m\
DE LICHTENDE POORT
CRISISINVOERWET IN DE TWEEDE
KAMER.
DE BRUG OVER HET
HOLLANDS!TI DIEP.
beschouwingen.
WOENSDAG 2 DECEMBER 1931
ALGEMEENE
t COMMUNISTISCHE CELLEN-
BOUWERIJ.
t AL TE JEUGDIG
geschenk voor het nederl.
COLLEGE TE ROME.
Si
A
STEUNT HET NATIONALE
CRISISCOMITE
EEN BRUG BIJ WILLEMSTAD BEANT
WOORDT NIET AAN HET
GESTELDE DOEL.
VERDRAG BETREFFENDE DE UITWA
TERING VAN SCHEPEN.
De meening is geuit, dat zich cmder de
links-georiënteerde elementen der S.D.A.f.
communistische oellenï>ouwers be vin en.
Wie geregeld de pers-uitingen volgt van
den extremistischen vleugel dei 1 oo e par
tij, moet die meening wel bijvallen.
Het feit alleen, dat een weekblad als „De
Socialist", nadat de oorspronkelijke redac
tie zich naar den wensch der partijleiding
had gevoegd en het orgaan opgeheven,
niettemin ongemoeid blijft voortbestaan,
geeft dn deze richting te denken. Niet het
minst voor wat betreft den invloed, dien
deze driekwart-oommunistisohe strooming
in de S.D.A.P. hebben moet.
Het jongste nummer van dit weekblad
brengt reeds no. VI van een reeks artike
len Tegen de partij-leiding"; het maakt op
diverse plaatsen tegelijk propaganda voor
het „proletarische eenheidsfront", waaron
der een samengaan van communisten en
sociaal-democraten wordt begrepen vol
gens de idee van den Duitschen partij
genoot Breitsoheid; het bevat een scherpe
critiek op de voormannen der roode bewe
ging die in het crisis-comité zitting namen,
welke „Mac Donalds" uit de socialistische
gelederen moeten worden „getrapt"; en
richt een feilen aanval op de zachtzinnig
heid waarmee het partijbestuur de reli
gieuze beweging behandelt, welke „een
partij in de partij" wordt geheeten.
Deze laatste kwalificatie is al bijzonder
fraai in den mond van dit slag „partij
leden", die niets anders doen dan de partij-
eenheid stelselmatig ondergraven.
Het is kwalijk te begrijpen, dat een zich
zelf respecteerende politieke organisatie
zulk gewroet in haar boezem dulden blijft.
In „De Jonge Gids", halfmaandelijksch
socialistisch tijdschrift voor jeugdbeweging,
trof ons in een nabeschouwing over het
derde religieus-socialistisch congres deze
opmerking:
ÏVij vragen ons af ef Banning töch niet
te "ver ging, toen hij zeide: „in tijden van
revolutie staan wij onvoorwaardelijk aan de
zijde van het onderdrukte volk". Want de
groote moeilijkheid is juist, dat „het onder
drukte volk" geen ondeelbare eenheid meer
is doch in verschillende schakeeringen ver
deeld zal zijn, ja nu reeds is. En dat ten
slotte deelen van dit onderdrukte volk wel
dingen kunnen doen, die wij tegenover ons
eigen socialistisch geweten niet kunnen ver
antwoorden".
Wij deelen de in den laatsten zin tot
uiting gekomen beduchtheid voor de ge
volgen van een revolutionnaire volksteugel
loosheid ten volle. En wij zien ook een kern
van waarheid in de vlak daaronder in een
artikel „Klassensolidariteit" geplaatste er
kentenis:
„Ook het proletariaat is schuldig aan de
ellende, stoffelijke en geestelijke, door zijn
gebrek aan activiteit en offervaardigheid,
door zijn egoïsme, dat in wezen niet ver
schillend is van het egoïsme der bezittende
klasse".
Doch men grijpt naar zijn hoofd, wan
neer men baast in één adem met deze laat
ste zelfbeschuldiging het volgende verwijt
leest aan het adres van de Rotterdamsche
arbeiders, die onlangs een in een vracht
auto vluchtenden bankroover hielpen ar
resteeren:
„Een samenleving, die haar „misdadigers"
(j.w.z. de slachtoffers van de ergste kapi
talistische ellende in de cel sluit, begaat
daarmede zelf een veel grootere misdaad.
