R AD I O-V R A AG ST U K K EN ïjraisMvanvalkehburq's- ZATERDAG 12 DECEMBER 1931 REGELING VAN DEN UITVOER. AFGIFTE VAN UITVOER- CERTIFICATEN. DE RAMP VAN BANGKOK. SUBSIDIE VERMINDERING VOOR HET ONDERWIJS. HET ZENDTIJDBESLUIT. HET TWENTSCHE TEXTIEL-CONFLICT. e A •iLFVERTKV LEEUWARDEN VERBONDSBESTUURDER, KAMER- LID, REDACTEUR. GEORGANISEERD OVERLEG IN AMBTENAARSZAKEN. ii. Tegenover het aan het slot van het eerste artikel omschreven standpunt stel ik het mijne aldus in korte woorden aan te geven op radio-gebied behoort in Nederland het systeem der vrije particuliere omroepvere nigingen te worden gehandhaafd in zijn vollen omvang. Deze omroepvereenigingen zijn gezamenlijk de draagsters van den Ne derlandschen omroep in nationalen zin, en bij de vervulling dezer taak behooren zij op het geheele terrein harer werkzaamheden, zoowel het technische als het programma tische deel, in nauw en doorloopend onder ling contact samen te werken, opdat een zoo goed mogelijke verzorging, veelzijdig en alle elementen van ons volksleven redelijk er kennend, daaruit resulteere. Dit systeem heeft niets van doen met de door „De Nederlander" beschreven „federa tie van vier gestempelde groepen", omdat ons „volk een federatie is van eenige volks- deelen". Wanneer ik verdedig een zoo op recht mogelijke samenwerking der vrije ze'f- standige omroepvereenigingen, zich bewust van de verantwoordelijkheid tegenover het geheele Nederlandsche volk om een goede omroepverzorging te geven, dan is dat geen „federatie van vier gestempelde groepen", doch een volkomen vrije samenwerking van elkander erkennende en elkaar respectee rende omroepvereenigingen, welke elk haar eigen bestaansgrond en bestaansrecht vin- dioeeren, elk haar eigen ontstaan, eigen ontwikkeling, eigen geschiedenis, eigen in het Nederlandsche volk wortelende bestaans mogelijkheid kunnen toonen. En dit niet „omdat ons volk een federatie is van eenige volksdeelen". In deze motivee ring ligt ik neem onmiddellijk aan ge heel ongewild - een denigreerende tendenz jegens de bestaande omroepvereenigingen, een tendenz, dien ik met de meeste beslist heid afwijs. Ons volk is natuurlijk géén „fe deratie van eenige volksdeelen maar het één en onverdeeld „Nederlandsche volk". Maar dat ééne Nederlandsche volk, als na tionaliteit één en van harte één, vertoont in zijn levensbeschouwing, in zijn cultureels idealen niet te vermoffelen, niet te negeeren verschillen. Dat is een te aanvaarden feit, dat men nu toch niet moet verwringen tot een beeld als „een federatie van eenige volksdeelen". Voelt men niet, hoe onreëel, hoe onbillijk deze voorstelling van zaken is? En even zoo onbillijk als het is de ver scheidenheid, wil men het harde woord: de verdeeldheid van ons Nederlandsche volk te gieten in een „federatie-vorm", even onbil lijk is het de samenwerking der op ideëele gronden opgebouwde omroepvereenigingen te qualificeeren als een „federatie van ge stempelde groepen". Vrije, loyale samenwerking dus van de verscheiden cultureele groepen in ons volk, om te geven het beste wat er in ons volk leeft, ziedaar mijn ideaal. Zóó de inzichten zuiver tegenover elkaar gesteld hebbend, wil ik thans mijne bezwa ren ontwikkelen tegen het systeem, van om roeporganisatie, dat in prof. S. d. Br. zijn krachtigsten verdediger vindt. Dat systeem ware wellicht te aanvaarden geweest, wanneer men vanaf den beginne dezen weg van één centraal nationaal om- roepinstituut of van één algemeene omroep- vereeniging had bewandeld. Men zou dan gehandeld hebben als in het buitenland. In de practijk zouden het buitenland leert dit overduidelijk de bezwaren en de con flicten niet zijn uitgebleven. Want de op merking van prof. S. d. Br. in de Kamer gemaakt, dat mijn bezwaren tegen één cen traal instituut niet zouden gelden voor één algemeene omroepvereeniging, omdat men de „bijzonder gestempelde" omroepvereeni gingen in het buitenland mist, is niet vol gens de feiten. En in Duitsohland, én in België besiaan wèl de bijzondere omroep vereenigingen, maar deze worden en dit is volkomen verklaarbaar, door de groot© centrale in den hoek geduwd. Die moeilijkheden zouden wanneer men de vrije omroeporganisaties voor het alge meene element in 't programma uitgescha keld had, ook hier zijn gerezen. Maar men zou er zioh bij neer hebben gelegd, in de meening, dat die conflicten en moeilijkheden er nu eenmaal bij hoorden, niet beter we tende of 't omroepwezen moest aldus cen traal worden georganiseerd in zijn uitvoe ring. We zien nog een poging om althans ten deele in deze richting te gaan in het rap port der commissie-Ruys de Beerenbrouck, al is daar al rekening gehouden met de toen reeds bestaande particuliere omroepvereeni gingen. Dit rapport is afgewezen, en met grooteu nadruk afgewezen vooral door de huidige A.V.R.O.