IBS mu DE WOEDE DEN BERG VAN DES VUURS. fli P^fl ''>■■■- /W a f Mllf I HOE HERCULANEUM HERLEEFT. ;':5 mm. fill s i w IjjilHSN wSm& WBÊSëêÉëSSëëi r fü fi'SfS ftit Mm y**i wé.- m *"i:M H r. ...Vvh^G'.. - - tèm> WMmMmZmmÊmmêmm fr: ejÉÉ X V i *4N<vi -g i ISilfö: HERBOREN STEDE. :-J v,> .y |f*| 'v:v-^: ■*4.: >v fev: ii*K Boevele en geheele steden zijn, om zoo te zeggen, gestorvenSta t)iae, Pompeji en Rerculaneum,, en zoo ontelbare andere. MARCUS AURELIUS. altijd Is men geduldig bezig om de ste- i-n, die eenmaal op dien verschrikkelijken 24sten Augustus van het jaar 79 bedolven wer den onder de asch, de lava en den steen van den meedoogenloozen Vesuvius, wederom bloot te graven. De laatste berichten over deze opgravingen Sijn buitengewoon optimistisch gestemd, en te recht, want de resultaten van den allerlaatsten tijd zijn zoo succesvol, dat zij amper te ver gelijken zijn met het moeizame streven en het moeilijke werk vaneeuwen. Liet is wellicht niet zoo bekend, dat de op gravingen van Pompeji en Herculaneum al dateeren uit het begin van de 18de eeuw; noch-, tans is dit wetenschappelijk werk populair ge noeg, en loont het de moeite wellicht om naar aanleiding van de jongste successen, die met een keur van fotografische opnamen geïllus treerd worden, een en ander van deze opgravin gen op te rakelen. Terwijl in het jaar 1709 een broer van prins Eugenius van Savoye, prins d'Elboeuf al met de werken van Herculaneum begonnen was, dat wil zeggen, met het blootleggen en het doorvorachen van onderaardsche gangen, die Veel vroeger ai gegraven werden in de hoop, dat men een en ander van de kostbaarheden -dei' totaal verdwenen steden mocht vinden, 'begonnen in het jaar 1738 regelmatig de opgja- vingen onder leiding van Roque Joaquin de Alcubierre, een Spaansch overste van de genie, die Koning Karei III van Napels aan zich had weten te verbinden. Deze soldaat Wijdde zich met hart en ziel aan zjjn taak tot 1780 toe, het jaar, waarin hij stierf, maar on der hem was van wetenschappelijken arbeid geen sprake. Dat kwam pas in het jaar 1750, toen Karl Weber, een Zwitser van afkomst, zich onder de leiding van de Alcubierre aan het werk ging geven, en toen na diens dood Francesco la Vega Verre bleek uit te staan in scherpzinnigheid, kennis van zaken, en in zicht boven zijn voorgangers. Toen deze laat ste Onderzoeker echter aankwam waren de werkzaamheden al voor 't grootste deel naar Pompeji overgebracht. Na lange jaren keurde men van 1828—1855 en van 1869 tot 1875 Her culaneum weer de aandacht waardig en zoo is het voortdurend op en neer gegaan, met groote tusschenpoozen in perioden van her nieuwde ambitie, totdat in dezen tijd, de stage verwachtingen ook dubbel en dwars beloond worden. Pompeji Is bij de geleerden altijd favoriet geweest en bij het gewone volk het meest he kend; de aigemeene belangstelling, die zicb zelden of nooit iets aantrok van de opgravin gen te Delphi, Athene, Olympia, Rome, Aiexan- tjrië en Pergamum, was uitsluitend gericht op deze stad, wat natuurlijk voor een belangrijk .deel te verklaren is uit het stukgelezen hoek voor Lord Bulwer Lytton: de laatste dagen van Pompeji, een boek, dat geschreven werd in een tijd, het midden van de vorige eeuw, toen dit delverswerk aan den voet van den Vesuvius, den geest van heel Europa eenigeT- mate in een nieuw-renaissancistlschen zin ver mocht te beinvloeden. Pompeji en Herculaneum, de twee steden, die zoo dicht bij elkander lagen, en die ter zelf- dertijd verwoest werden, worden