) het oude Bretagne vertegenwoordi gen, waarbij zich het eenige niet-grens- gewest Mayenne onmiddellijk aansluit. Vendée is een der weinige departementen die iedereen bij name kent, wegens de rol die het tijdens het Fransche schrikbewind heeft gespeeld. Van de vier overige grenst Aisne in het Noorden aan België en Doubs in het Oosten aan Zwitserland, terwijl Moselle met Meur the et Moselle (en. Meuse: 19.9 geb. per mille) de voormalige provincie Lotharingen vormen. Wij zien dus, dat in Frankrijk alleen die grensgewesten, (Vlaanderen, Bretagne, Nor mandië en Lotharingen) waar de katholieke levensleer nog macht heeft over de zielen, een krachtig bestaan leiden, terwijl nage noeg heel de rest van het land is aangevre ten door den kanker van het Neomalthu sianisme. Het ergst woedt deze kanker in het Zui den, met name in Guyenne en Gascogne waar merkwaardigerwijze tegenover de laagste geboortecijfers de hoogste sterfte cijfers staan. Ij En juist in het Zuiden heerscht een doo dende onverschilligheid ten opzichte der hoogere levenswaarden: juist daar is het aantal geloovigen ontstellend klein en dat der godsdienstloozen buitengewoon groot. En nergens meer dan daar is het tref fend woord van Paul Deschanel toepasse lijk, toen hij sprekend van Frankrijk's her bevolking getuigde: „C'est d'une oeuvre morale qu'il s'agit, c'est l'hygiène des esprits qu'il faut améliorer, c'est la stéri- lité des dmes qu'il faut atteindre, c'est un mal d'opinion, c'est une crise de volonté qu'il faut guérir". 2) Maar in geen geval wijte men de schuld van deze treurige levenshouding der „over wegende meerderheid van de FranSche natie aan de kleine katholieke minderheid, die voorgegaan door haar leiders, en aange moedigd door haar bisschoppen, haar uiter ste best doet om dit gruwelijk kwaad, „dat doodelijk is voor het land" (Grousseau) te bestrijden en tegen te gaan Dat het tekort dit jaar tot eenige duizen den beperkt bleef, is alleen te danken aan het geboorte-overschot der katholieke pro vincies en bovenal van Vlaanderen en Lo tharingen, die met den versten uithoek van het land- Finistère, een gezamenlijk surplus hebben van ruim 33.000 geboorten. TONNEN GOÜDB. To Cherbourg werd een schip gelost» dat tonnetjes goud tot een waandte van 1100 mUïioen francs aan boord had. bestemd voor de Pairijsche banken Daar is in het artikel van „De Nieuwe Eeuw" nog een bewering, die wij niet on weersproken mogen laten. De schrijver vergelijkt de betrekkelijke on vruchtbaarheid van de welgestelde Israë lieten hier te lande met den rijken kinder zegen van hun arme geloofsgenooten in Gal- licië en Algiers, waar hun geboortecijfer in de vooroorlogsche jaren resp. 38.01 en 50.39(1) per mille bedroeg. En dan zegt hij letterlijk: „De slechte sociale en economische omstandigheden der Joden in de laatstgenoemde landen verhin deren de concurrentie van andere genietin gen en bevorderen een intensieve vrucht baarheid". Dit is nu toch wel de eerste maal in ons leven, dat wij de sociale ellende, in com binatie met een surrogaat van genotzucht, als oorzaak van intensieve huwelijksvrucht baarheid vermeld zien. Maar ook in deze verbijsterende uitspraak bespeuren wij wederom de gevolgen der miskenning van den invloed 'der zedelij k- godsdienstige wereldbeschouwing. Immers de arme Joden in Gallicië en Al giers zijn niet rijk aan kroost, omdat zij in nooddruft leven en „andere genietingen moeten ontberen, maar omdat zij rechtge- loovig zijn en God erkennen als Heer van leven en dood. De heilige Boeken van het oude Testa ment vloeien over van Jahwe's onverpoosde zorg voor zijn dienaar Israël. En steeds weer openbaart zich die zorg in een rijken kin derzegen van het