P
aüS Peu.
cHnterêfaa
I
m
■w*v9i
li
EEN ST. NICOLAASFEEST
TWEE UUR BISSCHOP
UIT HET DAGBOEK VAN
KtES
ib
Hi)
Wil
'I
In een coupé eerste klasse van den snel
trein RotterdamAmsterdam zat de be
roemde kunstschilder Wolff mei zijn vrouw
tje, eene levendige, vroolijke brunette, wier
mondje geen oogenblik stilstond.
Ik verheug me er in, manlief, het St.
Kii.'olaasfeest weer in bet ouderlijke huis te
vieren.
Ja Lucietje, ik evenzoo, maar hoe staat
het met ons collation?
Wat, heb je nu al honger, lachte Lucie
maar pakte uit de reistasch een paar ge
meubileerde broodjes.
Zelfs deed zij zich te goed aan een heer
lijken appel en legde de schillen op haar
schoot in een kartonnen dekseltje.
Bah, wat krijg ik vuile handen van dat
reizen. Als ik ze maar eens kon wassrhen.
Wel, neem appelschillen en wrijf je
vingers daarmede af, zei haar man die
al aan zijn tweede broodje begon.
Och, dat is ook een mooie manier van
behelpen, maar enfin, ik zal het probeeren.
Zij had daarbij haar ringen afgedaan en
babbelde verder voort zonder dat naar man
er veel naar luisterde, hij scheen verdiept
in de „Katholieke Illustratie".
Ziezoo, dat is afgeloopen, zei Lucie
pakte de schillen vlug in het kartonnen
dekseltje, opende het portierraampje en
wierp het beele boeltje naar bulten. Het
volgend oogenblik stiet zij een luiden kreet
uit, viel verschrikt op de bank neer en
staarde haar main ademloos aan.
Wel, lieve, wat mankeert er aan, vroeg
Frits verschrikt.
Ikik heb mijn ringen uit het
raam je gegooid, stamelde Lucie.
Ja. vrouwtje lief, daar zal niet veel aan
te doen zijn, antwoordde Frits, haalde zijn
horloge uit den zak en wierp snel een onder
zoekenden blik uit de coupé. Lucie had haar
gezicht tegen het portierraampje gedrukt
en staarde droevig in de verte. Wat een
verdriet. Die kostbare briljanten ring van
haar verloving, dan een ringetje met tur
kooizen en dat was nog het ergste!
haar trouwring, haar geluk, alle waren z*
weggeworpen
Ik was veel liever thuis gebleven. Als
het nu maar geen slecht voorteeken is dat
ik dien trouwring verloor.
Kom Lucietje, kom, niet bljgeloovig
worden. Ik schilder maar een paar vierkante
meters meer en koop dan nieuwe ringen
voor je en daarmee basta!
Eemge minuten later reed de trein het
station binnen.
Nadat zij hun bagage hadden bezorgd,
begaf brits zich naar het bureau van den
stationschef om dezen mededeeling van het
verlies te doen, en hij had het geluk, dat hij
nauwkeurig kon opgeven, op welk uur de
ringen waren weggeworpen. De gelukkige
vinder krijgt een goede belooning verzekerde
Frits er nog bij. En zoo verlieten ze, met een
beetje meer hoop in het hart dan een uur
geleden, het station.
Het rijtuig hield voor de ouderlijke woning
stil.
Heerejé, onze jonge mevrouw, zei de
dienstbode.
Pst, hou je stil, Marie, ga even naar
beneden om mijn man met de bagage te
helpen. Dan opent ze heel zachtjes de deur
van het salon.
Daar stond midden in de kamer, papa,
le luitenant-kolonel, bezig zijn brieven na
te zien, terwijl mama op de causeuse zat.
Lucietje, jij? Wef dat is nu tegen St.
Nicolaas een heerlijke verrassing, riep de
)ude heer vol vreugde, toen zijn eenige
lochter hem om den hals viel. Frits trad
au ook binnen; met uitgestrekte handen
iep papa hem tegemoet en mama kuste
laar dochter en vroeg: Maar Lucie, je ziet
zóó bedrukt, wat is er?
En Frits vertelde nu wat er met de rln-
ten was voorgevallen. De junge vrouw
noest menige scherts over haar slordigheid
vooren, totdat ze ten slotte maar rnee-
achte.