Het kan niet de taak van arbeiders zijn,
zulk een vluchteling den voet dwars te zet
ten en de achtervolgende politie de behulp
zame hand te bieden. Zoo ooit, dan had hier
de veel geroemde klasse-solidariteit wel eens
mogen worden toegepast".
Men kan celstraf een ongelukkig uitboe-
tingssysteem achten. Maar wie overigens
den inhoud van bovenstaanden passus voor
zijn rekening neemt, geeft blijk, geheel
buiten de realiteit van het maatschappe
lijk leven en van zijn elementaire eischen
van zelfbehoud te staan. Zijn opvatting
ware al te jeugdig.
De onderteekenaar van dit geschrijf
spiegele zich dan ook eens aan den meer
gevoel voor realiteit bezittenden schrijver,
die het had over „het onderdrukte volk".
(Zie hierboven).
In vereerende opdracht van een gullen gever,
die een blijvend geschenk van historische
waarde wilde geven aan het Nederl. College
te Rome, heeft de N. V. Koninklijke Plateel
bakkerij „Zuid-Holland" te Gouda een impo
sant schoorsteenstuk vervaardigd, dat bedoeld
is om geplaatst te worden boven den schouw
van de aula van het Nederl. College te Rome.
Het heele stuk is 2.40 meter hoog en 2.20
meter breed en bestaat uit 207 tegels.
De compositie van het stuk met de daaruit
van zelf vloeiende kleuren heeft geleid tot
een warm kleurengeheel, dat in de Italiaan-
sche aula ongetwijfeld zeer decoratief zal aan
doen. Het middenvak wordt ingenomen door
'n gestyleerde figuur van den H. Willibrordus,
Apostel der Nederlanden. Boven deze figuur
is het Pauselijk wapen aangebracht, dat tevens
een waardige bekroning geeft van het geheel
He Willibrordusflguur wordt aan weerszijden
geflankeerd door zes wapens van de Neder-
landsche bisschoppen, de vijf wapens van het
huidig episcopaat en dan nog het wapen van
wijlen mgr. v. d. Wetering.
Het wapen van wijlen mgr. v. d. Wetering
is hier nog present, omdat deze aartsbisschop
het voorrecht had den eersten steen van dit
College te leggen, terwijl zijn^ opvolger, mgr.
Janssen, de eer had bij de inwijding tegen-
woordig te zijn.
Het imposante stuk is weer een prachtige
werkproeve van Hollandsche tegelceramiek.
Voor belangstellenden zal het tableau nog
veertien dagen te bezichtigen zijn in de fabriek
te Gouda, daarna zal het door bekwame vak-
menschen. t© Rome worden ingebouwd.
STAKING te ENSCHEDE. Bij de firma SCholte aan de Haaksbergenjsitraat staakte nagiemoeg duet giebeele
DE persoimeel. Een menigte ©takers voor de poort van het faibriiekisgeihouw.
Nu 's alles abnormaal
ALS MEN HET LEVENSPEIL EENIGSZINS
WIL HANDHAVEN
On 29 October diende Minister Verschuur
het wetsontwerp in, waarbij de bevoegdheid
wordt gevraagd om tijdelijke maatregelen te
treffen tot beperking van den overmatigen in
voer. De Regeering heeft wel begrepen, dat,
zelfs wanneer „met alle ten dienste staande
middelen zal getracht worden het kostenpeil
hier te lande te verlagen", het Nederlandsch
bedrijfsleven onmogelijk kan blijven concur-
reeren tegen landen, die uitvoeren met infla
tie-prijzen en daarvoor speciaal ons land uit
pikken met zijn „vollen" gulden en zijn fis
caal of althans zeer laag invoerrecht. Tegen
zulke abnormale concurrentie moet men ab
normale afweermiddelen hebben en daarom
wil de Regeering door middel van contingen-
teering de bevoegdheid bezitten, den invoer
van bepaalde goederen binnen de perken van
't normale houden. De quintessence der wet
bevat art. 2, luidende, volgens het gewijzigd
ontwerp:
„Door Ons, d.wz. de Regeering kan op
voordracht van Onzen Minister van A., H. en
N., nadat daarover eene door ons te benoemen
commissie zal zijn gehoord, worden bepaald
dat telkens gedurende een door Ons te bepalen
tijdvak de invoer van bepaalde goederen uit
ieder land zal zijn verboden, voor zoover de
totale waarde van den invoer dier goederen
uit dat land hooger zou zijn dan een bedrag,
hetwelk tot het gemiddelde bedrag, waarvoor
in het overeenkomstig tijdvak van ten minste
twee voorafgaande jaren aan soortgelijke goe
deren uit dat land werd ingevoerd, in eene
door Ons te bepalen verhouding staat."