uitverkoren volk. Geen wonder, dat de Joden, zoolang zi volhardden bij hun godsdienstige idealen, ondanks vervolging en onderdrukking, on danks armoede en ellende, een der vrucht baarste rassen van de wereld zijn geble ven. Maar geen wonder tevens, dat hun ge slacht ineenschrompelde en ontaardde, zoo dra zij, neergezeten bij de vleeschpotten der stoffelijke welvaart, het geloof hunner va deren in den steek lieten. DèAr en nergens anders ligt de sleutel van de onvruchtbaarheid der Joden in West-Europa en Amerika, en van hun kin- der-rijkdom in de „onbeschaafde" streken van Oost-Europa en Afrika. Zoodra wij in het bezit zijn van de uit komsten der volkstellingen, die onlangs zoo wel in Nederland als Frankrijk zijn gehou den, stellen wij ons voor nader op dit vraag stuk terug te komen. Want de cijfers, die de schrijver in „De Nieuwe Eeuw" thans geeft, dateeren van 31 December 1920 en zijn dus bijna elf jaren oud. Over eenige maanden verschijnen de nieuwste gegevens. En dan zal ongetwijfeld de invloed der geloofsbelijdenis op de ge boorte-vermindering en -vermeerdering dui delijker aan den dag treden dan ooit te voren. Tevens zal hoogstwaarschijnlijk het aantal godsdienstloozen, „tot geen kerkgenootschap behoorenden", wederom op ontstellende wijze blijken te zijn toegenomen. In het begin dezer eeuw telde men nog slechts 115.179 personen, die officieel buiten elk kerkelijk verband leefden. Twintig jaar later was hun aantal gestegen tot niet min der dan 533.714! Het was dus bijna vervijf voudigd. Ook de aanhangers van de Theosofie, het Adventisme, het Sciëntisme en andere uit- heemsche religies zijn sterk in aantal toege nomen. Ze zijn in twintig jaar van 17.815 op 101.526 gekomen en dus bijna verzesvou digd. Het schijnt ons dan ook onverklaarbaar, dat de schrijver deze beide bevolkingsgroe pen, die te zamen bijna tien percent van het Nederlandsche volk omvatten, „buiten be schouwing laat, omdat hun aantal uiterst gering is". Ons lijkt in tegendeel de uiterst voorspoe dige groei van het Indifferentisme, dat van 18701920 percentsgewijze bijna honderd maal sneller is toegenomen dan de Neder- duitsch Hervormde Kerk, een der meest ken merkende verschijnselen van het godsdien stig en zedelijk verval tijdens de laatste vijftig jaren, waarover de statistiek loopt. En er zou alle aanleiding zijn om de toe komst somber in te zien, als het moderne heidendom niet zijn eigen ondergang be werkte door de stelselmatige onvruchtbaar heid, die het als hoogste levenswijsheid huldigt. Want deze zoogenaamde „eubiotiek verraadt zulk een gebrek aan levenskracht en levensmoed, dat geen b^nd het „Mène Thekel Pharès" behoeft te sch ;ven op den wand der woningen, waar het Aaganisme heerscht en zijn eigen vonnis helpt voltrek ken in het kinder-arme en steeds frequenter kinderlooze gezin. Mr. L. S, 1) Het record houdt het departement Lot, hoofdstad Cahors, met slechts 13.7 geboorten per mille, tegenover 22.5 sterfgevallen. Daar entegen heeft Fu de Calais niet slechts het II. (Slot). door Dr. R. POST. Historisch medewerker aan het Nederlandsch Historisch Instituut te Rome. In een vorigen brief heb ik uiteengezet hoe zeer de Turken onder de regeering van Paus Pius V den christeltjken godsdienst en de be schaving van Europa bedreigden. Italië zelf was niet meer veilig en Rome zag zich ge noodzaakt zijn vestingwerken na te gaan en te verbeteren. Met alle inspanning streefde de Paus er naar om met koning Philips II van Spanje en de Republiek Venetië een blijvend verbond aan te gaan. Deze landen werden door de oorlogstoerustingen van de Turken het meest bedreigd en waren daarom in princiep wel genegen tot een dergelijke liga. De onder handelingen