Den volgenden dag had haar goed humeur
en geduchte proef te doorstaan, toen men
naar niets hoorde Van de ringen. Zij kon
liet begrijpen dat Frits heelemaal niets van
ïaar verdriet scheen te gevoelen.
De St. Nicolaasavond brak aan met al de
gezellige drukte en verrassingen daaraan
verbonden. Aan het einde van net souDer
werden op een elegante, kristallen plateau
allerlei aardigheden, verschillend van «rootte
en kleur van fondant en suiker gepresen
teerd.
Frits bood zijn vrouwtje een suikeren
appel aan, en toen zij dezen opende vond
zijhaar vermiste ringen!
Met een jubelkreet: ,mijn mooie ringen,
alle drie", viel zij haar man om oen hal»
Deze lachte dat de tranen hem over de
wangen liepen en allen stemden met zijn
vroolijkheid in. „O Frits wat kun je je toch
goed houden, als je een geheim hebt", zei
Lucie met een van vreugde stralend ge
zichtje.
't Moest immers een Sint Nlcolaasver-
rassing worden, antwoordde Fnts. alleen
papa wist van mijn geheim at
Het waren werkelijk Lucie's ringen. Een
wegwerker, aangelokt door de belooning die
toegezegd was, had nauwkeurig de plek
onderzocht en eindelijk de appelschillen
met hun inhoud gevonden.
De vreugde was algemeen, en telkens
als Lucie naar haar vingers keek. zei ze:
„Wat ben ik gelukkig op dit St. Nieolaas-
feestl
Nog iemand anders bracht een gelukki
gen avond met vrouw en kinderen door,
de wegwerker met zijn gezin, die een ruime
belooning had ontvangen, en de stations
beambten, die dien avond dienst hadden,
deden zulks onder het genot van een fijne
sigaar waarvan de echtgenoot der gelukkige
Lucie een groote hoeveelheid had beschik
baar gesteld op dien St Nicolaasavond.
Eenige mij bekende onderwijzeressen op
een school even buiten de stad kwamen
mij een paar dagen vóór den vijfden Decem
ber vragen of ik misschien zoo vriendelijk
zou willen zijn. voor hun leerlingen als
St Nioolaas te fungeeren. Haar manlijke
kennissen, die er voor in aanmerking kwa
men, waren allen verhinderd en een ge-
huurden Sint vonden zij minder aardig.
Een costuutn, baard en pruik, gevoegd bij
m n lange gestalte en nogal zware stem
zouden mij weJ tot den verlangden persoon
omtooveren.
Nu ik vond het op z'n minst genomen
een heel gezellig corvéé en gaf grif mijn
toestemming. Zoo kwam het, dat ik den
morgen van den vijfden December reeds
vroeg de deur uitstapte als een zondig
vrouwelijk menschenkimd, met het prettig
bewustzijn, straks eenige uren een manlijke
heilige te zijn.
Het eenige wat de goede Sint en ik ge
meen hebben, is. dat we allebei vee! van
kinderen houden. Mijn huisgenooten hadden
dan ook ai voorspeld, dat ik met het be
straffen der talrijke kinderlijke ondeugden
zeker zou falen en wanneer één der zon
daars of zondaressen het in het hoofd kreeg
te gaan huilen, ik stellig zou smelten van
medelijden. Maar ik nam me voor, om wan
neer het noodig was „als een steen" te zijn
De moeder van een der leerlingen, die in
de buurt der school woonde, had gastvrij
aangeboden, dat St. Nicolaas en zijn knecht
zich in haar huis zouden verkleeden; daar
vandaan werden we dan met een open
rijtuig afgehaald.
Toen ik aan het bewuste huls aanbelde,
deed mijn knecht, reeds pikzwart, open en
grijnsde me toe. Met geen mogelijkheid kon
ik in dit zwarte wezen den vijftienjarigen
kweekeling ontdekken, die hij toch in wer
kelijkheid was.
Vlug begon ik nu ook met toiletmaken.
Mevrouw grimeerde me handig en zette
me de grijze pruik op. Nu nog een spier
witte baard en snor, den mijter op, den
mantel om en klaar was het. Vol verbazing
bekeek ik mijn beeld in den spiegel en
streek met trots over mijn baard.
