P aüS Peu. cHnterêfaa I m ■w*v9i li EEN ST. NICOLAASFEEST TWEE UUR BISSCHOP UIT HET DAGBOEK VAN KtES ib Hi) Wil 'I In een coupé eerste klasse van den snel trein RotterdamAmsterdam zat de be roemde kunstschilder Wolff mei zijn vrouw tje, eene levendige, vroolijke brunette, wier mondje geen oogenblik stilstond. Ik verheug me er in, manlief, het St. Kii.'olaasfeest weer in bet ouderlijke huis te vieren. Ja Lucietje, ik evenzoo, maar hoe staat het met ons collation? Wat, heb je nu al honger, lachte Lucie maar pakte uit de reistasch een paar ge meubileerde broodjes. Zelfs deed zij zich te goed aan een heer lijken appel en legde de schillen op haar schoot in een kartonnen dekseltje. Bah, wat krijg ik vuile handen van dat reizen. Als ik ze maar eens kon wassrhen. Wel, neem appelschillen en wrijf je vingers daarmede af, zei haar man die al aan zijn tweede broodje begon. Och, dat is ook een mooie manier van behelpen, maar enfin, ik zal het probeeren. Zij had daarbij haar ringen afgedaan en babbelde verder voort zonder dat naar man er veel naar luisterde, hij scheen verdiept in de „Katholieke Illustratie". Ziezoo, dat is afgeloopen, zei Lucie pakte de schillen vlug in het kartonnen dekseltje, opende het portierraampje en wierp het beele boeltje naar bulten. Het volgend oogenblik stiet zij een luiden kreet uit, viel verschrikt op de bank neer en staarde haar main ademloos aan. Wel, lieve, wat mankeert er aan, vroeg Frits verschrikt. Ikik heb mijn ringen uit het raam je gegooid, stamelde Lucie. Ja. vrouwtje lief, daar zal niet veel aan te doen zijn, antwoordde Frits, haalde zijn horloge uit den zak en wierp snel een onder zoekenden blik uit de coupé. Lucie had haar gezicht tegen het portierraampje gedrukt en staarde droevig in de verte. Wat een verdriet. Die kostbare briljanten ring van haar verloving, dan een ringetje met tur kooizen en dat was nog het ergste! haar trouwring, haar geluk, alle waren z* weggeworpen Ik was veel liever thuis gebleven. Als het nu maar geen slecht voorteeken is dat ik dien trouwring verloor. Kom Lucietje, kom, niet bljgeloovig worden. Ik schilder maar een paar vierkante meters meer en koop dan nieuwe ringen voor je en daarmee basta! Eemge minuten later reed de trein het station binnen. Nadat zij hun bagage hadden bezorgd, begaf brits zich naar het bureau van den stationschef om dezen mededeeling van het verlies te doen, en hij had het geluk, dat hij nauwkeurig kon opgeven, op welk uur de ringen waren weggeworpen. De gelukkige vinder krijgt een goede belooning verzekerde Frits er nog bij. En zoo verlieten ze, met een beetje meer hoop in het hart dan een uur geleden, het station. Het rijtuig hield voor de ouderlijke woning stil. Heerejé, onze jonge mevrouw, zei de dienstbode. Pst, hou je stil, Marie, ga even naar beneden om mijn man met de bagage te helpen. Dan opent ze heel zachtjes de deur van het salon. Daar stond midden in de kamer, papa, le luitenant-kolonel, bezig zijn brieven na te zien, terwijl mama op de causeuse zat. Lucietje, jij? Wef dat is nu tegen St. Nicolaas een heerlijke verrassing, riep de )ude heer vol vreugde, toen zijn eenige lochter hem om den hals viel. Frits trad au ook binnen; met uitgestrekte handen iep papa hem tegemoet en mama kuste laar dochter en vroeg: Maar Lucie, je ziet zóó bedrukt, wat is er? En Frits vertelde nu wat er met de rln- ten was voorgevallen. De junge vrouw noest menige scherts over haar slordigheid vooren, totdat ze