-groep en door de geheele liberale pers. We schrijven nu 1931, en hebben een kost bare ervaring met een geheel ander systeem, dat nergens in het buitenland bestaat, maar dat in ons land tot volle practische ontwik keling lis gekomen: de vrije, particuliere om roepvereenigingen, zonder belasting of re tributie, haar gelden ontvangend van de in dividueele Nederlandsche burgers, die hun ne contributie vrijwillig betalen aan de vrij door hen zelf gekozen vereenigiftg. Als men nu bet radio-terrein betreedt en zijn meening gaat ten beste geven over wat, daar moet geschieden, dan kan men dit on mogelijk doen zonder óók in zijn oordeel te betrekken, wat geschied is. En ziehier nu, naar mijn bescheiden mee ning, de grondfout van prof. S. d. Br. De geachte professor redeneert in abstrac- to: verzorging van een algemeen program door bijzondere omroepvereenigingen, Excel lentie, dat is niet logisch! Maar hierbij, en bij zijn geheelen opzet, zooals ik die hierboven citeerde, verliest hij uit het oog, de werkelijkheid van het lieden. en wat 'die ons te Iccrcn geeft. Die werkelijkheid is deze: dat geheel vrij uit ons volk verschillende groote omroep vereenigingen, vier in getal, zijn opgeko men. Zooals ik reeds zeide, is de financieele basis voor deze organisaties het vrije con tributie-bedrag der individueele luisteraars, niet een belasting of retributie als in het buitenland. En nu moet men niet uit het oog verlie zen, dat deze omroepvereenigingen, alle vier, zich ontwikkeld hebben tot groote ge zonde organisaties met ledentallen van over de 100.000. Hoe is dat geschied? Allereerst door dat de drie vereenigingen, welke open lijk zich verklaarden als vereenigingen met een ideëel doel, men spreke in dit verband liever niet van „bijzonder gestempelde" als of zij een stempel van beperktheid met zich mede dragen, een beroep deden op de Ne derlandsche burgers, die haar levensbeschou wingen deelden. Maar om dit met succes te kunnen doen, om medeleven te krijgen in de haar verwante kringen der bevolking, heb ben zij zorg gedragen voor goede progam ma's, welke de leden trokken. Daardoor kreeg men contact met z'n menschen. Daar door ontstond die spontane geest van mede- voelen en medeleven, een geest die voor een boeiende vitale omroeporganisatie abso luut onmisbaar is. Om dezen geest te verkrijgen en levendig te houden, om daardoor tevens het financieele offer der contributie bijdrage te rechtvaar di^en, werden programma's gegeven, welke zich niet beperkten tot „aanvulling en pre ciseering van het bijzondere" zooals prof. S. d. Br. het zou willen zien maar die op geheel menschkundige wijze het aange name en nuttige vereenigden. Op deze wijze is ontstaan de wisselwer king tusschen luisteraars en omroepvereeni ging, geef mooie, goed verzorgde, goed gevarieerde, aan den smaak en den geest uwer luisteraars aangepaste programma s en gij krijgt belangstelling, medeleven, en de bereidheid om de contributie-bijdrage te offeren. Do groote verdienste van het zendtijdbe- sluit van 15 Mei 1930 is in mijn oog juist hierin gelegen, dat men allen vereenigingen gelijke ontwikkelingskansen heeft geboden. De vereenigingen hebben die alle benut, ieder op eigen wijze. En het resultaat na 1% jaar is, dat er vier groote, sterke, tal rijke en enthousiaste leden tellende omroep vereenigingen zijn. Maar dat niet alleen, het peil der Nederlandsche programma's ik zonder hier eenige gedeelten der V.A.R.A.