We hoorden het rijtuig voorrijden en
even later werd er gebeld. Ik greep mijm
staf, groette de gastvrouw en schreed met
waardigheid de gang door en de straat op.
Mevrouw lachte, Piet lachte, de meld lachte
en de koetsier, die het portier openhield,
lachte ook, alleen ik bleef ernstig en hoopte
van harte, dat de kinderen mij, het totale
gebrek aan eerbied der volwassenen zou
den vergoeden.
Nu reden Piet en ik door de stille straten.
Alle kinderen waren naar school, behalve
een paar kleuters, waarop „beül leerplicht"
nog geen recht had en die nu met moeders
een paar bakkers en een melkboer ons
publiek uitmaakten. De vergulde staf recht
omhoog, evenals de pluimen op de koppen
der paarden. Mijn baard en de veer op
Piet's muts wapperden vroolijk in den wind.
Vaderlijk sprak de Sint tot zijn knecht:
Onthoud dezen dag, jongen, 't Zal je
waarschijnlijk nooit meer gebeuren op vijf
December in Holland in een open rijtuig
te rijden, dat grapje gaat beter in Spanje.
Dadelijk begon Piet te beweren, dat Spanje
een Middellandsche-zeeklimaat bezit en ik
dacht weemoedig, dat schoolmeesters, zelfs
toekomstige, hun aard toch nooit verlooche
nen. Lang kon ik daarover echter niet den
ken want aan het eind van den weg zagen
we de school en op het plein stonden de
kinderen vol verwachting uit te zien.
Zoodra ze het rijtuig in het oog kregen,
waren ze niet meer te houden, maar vlogen
het tegemoet, juichend en roepend
We reden stapvoets. Piet zwaaide met
zijn muts en liet zijn witte tanden zien. de
Sint knikte welwillend en de kinderen lie
pen rond het rijtuig en bekeken alles met
gloeiende wangen en schitterende oogen.
Liefst had ijc ze allemaal een eindje mee
Jaten rijden. Het was een glorieus oogen
blik toen we het schoolplein opreden. Op
het bordes stond het hoofd met het overige
personeel- We bogen allen en ik ving een
paar vroolijke blikken van verstandhouding
op. Piet opende het portier en langzaam
steeg ik uit De kinderen keken ademloos
toe. Het hoofd heette me plechtig welkom
en vol statie ging ik naar binnen met den
knecht achter mij. Alles juichte. In de
spreekkamer wachtten we tot de leerlingen
weer in hun klas waren, daarna zou ik alle
lokalen doorgaan. Piet ontving de noodige
aanwijzingen omtrent de massa's snoeperijen
die uitgedeeld moesten worden en Ik kreeg
een dik boek, waarin hier en daar blaadjes
waren geplakt, rnet de namen van de kin
deren, die de één of andere zonde op hun
geweten hadden. Een korte aanwijzing be
treffende den aard van het misdrijf stond
erbij, daaruit moest ik de stof voor een
ernstige waarschuwing putten.
Wc zouden met de laagste klas beginnen
en begaven ons op weg de gang door. Ik
voelde achter de gesloten deuren de span
ning van de verwachtende kinderharten
Een paar klassen zongen Sint-Nicolaasvers
jes. Bij hel laatste lokaal hielden we stil.
mm |9
DRIE KLEINE KLEUTERTJES. DIE ZATENBIJ DEN HAARD. EN PLECHTIG
DEPONEERDEN ZIJ ER HUN VERLANGLIJSTJE.
Piet zette zijn zak met pepernoten op den
grond en vroeg gemoedelijk: „Klaar"?
Hij bonsde op de deur. Binnen was het
doodstil. Mijn knecht gooide ae deur open
en kondigde aan: „St. Nicolaas".
Toen ik binnenkwam, stonden de kinde
ren even op en zetten daarna op een wenk
van de juffrouw het beroemde lied in: „Sint
Niklaasje koir. maar binnen met je knecht
en we zitten allemaal even recht".
Ik gaf de juffrouw een bisschoppelijken
hand en nadat ik een stoel gekregen had en
gezeten was, keek ik de klas eens rond.
Dertig paar oogen keken mij aan en even-
zooveel bibberende lipjes zongen het lied
ten einde. En de bisschop dacht in zijn hart:
(zeer onmanlijk): „Lekkere schatten, kijk
niet zoo angstig, ik zal je niets doen, liefst
knuffelde ik jullie één voor één. Maar op
eens schoot mij het gewichtige boek te bin
nen. Ik zocht op: klasse I. „O, daar had
je het.