ten slotte maar rnee- achte. Den volgenden dag had haar goed humeur en geduchte proef te doorstaan, toen men naar niets hoorde Van de ringen. Zij kon liet begrijpen dat Frits heelemaal niets van ïaar verdriet scheen te gevoelen. De St. Nicolaasavond brak aan met al de gezellige drukte en verrassingen daaraan verbonden. Aan het einde van net souDer werden op een elegante, kristallen plateau allerlei aardigheden, verschillend van «rootte en kleur van fondant en suiker gepresen teerd. Frits bood zijn vrouwtje een suikeren appel aan, en toen zij dezen opende vond zijhaar vermiste ringen! Met een jubelkreet: ,mijn mooie ringen, alle drie", viel zij haar man om oen hal» Deze lachte dat de tranen hem over de wangen liepen en allen stemden met zijn vroolijkheid in. „O Frits wat kun je je toch goed houden, als je een geheim hebt", zei Lucie met een van vreugde stralend ge zichtje. 't Moest immers een Sint Nlcolaasver- rassing worden, antwoordde Fnts. alleen papa wist van mijn geheim at Het waren werkelijk Lucie's ringen. Een wegwerker, aangelokt door de belooning die toegezegd was, had nauwkeurig de plek onderzocht en eindelijk de appelschillen met hun inhoud gevonden. De vreugde was algemeen, en telkens als Lucie naar haar vingers keek. zei ze: „Wat ben ik gelukkig op dit St. Nieolaas- feestl Nog iemand anders bracht een gelukki gen avond met vrouw en kinderen door, de wegwerker met zijn gezin, die een ruime belooning had ontvangen, en de stations beambten, die dien avond dienst hadden, deden zulks onder het genot van een fijne sigaar waarvan de echtgenoot der gelukkige Lucie een groote hoeveelheid had beschik baar gesteld op dien St Nicolaasavond. Eenige mij bekende onderwijzeressen op een school even buiten de stad kwamen mij een paar dagen vóór den vijfden Decem ber vragen of ik misschien zoo vriendelijk zou willen zijn. voor hun leerlingen als St Nioolaas te fungeeren. Haar manlijke kennissen, die er voor in aanmerking kwa men, waren allen verhinderd en een ge- huurden Sint vonden zij minder aardig. Een costuutn, baard en pruik, gevoegd bij m n lange gestalte en nogal zware stem zouden mij weJ tot den verlangden persoon omtooveren. Nu ik vond het op z'n minst genomen een heel gezellig corvéé en gaf grif mijn toestemming. Zoo kwam het, dat ik den morgen van den vijfden December reeds vroeg de deur uitstapte als een zondig vrouwelijk menschenkimd, met het prettig bewustzijn, straks eenige uren een manlijke heilige te zijn. Het eenige wat de goede Sint en ik ge meen hebben, is. dat we allebei vee! van kinderen houden. Mijn huisgenooten hadden dan ook ai voorspeld, dat ik met het be straffen der talrijke kinderlijke ondeugden zeker zou falen en wanneer één der zon daars of zondaressen het in het hoofd kreeg te gaan huilen, ik stellig zou smelten van medelijden. Maar ik nam me voor, om wan neer het noodig was „als een steen" te zijn De moeder van een der leerlingen, die in de buurt der school woonde, had gastvrij aangeboden, dat St. Nicolaas en zijn knecht zich in haar huis zouden verkleeden; daar vandaan werden we dan met een open rijtuig afgehaald. Toen ik aan het bewuste huls aanbelde, deed mijn knecht, reeds pikzwart, open en grijnsde me toe. Met geen mogelijkheid kon ik in dit zwarte wezen den vijftienjarigen kweekeling ontdekken, die hij toch in wer kelijkheid was. Vlug begon ik nu ook met toiletmaken. Mevrouw grimeerde me handig en zette me de grijze pruik op. Nu nog een spier