ZAtlG/NBEüWi
KINDLY
OM NA TE.
m
DE
THUIS,
HM
mwê
m
ZATERDAG 2 JANUARI
(k
Leid, vrrendlijk Lielit, door 'l
mij omringend duister,
o, Leid mij voort
De nacht is zwart en ik zoo
1 ver van hiiis
O, Leid mij voort
Hoed ook mijn voet: ik vord
er niet te zien
Het verre plan, -één stap genoegt mij.
Niet altijd was ik zoo, noch bad dat Gij
Zoudt leiden mij.
Ik hield ervan mijn eigen weg te gaan, maar nu
O, Leid mij voort
Ik hield van den schellen dag, en ondanks mijn vreezen,
Heerscht de trots in mij; wisch dit verleden uit.
Uw macht was over mij zóó lang, en zal ook verder
Mij leiden voort,
Qver veen en moerland, over klip en stortstroom, tot
De nacht weer wijkt:; - - -
En met den morgen clie engelen-gelaten glimlachen
Welke ik steeds beminde en eens verloor.
HEEFT DE DUIVEL DE
HUNEBEDDEN GEBOUWD
•TV ANECDOTE VANMGR.
em Gmd© Gszclls.
IN ENGADIN.
wÉmmmm
LETTERRAADSEL.
s
4
dé En-
lévéh gé-
„Veel heil en zegen!" zeggen de kleurige
ansie.htkadrten .en „proast nieuwjaar!" wen-
schen en Duitschers elkander. Onze Holland-
sche, ""Ëoomsche - groet is „Zalig Nieuwjaar!"
Daaf.'ligt'alle* in. Voof-tijd eneeuwigheid,
maar 'de jiadrük valt toch wel op liet eeuwige
op die eeuwigheid, waaT we. als. onmerkbaar,
maaiy .zekér, weer.'n jaar dichter hij zijn geko
men.. De" "tö.d.' dien. we. hier. mogen doorbren-"
gen jï ..van die eeuwigheid' de hall, de wacht
kamer. Sommigen drentelen er zóó. lang. in
rond, tot ze allés uit die. wachtkamer aan de
weet zijn gekomen, de vreemde figuurtje? in
het behang, de verf en zelfs de grondverf, de
meubels, de menschen, die rond heu zijn.. An
deren zijn er pa3 binnen getpeden, .of. ze.wor
den reeds afgeroepen, hier denk ik aan de
heilige onnoozele kinderen, wier feest wij in
dit octaaf vierden. De meesten staan op met
'n zucht; „nou al?" de weinigen fluisteren:
„Goddank!" jiaar gaan moeten we allemaal,
gereed of niet - ge-reed, aarzelend of vlot, glim
lachend- of met verbeten wrok. Gelukkig zij,
die hun tijd in die wachtkamer zóó hebben
doorgebracht, dat ze kunnen gaan zooals kin
deren1 naar den versierden kerstboom treden
of zooals die heilige sterredroom-ers-van-Oos-
ten naar het Wicht van Bethlehem ook veT^
trouwen iu hun Ster; hoewel door anderen v0°*
lialve mallen versleten, want wie loopt er no
'n ster achterna? 1
Voor jullie hoop ik, dat je dat licht m
nieuwe jaar véél moogt zién dat 3
Ster' altijd-in' het oog zult'bonden, wan
zonder Ster-de fels voortzet en dus ni
boven kijkt, :diéns leven loopt J^dmdsté
slop zonder uitgang. 'Een van
schrijvers, die ooit. geleefd.
getschmah Shakespeare,
en uiisecbien is liet ook met zoo heel veel
wanneer' toen .het bekijkt zonder die ster erbo
ven, .Maar" niet dié ster voert, dat 'schamele
leventje, waarvan nu Weer 'li jaar achter on's
ligt, tot den Eeuwigen .Vrede, en dat is géén'
wankele schaduw, maar 'stevige werkelijk
heid] - J*-
Zalig Nieuwjaar.
Veel succes bij'je werk. Het. wordt niet al
tijd. beloond, nee, daar heb ja wel gelijk in.