Hardop las ik:
Hendrik van Boven
Hit de achterste bank zag ik een klein
vingertje langzaam omhoog rijzen. Het
bleek toe te behooren aan een jongen met
een rood truitje en zwarte oogen, die mij
ernstig aanzagen.
Kom eens hier.
Aarzelend kwam het roode truitje naar
voren gestapt En de Sint begon ernstig:
Hendrik van Boven, er staat in mijn boek,
dat jij de juffrouw dikwijls last bezorgt.
Is dat zoo?
Het hoofd boven het truitj'e knikte.
Je praat dikwijls met je buurman
Weer knikte het Je zit in ae bank te
draaien z'n bolletje daalde en hief zich
weer op en (hier wachtte ik veront
waardigd, mogelijk was het beleedigd sekte-
gevoel) je trekt de meisjes wel eens aan bet
hanc
Nu zakte het hoofd heelemaal en verrees
niet meer. De juffrouw knikte voldaan en
de klasse keek toe. Zalvend besloot ik: Dus
Hendrik van Boven, beloof je me voortaan
beter op te passen I
Nu knikte het hoofdje driemaal achter
elkaar en de zwarte oogen keken me ver
licht aan.
Zoo, geef me dan de hand en ga zitten.
Gelukkig, dacht ik, dat gaat goed, verder
nu maar. Van het blaadje las lk:
Jan Schaap.
Ik keek de rijen langs, maar zag niets.
Nog zei ik streng:
Jan Schaap.
Geen vinger verscheen, maar vanaf de
tweede bank klonk een snik en toen een
wanhopig stemmetje: O, meneer Senikelaas,
ik zal het nooit meer doen, heusch niet
oho
Ik schrok en keek gauw in het boek, wat
of het kind in 's hemelsnaam niet meer
zou doen en las: „Is altijd nogal zoet, maar
heeft verleden week zijn vriendje een bloed
neus gestompt".
Ja, zei ik aarzelend, ja Jan, als je dan
voortaan niet zoo hardhandig wilt zijn, dan
moet je nu maar niet meer huilen hoor
Dadelijk was het stil. De onderwijzeres
keek me afkeurend aan en ik zei zachtjes
tot haar met een poging tot verontschuldi
ging: „In Spanje weten we niet wat bloed
neuzen zijn, dusZe lachte en ik ging
veider. O, nu een meisje Bika van der Poel.
Het bleek een alleraardigst bijdehand
blondje le zijn, moedig stapte zij op mij al.
En Rika van der Poel, jjij doet niet erg
je best op schrijven, hè? Dat gaat niet, kind.
Al» ik volgend jaar terugkom, wil ik wat
beters van je hooren, zal je ervoor zorgen?
Ja, Sint Nicolaas, lachte de schuldige
Zoo geef me dan maar een handje en Piet
ook een. Een klein warm handje legde zich
in mijn hand, maar van Piet's zwarte han
den moest ze niets hebben. Haastig ging
ze weer zitten. Ik begon op dreef te gera
ken. Zondaars bekeeren schijnt een amu
sant werkje te zijn. Ik keek in hei boek en
las.
Hans van Dil.
Geen vinger kwam er, maar ik zag twee
groote blauwe kijkers, die me verschrikt
aanstaarden.
Zoo Hans, zei ik op mijn meest welwil
lende toon, kom eens hier.
Het kleine blonde ventje, bezitter van de
blauwe oogen kwam aarzelend en vuurrood
uit zijn bank en bleef op een afsiand staan
Zijn onderwijzeres voelde zich blijkbaar ver
plicht mij in te lichten.
Ja, soms kan dit jongetje heel ondeugend
zijn.
Hm, dacht de bisschop, gelukkig nog maar
soms. ik was het in mijn tijd meestal.
In het aanklagèrsboek las ik:
Zit dikwijls te soezen. Kan slecht rekenen.
Loopt als het geregend heeft graag door do
plassen en krijgt dan maagpijn.
Ik voelde me een Farizeeër, toen ik mijn
mond opende, om het kind te berispen over
zonden, die ik altijd bedreven had. Maar ik
behoefde niets te zeggen, want Hans begon
plotseling zóó te snikken, dat hij toch niets
van mijn toespraak gehoord zou hebben.