dan wel veel in één adem genoemd, maar de eerste van y. lly [y.yy^ ^y'-y' M:, £)e stadsmuren van Herculaneum, van de zeezijde gezien. de twee wordt het meeste bedoeld, en de laat ste verwaarloosd. Teb onrechte. Herculaneum was 'n veel kleiner stad dan Pompeji, wat al blijkt uit de Latijnsche bena mingen van beide plaatsen. Schat men de grootte van Pompeji op 646.826 vierk. M., die van Herculaneum schat men in 't gunstige geval op 91.000 vlerk. M.; schat men derhalve het inwonersaantal van de eerste stad op twin tig duizend, dat van Herculaneum zal amper 2500 op 3000 bedragen hebben. Herculaneum was een villadorp, en buiten wat vischvangst dreef men er nagenoeg geen bedrijf. Het klimaat was er heerlijk," het lag op eenige hoogte tegen de glooiing van den Vesuvius, en het werd gekoesterd door de zui delijke zon en koelte werd het toegewuifd door den Zuid-Westenwind. Het moet een goede haven gehad hebben, en dus is bet niets te verwonderen, dat de keizerlijke familie hier een zomerverblijf had, waarin Agrippina, de Het huis van den koopman, waaraan men nog bezig is. weduwe van Germanicus een tijdlang gevangen gehouden is. Was Herculaneum dus veel kleiner dan Pompeji, het moet toch eigenlijk verwondering wekken, dat de voorkeur zooveel heviger naar de laatste stad is uitgegaan. Weliswaar stelt het stadje Resina, dat op het diep bedolven Herculaneum gebouwd is, de gravers voor bij zonder moeilijke problemen. Ongetwijfeld is dit de reden geweest, dat men in 1765 deze stad verliet, want het werk, waqrmee men zich, zooals reeds gezegd is, toen bezig hield, vergde al, dat men de huizen van Resina duchtig stutte en schraagde. Maar mocht men niet vermoeden uit de ruïnes van Herculaneum zooveel meer interes sante voorwerpen te vinden, die des te meer waarde hadden of konden verschaffen aan de wetenschap, dan die men te Pompeji vond Natuurlijk denkt men hierbij onmiddellijk het eerst aan het aparte genre van bewoners, dat een villastad pleegt te bewonen, en terecht. Want het is een feit, dat men hier veel meer standbeelden op het forum ep in het theater, voor zoover de lavastroom ze niet meegesleurd en verbrijzeld heeft, gevonden heeft dan in Pompeji. En voorts mag men wijzen op die vondst van heel een bibliotheek, die acht honderd werken bevatte, en die immers de belangrijkste schabten verborgen kunnen houden; die niet alleen bijvoorbeeld vele en dringend ge- wenschte inlichtingen kunnen geven over den toestand van het vroegste Christendom, maar die ook verloren gedeelten van de klassieke Romeinsche schrijvers kunnen bevatten; zoo als de werken van Livius Dat deze boekerij betrekkelijk intact be waard kon blijven, houdt, verband met een heel andere omstandigheid, waarop wel degelijk de nadruk moet gevestigd worden, voor de groo tere belangrijkheid van het stadje Hercula neum. Er is namelijk een heel groot verschil tusschen de manier waarop en de middelen waarmee de Vesuvius beide steden tot den on dergang doemde. De berg beeft apart en verschillend mate riaal gereserveerd zoowel voor Pompeji als voor Herculaneum. De ondergang van Hercu laneum was plotseling volledig en radicaal, wat geenszins het geval was bij Pompeji. Dit strookt kwalijk met de fantasie van Bul- wer-Lytton. De velen, die dat werk gelezen hebben, zullen als een der meest indrukwek kende passages onthouden hebben de beeohrsj ving van 't mo ment zelf, waar op de Vesuvius uitbarst, wan neer heel Pom peji zich ver maakt in een volgepropt amphitheater. Maar