De H. Stefanüs "kreeg voor zijn arbeid iu de
synagoge 'der vrijgelatenen een hagelbui van
steenen naar mannelijk gelaat enik heb
ook' nooit 'gelezen, dat 'Michel Agniolo of'
Rembrandt of Vondel rijk gestorven zijn. Hun
loon lag in de wetenschap, dat zij hun duren
plicht deden, en dat was hun genoeg.' Het'zou
ook voor jullie zbo kunnen zijn je kunt'
Du eenmaal niet meer doen dan je. best,
Véél vreugde! 'k Bedoel hier niet mee die-
jool. van de kermis of het uitgéifkten' 'gescha
ter in: de .lijn derkamer, maar de Vreugde van
ho^e.i'4 ..oi'-dé"- 'die, 'afglanst D-an br goed" ge-""
■wel«S,.A«pLtde kenuis., .dat bet.goéd staat tijus-
schen,(Gt>d 'en ons. Wie.' clie kennis .béz'jt, zal
kunnen, glimlachen op dien droeven dag. dién
misschien bet dikke jaarblqk .'van dep kalen
der voor ons verborgen houdt en Bet. Koófd
in deemoed buigen-omdat wel .gedaan is, wat
God, doet, het zij aangenaam of niet.
Veèl veerkracht. Veerkracht doet ons kalm
blijven-on nederig' wanneer het voor. den wind
gaat, ei behoedt tegen een uitbundigheid als
opschepperij. Toeii de Ruijter In 1666 de over
winning had bevochten na den Vierdaagschên
Zeeslag, eeu der 'drie grootste zeegevechten,
die tot op heden de wereld ooit heeft gekend,
ging hü nstrustig z'n kajuit aanvegen én z'n
kippetjes voeren! Dat was kracht om de veer
van uitbundigheid onder den knie te houden,
veerkraf;!t. luidde heel.ons gemeenebest ertoe
het hoofd hoog te dragen m dat/rampjaar van
167-2, .toen .hetmet ons gedaan 'schéén'ais zelf
standig .YQlX.D.esPer.é.ert piet verlies den
moed. niet, niet in. dit, niepvvg. jaar, niet voor
later ook,, - -
Zalig Nieuwjaar!
Ergens; in een Oostelijk land heeft OBlangs
'n arm; verwaai.d volk fl» wonderschoone
cathödraal van - den- Allerheilig^^ verlosser
tegen dan grond' gehaald- om 6r eeH T<>lkg.
theater', voor 'in de plaats, te «teilen.- W«a*neer
hcf-'nuftnaav niet meent, dat bet daardoor de
Stër='aan felaas heeft doen inboeten. - wan(. df)
luister 'daarvan bleef ongedeerd enfde gou^n
spaken 'van 'dat HcKt^nd BCMnen Onvoi,njn_
derd over de aarde. Mochten jülhe in maar
vééi ervan zien 'én i* dat
veilig schijnsel volgen- Zalig MeuwjaaT
KINDBRMOGRT -
Doe de gecroonde wolf de. schaepkeps nienw-
geboren
met zijnen wwedénaffiSÏf verslont
een olagelijck geschrey-ü^S van de aarden
grant
en auam ten hefbcl^^G^sje^e oren.
Hoê~cort Storen tijd-in 't di-oevich tranen-
- dal,
hoe groot is hare
hoe loven zij
vrucht die eeuwl-ch' duren Kal,
wel
dader!"
Sv ringen haestelijck uit. leven door den doot,
"eruckét:onverwacht uit hares moeders schoot,
redragon in den scjwjot - van haren liefsten
Vader.
JACOBUS REVIUS.
Br komt in het octaaf van Kerstmis haast
seen einde aan de feesten!
Op tweeden Kerstdag valt de herinnering
aan den heiligen Stefanus den eersten marte
laar, die tot loon voor zijn evangelieprediking
ra€t steenen werd vergolden, Na hem kómt
Sint Jan, waarvan verteld werd, dat hij zou
blijven leven tot Jezus' terugkomst op- de wol
leen des hemels. En dan komen de kleine hei
ligen, de onnoozele of onschuldige kinderen,
waarvan het Evangelie dit zegt:
„Toen Herodes nu merkte, dat hij door - de
Wijzen ('de H. Driekoningen) was beet geno
men, werd hij erg kwaad.. Hij stuurde, zijn
knechten uit en doodde in Bëthjehem en heel
den omtrek, alle jongens van twee jaar en jon
ger, overeenkomstig den tijd, dien hij van de
Wijzen had uitgevraagd".