Dikke tranen rolden over z',n gezichtje en
wanhopig wreven z'n vuile jongenshanden
over neus en oogen. Ik keek mijn knecht
verbijsterd aan. Graag was ik bij hel huilen
de menschje neergeknield en Uaa net ge
troost, maar mijn vaisehe baard en snor
zouden dat niet hebben toegestaan en ik
wist ook niet zeker of een Spaansche bis
schop zoo iets kon doen. Opeen kreeg ik
een gelukkigen inval en verheugd zei ik:
Piet, haal de pepernoten en siruoi!
Een oogenblik later gooide de Knecht han
denvol noten door het lokaal. De kinderen
vlogen uit de bank. Weg waren angst en
ontzag. Ze kropen onder de banken, buitel
den over elkander en grabbelden verwoed.
Ik keek met spanning naar Hans. Hij had
opgehouden met huilen. Een glans vloog
over z'n gezichtje en z'n oogen begonnen
te stralen. Toen keek hij niij aan. Ik knikte.
Floeptdaar zat hij al midden tus-
schen een paar vechtende kameraden en
rolde over den vloer.
Zacht mompelde ik in mijn baard:
Zit dikwijls te suezen, kan slecnt rekenen
Even voelde ik aanvechting mijter en staf
in een hoek te gooien en mee te doen met
die jolige kleuters, maar Piet riep me tot de
orde, het was tijd verder te gaan. Stilzwij
gend verleende ik de rest van ae beschul
digden gratie. We gaven de juffrouw een
hand en vertrokken. Tot afscneid zongen
de kinderen heerlijk valsch en Kauwend op
de pepernoten:
Zie de maan schijnt door de boomen.
Nou bromde mijn knecht dan zien jullie
meer dan ik.
Piet, zei ik vermanend.
In de tweede klas dezelfde plechtige ver-
tooning. Ik bestrafte eenige huilende lachen
de of onverschillige zondaars en dreigde
een paar maal met den zak, waarbij Piet
plichtmatig zijn tanden liet zien. Daarna
genoten we van de strooipartij.
Een snoezig zwartje vroeg me heel naief
of ik er wel om gedacht had, dat ze een pop
met blond haar wou hebben en of ze beslist
vanavond kwam. Ik zei diplomatiek, dat we
het nog eens zouden nazien. Toen vertrok
ken we naar de derde klas. Hier waren de
misdrijven weer van eenigszins anderen
aard. Het meisje dat geklikt en den jongen
die gelogen had, maakte ik in een minimum
van tijd aan het huilen en schold mijzelf
niets eens meer voor een spook, blijkbaar
was ik van binnen verhard. Met voldoening
constateerde ik, dat de mannelijke helft
veel spoediger in tranen losbarstte, dan de
vrouwelijke en ik nam we dadelijk voor, dit
mijn broers onder den neus te wrijven.
Een oogenblik werd ik nog van m'n stuk
gebracht, ioen één der meisjes den vinger
opstak en mij vroeg: „Mijn broer zegt, dat
L nooit de echte St. Nicolaas kan zijn,
maar een verkleede. Is dat waar?
De heele klas keek mij wantrouwend en
verschrikt aan, en ik dacht'
O, wanneer ik nu toch de oude baas zelf
was, dau kon ik ze allemaal aan mijn baard
laten trekken, maar nu.
Ik rekte me uit, stampte met den staf en
zei op mijn meest barschen toori: Die broer
weet er niets van. Ik ben de echte Sint uit
Spanje en dat is mijn knecht! Strooien
Piet!
Het werd al laat en vlug doorliepen we
voor de aardigheid de hoogere klassen. Die
geloofden er toch niet meer aan. Speculaas
en suikergoed lustten de dames en heeren
echter toch nog wel.
In de spreekkamer verkleedden we ons
weer, namen afscheid en kregen bedankjes.
Als een gewoon sterveling staple ik de
schooldeur uit en ontdekte buiten één van
mijn kennissen die haar kroost kwam
halen. Samen wachten we even en daar
kwamen de twee, een jongetje en een meisje.
Dadelijk kregen we van den jongen opge
wonden verhalen te hooren over de gebeur
tenissen van die morgen.
En Els vroeg ik de achtjarige dochter,
vond jij den Sint ook mooi?