- programma's uit, dit is een vraagstuk op zich zelf is niet achteruit, maar vóóruit gegaan. Deze groei is geheel natuurlijk gegaan, de vrijheid der ontwikkeling heeft alle ver eenigingen gebaat. En het contact met de luistervinken is inniger dan ooit, waarvan de overal zoo geslaagde K.R.O. - propaganda - vergaderin gen voor mij het onomstootelijke bewijs zijn. Dat is wat geschied is. Wat men er uit kan leeren Ditde ideëele taak der om roepvereenigingen, als draagsters van een uitgesproken levensbeschouwing, is in de practijk eenvoudig niet te vervullen, wan neer niet de gehééle mensch wordt gepakt door haar programma's. Men kan dit nu onlogisch vinden, het is zoo, en niet anders. En nog meer is er uit te leeren. Ditdat de vervulling der ideëele taak postuleert een volkomen vrijheid om op het geschikte moment, op het meest aan gepaste tijdstip temidden van een overigens zuiver ontspanningsprogram, en op de meest menschkundige wijze datgene te ge ven, wat op die ideëele taak betrekking heeft, en haar recht laat wedervaren. Waar mede ik vooral dit bedoel te zeggen, dat men een geheel onjuist beeld van b.v. de K.R.O. uitzendingen heeft, wanneer men zou mee- nen dat „het bijzondere" op een hoopje bij elkaar gegeven kan worden in enkele uren per week. Laat men deze zaken toch reëel onder de oogen zien. Het gaat er niet in eerste in stantie om, om bepaalde „eigen" uitzen dingen te geven, maar allereerst komt het er op aan, dat ze beluisterd worden. En dit geschiedt, wanneer dat „eigene" gevat wordt in het aantrekkelijke algemeene ont spanning skader. Prof. S. d. Br. is het niet kwalijk te ne men, dat hij deze kanten o zeker, bij uit stek practische kantenniet aanvoelt, waar hij immers zelf verklaarde, in zijn Kamerrede van 10 November j.l., zelf nooit naar de uitzendingen te luisteren. Echter wanneer de professor op het ter rein der radio-organisatie komt, en daar met de beste bedoelingen overigens den juisten weg wil wijzen, kan hij er zoo mij dunkt niet buiten deze practische factoren ook bij de vorming van zijn oor deel te betrekken. En wanneer ik dan weer teruggrijp naar de plannen door prof S. d. Br. ontwikkeld één algemeene omroep organisatie met een volle week zendtijd, en daarna en daarnaast de bijzondere als aan vulling en preciseering dan is mijn in nige overtuiging, dat, wat volgens prof. S. d. Br geschieden moet, hetgeen gegroeid is niet alleen totaal zou vernietigen maar ook de bijzondere eigen taakstelling der omroepvereenigingen beslist zou misken nen en onmogelijk maken. Daaraan zal ik voor mij nooit of nimmer medewerken. Wanneer men het geheele vraagstuk, dat ik hier behandelde, overziet, is het niet zoo simpel meer op te lossen met. het eenvoudige planéén algemeen pro gram door een algemeene omroeporganisa tie en het bijzondere op den tweeden zen der afzonderlijk. De particuliere omroepvereenigingen kan men zóó niet eenvoudig weer terugdringen. Zij laten zich dat vitale contact met haar luisteraars, dat hartelijke medeleven, die natuurlijke wisselwerking van program en belangstelling, niet ontnemen. Zij kunnen zich niet laten aftappen de belangsteFing welke zij hebben weten los te slaan voor haar eigen werk. Zij kunnen haar pro grams niet laten verdrogen tot louter le zingen en kerkcWensten. Zij zijn ingesteld op den gehéélen mensch, niet enkel op een stuk van den mensch, hoe belangrijk en ge wichtig dit op zich zelf zij. De practijk heeft het ons overduidelijk geleerdvrijheid van beweging over het gehééle uitzendterrein is voor de levens krachtige ontwikkeling der particuliere om roepen van essentieel belang. Zoo is dan mijne conclusie deze. dat het systeem van den heer SI. d. Br. voor mij geheel onaannemelijk is. Langs dien weg is bevrediging, in den zin van redelijke er kenning van alle daarbij betrokken belmi gen, nimmer te bereiken. Het is daarom, dat ik mijn systeem als het eenig mogelijke zie om den ook door mij gewilden en gewenschten algemeenen omroep te bereiken, te weten de samenwer king, loyaal en oprecht van de verschillen de omroepvereenigingen Hoe dat alles pre cies is te regelen, dat is onmogelijk te vo ren nauwkeurig uit te stippelen. Is de sa menwerking eenmaal verkregen, dan komt dit alles in concreten vorm practisch aan de orde. Doch samenwerking is de eenige weg waarlangs de oplossing kan komen Ik ben het geheel eens met den heer Krij ger, die in het jongste radiodebat in de kamer zeide: „Mijn ideaal is, hetgeen óók de Commissie-Ruvs de Beerenbrouck voor oogen stond, d.w.z. één