begonnen in 1570 maar stieten op groote moeilijkheden. Spanje vertrouwde Venetië niet en omgekeerd meende Venetië, dat Spanje de lei-ding zou krijgen en de strijd krachten hoofdzakelijk tot eigen voordeel zou aanwenden. De groote geschilpunten bij de onderhandelingen liepen over de financieele bijdragen van de leden der liga, bet aantal schepen dat ieder zou te leveren hebben, het opperbevel en de plaatsvervanging daarvan, het krijgsplan: Zou men alleen een defensief verbond sluiten of ook tot den aanval over gaan? Zou men Algiers en Tunis als strijd- tooneel nemen of meer Oostelijk de macht van Turkije aantasten? Egoïstische beweegredenen speelden hier een groote roL Wat dit voor moeilijkheden kan geven, begrijpt ieder, die de onderhandelingen kent, welke in Nederland voor de meeste veld tochten van Maurits werden gevoerd, terwijl de zeven provinciën toch officieel tegenover het buitenland als één staat golden en het leger als nationaal leger beschouwd werd. Maar door het dringende gevaar en het onaf gebroken aandringen des Pausen werden ten slotte ook hier de moeilijkheden overwonnen. In Mei 1571 werd er tusschen de drie mogend heden een of- en defensief, verbond gesloten tegen de Turken voor onbepaalden tijd. De broer van koning Philips Don Juan van Oos tenrijk, zou het opperbevel voeren over de ge- heele strijdmacht, die met gezamenlijke mid delen zou worden bijeen gebracht. Zijn plaats vervanger zou de pauselijke admiraal Colonna zijn. In September was de vloot geheel bij elkaar. Den zeventienden van die maand zeilde de geheele strijdmacht uit de haven van Messina om de Turksche vloot op te zoeken en een gelegenheid voor een slag af te wachten, 't Was een statige vloot die de golven door kliefde: 207 galeien en dertig kleinere schepen bemand met 30.000 soldaten, bijna 13.000 ma trozen en 43.000 roeiers; de soldaten beschik ten over 1800 kanonnen. De Turken, die bijna twee jaar vermoed hadden dat hun beraamde aanval door een groote macht zou worden opgevangen, hadden zich ter dege op de noorlog voorbereid. Hun vloot overtrof die van de Christenen in aantal schepen en uitrusting. Zij hadden n.l. 222 galeien en nog zestig andere schepen; de be manning was dienovereenkomstig, alleen in aantal kanonnen konden zij niet met de chris tenen wedijveren. Uit die krijgsgeschiedenis blijkt, dat die partij die de meeste geregelde troepen heeft, gewoonlijk de overwinning behaalt. Duitsche specialisten in de krijgsgeschiedenis hebben n.l. uitgerekend, dat het groote succes van Caesar in Gallië daaraan moet worden toe geschreven, dat hij altijd op het kritieke mo ment een grooter aantal troepen in het veld kon voeren dan zijn tegenstanders. Daardoor wordt op diens krijgskundig talent niets afge dongen: er zijn immers een ontzettend organi satievermogen en een stoere wilskracht voor noodig geweest om deze overmacht telkens opnieuw tot stand te kunnen brengen midden in het vijandige land. Dit In aanmerking genomen moest Don Juan met groot beleid te werk gaan; liefst een plaats uitkiezen, waar omsingeling moeilijk, zou zijn. Dan zouden de moed en strijdlust van zijn soldaten kunnen aanvullen wat hij in aantal te kort echoot. Het bericht van den val van Famagustas en de gruwelijke marteling van den Venetiaanschen aanvoerder aldaar deden dezen strijdlust nog meer ontbranden. Don Juan hoorde dat de Turksche vloot zich ophield in de zee engte bij de haven van Le- panto aan de zuidkust van Albanië, een ge schikte plaats om te strijden: aan de eene zijde werd de vloot door de klippen beveiligd, en aan de andere zijde zou een omsingeling niet ge makkelijk zijn. Door het ontvangen van de H. Sacramenten en door gebed hadden