men zal dat gaarne aan de dichterlijke verbeel ding toeschrijven; men kan er den schrijver in weerwil van de feiten zelfs dankbaar om zijn. Zonderlinger is echter dat bet feit. dat Her culaneum ineens verwoest iB en Pompeji dus niet zóó plotseling ten onder ging op het eerste gezicht ook niet stuit op de bevinding, dat men in Pompeji heel véél lijken heeft gevon den, en in die andere stad nagenoeg geen; in Herculaneum heeft men slechts zes lijken ge vonden, tegen wei twee duizend verkoolde lichamen in Pompeji. Dit moet evenwel verklaard worden door de verschillende geesels die de Vesuvius over beide siteden joeg. In Pompeji viel eerst een asehregen, en daarna werd de stad bedolven onder een soort hard en scherp en sponsachtig puimsteen, waarover wederom asch gestrooid werd. Herculaneum is, zooals men veelal aan neemt, geteisterd door de lava zelf; en indien dit al, gelijk sommigen, waaronder de meest bekende onderzoekers, niet waar wordt geacht, dan toch door een breiachtige stof, die ver mengd was met water, zoodat heel het fris- sche, Romeinsche, nieuwgebouwde stadje diep geborgen werd als onder 'n laag van onwrik baar en ondoordringbaar beton. Pompeji is verbrand; Herculaneum niet; het hout, dat In Pompeji gevonden werd, is ver koold aangetroffen, en de muren, die met geel oker beschilderd geweest moeten zijn, zijn rood geworden daar waar zij in aanraking met de asch geweest zijn; dit wijst op groote hitte. Herculaneum is bedekt met z.g. terra vecchia of pappamente, en met lava van het jaar 1631. Dit laatste vestigt onze aandacht op meer dere woedende razernijen van den boozen Ve- suviusberg. Men heeft al veel gissingen gewaagd over den naam zelf van den Vesuvius, en dezen via den vorm Vediovis terug willen voeren tot den dondergod. Juppiter of Zeus. De Vesuvius zou zoo iets als Duivelsberg beteekenen. Anderen meenen, dat de eerste Grieksche nederzettin gen aan deze kust, den berg spontaan „den berg van de vlam" geheeten hebben Hoe het zij, wat de berg van de vlam voor dat rampspoedige jaar 79 uitgespookt heeft, weten we niet, maar na dat jaar weten we, dat bij nog wel een negentig tal keeren ge woed en vuur gespuwd beeft. Zes daarvan val len in de eerste tien eeuwen; en vijftig in de laatste tweehonderd jaren; en daarvan waren er een dozijn, die in hevigheid de uitbarsting van 79 nabij kwamen. De uitbarsting van het jaar 203, duurde zeven dagen, en, zoo wordt ons bericht, was hoorbaar in Capua. Maar die van het jaar 306 was te vernemen in Gonstantinopel zelf en bij de erupties, die aanhielden van 471 tot 474 bereikten de aschregens zelfs de zoo juist genoemde stad. Bij de uitbarstingen tusschen de jaren 13061308 vloeide de lava niet al leen uit den krater, maar drong de gloeiende massa overal uit de zijden van den berg. De genoemde uitbarsting van 1631, die wederom de plaats teisterde, waar 'eens Herculaneum gelegen, en waarop een nieuwe stad Resina gebouwd was, gold ook voor een van de hevig ste erupties. Wie denkt momenteel aan de verschrikkin gen van dezen lichtenden, rookenden wachter, wanneer hij zich de golf van Napels verbeeldt met licht en zon over de bloeiende Campagna,, een iandstreetk die vruchtbaar werd van de go^üe gaven, die deze rampen na zich sleep ten? „Hoe wonderzoet lijnen vulkanen op schrijft dr. H. Leopold in een van zijn werken: Uit de leerschool van de spade. .Willen hun glooiingen in herinnering aan de welving van kinderlijk teere menscheniichamen in warm kleurenspel van