witte baard en snor, den mijter op, den mantel om en klaar was het. Vol verbazing bekeek ik mijn beeld in den spiegel en streek met trots over mijn baard. We hoorden het rijtuig voorrijden en even later werd er gebeld. Ik greep mijm staf, groette de gastvrouw en schreed met waardigheid de gang door en de straat op. Mevrouw lachte, Piet lachte, de meld lachte en de koetsier, die het portier openhield, lachte ook, alleen ik bleef ernstig en hoopte van harte, dat de kinderen mij, het totale gebrek aan eerbied der volwassenen zou den vergoeden. Nu reden Piet en ik door de stille straten. Alle kinderen waren naar school, behalve een paar kleuters, waarop „beül leerplicht" nog geen recht had en die nu met moeders een paar bakkers en een melkboer ons publiek uitmaakten. De vergulde staf recht omhoog, evenals de pluimen op de koppen der paarden. Mijn baard en de veer op Piet's muts wapperden vroolijk in den wind. Vaderlijk sprak de Sint tot zijn knecht: Onthoud dezen dag, jongen, 't Zal je waarschijnlijk nooit meer gebeuren op vijf December in Holland in een open rijtuig te rijden, dat grapje gaat beter in Spanje. Dadelijk begon Piet te beweren, dat Spanje een Middellandsche-zeeklimaat bezit en ik dacht weemoedig, dat schoolmeesters, zelfs toekomstige, hun aard toch nooit verlooche nen. Lang kon ik daarover echter niet den ken want aan het eind van den weg zagen we de school en op het plein stonden de kinderen vol verwachting uit te zien. Zoodra ze het rijtuig in het oog kregen, waren ze niet meer te houden, maar vlogen het tegemoet, juichend en roepend We reden stapvoets. Piet zwaaide met zijn muts en liet zijn witte tanden zien. de Sint knikte welwillend en de kinderen lie pen rond het rijtuig en bekeken alles met gloeiende wangen en schitterende oogen. Liefst had ijc ze allemaal een eindje mee Jaten rijden. Het was een glorieus oogen blik toen we het schoolplein opreden. Op het bordes stond het hoofd met het overige personeel- We bogen allen en ik ving een paar vroolijke blikken van verstandhouding op. Piet opende het portier en langzaam steeg ik uit De kinderen keken ademloos toe. Het hoofd heette me plechtig welkom en vol statie ging ik naar binnen met den knecht achter mij. Alles juichte. In de spreekkamer wachtten we tot de leerlingen weer in hun klas waren, daarna zou ik alle lokalen doorgaan. Piet ontving de noodige aanwijzingen omtrent de massa's snoeperijen die uitgedeeld moesten worden en Ik kreeg een dik boek, waarin hier en daar blaadjes waren geplakt, rnet de namen van de kin deren, die de één of andere zonde op hun geweten hadden. Een korte aanwijzing be treffende den aard van het misdrijf stond erbij, daaruit moest ik de stof voor een ernstige waarschuwing putten. Wc zouden met de laagste klas beginnen en begaven ons op weg de gang door. Ik voelde achter de gesloten deuren de span ning van de verwachtende kinderharten Een paar klassen zongen Sint-Nicolaasvers jes. Bij hel laatste lokaal hielden we stil. mm |9 DRIE KLEINE KLEUTERTJES. DIE ZATENBIJ DEN HAARD. EN PLECHTIG DEPONEERDEN ZIJ ER HUN VERLANGLIJSTJE. Piet zette zijn zak met pepernoten op den grond en vroeg gemoedelijk: „Klaar"? Hij bonsde op de deur. Binnen was het doodstil. Mijn knecht gooide ae deur open en kondigde aan: „St. Nicolaas". Toen ik binnenkwam, stonden de kinde ren even op en zetten daarna op een wenk van de juffrouw het beroemde lied in: „Sint Niklaasje koir. maar binnen met je knecht en we zitten