algemeen program door één algemeenen omroep, die naar mijn overtuiging in de sedert gewijzigde omstandigheden, is te verkrijgen door sa menwerking, op voet van gelijkheid', van de groote omroepvereenigingen." Juist, dót is de eenige weg om ons aller doel te bereiken. De goed gemeende actie van prof. Slote- maker de Bruine houdt het bereiken van het doel geheel noodeloos op. Daar dit zijn bedoeling zeker niet is, heb ik getracht het onbruikbare van zijn plannen aan te too nen. Opdat spoedig de weg der samenwer king algemeen worde betreden. MR. FRANS TEULINGS Naar aanleiding der buitenlandsche contingenteeringsmaat- regelen. De Minister van Arbeid, Handel en Nijver heid heeft aan de Tweede Kamer een nota ge zonden naar aanleiding van het verslag over het wets-ontwerp tot toekenning van de be voegdheid tot het tijdelijk treffen van maat regelen ter regeling van den uitvoer van be paalde goederen. Hierin merkt de Minister op, dat de vraag, of in den exporthandel reeds de noodzakelijk heid is gebleken, dat de Regeering zich in deze aangelegenheid mengt, bevestigend moet be antwoord worden. Reeds thans vloeien uit de contingenteering van den invoer in verschil lende landen ernstige moeilijkheden voor on zen uitvoerhandel voort. Ook het antwoord op de vraag of de Regee ring te dezer zake overleg heeft gepleegd met belanghebbende kringen, kan bevestigend lui den. Met name is zulk overleg gepleegd van wege het Departement van Binnenlandscbe Zaken en Landbouw, waar de contingentee ring vooral landbouwproducten betrof. De vast te stellen „regelen" zullen kunnen leiden tot de afgifte van uitvoercertlficaten. Inschakeling van de landbouworganisaties zal worden overwogen in alle gevallen, waar in daartoe aanleiding bestaat. De Regeering acht wettelijke regelen ter bestrijding van mis bruiken niet noodig. Zeer waarschijnlijk zal de commissie welke de Regeering zal bijstaan in de uitvoering der contingenteeringswet, zoodra deze zal zijn tot stand gekomen, ook voor de in dit ontwerp vervatte regeling dienstbaar te maken zijn. Herdacht door het college van gedelegeerden van den v Volksraad. BATAVIA, 11 December. (ANETA). Het Ooilege van Gedelegeerden van den Volksraad herdacht staande het grootste onge val, zooals de voorzitter het noemde, dat de Nederlandsche luchtvaart ooit heeft getroffen. Spreker verklaarde dat echter hierdoor het vertrouwen in de Hollandsohe luchtvaart niet is geschokt. De heer mr. J. J. Sohrieke sloot zich namens de Regeering hier bij aan. Hierna volgde de behandeling van de wijzi ging van de subsidie-ordonnanties voor alle lagen van het onderwijs, waarbij door de confessioneele en Inheemscke leden er op werd gewezen dat het financieele belang niet den doorslag mag geven Het crisiskarakter dient beter uit te komen. De heer Ratuiangie (Perserikaten Minahassa) merkte op: „Het bijzonder onderwijs onder de Christenen in de Buitengewesten krijgt door deze verminde ring van subsidie den genadeslag". De dlrecte-ur van het Departement van Onderwijs, prof. dr. B. J. O. Schrieke, ant woordde hierop, dat de Regeering de moeilijk heden ten voile beseft, doch dat zij niet anders kan handelen. Zij is bereid tot de grootst mogelijke tegemoetkoming. NAAR HET GRAF VAN DEN H. WILLEBRORDUS Naiar wij vernemen heeft het Comité tot Samenstelling vam Ned. Bedevaarten besloten in het voorjaar 1932 een drie-daagsohe Bede vaart te organlseeren naar het graf van den H. Wülebrordus te Echternach in Luxemburg. Nadere gegevens omtrent deze Bedevaart zullen vanwege het Comité spoedig worden be kend gemaakt. „Onthullingen" van de Radiobode. De „Radiobode", het orgaan van de A.V.R.O., komt deze week met „onthullingen" over de totstandkoming van het zendtijdenbesluit. Aan de hand van eenige afgedrukte passages uit een brief d.d. 24 April 1930 van mr. v. d. Deure. voorzitter van de N. C. R. V., mede- onderteekend door pastoor Perquin. aan den minister van Waterstaat, wordt betoogd, dat genoemd besluit den minister door de recht sche omroepen is gedicteerd. Bovendien wordt de onderteekening van dezen brief door pastoor Perquin In tegen spraak gebracht met diens verklaring voor tien microfoon op 4 Mei 1930 „dat wij in geen weken en wij kunnen zelfs zeggen in geen maanden eenige