O, ja prachtig, maar weet U wat, ik niet
begrijp?
Nou?
Hij had dameslaarzen aan.
Ik stond perplex. En voor het eerst van
mijn leven, dacht ik met wrevel aan de veel
geroemde scherpzinnigheid der vrouw.
2U Nov. Toen Flip me vanmorgen zei, dal
t al zoowat St. Nicolaas was toen
schrok ik m'n erigen een aap.
En ik heb 't uitgerekend, maar 't duurt
warempel zoo lang niet meer 'n goeie
veertien dagen. Ze gaau al geld ophalen
voor mijnheer vam Houten z'n inktkoker
Hij krijgt natuurlijk weer een inktkoker, lis
heb nog wel gezegd: „Jog geeft 'm een pijp,
of een wandelstok of weet ik wat". Maai
altijd die vervelende inktkokers ieder
jaar raak.
Mijnheer Verduin heeft er verleden jaar
eentje gehad en die van de Wiskunde
en de broeder van de tweede.
't Zal verdikke ook uitkomen! Acht
pop! Voor zoo'n ding!
Allemachies als ik acht. pop had, dan
kocht ik voor de heele familie reuze ra
deaux acht pop! 'k Zal morgen 'ns tellen
hoeveel ik heb D'r komen nog twee dubbel
tjes bij, van dezen Zondag één en één
van de volgende week.
21 Nov. 'k Heb ruzie gehad met Flip
maar ik laat me door het jong niet op
m'n kop zitten is ie gek. 'kHob geteld
hoeveel 't is. 't Valt niet mee: J 3,42.
Daar doe je niet veel mee, als je voor
zeven menschen wat moet koopen en
met de twee dubbeltjes zakgeld er bij wordt
't dan ƒ3,62. Maar dan hebben we 't ook
gehad. Alle menschen! en ik heb Joop
een hoepel beloofd en Wim een
een hoe heet zoo'n ding nou afijn 't
doet er niet toe en Moeder eau de co
logne (schrijf je dat zoo goed?) en Vader
een tabaksdoos nou die kan je in
alle prijzen koopen. 't Is toch gemeen van
Flip #om die kleine kinderen te plagenl
Maar hij zal 't voortaan wel uit z'n hart
laten.
22 Nov. Vandaag een vervelenden dag
gehad op school zoo saai! Niks geen
bijzonders, 'k Heb vanmiddag 'ns gekeken
maar eau de cologne is ook niet goed
koop. Hoe krijg ik 't allemaal voor mekaar?
Ik krijg die som van die waterkraan niet
uit. 'k Zal mijnheer eens een som opgeven,
hoe je voor zeven menschen fatsoenlijke
cadeautjes koopen kunt voor een goeie drie
gulden, 'ns Kijken of hij die uit krijgt.
23 Nov. Die schele kan af en toe zoo
mal doen. Weet zeker, dat ie 't heele
jaar gevlast aeefi op een zakmes met 'n
kurketrekker d'r in en nou gisteren vroeg
Jan de Kort wat of ie vroeg met St. Ni
colaas en toe zei ie: 't Kan me allemaal
niks bommen, en toen liep ie weg. Ik kan
voor Joop een noepel krijgen van 65 cen
ten, tnaar ik weet nog niet of ik 't doe, met
hem is 't ook niet pluis. Gisteren rende
ie de trap op toen ik er aankwam
met 'n pakkie in z'n handen en hij is een
uur lang niet meer boven water gekomen,
'k Ben maar niet gaan kijken, wat ie uit
spookte. Dat had je zelf ook niet graag,
als je wat aan t maken bent. 'k Denk
dat Joop surprises niaakit, maar ik doe 't
niet hoor! Ik heb veel te veel huiswerk.
24 Nov. 'k Heb die hoepel toch maar
gekocht. Je moet toch eens beginnen. Hij is
mooi met en rood biesje.
Die vent zei: ,,'t Is een goeie". Hij staat
achter de linnenkast, 'k Heb hem er achter
geschoven en boen een zetje gegeven
nou staat ie in 't midden, 'k Ben een boon,
als "k weeit, hoe 'k hem er achter uit moet
krijgen.