allemaal even recht". Ik gaf de juffrouw een bisschoppelijken hand en nadat ik een stoel gekregen had en gezeten was, keek ik de klas eens rond. Dertig paar oogen keken mij aan en even- zooveel bibberende lipjes zongen het lied ten einde. En de bisschop dacht in zijn hart: (zeer onmanlijk): „Lekkere schatten, kijk niet zoo angstig, ik zal je niets doen, liefst knuffelde ik jullie één voor één. Maar op eens schoot mij het gewichtige boek te bin nen. Ik zocht op: klasse I. „O, daar had je het. Hardop las ik: Hendrik van Boven Hit de achterste bank zag ik een klein vingertje langzaam omhoog rijzen. Het bleek toe te behooren aan een jongen met een rood truitje en zwarte oogen, die mij ernstig aanzagen. Kom eens hier. Aarzelend kwam het roode truitje naar voren gestapt En de Sint begon ernstig: Hendrik van Boven, er staat in mijn boek, dat jij de juffrouw dikwijls last bezorgt. Is dat zoo? Het hoofd boven het truitj'e knikte. Je praat dikwijls met je buurman Weer knikte het Je zit in ae bank te draaien z'n bolletje daalde en hief zich weer op en (hier wachtte ik veront waardigd, mogelijk was het beleedigd sekte- gevoel) je trekt de meisjes wel eens aan bet hanc Nu zakte het hoofd heelemaal en verrees niet meer. De juffrouw knikte voldaan en de klasse keek toe. Zalvend besloot ik: Dus Hendrik van Boven, beloof je me voortaan beter op te passen I Nu knikte het hoofdje driemaal achter elkaar en de zwarte oogen keken me ver licht aan. Zoo, geef me dan de hand en ga zitten. Gelukkig, dacht ik, dat gaat goed, verder nu maar. Van het blaadje las lk: Jan Schaap. Ik keek de rijen langs, maar zag niets. Nog zei ik streng: Jan Schaap. Geen vinger verscheen, maar vanaf de tweede bank klonk een snik en toen een wanhopig stemmetje: O, meneer Senikelaas, ik zal het nooit meer doen, heusch niet oho Ik schrok en keek gauw in het boek, wat of het kind in 's hemelsnaam niet meer zou doen en las: „Is altijd nogal zoet, maar heeft verleden week zijn vriendje een bloed neus gestompt". Ja, zei ik aarzelend, ja Jan, als je dan voortaan niet zoo hardhandig wilt zijn, dan moet je nu maar niet meer huilen hoor Dadelijk was het stil. De onderwijzeres keek me afkeurend aan en ik zei zachtjes tot haar met een poging tot verontschuldi ging: „In Spanje weten we niet wat bloed neuzen zijn, dusZe lachte en ik ging veider. O, nu een meisje Bika van der Poel. Het bleek een alleraardigst bijdehand blondje le zijn, moedig stapte zij op mij al. En Rika van der Poel, jjij doet niet erg je best op schrijven, hè? Dat gaat niet, kind. Al» ik volgend jaar terugkom, wil ik wat beters van je hooren, zal je ervoor zorgen? Ja, Sint Nicolaas, lachte de schuldige Zoo geef me dan maar een handje en Piet ook een. Een klein warm handje legde zich in mijn hand, maar van Piet's zwarte han den moest ze niets hebben. Haastig ging ze weer zitten. Ik begon op dreef te gera ken. Zondaars bekeeren schijnt een amu sant werkje te zijn. Ik keek in hei boek en las. Hans van Dil. Geen vinger kwam er, maar ik zag twee groote blauwe kijkers, die me verschrikt aanstaarden. Zoo Hans, zei ik op mijn meest welwil lende toon, kom eens hier. Het kleine blonde ventje, bezitter van de blauwe oogen kwam aarzelend en vuurrood uit zijn bank en bleef op een afsiand staan Zijn onderwijzeres voelde zich blijkbaar ver plicht mij in te lichten. Ja, soms kan dit jongetje heel ondeugend zijn. Hm, dacht de bisschop, gelukkig nog maar soms. ik was het in mijn tijd