Uit den tekst der wet blijkt dus, dat de con
tingenteering gelijkelijk zal werken ten aan
zien van alle landen en dat zij zal geschieden
naar een bepaalde verhouding tot den gemid
delden invoer, ten minste over de jaren 1929
en 1930, telkens op advies van een commissie
van deskundigen en na bespreking in den
Raad van Ministers.
Prof. Aalberse's meening, dat in den socia-
listischen hoek de felste voorstanders van den
eenzijdiigen vrijen invoer zitten, is gistermid
dag nog eens bevestigd door dr. v. d. Tempel.
Terwijl ook de Regeering zich aarzelend ge
noeg uitlaat over den toestand van onze be
talingsbalans, meent de goc..dem. afgevaardig
de, dat dit niet zeker ig. Hij beroept zich daar
voor op de oude cijfers van onze handelsba
lans met baai 350 millioen rente en haar
kleine 200 millioen uit de handelsvloot, maar
erkent in één adem, dat deze posten „zeer be
langrijk teruggeloopen" zyn. Het moge dan al
waar zijn, dat, tengevolge van het ontbreken
van recente cijfers, niemand met mathemati
sche zekerheid de Passiviteit der handelsba
lans kan bewijzen, dat deze inderdaad gevaar
loopt en daarmee ook het geweldigste dreige
ment voor inflatie in zich bergt, staat vast.
Terecht hee|t de heer Henri Hermans er
aan herinnerd, dat, wil men het levenspeil in
Nederland eenigszins handhaven, dit niet kan
geschieden dan óf door bescherming tegen ab
normale concurrentie, öf door een loonsverla
ging, van zoo enorm en omvang, dat zij on
rechtvaardig zou zijn tegenover onze arbei
ders, die gemiddeld meer praesteeren dan de
arbeiders in het buitenland.
Nu is, met name vooral door mr. Oud, op
het gevaar gewezen, dat als men door ruime
contingenteering den invoer tegen hield, ook
de uitvoer automatisch zou lijden en dusde
'betalingsbalans toch. in de knel zou komen.
Voor dit argument voelen we meer dan voor
de vraag, wat andere landen ons wel zouden
kunnen aandoen, om de eenvoudige reden, dat
zij ons alles aangedaan en in niets gespaard
hebben.
Is echter het klassieke argument, dat mr.
Oud hanteerde, zoo onfeilbaar als het wordt
voorgedragen? Als vermindering van den in
voer automatisch vermindering van den uit
voer met zich brengt, volgt daaruit dan ook,
dat de totale omvang van de industrie zeker
achteruit zou gaan? Kan juist door toeneming
der totale productie de uitwisseling van pro
ducten binnen de grenzen niet aan beteekenis
winnen in verhouding tot den internationalen
ruil? Als men het in- en uitvoer-argument lo
gisch doorzet, zoo heeft prof. Kaag vroeger
al ©eins betoogd, moet men ook geen voor
keur geven aan het binnenlandsch product.
Maar de vraag is heelemaal niet of contingen
teering invoer belemmert dit is juist de
bedoeling maar de vraag is, of hetgeen men
met deze invoer-beperking nastreeft, niet
voordeeliger is. Bovendien schijnt de heer
Oud ook te vergeten, dat door de sterke con
tingenteering van andere landen en door hun
inflatie, Nederland uit het ruilverkeer wordt
uitgeschakeld en zoo zijn koopkracht automa
tisch verliest als het niet zorgt voor eigen
markt van eigen landbouw en industrie.
De v.-d. afgevaardigde toonde zich bij deze
wet overigens nog al tam. Hij verzekerde, dat
hij niet verder wil gaan dan Pierson en dus
in uitzonderlijke gevallen van het integrale
vrijhandelsbeginsel wil afwijken. Dit is al een
heele concessie voor mr. Oud, die overigens
evenzeer eenzijdige ontwapening op militair
als op handelspolitiek gebied wenscht. De v.-d,
afgevaardigde heeft begrepen, dat momenteel
de omstandigheden uitzonderings-maatregelen
wettigen. „Wij staan voor toestanden, zoo
moeilijk", aldus mr. Oud, „als dit parlement,
zoo lang het bestaat, nooit heeft gekend."