relatie hadden gehad met den minister inzake het radio probleem". De directie van den K. R. O. tot wie wij ons om inlichtingen ten dezen wendden, deed ons daarbij mededeeling van de volgende verkla ring. welke zij in den Kath. Radiogids zou publiceeren: „Met grooteu ophef wordt in het laatste num mer van „De Radiobode" melding gemaakt van een brief, dien men langs minder faire wijze in handen heeft gekregen en die eenigen tijd voor de afkondiging van het zendtijdbesluit naar den minister van Waterstaat werd ge zonden. Uit dien brief moet n.l. blijken, dat de minister voor den drang der rechtsche groepen bezweken is en dus(deze „dus" is teeke nend) een verkeerd besluit genomen heeft. (Wat rechts immers voorstaat kan niet goed zijn). De zaak is deze: „Het Handelsblad" in bezit gekomen (hoe?) van het geheim advies door den Radioraad aan den minister overhandigd aangaande de zendtijdverdeeling, publiceerde dit. Naar aanleiding van deze bekendmaking, begaf zich de voorzitter der N.C.R.V. naar den minister om hem mede te deelen, welke be zwaren de reëhtsche radiogroepen tegen dat advies hadden. Het was nu eenmaal gepubli ceerd en niemand zal genoemden voorzitteT het recht ontkennen zijn bezwaren in te die nen. De minister verzocht hem daarop die be zwaren schriftelijk aan hem op te zenden en zijn gedachten over de zendtijdverdeeling op papier te plaatsen. De minister heeft toch ook het recht om zich te laten inlichten dooT wien hü wil en vooral door personen, die met de praktijk van den omroep vertrouwd zijn. Dit is geschied en daar do voorzitter van den K. R. O. zich met de meeningen van den heer v. d. Deure kon vereenigen plaatste ook hij zijn naaim onder den bewusten brief. De bezwaren tegen het advies van den Radioraad, door „Hot Handelsblad" gepubli ceerd, waren tweevoudig. De rechtsche radiogroepen konden princi pieel niet accoord gaan met een regeling, waarhij zij bij de linksche werden achterge steld. Het tweede bezwaar was de invoering van een aJlgemeen programma. Hierbij staat de volgende bemerking: „Echter begrijpen wij de groote moeilijkheden waarvoor de regee ring zich ziet geplaatst en beseffen wij, dat wij als goede burgers ook onzerzijds zoover mogelijk moeten gaan met concessies om tot een bevredigende oplossing te komen, en waar Uwe Excellentie in dezen een uitdrukkelijk beroep op ons deed, meenen wij dat beroep niet te moeten afwijzen en verklaren wij ons be reid, zij bet ook met een angstig hart in een gedeelte van den aan onze groepen toe te wijzen zendtijd een programma van algemeene strekking te broadcasten" enz. Het principieele bezwaar werd dus gehand haafd,' het andere prijsgegeven onder voor waarden, die iedere omroep zal moeten appre- cieeren, dat zü n.l. haar onafhankelijkheid onaangetast lieten. Het algemeen program ma zou n.l. ieder voor zich zelf verzorgen. Dan gaat de brief voort: „Het voordeel van de in dit schrijven voorgestelde regeling is, dat Uwe Excellentie den Radioraad niet be hoeft te desavoueeren en het advies van Slit college in groote lijnen volgt. Immers er wordt alleen een kleine wijziging gebracht in de per centages. Wij zijn van oordeel, dat hoewel deze regeling niet alles geeft, waarop de rechtsche groepen hadden gehoopt, zij ons principieel recht doet en de rechtsgelijkheid tusschen de omroepen van rechts en links er door beves tigd wordt". In geheel dit schrijven blijkt, dat de recht sche groepen niets meer eischten dan rechts gelijkheid, die zich uitte in de zendtijdverdee ling. Wie zal haar dit kwalijk kunnen nemen en welke minister, die niet vóór alles partijman is, zal voor dien redelijken eisch geen open oor hebben? Dót is dan ook de rechtmatige glorie van Minister Reymer, dat hij die rechtsgelijkheid heeft erkend en voor altijd gevestigd in zijn zendtijdbesluit. Wat betreft de woorden van den voorzitter van den K. R. 0„ dat hij geen relatie in de laatste tijden met den minister had gehad, deze worden nu weer eens anders uitgelegd dan men het herhaaldelijk in de linksche pers heeft gedaan. Tot op heden zou hij gezegd hebben: „ik liad geen relatie met den minis ter, omdat hij toch tot de onzen behoort en dus beïnvloeding niet noodig is", thans wordt toegegeven, dat hij die laatste zinsnede niet