meestal. In het aanklagèrsboek las ik: Zit dikwijls te soezen. Kan slecht rekenen. Loopt als het geregend heeft graag door do plassen en krijgt dan maagpijn. Ik voelde me een Farizeeër, toen ik mijn mond opende, om het kind te berispen over zonden, die ik altijd bedreven had. Maar ik behoefde niets te zeggen, want Hans begon plotseling zóó te snikken, dat hij toch niets van mijn toespraak gehoord zou hebben. Dikke tranen rolden over z',n gezichtje en wanhopig wreven z'n vuile jongenshanden over neus en oogen. Ik keek mijn knecht verbijsterd aan. Graag was ik bij hel huilen de menschje neergeknield en Uaa net ge troost, maar mijn vaisehe baard en snor zouden dat niet hebben toegestaan en ik wist ook niet zeker of een Spaansche bis schop zoo iets kon doen. Opeen kreeg ik een gelukkigen inval en verheugd zei ik: Piet, haal de pepernoten en siruoi! Een oogenblik later gooide de Knecht han denvol noten door het lokaal. De kinderen vlogen uit de bank. Weg waren angst en ontzag. Ze kropen onder de banken, buitel den over elkander en grabbelden verwoed. Ik keek met spanning naar Hans. Hij had opgehouden met huilen. Een glans vloog over z'n gezichtje en z'n oogen begonnen te stralen. Toen keek hij niij aan. Ik knikte. Floeptdaar zat hij al midden tus- schen een paar vechtende kameraden en rolde over den vloer. Zacht mompelde ik in mijn baard: Zit dikwijls te suezen, kan slecnt rekenen Even voelde ik aanvechting mijter en staf in een hoek te gooien en mee te doen met die jolige kleuters, maar Piet riep me tot de orde, het was tijd verder te gaan. Stilzwij gend verleende ik de rest van ae beschul digden gratie. We gaven de juffrouw een hand en vertrokken. Tot afscneid zongen de kinderen heerlijk valsch en Kauwend op de pepernoten: Zie de maan schijnt door de boomen. Nou bromde mijn knecht dan zien jullie meer dan ik. Piet, zei ik vermanend. In de tweede klas dezelfde plechtige ver- tooning. Ik bestrafte eenige huilende lachen de of onverschillige zondaars en dreigde een paar maal met den zak, waarbij Piet plichtmatig zijn tanden liet zien. Daarna genoten we van de strooipartij. Een snoezig zwartje vroeg me heel naief of ik er wel om gedacht had, dat ze een pop met blond haar wou hebben en of ze beslist vanavond kwam. Ik zei diplomatiek, dat we het nog eens zouden nazien. Toen vertrok ken we naar de derde klas. Hier waren de misdrijven weer van eenigszins anderen aard. Het meisje dat geklikt en den jongen die gelogen had, maakte ik in een minimum van tijd aan het huilen en schold mijzelf niets eens meer voor een spook, blijkbaar was ik van binnen verhard. Met voldoening constateerde ik, dat de mannelijke helft veel spoediger in tranen losbarstte, dan de vrouwelijke en ik nam we dadelijk voor, dit mijn broers onder den neus te wrijven. Een oogenblik werd ik nog van m'n stuk gebracht, ioen één der meisjes den vinger opstak en mij vroeg: „Mijn broer zegt, dat L nooit de echte St. Nicolaas kan zijn, maar een verkleede. Is dat waar? De heele klas keek mij wantrouwend en verschrikt aan, en ik dacht' O, wanneer ik nu toch de oude baas zelf was, dau kon ik ze allemaal aan mijn baard laten trekken, maar nu. Ik rekte me uit, stampte met den staf en zei op mijn meest barschen toori: Die broer weet er niets van. Ik ben de echte Sint uit Spanje en dat is mijn knecht! Strooien Piet! Het werd al laat en vlug doorliepen we voor de aardigheid de hoogere klassen. Die geloofden er toch niet meer aan. Speculaas en