De Driekoningen 'hadden dén sluwën'Hér-óde'S
leelijk bij den neus., genomen!. Zij .trokken
langs een anderen weg naar hun-.vérre .land, té:
rug en dachten" er niet aan déii du.ivèlschën
vorst te vertellen', wddr 'Sn 'wel' -preeiesyde
■nieuwe Koning' der Joden was te vinden! Zij
hadden hem.anders graagde gelegenheid ge
gund ook van zijn goud, wierook en myrrhe-te
gaa offeren, maar daar was.liet Herodes- niet
om begonnen! Deze wreedaard, die drie van
zijn eigen zoons had doen vermoorden, omdat
zij hem, naar hij meende, van den-troon wilden
st-ooten, zou er nog minder tegen op zien 'n
vréémd kind uit den weg te ruimen natuurlijk.
Toen de Wijzen niet meer bij hem terugkwa
men, besloot hij een afdoenden maatregel, te
nemen: alle jongens van zoowat twee jaar,
liét hij door zijn trawanten op wr-eede wijze
ombrengen:
„Toen werd vervuld, wat door den profeet
Jeremias was voorzegd: 1
Een stem is in Kama 'gehoord,
Groot geween en geschrei.
Rachel.'beweende hare kinderen
En wilde niet getroost worden,
Omdat-ze-niet-meer-waren".
Hft. Kindeke. Jezus. was*,tijdens -dezen. mopgj,
.hoogstens 'één. jaar oud. De H. Jozef, door -een
engel vermaand, ..vluchtte, met IJem en Zijne
Moeder naar Egypte, waarmede het oude woóVd
-werd vervuld: „Üft Egypte''heb ik Mijnen
zoon -geroepen",
Sommigen liebbew-gemeend, dat 144.000kin
deren werden vermoord, maar zeker is dit ee:i
vrome overdrijving,1 want in Christus', dagen
woonden er in heel Bethlehem niet meer dan
'n tweeduizend -menschen, daaronder zullen oVe-r
'twee jaar gerekend, niet meer dan 'n vijftig
jongens van dien iprillen leeftijd zijn geweest,
overigens al erg genoeg.
„O wat een gelukkige leeftijd, die nog niet
over Christus spreken Kah én 'reeds verdient
voor Hem te sterven. Nauwelijks geboren, tre
den zij het eeuwig -leven tegen. Zij sterven ge
lukkig om tot het.Leven, te naderen".
Uit eerbied voor de smart der moeders blijft
het Al'lelilja-vers in de liturgie achterwege en'
is de kleur van het priesterlijk ornaat violet.
Er zijn heusch menschen geweest, die het
gedacht hebben en als het de baarlijke duivel
niet was geweest, dqn toch ,in leder geval zijn
volle neef of 'n geslacht van reuzen Want
welke menschenhand kon er nu zóó met zware
steenen kantelen, indien niet door duivelscbe
machten gesteund? Deze familie van gewel
denaars mo-et wel zéér uitgebreid zijn geweest,
immers in- Denemarken, Zuid-Zweden en
IerHamld tinetf-t men de ateengnarvem eveneens
aan. De menschen. uit vroeger eeuwen-, die het
zaakje niet vertrouwden was hier de schuil
plaats miert vain een boozem geest of van den
duivel schonden de «teepgevaarten en ge-
bruikten de steenen- voor. allerlei'doeleinden
-het bouwen van kerken, toet omtuinen van het
"oord der do oden enz. Prins Maiurits, 1625)
"lië-t',,een stuck van d'esie steen-em.afsflaetn, lateonde
dait dragen naar den .Haeigh, en doende hier en
daer 'bij geleerden inquarerem (navragen), wat
men van d-ese- ateenlhoopen oordeelen soude,
maer naemant heeft 'et konnen seggen!"