Daarom komen wij er niet alleen met de ook
door hem gepropageerde verlaging der pro
ductiekosten. Inderdaad, de heer Hermans
toonde aan, dat deze verlaging moeilijk meer
bereikbaar is, zonder wijziging in onze han
delspolitiek. En juist was diens opmerking,
dat, hadden Nederlandsche kapitaalbezitters
hun geld belegd in Nederlandsche industrie
in plaats dit toe te vertrouwen aan buiten-
iandsche ,soms speculatieve ondernemingen,
onze toestand heel wat beter had kunnen zijn.
Daartegenover staat echter, dat ook buiten-
landsche renten onze betalingsbalans niet
weinig kunnen helpen en dit in het verleden
ook hebben gedaan. (Men denke aan Indië!)
Maar nu is alles abnormaal!
Vanwege de abnormale toestanden zijn de
keeren v. d. Heuvel, van Voorst tot Voorst en
Hermans vlak vóór het ontwerp. Met de rad'i
cal© linksche groepen weifelt echter de" libe
rate dr. Bieiema. Geen van de linksche spre
kers durfde zich echter vierkant tegen het re-
geeringsontwerp verklaren. Men heeft toch
naar een mitigeering gezocht van de wet, welke
dr. v. d. Tempel wel wat demagogisch aanduid
de als een „poging tot inachtsusurpatie en be
denkelijk symptoom der regeeringsmentali-
teit". Van de mentaliteit, welke de Regeering
bezielt, mochten die sociaal-democraten wel wat
meer doordrongen zijn!
Gevreesd, dat de Regeering te veel macht
zou worden gegeven, heeft de V.D.-fractie een
amendement ingediend met de strekking elk
contingenteeringsbesluit „onverwijld" ais wets
voorstel aan de Kamer voor te leggen opdat
deze dan nog haar sanctie kan geven of haar
veto uitspreken. Voor de gelieele linkerzijde
schijnt de aanneming van dit amendement een
conditio sine qua non te zijn voor de al of niet
goedkeuring der wet. Zou de C. H.-fractie dit
gevoelen ook zijn toegedaan, dan komt de zaak
dus zoo te staan, dat de wet o£ niet tot stand
komt of met deze repressieve controle, welke
aan de recktsche sprekers, die het woord ge
voerd hebben gevaarlijk of althans onnoodig en
belemmerend lijkt, omdat in dezen tijd de be
voegdheid der Regeering zoo uitgebreid moge
lijk dient te zijn evenals dit het geval was in
den o rlogstijd en omdat men politieke agitatie
van belanghebbenden bij elke contingenteering
wil weren. Daartegenover merkte mr. Oud
weer op, dat agitatie binnenskamers bij den
minister ook niet onderschat moest worden en
dat bet parlement altijd een goede waarborg
was tegenover corruptieve elementen. Dit lijkt
ons een beter argument dan dat van dr. v. d.
Tempel, die misschien wel een beetje te veel
zei, toen hij het parlement „immuun noemde
tegen politieke agitatie. De geschiedenis van
onze Tariefwet bewijst wel anders.
Men is nog niet gereed met de algemeene
beschouwingen en het amendement-Oud is nog
niet aan de orde. Wanneer dit het geval is,
komen wij vanzelf op de nadere beweegredenen
pro en contra terug terwijl dan ook de Regee
ring haar meening heeft kunnen zeggen. Voet
stoots zal zij op den Rand v. State en de Kamers
wel niet laten inschakelen in deze tijdelijk be
doelde Crieis-invoerwet. Maar zij staat tegen
over een Volksvertegenwoordiging, die de cri
sisstemming nog niet beet heeft. In dit verband
is het jammer, dat 's heeren Hermans' wensch
onvervuld en de enquête van den Directeur-
Generaal van Arbeid inzake onze industrie nog
ongepubliceerd bleef. Wellicht, dat velen dan
wel anders zouden oordeeien en geen behoefte
meer zouden voelen aan komende adviezen van
de deskundigen-commissie, waarvan de liberale
fractie ook al publicatie wenscht.