suikergoed lustten de dames en heeren echter toch nog wel. In de spreekkamer verkleedden we ons weer, namen afscheid en kregen bedankjes. Als een gewoon sterveling staple ik de schooldeur uit en ontdekte buiten één van mijn kennissen die haar kroost kwam halen. Samen wachten we even en daar kwamen de twee, een jongetje en een meisje. Dadelijk kregen we van den jongen opge wonden verhalen te hooren over de gebeur tenissen van die morgen. En Els vroeg ik de achtjarige dochter, vond jij den Sint ook mooi? O, ja prachtig, maar weet U wat, ik niet begrijp? Nou? Hij had dameslaarzen aan. Ik stond perplex. En voor het eerst van mijn leven, dacht ik met wrevel aan de veel geroemde scherpzinnigheid der vrouw. 2U Nov. Toen Flip me vanmorgen zei, dal t al zoowat St. Nicolaas was toen schrok ik m'n erigen een aap. En ik heb 't uitgerekend, maar 't duurt warempel zoo lang niet meer 'n goeie veertien dagen. Ze gaau al geld ophalen voor mijnheer vam Houten z'n inktkoker Hij krijgt natuurlijk weer een inktkoker, lis heb nog wel gezegd: „Jog geeft 'm een pijp, of een wandelstok of weet ik wat". Maai altijd die vervelende inktkokers ieder jaar raak. Mijnheer Verduin heeft er verleden jaar eentje gehad en die van de Wiskunde en de broeder van de tweede. 't Zal verdikke ook uitkomen! Acht pop! Voor zoo'n ding! Allemachies als ik acht. pop had, dan kocht ik voor de heele familie reuze ra deaux acht pop! 'k Zal morgen 'ns tellen hoeveel ik heb D'r komen nog twee dubbel tjes bij, van dezen Zondag één en één van de volgende week. 21 Nov. 'k Heb ruzie gehad met Flip maar ik laat me door het jong niet op m'n kop zitten is ie gek. 'kHob geteld hoeveel 't is. 't Valt niet mee: J 3,42. Daar doe je niet veel mee, als je voor zeven menschen wat moet koopen en met de twee dubbeltjes zakgeld er bij wordt 't dan ƒ3,62. Maar dan hebben we 't ook gehad. Alle menschen! en ik heb Joop een hoepel beloofd en Wim een een hoe heet zoo'n ding nou afijn 't doet er niet toe en Moeder eau de co logne (schrijf je dat zoo goed?) en Vader een tabaksdoos nou die kan je in alle prijzen koopen. 't Is toch gemeen van Flip #om die kleine kinderen te plagenl Maar hij zal 't voortaan wel uit z'n hart laten. 22 Nov. Vandaag een vervelenden dag gehad op school zoo saai! Niks geen bijzonders, 'k Heb vanmiddag 'ns gekeken maar eau de cologne is ook niet goed koop. Hoe krijg ik 't allemaal voor mekaar? Ik krijg die som van die waterkraan niet uit. 'k Zal mijnheer eens een som opgeven, hoe je voor zeven menschen fatsoenlijke cadeautjes koopen kunt voor een goeie drie gulden, 'ns Kijken of hij die uit krijgt. 23 Nov. Die schele kan af en toe zoo mal doen. Weet zeker, dat ie 't heele jaar gevlast aeefi op een zakmes met 'n kurketrekker d'r in en nou gisteren vroeg Jan de Kort wat of ie vroeg met St. Ni colaas en toe zei ie: 't Kan me allemaal niks bommen, en toen liep ie weg. Ik kan voor Joop een noepel krijgen van 65 cen ten, tnaar ik weet nog niet of ik 't doe, met hem is 't ook niet pluis. Gisteren rende ie de trap op toen ik er aankwam met 'n pakkie in z'n handen en hij is een uur lang niet meer boven water gekomen, 'k Ben maar niet gaan kijken, wat ie uit spookte. Dat had je zelf ook niet graag, als je wat aan t maken bent. 'k Denk dat Joop surprises niaakit, maar ik doe 't niet hoor! Ik heb veel te veel huiswerk. 24 Nov. 