De gelleerden van tegenwoordig weten er
méér van dén Maufits' tijdgenoot Picardt, die
ailles - op reOtenimg schoof van versohadkkelijke
„Reiusie-n", afkomstig uit het 'heurire Noorden
van Europa. Ook gelooveu Zij niet, dart het de
horden van Attilla, den Hunnenkoning, waa-en,
die hier grajflhenvels voor de schimmen der
verslagen krijgers zouden -hebben gesticht! Nee,
het onderzoek der gebeenten, die hun laatste
ruötpiaarts onder het hunebed vonden, heeft
uitgewezen, dat deze ,,-Hurnen" menschen van
gewoon kaliber waren, die 'heeleniiaai niet over
reuze-krachten 'hesdhiilkjten. Zij leefden in het
steenen tijdperk; ergens sitak nog in 'n doods
kop een steenen speerpunt. Door mididel van
houten hetboomen en -touwen van dierlijke
huid in elkaar gedraaid, wentelde men de zware
deksteenen langs 'n flauwte heflliing op den
bovenkant der „muren" onder die dekstee-
men wanien knaipan van meer dan 50.000 pond
gewicht! en zetite er 'n rij'steenen omheen
bij wijze van mofnimentaal- hek; De open plek
ken tuessoften." Hfflte ziware steenen werden met
aarde en taliedneire steenen geddchit, en in d-e
hinmenikamer kon n-u de aseche van den over
deden Keldmst' vimdien. Allés zag ér, uit de
verte gezien, niet 'anders «ktdau: 'n aarden
"nou vel!
schuldenaren", waar sommigen misschien
beter deden te smeeken: „niet gelijk wij ver
geven Oi.zen schuldenaren want hoe moeilijk
valt het soms onzen vijanden vergiffenis te
schenken. Intusschen had dié „schuldenaar"
van Bismarck, Cohen-Blind, welke vond, dat
Bismarck's politiek niet democratisch genoeg
was, de hand aan zich zelf geslagen.
Op zekeren dag reisde de ijzeren kanselier
in gezelschap van 'n jongeman, die erg op het
leger zat te schimpen. Plotseling rees de
machtige gestalte van JBismarck in.de hoogte: -
„Hoe is uw naam eigenlijk Stotterend kwam-
het antwoord: „Ik Weneer, ik heet „v. .Anje
lier („Nelke") „Noü, wees dan maar voot-
zichtig, meneer Anjelier', -of ik pluk u af
John Henry N-eivinati.
Óp zee, 16 Juni 1833:
'n Paar dagen ge,led-en hebben jullie in
„-De Maaislbobde" wel. gelezen dat monseigneur
Waffelaert dé bisschop van, Brugge, in Vlaan-,
deren, is overlèdén De bissOhnp stond bekend
om izijn eenvoud, de Bruggenaars weten te ver
tellen, dat hun leei-kvoogd 'heeil'ge&oedeaijk zijn.
koffie dronk' temidden van het personeel in'.
d-e keuken! -tAl-1
Toen WlafMaert, nog geen hisschop,-
Moch priestervan het -bisdom .Brugge,,iy.e|d
- ui tgeroepen-tot doctor of ïeerjqv.-i'-i-cLc, -fi.ft'I-
ge 1 e-erd heid,',. -ter <R. - KJartHu. - - en- -vrije .Univ.ex-.
siteit of Hoogscthpol van Leuv-en-iii: Belgen-
land, op de-n 2ben van Hooimaand, 'tjaar
ons Heeren Jesu-jObriisti 1-660",^viejde hij -d-at
fees-t in Belleghcm, hij Kortrijk, "Waar -zijn
ouders woonden. T© Kortrijk -zouden zijn. vrien--
den en vereerdera. hem komen,, afhalen. Plaats
van samenkomst was de „wachtzaal van 2e
klas" en den doctorsmantal zond-en ze mee
brengen. Terwijl de jon-ge' ieeraar voor het sta
tion heeii en weer wandelde; kwam Gui-dó Ge-
zelle, de later zoo wijdvermaarde priester-dich
ter aangestapt. Hij was al weer aardig hersteld
van de wond-en en vuistslagen, die twee zat
lappen hem 'n week tevoren in de straten van
Bort-rijk hadden toegebracht. De jonge doctor
aldus,.verhaalt dr. P. Allossery die Ge-
zelile kende, maag. van hem ongekend was,
vroeg hom, of hij op reis .trok.