Als opvolger van de Indische specialiteit der
Vrijheidsbondsclie fractie, den heer van Kem
pen, diie wegens ziekte moest aftreden» is gister
middag dir. B. D. Eerdmans, na eedsafleg
ging, geïnstalleerd. De heer Eerdmans, die in
i 868 geboren is, was vroeger al lid der Kamer.
Hij heeft daarna weer het professoraat in de
Oud-Testamentische wetenschap waargenomen
aan de Leidsehe universiteit. Het is zeer moei
lijk te zeggen wat de heer Eerdmans méér is:
vrijzinnig of anti-paapsch. Het l-aatste heeft
hij zich jarenlang getoond en hot eerste bleek
nog uit zijn recente geschiedenis van Israel.
In één opzicht wijkt deze radicale theoloog van
vele geestverwanten af: hij is tegen de eenzij
dige ontwapening en bestreed in een brochure
het standpunt van zijn collega Heering.
Dr. Ritter heeft de geschiedenis ge
schreven van de oorlogscrisisjaren.
„De donkere Poort", noemde hij
zijn boek; donker was in die jaren het
verschiet, het uitzicht op hetgeen ko
men ging.
Dr. Ritter heeft trouw alles in die
oorlogscrisisjaren verzameld, wat hem
voor de latere geschiedenis te pas zou
kunnen komen.
En dan lezen wij ook, hoe spontaan
H.M. onze Koningin het initiatief nam
tot het vormen van een nationaal
steuncomité, dat helpen zou overal
waar 't maar kon
Nu zijn we zestien jaar later; wat
al geschiedenis was geworden, begin:
nu opnieuw te leven en zich te hei-
halen.
Al leven we gelukkig nog in vrede,
de oorlogscrisisjaren doen zich weer
gelden, zelfs harder en scherper dan
ooit. 't. Lijkt een ziekte, die aldoor met
feller hardnekkigheid terugkomt.
Zestien jaar later, TI.M. de Koningin
heeft nu een volwassen dochter. II. K.
H. Prinses Juliana
En in dezen grooten nood der tijden
is zij het, die, naar het voorbeeld van
Hare Koninklijke Moeder, nu op haa-
beurt het initiatief neemt tot het stich
ten van een crisiscomité, een Natio
naai Crisiscomité
De jeugd, die moedig de zorgen in
de oogen durft zien.
Zij stelt woord en daad zij geeft
haar persoon en haar geld.
De eerste lijst, die gisterenavond
verantwoord werd, omvatte bijna uit
sluitend de giften van het Koninklijk
Huis.
Prinses Juliana ging voor met
30.000 gulden.
Mag goed voorgaan hier ook goed
volgen wekken.
Zeker wij zitten allen met eigen las
ten, maar daaraan kunnen wij peilen
hoe grooter nog de zorgen van ande
ren moeten zijn. Meer dan ooit geldt,
nu het christelijk woord, dat wij el-
kaars lasten moeten dragen.
Aan groote lasten moeten groote
middelen zich aanpassen.
De donkere dagen voor Kerstmis
moeten lichtend worden door onze
blijde vrijgevigheid.
Misschien wordt dr. Ritter nog eens
geroepen om na zijn „Donkere Poort
der crisisjaren van '14 ditmaal een
„Lichtende Poort" te schrijven, de ge
schiedenis, hoe het Nederlandsche
volk deze donkere jaren van zorgen
heeft lichtend en stralend gemaakt
met eikaars lasten in een groot en
schitterend gemeenschapsgevoel te
helpen dragen.
Wie hier vlug geeft, geeft dubbel, en
God zegent aJtijd den blijmoediger)
gever.
Laten wij allen het koninklijk voor
beeld ook koninklijk volgen!
Giften worden gaarne ontvangen
aan het Maasbode-bureau te Rotter
dam en door storting of overschrij
ving op de postrekening no. 11735.
Bij de giften gelieve men uitdruk
kelijk te vermeldendat zij bestemd
zijn voor het Nationaal Crisis-Comité.
Dit geldt ook voor onze inschrijving
voor het Wintercomité-Rotterdam. Bij
niet vermelding van de bestemming
wordt aangenomendat de inschrij
ving voor het Nationaal Comité be
stemd is.