'k Heb die hoepel toch maar gekocht. Je moet toch eens beginnen. Hij is mooi met en rood biesje. Die vent zei: ,,'t Is een goeie". Hij staat achter de linnenkast, 'k Heb hem er achter geschoven en boen een zetje gegeven nou staat ie in 't midden, 'k Ben een boon, als "k weeit, hoe 'k hem er achter uit moet krijgen. 25 Nov. 't Is Zondag, 'k Vind 't een fijne dag. Zondag op je dooie gemak naar de Kerk niet zoo rennen en vliegen als in de week om de school nog te ha len en de geheele boel thuis is en vroeg eten. Ze kunnen mij wel iederen dag Zondag geven. Afijn, dat zou ook wel weer vervelen. Morgen is 't 'n lamme dag op school vervelende lessen en ik snap geen lor van dat algebra. We zullen er wel weer door heen komen 'k Heb een pracht van een fleschje eau de cologne zien staan met een imitatie zilveren knop voor 1,25 Morgen koop ik het. Dat moet er maar af. Wat zal Moe daar blij mee zijn en als je 't niet zegt, denken ze nog, dat 't. echt zilver is ook alleen d'r staat geen mer- kie op, natuurlijk. 26 Nov. k Liep vanmiddag met den schele op heb met hem 't fleschie eau de cologne gekocht en toen zei ie, dat ze d'j thuis bij hem niks aan deden „Och. we bennen met tien", zei d'ie, „en als ze dan allemaal wat moeten hebben. St. Ni colaas rijdt voor de kleintjes, natuurlijk". Z'n vader had gezegd, dat 't voor dp groo teren niet kon dit jaar". Ze hebben t zeker arm. Wat lam voor dien jongen. „Em je zakmes dan?" vroeg ik. „Moet maar wachten zoolang" zei d'ie en hij was niet kwaad, heelemaal niet en ik weel ze ker, hij heeft er op gevlast, 't heele jaar. ,,'t Kan niet" zei d'ie „en wat niet kan, dat kan niet." Alle menschen als ze 't mij deeën ik geloof, dat ik 't heele huis hij mekaar toeterde. 'k Vind 't stom van dien jongen. Ik heb nog ƒ1,72 maar 't kan me niet schelen ik heb er heelemaal geen lol meer in Dat er nou geen zakmes voor die knul af kan dat kan ik me niet snappen. Maar 't is ook eigenlijk wel zoo als ze Óen een geven, dan moeten ze 't den anderen ook doen. En als ze 't dan niet kunnen be talen. Ze hoeven daarom nog nief arm te zijn, zei vader, maar als je een huis houden hebt met tien kinderen, dan komt er een boel kijken 't Zal wel waar zijn ik heb er geen sjoege van. 'k Heb op m'n kop gekregen, omdat ik m'n algebra niet had gedaan, 'k Heb gezegd, dat ik 't niet begreep en toen heeft mijnheer 't uit gelegd— maar ik snapte 't nog niet, maar ik heb t niet gezegd 'k vond i zoo raat staan. k Vind 't echt zonde voor dien schele. '27 Nov. ik kan den schele niet aan kijken, zonder, dal ik er aan denk 'k Hek nog J 1,72. Wat doe je nou met 1,72 voor een vader met vier kinderen. Joop maakt vast surprises hij zit te timmeren en te doen. Had :k maar een fatsoenlijk zak mes, dan gaf ik 't aan den schele. Waar zou je taliaksdoozen kunnen koopen? 'k Zal 'ns kijken morgen, 'k Geloof niet, dat die dingen erg duur zijn. 28 Nov.: ik kan 't. niet uitstaan, dat de schele geen zakmes krijgt. Misschien verandert 't nog wel. 'k Heb voor vader een tabaksdoos gekocht een mooie vernikkelde een heeje mooie 1,10, nog 62 centen over voor de kinderen ik kom d'r niet. 29 Nov.: 't Is zoo hoor hij krijgt er geen een hij zei 't nog. Ik kon 't wel aan alles merken „je moet 't niet te gen de anderen zeggen", zei d'ie. ,,'t Gaat ze niks aan", en toen liep ie weg. Kun je nou begrijpen, dait menschen, die rijk zijn, niet voor de heele wereld cadeautjes koo pen ik kocht heele winkels leeg. Als je geld genoeg hebt. Ik zou beginnen met den schele 'n zakmes 'n pracht van 'n zakmes! 