de sol daten zich op de beslissing voorbereid, en Reel. 3398 15 KEURLIJST VAN R. K. JEUGDLECTUUR. hoogste geboortecijfer (23.9) maar tevens het laagste sterftecijfer (15.7) van heel het land. 2) Vertaling: Het is een zedelijk werk, dat wij moeten ter hand nemen, het is de ge zondheidstoestand der geesten, die wij moeten verbeteren, het is de onvruchtbaarheid der zielen, die wij behooren te verhelpen, het is een kwaal der openbare meening en een crisis in de wilskracht, die wij moeten gene zen. zij wieten dat zij gesteund werden door gebed en goede werken van Paus en Christenheid, De paus had zijn gebed en vasten verdubbeld en in Rome werden groote processies gehouden om Gods hulp en die van de H. Maagd af te ftTnftftltfin. Don Juan had zijn vloot in vier afdeeldngen gesplitst. Hij zelf commandeerde het midden te zamen met den pauselijken admiraal Colon na; de linker vleugel stond onder den Vene- tiaan Barbarigo en de rechter onder den Spanjaard Doria. De marquis van Santa Cnuz vormde met de reserve de achterhoede en moest daar ingrijpen waar het gevaar het meest dreigde. Ook de Turksche commandant Muesrasade Ali voerde het midden aan: en weldra stieten de beide admiraalschepen met een geweldigen sohok tegen elkander, zoodat alles kraaJkto. Het Turksche admiraalschip was wat hooger en schoof met zijn voorsteven een eind over het schip van Don Juan. Maar door de kracht der roeiers raakten de schepen weer los en tot driemaal toe werd deze aanval herhaald. In- tussehen brandden de kanonnen los en vlogen de pijlen door de lucht, scherp afstootende op de harnassen der matrozen. Velen werden ge wond of gedood maar onmiddellijk door nieuwe krachten vervangen. Een oogenblik ge raakte het midden in een hachelijke positie doordat de rechtervleugel zich te ver verspreid had om omsingeling langs die zijde te voor komen. Santa Cruz bracht hier hulp. Aan den linkervleugel overwonnen de Venetianen on middellijk en dreven na heftig vechten de sche pen van de vijanden voor zich uit. De beslis sing In het midden viel ten voordeele der Christenen, toen de Turksche aanvoerder ge troffen was. Plotseling ontzonk den Jannitsa- ren de moed toen zij de bekende stem van hun aanvoerder niet meer hoorden. Aan den rechter- vleugel wonnen het de Turken, maar toen de reserve der Christenen daar te hulp kwam moest de generaal Uludsch Bei, die daar het bevel voerde, terugtrekken: hij wist zich nog met veertig galeien naar Santa Maura en Lepanto te redden. Het was een geweldige slag geweest: de trotsche zeekasteel en waren uit elkaar ges-la- gen. Scheepswrakken en lijken bedekten de zee. Acht duizend Turken waren omgekomen, tien duizend in gevangenschap geraakt, waar onder meerdere van den hoogsten Turkschen adel; honderd zeventien van hun galeien werden buitgemaakt, vijftig waren gezonken, vernield of verbrand. De schoonste buit was de bevrijding van twaalf duizend christelijke galeislaven, waaronder twee duizend Span jaarden. Daaruit alleen kan men afleiden, welk een geweldige plaag de macht der Tur ken voor Europa was. Deze slaven waren of in den oorlog krijgsgevangenen gemaakt of den zeeroovers van Algiers en Tunis in han den gevallen en aan den staat verkocht; ont zettend moet de ellende van deze ongeluk- kigen geweest zijn, die met ketenen gebonden aan de roeibanken met de zweep tot den arbeid werden gedreven. Terecht vierde men overal dit wapensucces. De Paus celebreerde een plechtige H. Mis van dankbaarheid in de St. Pieter en den volgen den dag een Requiemmis voor de gevallenen, De helden werden met vreugdeschoten en vuurwerk gevierd, toen ze weer In hun va derland terug keerden. Geen slag werd meer door dichters bezongen dan de