weelderig bruin en groen of gouden berfstgeel de verschrikking verzoenen, die hun ontstaan, bun leven en hun doods- trekkingen veroorzaakten Gaan wij echter van den idyllischen Vesuvius naar den woedenden vuurberg terug, in den tijd, waarvan wij voor 't eerst weten, dat hij den menscb ten ouder gebracht heeft. Dikwijls gaan zijn buien gepaard met hevige aardbevingen. Ook in de geschiedenis van den rampspoed van het jaar 79 kan men aard beving en eruptie niet scheiden. Wij hebben boven en passant Herculaneum een stil, frisch en nieuw stadje genoemd. De stad wds nieuw want amper zestien jaar voordat zij voor goed ten onder ging, had zij reeds een geweldigen aanval van de elementen te doorstaan gehad, en was zij deerlijk gehavend door een gewel dige aardbeving in het voorjaar van 63, waar over ons verschillende schrijvers als Seneca eat Tacitua iulioiitan, Een groot deel van de stad, schrijft Seneca, was ingestort, en van hetgeen was blijven staan, was men niet zeker. De tempei van der Goden-Moeder was totaal vernield en werd door Vespasianus weer opgebouwd. Deze ramp kon men wel te boven komen met behulp der Romeinsche rijkdommen. En eenig verband tusschen de aardbeving en de uitbars ting vgn den Vesuvius, een verband, dat wij in onze historische beschouwingen wel degelijk leggen, dat zag men destijds geenszins want Strabo schrijft over den berg: „Boven deze plaatsen ligt de Vesuvius, in het rond heerlijk bebouwd, tot aan den top toe. Deze ziet er wel iswaar geheel ontvruchtbaar, en aschgrauw uit, is van sponsachtigen, roestkleurigen steen, als had deze plék eenmaal gebrand en vuurmon den gehad, maar zij is nu, bij gebrek aan brandstof, gedoofd." Men vreesde dus den berg niet, maar nau welijks was de tempel van der Goden-moeder herrezen, en waren de gebeurtenissen, waar door hij vernield was en de Keizer, die hem herstelde, in een opschrift vereeuwigd of het jaar 79 was daar. Na dit ongeluk heeft het aan moed of veel eer aan de mogelijkheid ontbroken, om de stad wederom op te bouwen. Vele inwoners van Herculaneum vonden te Napels een on derkomen. Er zijn geen aanwijzingen, dat men De mooie muurschilderingen, die gerestau reerd ivorden, zoodra zij onder de lava vandaan komen. tot een herbouw overging. Op de oudste kaart, da Tabula Peutingesiana, de wegenkaart van Spanje tot aan Indië, die zonder de latere bijvoegingen teruggaat, tot op de tweede eeuw, vinden we iets op de plaats, waar nu Resina gebouwd ligt, maar de eruptie van 471 moet dat weer vernietigd hebben en dan blijft de plek, waar eens Herculaneum bloeide, een groot, stil graf tot aan de vijftiende eeuw. Herculaneum lieeft dan, voor zoover onze kennis dat overzien kan, een kort bestaan ge had. Zijn oorsprong is duister, en in de oud heid deelt het zijn naam met vele andere ste den. Deze naam duidt op Grieksche afkomst. Zoo zou hij zijn ontleend aan Heracles, toen deze met de runderen van Geryoneus uit Spanje terugkwam. Straba beweert, dat eerst de Os- hiërs. vervolgens de Etruskiërs en eindelijk de Samniten er gewoond hebben, evenals in Pompeji. En evenals Pompeji was Herculaneum Romeinsch geworden en door de Romeinen ver overd in het laar 89 voor Christus. In de eerste eeuw voor Christus was het dan een rustig, aardig geheel geromaniseerd stadje, wat zijn weistand dankte aan de attrac ties. die het voor het lichamelijk welzijn van den mensch kon aanbieden, Het is bekend genoeg aan wien wij de be schrijving van het verdwijnen van de steden Pompeji en