30 Nov.: De schele is eigenlijk niet zoo erg scheel. Ik heb hem eens goed aange keken, hij is een beetje loensch, maar toch niet zoo erg Eigenlijk gemeen als je daar altijd om wordt uitgescholden, maar ik geloof niet, dat 't hem veel kan bom men. 'tls ook eigenlijk een gewone naam gewordien. Ik heb twee chocolade poppe tjes gekocht voor de kJeint.jes, noot nog zoo'n proppenschieter voor WSm en iets voor Liesje en dam ben ik er ik heb nog 38 centen, maar dat zakmes van dien schele daar moet wat op gevonden worden. 2 Dec.: 'k Wou dat die heele Sinter klaasboel voor mijn part de lucht in vloog. 3 Dec.: 'k Heb vanmorgen in de kerk tegen O. L. H. gezegd: „De schele moet 'n zakmes hebben ik ben de eenigste van de klas, die t weet, ik moeit er voor zorgen. U moet me helpen Op de een of andere manier moet ik aan een zakmes komen, wil me helpen aJls 't U blieft Als u me helpt dan gaat 't en U wilt 't zelf toch óók wel graag. Toe Lieve Heer, H. Maria, help een handje mee. En toen ben ik er voor te Communie geweest. Zou O L. H. 't erg gek vinden dat je je H. Communie voor een zakmes opdroeg? Ik ben vol hoop ik heb vanmorgen tegen den schele gezegd: ,,'t komt wel voor mekaar, jomg", en toen zei d'ie „wat voor mekaar?" Maar 'ie snapte t wel, die goochemerd. 4 Dec.: Ik heb van morgen aan O. L. H. gevraagd of als Hij me toch verhooren wil of Hij 't dan alsjeblieft een klein beetje gauw wil doen. 't Is al 4 December en morgenavond strooiavond. Ik ben klaar met de rest van de rommel overal zit wat eau de cologne ligt onder m'n natuur kunde boek in de lessenaar en de proppen schieter ook (ik heb hem geprobeerd hij gaat jofel!) en de rest thuis in m'n kastje op 't bovenste plankje. Daar komt toch alleen moeder en dat kan geen kwaad. 5 Dec. 6 uur: Nou komt 't nou moet 't voor mekaar komen vanavond o ik bij er nog veel benieuwder naar dan naar m'n eigen cadeautjes. O, d'r is nog hoop in 't pakje van oom Jan of van oom Henk of voor mij thuis, 't Kan me niet schelen hoe, ik 't. krijg maar een zakmes moet er bij zijn. 't Jong moet er een hebben. Stel je voor 'n St. Nicolaas zonder wat, met een chocola letter misschien en als je d'r dan een heel jaar naar verlangd hebt en dat weet ik ik weet 't secuur. 11 uur: O. L. H. ik ben nog nooit zoo blij geweest wat zijn we toch een sufferds eigenlijk, dat we U er niot eerder bij halen. Van oom Jan een parlemoeren ik heb er een zonder kurketrekker, maar dat hindert niet. O L. H., dank U wel hoor en Maria ook. Alle joden, wat ben ik blij! wat zal dat jog een oogen opzet ten. 't Weet niet wat ik schrijven moet van blijigheid. 'k Heb zelf een zak-agenda gehad en een vulpotlood en vreemde postzegels en nog meer. Morgen geef ik 't hem vóór de klas stiekem. Hemeltje lief wat zal ie blij zijn. 6 Dec.: Ilij kneep m'n hand fijn zoo- wat 't is toch een echte goeie jongen. Onze Lieve Heer, dank U, nog wel honderd duizend keer. 'k Heb gezegd, dat ie tegen niemand van school mocht zeggen, dat ie 't van mij had Dat zal ik ook doen. Weet je wat ie dee -* eerst, toen 'U het gaf, Zoo raar net of ie wou gaan grienen. Is ie mal? mar hij dee 't ook niet Hij heeft 't aan de heele klas laten zien. Ze vonden 't allemaal magnifiek. Mijnheer van Houten heeft z'n int,koker. „Dank jullie recht hartelijk" d',e; Dat is ook raar gezegd. Zou d'ie 't leuk vinden? Ze zouen d'r mij geen pleizier mee doen. 'k Schrijf net zoo lief uit 'n inktpotje. 7 Dec.: 'k Ben vrind met den schele.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 14