Zijn nu de gronden van de voorstanders van
Willemstad (we verwijzen hiervoor naar ons
eerste artikel, opgenomen in onze courant van
Maandag j.l.) van zoodanigen aard, dait hierom
de overbrugging bij Moerdijk, maar meer Wes
telijk tusschen Willemstad—Numansdorp moet
worden gelegd Zoo niet, volgt er dan altbans
dit uit, dat de concrete plaatsbepaling momen
teel nog voorbarig moet worden genoemd en
de kwestie alleen rijp ik voor nadere studie
Beide vragen meenen wij zeer beslist ontkend-
nend te moeten beantwoorden.
Ter motiveering van dit standpunt, dat
slechts door weinigen wordt bestreden, zouden
wij de prealabele vraag willen stellen, welke
het eigenlijke doel is van de overbrugging van
het Hollandsch Diep, waarop nu zoo van alle
zijden wordt aangedrongen. Met andere woor
den waar gaat bet eigenlijk om
Als primair doel van deze vaste overbrugging
moet worden vooropgezet eene directe ver
binding (geen omweg) tot stand te brengen tus
schen het havencomplex van Rotterdam en om
geving eenerzij ds en het Brabantsche en ver
dere industriegebied anderzijds. Het gaat er
om aan deze Brabantsche industrie, als Neder
landsche industrie mogelijk te maken zich op
Nederlandsche havens te orienteeren. Het gaat
er om de Nederlandsche havens aan de monden
van Rijn en Maas te verbinden met het belang
rijke Brabantsche industrieele centrum, en met
alles, wat verder in deze richting als achter
land valt te bestrijken. Dit is de nationaal eco
nomische beteekenis, gelijk wij reeds in de in
leiding hebben uiteengezet.
Als secondair doel zouden we willen aange
ven, hetgeen valt samen te vatten in de com
binatie Rotterdam—Antwerpen, een goede, zoo
kort mogelijken autoweg voor het verkeer tus
schen Holland en België, in het bijzonder tus
schen de Maas- en de Scheldestad als commu
nicatiemiddel in het touristen- en handelsver
keer.
En als tertiair doel zal deze overbrugging
hebben te vervullen de functie van de meest-
Westelijke Noord-Zuid-overbrugging van de
groote rivieren, waarbij dan natuurlijk de
streekbelangen een voorname rol spelen.
Aan deze doeleinden moet de doelmatigheid
van een brug over het Hollandsch Diep worden
getoetst.
1. Ten aanzien van het primaire doel, de
overbrugging, blijkt een ieder moet dit aan
stonds toegeven Moerdijk, dat in het hart
van Brabant voert, veel beter gelegen dan het
meer Westelijke Willemstad. Voor het midden-
en Oostelijk Brabant, als industriegebied bet
voornaamste, beteekent eene overbrugging bij
Willemstad een omweg. Ten Noorden van het
Hollandsch Diep komt het primair doel wel
heel sterk bij een Willemstad-brug in het ge
drang. De belangen van het bavencomplex in
zijn geheel verdragen zich niet met een ver
binding bij Willemstad, omdat deze dwars over
het zeevaartverkeer het landverkeer gaat leg
gen. Het complex van hoofdbelangen zoowel
ten Noorden als ten Zuiden is meer gebaat bij
eene overbrugging bij Moerdijk, dan een bij
Willemstad.
2. Wat betreft het tweede doel, een goede
verbinding met Antwerpen, blijkt het objectief
beschouwd, volkomen gelijk of de brug nu bij
Moerdijk of bij Willemstad komt, aan de hand
van afstandscijfers over verschillende punten
kwam de heer H. J. Peppink in „Het Vader
land" van 19 September j.l. zeer terecht tot de
conclusie, dat de winst in afstand via Willem
stad zóó gering is, dat zij voor bet internatio
naal verkeer volkomen buiten beschouwing
blijft en zelfs voor het interlocale verkeer vrij
wel zonder beteekenis is. Bovendien heeft men
in aanmerking te nemen, dat het er allereerst
om moet gaan het verkeer over den middelba
ren afstand te helpen en dan om het verkeer
over den grooten afstand mogelijk te maken.