gezegd heeft. Dat wist men dus blijkbaar toen al, en toch hield men vol tegen de pertinente verklaringen van den spreker in, dat hij ze wel gezegd had. Ter goeder trouw natuurlijk. Feit is: hij heeft ze niet gezegd, dat wordt thans eindelijk na zoolang volhouden en las teren van het tegendeel erkend. Feit is ook. dat hij in maanden noch den minister gespro ken had noch hem geschreven en alleen zijn goedkeuring had gehecht aan een brief, die op verzoek van den minister zelf door mr. v. d. Deure werd opgezonden en waarin de twee bezwaren bovengenoemd werden behandeld Zietdaar de -zaak, waarvan t.hans, en wel met een bepaalde bedoeling (tegen den tijd dat er een radio-besluit door den minister moet worden genomen komen latente krachten los) zulk een ophef wordt gemaakt. Had het „Handelsblad" het geheime advies van den Radioraad niet gepubliceerd, dan was mr. v. d. Deure niet naar den Minister ge gaan en had deze hem ook niet verzocht zijn bezwaren schriftelijk in te dienen. Dat de Minister dit wel deed, was een daad van rechtvaardigheid en staatsmanswijsheid. En dat op zijn verzoek de rechtsche radiogroepen aan zijn verzoek gevolg gaven als zij dat niet gedaan hadden, waarbij zij te kort gescho ten zijn aan burgerplicht. Den Minister nu aanvallen, omdat hij óók geluisterd heeft naar rechtmatige verlangens van rechts, dat is weer de oude liberale zelf genoegzaamheid, die niet inziet, dat ook an dere gelijke rechten kunnen hebben en min stens even goede staatsburgers zijn als aü", De besprekingen tusschen werk gevers en werknemers. GEEN OVEREENSTEMMING BEREIKT. Men bericht ons namens de drie vak centrales, het N.V.V., het R. K. Werklieden verbond en het Chr. Nat. Vakverbond, het volgende: Zooals reeds in de bladen is gepubliceerd, hebben dezer dagen eenige conferenties plaats gehad tusschen de vertegenwoordigers van voorgenoemde vakcentrales en de commissie ad hoe uit de Ensohedésche en Twentsch— Gelder sche Fabrikanten vereenigingen ter be spreking van het conflict in de textiel industrie. Door de commissie ad hoc was medegedeeld, dat de firma Jannink alleen bereid was voor 18 aebt-getouwenwevers met hulp de loonen met 2% pet. te verhoogen. De vertegenwoordigers der vakcentrales ver klaarden dat op deze basis geen overeenstem ming mogelijk Was. Na overleg met de drie textielarbeiders- bonden werd door de vertegenwoordigers der vakcentrales uiteindelijk voorgesteld de tweede 5 pet. loonsverlaging zonder meer in te trek ken en het geschil bij de firma Jannink aan arbitrage te onderwerpen met bindende uit spraak voor beide partijen. Door de commissie ad hoe, welk© over deze voorstellen nader overleg had gepleegd met de z.g. strijd-commissie uit de Fabrikanten- vereenigingen werd arbitrage afgewezen. De fabrikanten waren slechts bereid de tweede 5 pot. loonsverlaging voorloopig in te trekken. Zij stelden echter uitdrukkelijk op den voor grond, dat een grootere loonsverlaging dan de over de geheele linie reeds ingevoerde 6 pet. over enkele maanden toch noodzakelijk is, doch dat zij deze niet zouden invoeren in dien de economische omstandigheden daartoe volgens de meening der fabrikanten geen aan leiding zouden geven. Als voorwaarde voor de intrekking der tweede 5 pet. loonsverlaging werd door de werkgevers geëischt dat de stakingen bij de firma Jannink te Enschedé en hij de stoom spinnerij „Twente'' te Almelo zouden worden opgeheven. De besprekingen hebben deriialve niet tot overeenstemming geleid. Communiqué van de werkgevers. Men meldt ons van werkgeverszijde: De besprekingen, die Dinsdag en Donder dag te Zwolle hebben plaats gehad op verzoek van de besturen van het N.V.V., R.K. Werk liedenverbond en het Chr. Nat. Vakverbond, tusschen die besturen en die der Enscbedesche en Twentsch-Geldersche Fabrikantenvereem- gingen hebben niet tot een overeenkomst ge leid en niettegenstaande deze onderhandelin gen gevoerd zijn in een geest van begrijpen van wederzijdsche moeilijkheid. De fabrikanten hebben Donderdagavond hun laatste voorstel aan den voorzitter van het N.V.V., den heer Kupers aangeboden. Dit voor stel luidde als volgt: De stakingen bij de fa. Jannink te Enschede en de stoomspinnerij „Twente" te Almelo wor den opgeheven. De fabrikanten zijn hiertegen