slag bij Lepanto en herhaaldelijk werd hij door schilders ver eeuwigd, o.a. in de sala regia van het Vati- caan. Het was inderdaad een gewichtig feit voor de geschiedenis van Europa. Want de vloot van de Turken, die langen tijd meester op de Middellandische zee was geweest, was nu vernietigd en het zou heel wat tijd, geld en moeite kosten, voor de Porte opnieuw zulk een slagvaardige zeemacht bij elkaar kon bren gen. Feitelijk is wel weer een vloot gebouwd, maar tot groote daden op zee zijn ze niet meer in staat geweest. Men kan vanaf den slag bij Lepanto den achteruitgang van Tur kije als zeemogendheid dateeren. Ook verloor het een deel van de beste troepen, zoodat ook de landmacht verzwakt werd, zoo zelfs, dat de 30.000 christenen die nog in Constantinopel woonden dachten aan een opstand. Te land echter bleef de Turksche macht nog meer dan een eeuw het offensief voeren. De slag was op den eersten Zondag van Oc tober gewonnen. Omdat de broederschappen van den Rozenkrans dien dag in Rome haar processies hielden, meende de Paus dat die overwinning vooral op de voorspraak van de H. Moeder Gods was verkregen. Hij stelde daarom vast, dat elk jaar op den verjaardag van den slag een dankfeest ter gedachtenis van O. L. Vrouw der Overwinning zou worden gehouden. Dit feest werd het Rozenkranefeest, dat nu nog op den eersten Zondag van Octo ber gevierd wordt. In Italië en Spanje werden meerdere kerken en kapellen aan Maria der Overwinning gewijd en ln Venetië plaatste de staat onder het schilderstuk van den slag bij Lepanto: „Noch macht, noch wapenen, noch aanvoerders maar Maria van den Rozenkrans heeft ons de over winning bezorgd". In het Kleine stadje bij Rome, Marino, wordt heden nog in het begin van October een pro cessie met een groot Mariavaandel gehouden en wapenteek ens der Turken in den slag bij Lepanto buitgemaakt, worden mede rondge dragen. Deze processie valt samen met het wijnfeest, het begin van den wijnoogst. (Ingezonden.) Begin November verschijnt weer de nieuwe leidraad voor Roomsche jeugdlectuur. Het is de bekende keurlijst, die in vele duizendtallen gratis op de katholieke scholen wordt ver spreid. De bedoeling is hiervan om deze lijst in het gezin te brengen. De ouders kunnen dan ruim kiezen uit boeken voor eiken leef tijd hunner kinderen en zij weten, dat die lectuur onschadelijk is. Reeds tal van jaren heeft de Keurraad in Nederland voor de verspreiding van deze keurlijsten geizorgd. Maar nog veel te weinig Is dit streven ten goede bekend. Toch ver dient het volle belangstelling. Hoe ontstaat die keurlijst De Keurraad verleent aan daartoe geschikt bevonden werken het stempel. Dat keurraad- stempel is practisch een aanbeveling voor het boek. Dat stempel beteekent ook werkelijk iets, want het wordt heusch niet zoo spoedig verleend. Ondergeteékende is door de St. Lebuïnus- vereeniging van R. K. Onderwijzers (essen) in het Aartsbisdom Utrecht nu ruim 2 jaar af gevaardigd als lid van den keurraad en der halve is het werken daar hem van nabij be kend. En om nu enkel bij het veTleenen van dat keurraadstempei te blijven, er wordt meer copy afgekeurd dan toegelaten. Eerst na gron dig advies van verschillende leden van den Keurraad wordt besloten tot het al of niet verleenen van dat stempel. Dus datgene, wat het stempel heeft, is waar dig bevonden om tal van redenen, zooals bjv. ook het niet al te dik opgelegde katholieke element, want in zulke gevallen haalt het boek het niet. Het keurraadstempei is dus niet het aanduiden van iets vrooms. Wel is het een aanduiden van geschikt-zijn voor Room sche jeugd, omdat het niet absoluut neutraal is, omdat er ook op een natuurlijke wijze godsdienst en godsdienstig