3. Toegegeven kan worden, dat als onder
deel van de overbruggingen over onze groote ri
vieren de brug over het Hollandsch Diep het
best zoo Westwaarts mogelijk kan worden ge
legd. Toegegeven kan eveneens worden, dat
voor de zuivere locale streekbelangen niet voor
héél West-Brabant en niet voor héél Zeeland,
van het land- met het zeeverkeer. In Rotterdam
denkt men er niet aan om in bet Westen over
bet zeehavencomplex een brug te leggen, maar
zijn, zooals bekend, plannen in studie voor een
tunnelverbinding tusschen heide oevers. Niet
strookend met de belangen van Rotterdam en
Dordrecht zou het zijn over de Oude en over
de Nieuwe Maas groote verkeersbruggen te
slaan, waardoor de scheepvaart zou worden
belemmerd en het landverkeer noodwendig een
voortdurenden hinder van de scheepvaart zou
ondervinden. Zelfs bij mogelijkheid tot uitvoe
ring van den modernen hooggelegen autoweg
RotterdamNumansdorp, zouden de belangen
van verkeer en scheepvaart door dit traject
niet worden gediend. Maar hoe veel te meer
bezwaren rijzen er, indien van het bestaande
traject, ook al gaat men de wegen (die nu in
de IVde categorie zijn ondergebracht) verbete
ren, moet worden gebruik gemaakt.
Jn het traject NumansdorpRotterdam ligt
de brugovergang bij Barendrecht. We kruisen
hier den waterweg van Dordrecht naar zee.
Deze brug, welke thans wordt gemoderniseerd,
is niet berekend voor het groote verkeer. Con
sequent zou dus zijn weer een nieuwe brug,
die in verband met de zeeschepen een groot©
opening moet bezitten en wel veertig meter
omhoog zou moeten kunnen worden gebracht.
Een belangrijk en duur waterbouwkundig werk.
Deze weg RotterdamNumansdorp zou uit
monden in het Rotterdamsche havencomplex.
Afgezien van de vraag of dit gewenscht of
noodig is directe aansluiting is o. i. noodig
en genoeg blijft de moeilijkheid, hoe deze
weg dan verder door te trekken naar het Noor
den. Een brug over het zeehavengebied van
Rotterdam is uitgesloten. Goed, zeggen de
voorstanders van Willemstad, maar gij in Rot
terdam, denkt toch aan een tunnel. Maar zou
het goed gezien zijn het geheel NoordZuid-
verkeer over Rotterdam door een tunnel te
wringen. Een tunnel blijft immer een verkeers
weg van zeer beperkte capaciteit. En dan, 't is
waar, er wordt aan een tunnel in Rotterdam
gedacht, er wordt ernstig op gestudeerd, er
wordt zelfs reeds practisch rekening mede ge
houden in verband met de bebouwingsplannea
van Dijkzieht en Rotterdam-Zuid, maar dit wil
nog niet zeggen, dat deze tunnel er binnen
afzienbaren tijd zal komen.
Zoo'n tunnel zal zeker 50 60 millioen
kosten, een bedrag men houde dit wel in
het oog waarvoor onze Waterstaat al de
bruggen over de groote rivieren zal bouwen.
Rotterdam zal dezen tunnelbouw moeilijk alleen
kunnen financieren en heeft een beroep gedaan
op hulp van provincie en Rijk, maar het is
zeer de vraag of men voor dit plan bij de
regeering binnen afzienbaren tijd op medewer
king zal kunnen rekenen.
Wij willen het tunnelplan niet financieel
onuitvoerbaar noemen, maar achten het een
zóó onzeker element, dat het bij de oplossing,
welke ons thans bezig houdt, dient te worden
uitgeschakeld. Do spoedige totstandkoming van
een goede NoordZuid-verbinding in het Wes
ten des lands daarop te laten wachten, is
onverantwoord.
Alleen ten Oosten van Rotterdam kan een
rivier-oyergang worden geprojecteerd, maar
hiermede komen wij geheel in de andere.route
van RotterdamDordrechtMoerdijk.
Door de brug bij Willemstad te leggen, zou
den wij practisch Dordrecht geheel gaan isolee-
ren. Nu willen wij de beteekenis van Dordrecht
niet overschatten, doch het gaat toch niet aan
om ter wille van een paar K.M. kortere ver
binding een havenstad als Dordrecht in een
zoo ongunstige positie te brengen voor wat
betreft landverkeer. Voor Dordrecht zou een
brug bij Willemstad werkelijk een mijl op
zeven worden.