„Ja ik ben zinnens naar Bellegthem te gaan
iZien naar de. fëesten voor den nieuwen dóktor.
Er komëh hier, naar ik hoorde, rijtuigen 'liem
afhalen en ik hoop we-l'met een of 'ander mede
ba kunnen". --
„Goed gepast, ijc moet" er ook aiaar tóe en
wij kunnen samen gaan
Het Engadin-da.l behoort wei tot cle beï
Bte streken- van heel Zwitserland, Eens
'n tjjd, 'n gouden tijd, dat menigeen ér 'l"e
heetaau Kón .van. 'de visöhvangst in ée zrifl
vischrijke mer.èn. Het dorpje 'Sils moest ten
j'arë 1645 gedurende vele maanden op elk®n
Vrijdag vijf honderd visschen leveren aaA éen
bisschop .vanChnr, waarvan ieder voldoenfl®
groot moot zijn, „davon jeder eine Spanne
Uftirge Ifaben müsse". Ook de jacht léverde
hyw v-at op'. liet één schot k-on men soms-veéJ
meer vordienen'dan Wet acht dagen werken. Dé
jager Giachem Kiing (1S08—1874) legde 1500
gemzen neerj 5 eijeiiieirten 9 eteenarenden, en
11 beren.
Ge - f Nimrod bleek Colany (pl.rn. 1837)
die ■)n'veral-oeg. Van hem vertelde de
HandeliJ-'® 1®volking> dat hij zijn ziel aan den
duivel i'a/ "^rschneven" en dat hij zijn kamer
had vers -"'1 ^niet de-resten van dertig geschoten
vreemde -ric'rirs! °e justitie kwam er aan te
pas en de aars moesten hun kletspraatjes
weer gauw inslikken. WJlnt het bteek> dat Coiani
meermalen mcnsohen nit sneeuwsitortingeu. had
ger^d en een5 v J a^bavTouen reizigers gedu-
rende een sneeuwstorm Jn veiligheid had ge-
l>i axaiitDat nu niet bepaald, wan-
neer men goeie maatjes met den duivel is.
In het eens zoo ttlll» dal is tija,ns Sankt
Moritz een centrum der wereld geworden, een
halve wereldstad op zichzelf haast. De hotel
paleizen heffen hun trctsche bouwsels hoog in
de kucht, maar "éit zijn zij nietig van 'dé toppen
der bergen af gezien, dobbelsteenen en niet
Weer. De schoonheid der natuur doet hier een
beven door het lijf gaan, wat menschen werken
blij fit altijd nietig hij Goda weck.
HET LENTEFEEST
Ra hel werd heel leutig gevierd:
in het oude BaDei weiu „.„nd-wprrt ee-
Alle onderscheid vau rang «n sUi
durende de feestdagen ^Koning
knecht loopen zi] aan zi] - ,-i.pid 'aflek-
moest de teekenen zijner .waarcligbeldjri eg
gen. had van den opperpr.estór een taglj*
in ontvangst te nemen en moest v0°r 'in
knielen 'u Man-uit-de-straat werd zoo ang in
zijn plaats koning, kreeg he^ zit.
naat aan, mocht op den koninklijken
ten en zich verheugen in alle genoegens
den vorst Nu gebeurde het, dat de èc1
ning, Irra—Imitti plotseling doodbleef"'J
had te heete soep gegeten. De kermis-koni
èen tuinier, Enlil-bani, bleef nu kalm dóórz -
ten, ook na de kermis, versloeg den waren ei -
genaam en regeerde zéér voorspoedig va
2029—2006 I
MIDDEN OP DEN DAG,
25 Mei 585 v. Ohr. werd het plotseling
nacht. Het was toen, dat de legers van Gyaxa-
'es en Alyattes tegenover elkaar stonden, ge-
reed om aan te pakken. Deze zonsverduistering
door Thales van Milete te voren berekend, werd
opgevat als een teeken van misnoegen der go
den en de vijandelijke veldheeren aioten vrede
met elkaar.