25 Nov. 't Is Zondag, 'k Vind 't een
fijne dag. Zondag op je dooie gemak
naar de Kerk niet zoo rennen en vliegen
als in de week om de school nog te ha
len en de geheele boel thuis is en
vroeg eten. Ze kunnen mij wel iederen dag
Zondag geven. Afijn, dat zou ook wel weer
vervelen.
Morgen is 't 'n lamme dag op school
vervelende lessen en ik snap geen lor van
dat algebra. We zullen er wel weer door
heen komen 'k Heb een pracht van een
fleschje eau de cologne zien staan met
een imitatie zilveren knop voor 1,25
Morgen koop ik het. Dat moet er maar af.
Wat zal Moe daar blij mee zijn en als
je 't niet zegt, denken ze nog, dat 't. echt
zilver is ook alleen d'r staat geen mer-
kie op, natuurlijk.
26 Nov. k Liep vanmiddag met den
schele op heb met hem 't fleschie eau de
cologne gekocht en toen zei ie, dat ze
d'j thuis bij hem niks aan deden „Och.
we bennen met tien", zei d'ie, „en als ze
dan allemaal wat moeten hebben. St. Ni
colaas rijdt voor de kleintjes, natuurlijk".
Z'n vader had gezegd, dat 't voor dp groo
teren niet kon dit jaar". Ze hebben t
zeker arm. Wat lam voor dien jongen.
„Em je zakmes dan?" vroeg ik. „Moet maar
wachten zoolang" zei d'ie en hij was niet
kwaad, heelemaal niet en ik weel ze
ker, hij heeft er op gevlast, 't heele jaar.
,,'t Kan niet" zei d'ie „en wat niet kan,
dat kan niet." Alle menschen als ze
't mij deeën ik geloof, dat ik 't heele
huis hij mekaar toeterde.
'k Vind 't stom van dien jongen. Ik heb
nog ƒ1,72 maar 't kan me niet schelen
ik heb er heelemaal geen lol meer in
Dat er nou geen zakmes voor die knul af
kan dat kan ik me niet snappen. Maar
't is ook eigenlijk wel zoo als ze Óen
een geven, dan moeten ze 't den anderen
ook doen. En als ze 't dan niet kunnen be
talen. Ze hoeven daarom nog nief arm
te zijn, zei vader, maar als je een huis
houden hebt met tien kinderen, dan komt
er een boel kijken 't Zal wel waar zijn
ik heb er geen sjoege van. 'k Heb op
m'n kop gekregen, omdat ik m'n algebra
niet had gedaan, 'k Heb gezegd, dat ik 't
niet begreep en toen heeft mijnheer 't uit
gelegd— maar ik snapte 't nog niet, maar
ik heb t niet gezegd 'k vond i zoo raat
staan. k Vind 't echt zonde voor dien
schele.
'27 Nov. ik kan den schele niet aan
kijken, zonder, dal ik er aan denk 'k Hek
nog J 1,72. Wat doe je nou met 1,72 voor
een vader met vier kinderen. Joop maakt
vast surprises hij zit te timmeren en te
doen. Had :k maar een fatsoenlijk zak
mes, dan gaf ik 't aan den schele. Waar
zou je taliaksdoozen kunnen koopen? 'k
Zal 'ns kijken morgen, 'k Geloof niet, dat
die dingen erg duur zijn.
28 Nov.: ik kan 't. niet uitstaan, dat
de schele geen zakmes krijgt. Misschien
verandert 't nog wel. 'k Heb voor vader
een tabaksdoos gekocht een mooie
vernikkelde een heeje mooie 1,10,
nog 62 centen over voor de kinderen ik
kom d'r niet.
29 Nov.: 't Is zoo hoor hij krijgt er
geen een hij zei 't nog. Ik kon 't wel
aan alles merken „je moet 't niet te
gen de anderen zeggen", zei d'ie. ,,'t Gaat
ze niks aan", en toen liep ie weg. Kun je
nou begrijpen, dait menschen, die rijk zijn,
niet voor de heele wereld cadeautjes koo
pen ik kocht heele winkels leeg. Als
je geld genoeg hebt. Ik zou beginnen met
den schele 'n zakmes 'n pracht van 'n
zakmes!