Blijkt hieruit, dat ten Noorden van het Hol
landsch Diep een brug bij Willemstad niet
alleen momenteel niet zou aansluiten op het
verkeer, maar zelfs met zeer hooge kosten (ge
heel nieuwe wegen en nog een derde brug bij
Barendrecht) nog niets te maken zou zijn,
waardoor de belangen van het havencomplex
worden gediend, ook voor het Zuiden staat het
er met Wlilemstad niet beter voor. Een blik
op de kaart zal een ieder doen zien, dat slechts
secundaire wegen van Willemstad uit In Bra
bant vervolgen.
Nu kan men ook hier weer het bestaande en
hetgeen in de naaste toekomst volgens de
plannen van het wegenplan tot stand zal
doch slechts voor een gedeelte met overwegen-* komen, geheel uitschakelen. In theorie zijn ook
de landbouwbelangen, een brug bij Willemstad
iet of wat gunstiger is gelegen. Maar een ieder
zal moeten toegeven, dat deze streekbelangen,
die overigens ook bij een Moerdijkbrug niet in
het gedrang komen, niet kunnen opwegen te
gen de primaire belangen, welke bij eene over
brugging zijn betrokken.
Toetsing aan de doeleinden van de overbrug
ging leidt derhalve tot de gevolgtrekking, dat
een overgang bij Moerdijk op zich te preferee-
ren is boven een bij Willemstad.
Aan een Willemstad-brug zijn echter boven
dien een aantal zeer ernstige bezwaren verbon
den, welke wij hieronder in het kort zullen
bespreken.
De voorstanders van een brug bij Willemstad
komen al dadelijk op een voor hen zeer moeilijk
terrein, n.l. de aanpassing aan het bestaande
wegennet. Zij trachten die moeilijkheid te om
zeilen door aan een Willemstad-brug te ver
binden een geheel stel nieuwe wegen. Op de
eerste plaats van Rotterdam naar Numansdorp.
Hier denken zij aan een oplossing door middel
van 'n specialen hoogen autoweg, (volgens de
opvattingen-ten Bokkel Huinink en Mussert
linea recta tusschen Rotterdam en Numansdorp
getrokken. Die weg, waarvan nog nergens hier
te lande een voorbeeld is aan te wijzen, is
echter voor dezen tijd een utopie. Zelfs de
vaders van dit denkbeeld zullen moeten toe
geven, dat in verband met de geweldige kosten
voorloopig aan zooiets niet kan worden gedacht.
En daarom achten wij het verkeerd door zulk
een onderdeel in bet plan de practische uitvoer
baarheid van bet geheel te schaden.
Echter, gesteld het geval, zoo'n weg zou
hic et nunc uitvoerbaar zijn, dan nog betwij
felen wij het sterk, of hier wel aan een derge
lijke oplossing moet worden gedacht. Evenals
in Rotterdam zelf moet ook in bet geheele
havencomplex van de monden van Rijn en Maas
zooveel mogelijk worden vermeden een kruising
van Willemstad uit allerlei hoofdwegen te
projecteeren. Hiermede plaatst men het vraag
stuk echter geheel buiten de sfeer van het
practisch direct bereikbare.
In het wegenplan zijn van Moerdijk af
zoowel naar Bergen op Zoom als naar Princen-
hageBreda hoofdwegen geprojecteerd. Mocht
het noodig zijn op dien eersten weg nog een
kortere aansluiting te maken voor de streek
van Noord-Westelijk Brabant, en eenige eilan
den, dan zal dit zeer gemakkelijk zijn binnen
het raam van het bestaande plan. Dit alles is
realiteit, waarop verder kan worden voortge
bouwd. Willemstad zou een algeheele omwer
king van het Rijkswegenplan vereischen, het
zou den arbeid van jaren en jaren ongedaan
maken.
Bij een Moerdijk-brug kan worden voortge
bouwd op bet bestaande, ja die plannen werden
al lang opgezet in het vooruitzicht, dat
Moerdijk een verkeersbrug zou komen.
bij
Blijkens bet voorloopig verslag der Tweede
Kamer inzake het ontwerp van wet, houdende
goedkeuring van het op 5 Juli 1930 te Londen
gesloten verdrag, betreffende de uitwatering
van schepen, uitgebracht door de vaste com
missie voor openbare werken, verkeers- en wa
terstaatsaangelegenheden, betuigde men alge
meen in de commissie instemming met het on
derhavige verdrag.
Eenige leden der commissie stelden de
vraag, waarom de regeering niet ook voor on
ze overzeesche gebiedsdeelen tot bet verdrag
is toegetreden.
De spoorwegbrug bij Moerdijk.