VAN KONING AMÉNEMMES X
van Egypte, die 2000 v. Chr. regeerde melden
de ourie schrijvers, dat hij met bijzondere lief
de vooi zijn onderdanen zorgde. Een gedicht
roemt hem als volgt
„Ik plantte tuinen en beminde den Oogstgod.
Mij begi oette de Nijl in ieder dal.
Niemand leed honger en niemand dorst.
De menschen leefden in vrede door hetgeen
ik deed en zij spreken over mij
Tooch had 't op een goeien keer weinig ge
scheeld, of de pharao was als slachtoffer eener
samenzwering gevallen gedurende den nacht
slechts met moeite en nood vermocht hij zich
te redden. „De hallen van het palels dreunden
van wapengekletter en het leven van den Pha
rao was in gevaar" verhalen oude geschriften.
I11 1971 overleed de vorst„hij verdween naai
den hemel en vereenigde zich met de zon, de
residentie zat verstard, de harten waren vol
jammer ;.*de twee gr-oote .paleispoorten waren
toe: de hóvelingen 7,
hoofd op de kirieë"
rouw."
Gezétte, vneenende een jongen vriend va-n dr.
Waff elaert v-oor (handen te -hebben, was welge
zind gezelschap te hebben gevonden.' Toen het
tijd werd dat de -rijtuigen moesten- komen,
trachtte de jonge doctor Gezelle mee.naar bin
nen te leiden in hét station. Pas waren ze
daar pf.de rijtuigen kwamen aan en mén bracht
den doctor-sma-ntelBij dit gezicht st-ond Ge
Belle onthutst! „Zijt gij het dan?"-was zijn
verbaasde vraag en hij wilde ziclh' terugtrek
ken. „Neen, nu hier Wij-Ven en mee met mij!"
was toet antwoord. En zoo ging Gezelle mee
naar Rellagfoem -' niétden prieeteT" Waffefeert,
dieii hij-tevoren niet kende en die later "zijn
Bisschop zou -worden. Op het huldefeest, ;toe-n
heel het program-ma was afgewikkeld, vroeg
hij .„toelating" ook ipts te.fipgen „afe'ïe?" en
zeide tóén zijn gedicht „Doctor Waffelnert",
nul -tdot -de J'pself:
,W ijetaan hij u al dat-, Jconvt...
en spreekt vanRoemen,
- en-die" -opBoom-en steunt, als gij, •-
-heeft niets te. sc.Uroomen,
Want Roomen steunt, op God -en
- Gods -beloften -gaan,-'
A'l bleef er niemand récht,
voor eeuwig blijven staan 1
Karei de Wijze van Frankrijk, 1380) de
stichter van de eerste Fransche nationale boe
kerij, had vernomen, dat een ieeraar al te ver
metel had gesproken tot zijn zoon, den jongen
prins Charles. De verbolgen vorst, die nietde
minste-aanranding der eerbare'zeden duldde,
joeg den schuldigen onderwijzer aanstonds van
tiet hof. „Men moét", zoo zelde hij „den
vorstenkinderen' 'de liefde vóór de deugd in
prenten, opdat' zij' in goede 'werken uitsteken
boven hen, die zij overtreffen'in waardigheid
':"4
D-e ijzeren kanselier, Ot-to von Bismarck, die
in 1S90 door den banneling van Doorn werd
ontslagen, was ook'in zijn woning niet een van
de gemakkelijkste meesters Hij stond erop,
dart ieder aam tafel kaarsrecht moest zitten en
zijn zoon Billy kreeg menigmaal 'n standje,
wanneerhij zich tégen dit gebod bezondigde.