Herculaneum te danken hebben. Reeds vroeg op den dag van dien 24sten Augus tus moet bet angstig gedreigd hebben, want reeds om één uur bereikte Pjtnius, den vloot- commandant te Misenum een brief van een dame, die om spoedige hulp vroeg. Een neef van dezen vlootvoogd, die toen 18 jaren oud was, heeft later de gebeurtenissen van deze dagen aan Tacitua, d«a geschi-edschrij ver y haald, voor zoover hij die zich nog herinner de. De moeder van dezen Plinlus „den Jon gere" had hen geroepen om toch eens die groote wolken te komen zien, die zich onge woon van vorm en hoog boven den berg ver hieven. Geïnteresseerd, zooals de „oudere" Plinius zich steeds geïnteresseerd toonde, voor alles dat wetenswaardig was, had hij onmiddellijk een snelvarend schip zeilrêe laten maken. De brief uit Pompeji noopte hem er wel toe, om zoo spoedig mogelijk met een heele vloot uit te zeilen, opdat hij mede zou kunnen redden wat er nog te redden viel. Dapper, en rustig dikteerend alles wat hij het onthouden waard vond, voer hij midden door een lieeten aschregen, midden door den vallenden steen, totdat hem eindelijk verder varen onmogelijk werd. Hij besluit dan om naar Stabiae terug te varen, en daar is hij tot zijn dood, 's anderendaags, de onverschrok ken en roekelopze getuige van de catastrofe geweest. Het was donker „als in een volmaakt afge sloten ruimte". Het regende steen en vuur; het bliksemde en de aarde beefde onophoude lijk. Wie overhaast bij het eerste dreigen de vlucht genomen had, kon zich redden en we weten, dat zeer velen van Herculaneum een goed heenkomen gezocht en veilig onderdak ge vonden hebben in Napels; maar wie voor de vlucht de kracht en de rust der sterkte miste, en wie meende, dat zijn kelder hecht genoeg zou wezen, om den ramp te dragen, en wie in de gevangenis zuchtte, hij kwam reddeloos om, evenals degene, die te laat op de vlucht sloeg. De natte, kleverige .warme asch droop en zonk overal in, en werd een snel korstende brei. „Mijn moeder bad en smeekte mij en beval n)ij om te vlucljten. Maar ik antwoordde, dat ik slechts met haar wilde verder leven. Ik pam haar bij de hand en dwong haar haar pas te verhaasten. Met moeite liet zij zich bepraten, maar slechts onder de klacht, dat zij mij op hieldAldus Plinius, de jongere, die ver verwijderd van den haard dezer rampspoed nog heel de verschrikking van den ondergang eener schoone wereld beleefde. Toen de zon op den 2Ssten Augustus weder om lijkbleek door nevel en smook haar wazig licht drong, was alles voorbij. Nog beefde de aarde, zoo schildert Albert Ippel aan 't eind van een werkje over Pompeji deze ellende, en onder de witte lijkwade van ascli rustten de steden Pompeji met zijn haven, het kleinere Herculaneum,. het tegen het gebergte aange bouwde Stabiae en een' aantal keinere villas ■op de hoogte en in het dal. Nog rest ons eigenlijk een opsomming te ge ven van alles wat reeds blootgelegd en opge graven is. Laat ons hierbij kort zijn, om niet dor en droog te worden. Men heeft wat de losse voorwerpen aangaat, allerlei benoodigdheden gevonden voor 't huis houdelijk gebruik, keukengerei, toiletartikelen, schrjjfbenoodigdheden, timmermansgereedschap, bezems, 'n ladder, met vijf sporten, eetwaren, hamers en 'n zaag, tot zelfs zes beenen kaarten voor den schouwburg toe, en deze voorwerpen vermeerderen voortdurend naarmate het onderzoek verder en dieper gaat. Nog in 1908 vond Mau, die een standaard werk over Pompeji met een kort hoofdstuk over Herculaneum besluit, dat