leven door het boek loopen, en ook omdat het interessante stof be handelt. Wie dus een keuze doet uit de lijst van keurraadboeken, die koopt onschadelijke lec tuur, die koopt vooraf door speciaal daartoe afgevaardigde personen streng gekeurde boe- Er zal wel eens minder dan eerBte klas werk worden aangeboden, maar men vergete niet dat het begin van het Keurraadwerk zeer en zeer moeilijk was en dat toen de eischen niet te hoog gesteld mochten worden. Dat is echter in de volgende jaren geleidelijk ver beterd en tegenwoordig wordt er, als ik het zoo zeggen mag streng gekeurd. Door de leden van den Keurraad wordt er heel wat afgekeurd en als zij nog eens Iets doorlaten, wat nog wel kan, dan gebeurt het vaak, dat het be stuur toch besluit geen stempel te geven. Dus nogmaals: de keurraadUjst, welke bin nenkort gaat verschijnen, is betrouwbaar en S°Hier moet nu eerlijkheidshalve m.i. wat aan worden toegevoegd, n.l. dit: de Keurraad ml door het aanbieden van die lijst aan andere goede Roomsche jeugdlectuur niet tekort doen. Elk goed Roomsch boek heeft de sympathie van den Keurraad, maar de Keurraad als zoo danig kan slechts propaganda maken voor die boeken, welke het stempel verkregen. Dit houdt echter geen ongunstig oordeel in over andere werkelijk goede katholieke jeugdboe- k0zóo wordt b.v. gedacht aan de boekjes uit de klassebibliotheek van Paul Brand te Hi - versum, aan de jeugdboeken uit Het St. Wil- lihrordushuis te Uden, aan de jeugdblaadjes Kleuterblaadje, Roomsche Jeugd en Mei van de Spaarnestad, aan de bekroonde R. K. jeugd boeken van G. B. van Goor te Den Haag. En zoo zal er wel meer in den lande zijn, watmij niet hekend of thans niet in de gedachten komt. Elk oprecht streven om goede R. K. Jeugd lectuur te brengen heeft de volle waardeering van den Keurraad, maar deze ijvert voor eigen keurlijsten en daarom: Ouders, raadpleegt de lijst van de Keur raadboeken, welke lijst uw kinderen begin November op de scholen gratis ontvangen. WILLEM WILTSCHUT. irnhem, October 1931. Het schilderwerk. De Missieten-toonstelling te Haarlem blijft zich in groote belangstelling verheugen. Gisteren werd de tentoonstelling bezocht door Z. II. Exc. J. E. Muller, apostolisch-vi- caris van Zweden. De missie-operette werd bijgewoond door Z.H. Exc. den Bisschop van Haarlem. Een van de glanspunten der indrukwekken de tentoonstelling vormt ongetwijfeld wel de stand van het schlldenwerk ter eere van het H. Hart van Jesus, ingericht door het Missie- secretariaat .Regina Coeli" te Amersfoort. Ge heel gratis wordt aan Missionarissen uit alle werelddeelen elk gewenscht aantal dezer schil den verstrekt, in de eigen taal of dialect van den betre'fenden volksstam. De zeer groote onkosten worden gedekt door den verkoop van Hollandsche schilden en door vrijwillige giften. De resultaten van het Schildenwerk, waar voor de Bisschoppen van Haarlem, alsmede mgr. van de Wetering z.g. steeds de warmste belangstelling toonden, werden voor het eerst geëxposeerd in November 1927, op de groote Missie-tentoonsteling te Amsterdam. Er wa ren toen schilden in 60 talen. Nu, vier jaar later, zijn er 260 talen. BESMETTELIJKE ZIEKTEN. In de week van 11 tot en met 17 October zijn ter kennis gebracht 169 gevallen van roodvonk, waarvan o.m. 45 te Amsterdam, 25 te Rotter dam 8 te 's Gravenhage, 5 te Cuyk en 4 te Maastricht en Enschedé. Verder werden aange geven 106 gevallen van Diphterie, waarvan te Groningen, 13 te Amsterdam, 6 te Delft, 1T te Rotterdam en 7 te Elbrug en Venlo. Door de entstofinrichtingen te Amsterdam, Rotterdam en Groningen werd koepokstof a£g» leverd voor resp. 1743, 130 en 13 personen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 5