Ieder was verplicht met mes en vork te eten
en o wee! wanneer iemand het mes bij ongeluk
te dicht aam den -mond (bracht, dan gingen
de (borstelige wenkbrauwen van Bismarck ge
weldig in de hoogte. Voor en na tafel, werd,
achter de stoelen, .staande, gebeden, of er
vreemde gastë-n verzocht whrëti of niet, dit
ging altijd door, men moest toch allereerst
„dem lieben Gott Honnéur' machen® Ö.L.-Heer
eeru --geven! Mevrouw sprak haar echtgenoot
aansis. „Uttócihén", hetgeén. nog. al geruststeL
lend k'llfi-kt. Joijr een "„ijzeren kanselier!" We-
dei'këerigkmeeg zij „mein Ëngèl" oX .ook wel
jmeto -Engeiohen" te iioorea. van den haar ge
maal!
Tóen deze gezant in Petersburg was, werd
hij aangesproken met „Uwe Excellentie" op -'n
Russisch natuurlijk Dat klonk dan als
„waeche^issoc-k'oprewos-woditelswio", 'n heele
mond vol en niet zelden gaf dat aanleiding tot
groote vroolijkheid in den kring der huisge-
nooten. Wilden zijn dienaren hem erop wij
zen dat sommige spijzen uit de Russische keu
ken „niet licht te -verteren" waren, dan klonk
het; „nie-toojdo-wo-periwajoetschoe-joest-we"-,
hetgeen erg welluidend -mag toeeten, maar niet
dadelijk opvalt door beknoptheid! Eens bracht
Bismarck een door hemxzelf geschoten heer mee
naar huis, waarvan het rugstuk bij liet diner
werd geserveerd; maar eigenlijk aten ze ellen
daarvan met lange tandem, hét w-as'„hie-toedo-
wo-peri'Wa-jo-etsehoe- joest-we
(Het ontbrak ook niet aan moppen tijdens den
disch. Zoo vam dien Fra-nkfor-ter bankier, die
nïet graag over -doodgaan hoorde spreken. Toen
tijdens een jachtontbijt worst werd opgediend
kreeg deize van Bismarck te hooren: „Kijk
daarginds dat kléine kerkhof eens mooi gele
gen zijn He,' m hebt 'u' mij. al mijn eetlust
bedomveh"T was het antwoord...: en d-e. worst
hleef alleen voor den Duitsehen gezant liggen,
die er niets te veel aan had Dan wear kwam
het gesprek op een parade in -Frankfort, door
Bismarck als luitenant, met enkele medailles
op zijn uniform, bijgewoond, 'n Oostenrijksche
groothertog wou 'n loopje met hem nemen eu
Informeerde zeer belangstellend, of hij die me
dailles allemaal tegen den vijand had verdiend?
ja zeker, en wel hier in Frankfort, in eet
gebouw van de 7'weede Kamer!"
Van peentjes hield de heer des huizes niet
„die laat ik heel graag aan de paarden over
Zeer veel respect had -Bismarck voor den D-uit-
schen consul te Bordeaux, Herr Michelsen. Toen
deze bij hem dineerde, schonk hij liem zonder
het etiket te laten zien, 'n glas rooden wijn in.
,De gast hief dit tegen het iioht, rook eens even
en zei toen zonder -eerst te proeven: „Hoe
komt u aan dezen rooden wijn? Vast zelf niet
gekocht, dien kunt u alleen maar cadeau
gekregen hebben .van baron Rotsohlid zelf",
en zoo was het ook, Herr Michelsen was 'n eer
ste wijnkenner en de wijnbouwers rond Bor
deaux beschouwden heni als een specialist in
(bium vak.