30 Nov.: De schele is eigenlijk niet zoo
erg scheel. Ik heb hem eens goed aange
keken, hij is een beetje loensch, maar toch
niet zoo erg Eigenlijk gemeen als je
daar altijd om wordt uitgescholden, maar
ik geloof niet, dat 't hem veel kan bom
men. 'tls ook eigenlijk een gewone naam
gewordien. Ik heb twee chocolade poppe
tjes gekocht voor de kJeint.jes, noot nog
zoo'n proppenschieter voor WSm en iets
voor Liesje en dam ben ik er ik heb nog
38 centen, maar dat zakmes van dien schele
daar moet wat op gevonden worden.
2 Dec.: 'k Wou dat die heele Sinter
klaasboel voor mijn part de lucht in vloog.
3 Dec.: 'k Heb vanmorgen in de kerk
tegen O. L. H. gezegd: „De schele moet 'n
zakmes hebben ik ben de eenigste van
de klas, die t weet, ik moeit er voor zorgen.
U moet me helpen Op de een of andere
manier moet ik aan een zakmes komen,
wil me helpen aJls 't U blieft Als u me
helpt dan gaat 't en U wilt 't zelf
toch óók wel graag. Toe Lieve Heer, H.
Maria, help een handje mee. En toen ben ik
er voor te Communie geweest. Zou O L. H.
't erg gek vinden dat je je H. Communie
voor een zakmes opdroeg? Ik ben vol
hoop ik heb vanmorgen tegen den schele
gezegd: ,,'t komt wel voor mekaar, jomg",
en toen zei d'ie „wat voor mekaar?"
Maar 'ie snapte t wel, die goochemerd.
4 Dec.: Ik heb van morgen aan O. L. H.
gevraagd of als Hij me toch verhooren
wil of Hij 't dan alsjeblieft een klein
beetje gauw wil doen. 't Is al 4 December
en morgenavond strooiavond. Ik ben klaar
met de rest van de rommel overal zit wat
eau de cologne ligt onder m'n natuur
kunde boek in de lessenaar en de proppen
schieter ook (ik heb hem geprobeerd
hij gaat jofel!) en de rest thuis in m'n kastje
op 't bovenste plankje. Daar komt toch
alleen moeder en dat kan geen kwaad.
5 Dec. 6 uur: Nou komt 't nou moet
't voor mekaar komen vanavond o ik
bij er nog veel benieuwder naar dan naar
m'n eigen cadeautjes. O, d'r is nog hoop
in 't pakje van oom Jan of van oom Henk
of voor mij thuis, 't Kan me niet schelen
hoe, ik 't. krijg maar een zakmes moet
er bij zijn.
't Jong moet er een hebben. Stel je voor
'n St. Nicolaas zonder wat, met een chocola
letter misschien en als je d'r dan een heel
jaar naar verlangd hebt en dat weet ik
ik weet 't secuur.
11 uur: O. L. H. ik ben nog nooit zoo blij
geweest wat zijn we toch een sufferds
eigenlijk, dat we U er niot eerder bij halen.
Van oom Jan een parlemoeren ik
heb er een zonder kurketrekker, maar
dat hindert niet. O L. H., dank U wel
hoor en Maria ook. Alle joden, wat ben
ik blij! wat zal dat jog een oogen opzet
ten. 't Weet niet wat ik schrijven moet van
blijigheid. 'k Heb zelf een zak-agenda gehad
en een vulpotlood en vreemde postzegels en
nog meer. Morgen geef ik 't hem vóór de
klas stiekem. Hemeltje lief wat zal ie
blij zijn.
6 Dec.: Ilij kneep m'n hand fijn zoo-
wat 't is toch een echte goeie jongen.
Onze Lieve Heer, dank U, nog wel honderd
duizend keer. 'k Heb gezegd, dat ie tegen
niemand van school mocht zeggen, dat ie 't
van mij had Dat zal ik ook doen.
Weet je wat ie dee -* eerst, toen 'U het gaf,
Zoo raar net of ie wou gaan grienen.
Is ie mal? mar hij dee 't ook niet Hij
heeft 't aan de heele klas laten zien. Ze
vonden 't allemaal magnifiek. Mijnheer van
Houten heeft z'n int,koker. „Dank jullie
recht hartelijk" d',e; Dat is ook raar
gezegd. Zou d'ie 't leuk vinden? Ze zouen d'r
mij geen pleizier mee doen. 'k Schrijf net
zoo lief uit 'n inktpotje.
7 Dec.: 'k Ben vrind met den schele.