over bereid de tweede loonsverlaging van 5 welke op 28 November werd afgekondigd, in te trekken. Zij zullen deze verlaging in het voorjaar niet toepassen wanneer zij dan te goeder trouw van meening zullen zijn, dat de noodzakelijkheid ervan niet meer bestaat. De weveTS van Jannink, wier werk geratio naliseerd is, zullen overeenkomstig het voor- stel van den rijksbemiddelaar niet onder de eerste loonsverlaging van 5 vallen, die op 16 November is ingegaan. Bovendien krijgen de acht-getouwen wevers met hulp, wier tarie ven in verhouding tot die van de andere gerationaliseerde wevers bij Jannink eenigs- zins ongunstig afsteken, een vergoeding voor het weven met hulp van 7% in plaats van 5 Er zullen geen slachtoffers vallen Vrijdagmiddag heeft de voorzitter van het N.V.V. de heer Kupers aan de Fabrikanten- vereeniging telefonisch bericht dat de textiel arbeidersbonden „de Eendracht" en „St. Lam- bertus'' dit voorstel niet wenschten te aan vaarden en hun eischen tot loonsverhooging bij de fa. Jannink handhaven. Te Winterswijk. De gisterenavond door de personeelen der firma's H. Willink Co. en de N.V. Stoomwe verij v.h. J. H. Meyerink Zonen te Winters wijk gehouden vergadering heeft zich met een kleine meerderheid uitgesproken vóór het Maandag in staking gaan. Gezien den uitslag van de stemming meeude het hoofdbestuur van „de Eendracht" in de zen geen positief advies te mogen geven. Wel gaf het in overweging den uitslag van de stemming in verband met de kleine meerder heid eens rustig te bespreken. Mocht dan Maandag de groote meerderheid de poorten binnengaan, dan wordt in overweging gege- ven eveneens het werk te hervatten. Men moet hier zijn eigen inzicht laten gelden. Reel. 578 DGVS 10 Voorstellen voor de Verbondsvergadering van hel R. K. Werklieden verbond. Op de op 22 en 23 December a.s. in Utrecht te houden Verbondsvergadering van het R.K. Werkliedenverbond komen naar „de Volkskrant" meldt enkele voorstellen aan de orde in verband met vermeende of wezenlijke moeilijkheden welke vastzitten aan de com binatie Verbondsbestuurder-Kamerlid, Kamer. lid-Redacteur, Verbondsbestuurder-Kamerlid- Redaeteur. Het voorstel van de R.K. Metaalbewerkers- bond luidt Het Verbondsbestuur benoeme een com missie, die tot taak heeft onder het oog te zien a. of het Kamerlidmaatschap vereenig. baar is met de functie van Verbondsbestuur. der; b. of het Kamerlidmaatschap vereenig. baar is met het verantwoordelijk redacteur, schap van ons Arbeidersdagblad; c. of het geen aanbeveling verdient de verhoudingen te dien opzichte van onze zusterorganisatie in België na te volgen." „St. Raphael" heeft het volgend voorstel ingediend. „De Verbondsvergadering overwege de in stelling eener commissie, met opdracht te on derzoeken a. of een rustige en ongestoorde ontwikkeling onzer Katholieke Arbeidersbe- weging niet vordert, dat tegenstellingen, als er aan den dag getreden zijn tusschen het standpunt van het Verbond en dat der aan onze beweging verwante Kamerleden, in de toekomst moeten worden voorkomen en, zoo ja, op welke manier? b. of onz© Arbeidersbe- weging voor tijdige verwezenlijking van haar program behoefte heeft aan reëelen invloed op het politieke gebeuren in het land en zoo ja, langs welken weg deze reëele invloed zou kunnen worden verkregen; c. indien sub b. ontkennend beantwoord moet worden, wat er dient te geschieden om onze Arbeidersbewe ging te vrijwaren voor nadeelige gevolgen van gebeurtenissen in de politiek." De Haarlemsche Diocesane Bond stelt de Verbondsvergadering voor„een commissie te doen instellen, om onder het oog te zien de vraag of het Kamerlidmaatschap van Ver- bondsbestuurders niet ernstige moeilijkheden kan opleveren voor de vrije ontwikkeling van acties onzer Arbeidersbeweging en of, indien, dat zoo is, het Kamerlidmaatschap vereenig- baar geacht moet worden met het lidmaat- schap van het Verbondsbestuur." Door „St. Paulus" is tenslotte het volgend voorstel met toelichting ingediend „De Verbondsvergadering bespreke de ver houding tusschen het R.K. Werkliedenver. bond en de leden der Staten-Generaal, die te vens zitting hebben in de centrale leiding van het Verbond." ToelichtingNa de bekende gebeurtenissen in de Tweede Kamer der Sta ten-Generaal rondom het