men na vijf en zeventigjarigen arbeid bedroevend weinig vaq het stadje afwist. Dat waren dan voor- In de kop van deze pagina zien wij links een reeds geheel opgegraven straat, waarin zich links het badhuis bevond, dat voor de vrouwen bestemd was, boven de opgravin gen de huizen van de stad Resina. Links onder bewonderen wij een marmeren groep, een hert door honden aangeblaft gevonden in een der huizen van Herculan eum. Verder midden in een algemeen overzicht van de opgravingen, met de stad Resina in de verte, die voor het oude Herculaneum hoe langer hoe ijteer moet wijken. Tenslotte een beeld van de eigenaardige opgraving door de lava, die zoo'n solide bedekking voor de huizen ge bleken is. i eerst wat onderaardsche resultaten en een oppervlakkige teekening van de wijken, die evenwel al aanstonds aantoonden, dat men met een regelmatig gebouwde stad te doen hadver volgens heeft men een van zuilenhallen om ringde plaats gevonden, die men oorspronkelijk de „basilica" doopte, maar die men beter met den naam van Forum aanduidt; ten derde is men aan liet theater begonnen, en da&rna is men eenige huizen bloot gaan leggen, en een deel vap een badhuis. Bijzondere vermelding verdient dan nog eens de villa buitein de stad met de reeds vermelde bibliotheek van papy rusrollen, waar de Amerikaansche onderzoekers Waldstein en Shoobridge zoo geestdriftig over waren. Deze laatsten moeten vooral Hercula- neum-specialisten genoemd worden. De samenwerking bij de opgraving der steden Pompeji en Herculaneum is wel internationaal geweest, ofschoon nationale eerzucht het werk wel eens geremd heeft. En dan komt thans professor Amedeo Maturl, de directeur van de Oudheden vpn Campania berjchten, dat de laqtste vier jaren van inten- sen, harden arbeid te Herculaneum meer aan het licht heeft gebracht, tweemaal zooveel als gepresteerd werd tusschen de jaren 1825 tot 1875. Men heeft blijkbaar de opinie van Mau willen logenstraffen en duchtig gewerkt naar concrete resultaten. En men heeft gezege vierd. Twee „insulae", twee huizenblokken in den zuidelijken sector van de stad zijn nu ge heel blootgelegd, en men werkt naarstig aan het ontgraven van twee andere wijken, in het midden, zoodat men de lijn bereikt heeft, die het forum begrenst en de openbare gebouwen. Daarmee heeft het aspect van de stad zijn oorspronkelijk karakter eenigermate terugge kregen en kan men terecht spreken van een herboren oudheid en een herleefd Herculaneum, met zijn vriendelijke villa's, die weleer zoo'n prachtig uitzicht gehad moeten hebben op de Golf van Napels. Deze jongste opgravingen bevestigen, wat oudere onderzoekers al verzekerden, dat Her culaneum geen handelsstad was, en dat men er weinig winkels vond al heeft men dan ook muurschilderingen gevonden, waarop duidelijk schoenmakers, bronswerkers, slagers, manufac turers, limonadeyerkoopers en d.g. In de opeu lucht hun bedrijf uitoefenen. Prof. Maiuri wijst in zijn recente berichten ook nog eens bijzonder op het eigenaardige, taaie en harde materiaal, dat de schatten der oudheid, dat deze schatten van wetenschap om sloten houdt. Men heeft nu het vaste plan en thans staat internationale samenwerking er borg voor om niet meer van die tusschenperioden te dukjen, die onvruchtbaar zijn voor het schit terende werk. :st: .V '4- ai ïisw - ..-'vi:: Een huis van een rijk koopman met tuin, een van de fraaiste huizen, die by opgravingen zijn blootgelegd.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1931 | | pagina 2