regeeringsbeleid, aooals dat tot uiting kwam bij het werkloos heid-debat en de behandeling van hoofdstuk I der Rijksbegrooting voor het dienstjaar 1932, behoeft dit voorstel wel geen nadere toelich ting. Uit de inzending spreekt, dat het hoofdbe- stuur van „St. Paulus" de behandeling daar- van actueel acht. Opgemerkt zij, dat het voorstel spreekt van „Staten-Generaal", omvattende de Eerste en de Tweede Kamer. Vervolgens diene opgemerkt, dat „St. Pau lus" zich aldus de afhandeling van zaken voorstelt algemeene bespreking van het vraagstuk in de Verbondsvergadering om, na vaststelling van richtlijnen, de kwestie in handen te stellen van een commissie, die, op nader te bepalen doch korten termijn, rapport uitbrengt aan de Verbondsvergadering. Praeadvies van het Verbonds bestuur. Het Verbondsbestuur, de actualiteit der kwestie en hare groote beteekenis voor de be weging erkennende, adviseert de vergadering in te gaan op het denkbeeld, neergelegd in de drie eerste voorstellen. Het ontraadt evenwel ten stelligste in te gaan op het voorstel van „St. Paulus" om in deze vergadering reeds algemeene richtlijnen te trekken. Het komt het Verbondsbestuur ge- wenschter voor de kwestie grondig te doen bekijken door eene commissie en in rustiger sfeer aan de hand van een rapport haar te bespreken. De zaak schijnt het Verbondsbe stuur te belangrijk om ze reeds thans af te handelen of zelfs maar de punten vast te leg. gen, waarlangs de commissie zich eventueel zal hebben te bewegen. CONFLICT BIJ DE WERK VERSCHAFFING TE ROOSENDAAL. Schorsing van 100 tewerkgestelden. Bij de werkverschaffing aan de Engebeek te Roosendaal is het tot een conflict gekomen. Toen Donderdagmiddag het signaal klonk voor de hervatting van den arbeid, weigeTde een 100-tal werkloozen, wegens liet slechte weer en den slechten toestand van het ter rein, aan het werk te gaan. Hierop besloot de opzichter van de Ned. Heide-Mij., die dit werk in uitvoering heeft, het geheele werk voor loopig te schorsen, waarna hij mededeeling deed aan den rijksinspecteur voor de werk verschaffing. Naar aanleiding van deze kwestie vervoeg de zich gisterenmorgen een 100-tal werkloozen bij den wethouder voor Sociale Zaken van Roosendaal, die mededeelde, dat de schorsing moet gehandhaafd blijven totdat de gemeente in deze zaak de uitspraak van de regeering heeft ontvangen. Door den minister van Binnenlandsohe Zaken is namelijk per circulaire d.d, 7 Dec. 1.1. aan de gemeentebesturen medegedeeld, dat, opdat het den arbeiders duidelijk wordt, dat orde en rust bij de werkverschaffing noodzakelijk zijn, Z.Exc. heeft bepaald, dat door den Rijksinspecteur voor de Werkverschaffing aan hem opgave moet worden gedaan van arbeiders die wegens wangedrag bij de werk verschaffing worden geschorst. De minister zal dan daarna den duur van de uitsluiting bepalen. Overeenkomstig deze circulaire is ook dit conflict te Roosendaal thans aan het oordeel van den minister onderworpen. Vergadering van de Centrale Commissie. Op 8 dezer vergaderde de Centrale Commis sie voor georganiseerd overleg in ambtenaars- zaken. Door de Regeeringsdelegatie werd medege deeld, dat in verband met de tijdsomstandig. heden en de practische bezwaren door de re- geering ervan is afgezien thans de loonen voor het op arbeidscontract werkzame personeel aan eene centrale behandeling te onderwerpen. Voorts werden in die vergadering behandeld eenige voorstellen tot iacidenteele wijziging van het bezoldigingsbesIuit-1928, o.m. betref fende de salarisregeling voor de bureelambte naren van den Rijkswaterstaat, de Zuiderzee werken, den Zuiderzeeraad en het Staatsbe- drijf der P. T. en T.. nopens welke regeling bij da technische salarisherziening van 192S slechts eene voorloopige overeenstemming werd verkregen. Ten slotte kwam in behandeling een ont werp van wet tot wijziging en aanvulling van de pensioenwet-1922 (Staatsblad no. 240), o.m. betrekking hebbende op den inkoop, on der bepaalde voorwaarden, van diensttijd op burgerlijke arbeidsovereenkomst doorgebracht. JOURNALISTIEK. Met ingang van 1 Januari is benoemd tot lid der hoofdredactie van de Tijd de hear C. IW de Klerk, directeur van de Wereldbiblioth.Mil te Amsterdam.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 5