Den 7en Mei 1S66 loste 'n sluipmoordenaar
„ünter d-en Linden" te Berlijn vijf schoten op
Bismarck's borst. Later dan gewoonlijk kwam
deze toen naar li-uis, begroette de aanwezige
gasten en geleidde de gravin Stolberg aa n ta
fel. Dan pas wendde hij zich tot zijn gemalin,
kuste -haar op het voorhoofd.en zed: „Kindje
ze hebben op me geschoten, maar dat -beteekent
allemaal niets Zoodoende -bleef mevrouw
voor schrik bewaard. Alle gasten wenschten
hem geluk, dat hij ongedeerd bleef, maar reeds
•was Bismarck in de eetzaal gekomen", sprak
zijn gewone tafelgebed en at met smaak zijn
bordje soep, terwijl de overigen haast geen lepel
door den keel konden krijgen Daar werd de
koning aangediend, zijn lijfarts Lauer verge
zelde hem. Men stond er versteld van, dat de
kogels zelfs geen scihampwonde veroorzaakt
haftdenDr. Lauer meende: „Wij kunnen
geen andere verklaring vinden daarvoor dan
de tusschenkomst van Gods' Voorzit.i rtheid
Laks kwamen de kroonprins en de overige
prinselijkheden, die graag 'n glas op den
goeden afloop dronken. Onderwijl stond het
op straat zwart van menschen, die niet weg
gingen alvorens Bismarck zich aan hen had
vertoond. Het was reeds middernacht, eer de
laatste gasten afscheid hadden genomen. Toen
zei de geredde tot den huisleeraar. dominee
Braune: „Het zal mc aanstonds toch moeiliJK
vallen mijn Ouze-Vader te bidden" hij dacht
laan de bede:, „gelijk ook wij vergeven onzen
Bismarck,
Ook is ons bewaard gebleven het onderhoud,
dat Bismarck als referendaris aan het mi
nisterie met. !n Berljjner had, die 'n gëweldi"-';
gen mond itegen hem" opzette,„Als u niet ba-
leefdèr wordt" vermaande :Bismarck .dezfea;
schreeuwer „dan smijt, ik ude deur pit",
„Dat - zou-. ik aan'.mij overlaten, meneer, de
referendaris, dat'As niet. uw, maar mijn. aankV.
viel- bestraffend ,de (aanwezige „Herr Rat",, de
hoogstevohef,-fn-'
Dat ging -'n -oogenhUk goed, maar daar viel
de bezoeker- wéér- uit...den toon, de Berlijners
hébben nu eenmaal 'n groote wafel „-41® u
niet beleefder wordt,-, meneer, laat. ik u door.
meneer den Raad d'r uit smijten klonk nu.
het vermaan
Jammer, dat deze groote geest de diepe be-
teekenis van onzen godsdienst voor -liet web
zijn van de volksziel en van den Staat niet
vermocht te hegrijpen.
Goud glinsterend was de jonge dag gekomen. -
Puur 'en zuiveTTstVaalde de lucht. Over de vél-
d«n hing. nog een waas van den nacht. Lang-;.
zaarn, tro&Aij Vpg als. een rook. De. zon kw?in
Haar stralen vonkten en kittelden overal.
TuÉBChein de. blaren d-oor wierp 0e gouden
plekjes op. den grond, dip. sonjs lang uits.treep-,
ten! Óveral ging w'éer.hét .leven komen. Hiér
en daar wérden £rÓene iiiikiëë'öpengestópteh. oiti'
de zon'binnen fé,laten. Al hooger steeg, zé als
in triomf. Op de velden was (het leven begon
nen. Mensch-en mét nieuwen moed bezield al-
leen omdat de zon zoo prachtig was. 't Was
goed 'buiten -te zijn onder den ei-nidelooze'n
hemel, met de groote, machtige zon, die goud
spetterde.
Langzamer hand was ze hooger gestegen,
totdat ze op haar zsgepunt stond.
Fel schoten nu haar stralen naar omlaag.
Op de velden brandde de zon.
Ze stoofde de blaadjes 'en de vruchten en
boomgaarden gingen rijpen je zag ze rijp wor
den.
De lucht trilde boven den dampenden vrucht-
-baren, grond, 1
't Levpn lag -er- te -popelen.
•t W-as-.niet meer ie houden, !t schoot er .uit,,.
Bedaken glinsterden -als sprookjespalpizen.
Er was in de lrooht een suizen als- van duijen-
de geluidjes.
*'t- Zoefde dof in je ooren.
Zou dat de nutuur zelf zijn?
Er kwam-een oud jé Uit 'r huisje, -ze delnsdé'
terug' vooi" al 'dat geschitter- én' geblihkéri- -
Vól zon lag''de wereld.
Heel :de "hlcémehwereld lag ''opeögespreid.
Daarginder stond ee'ir prachtige goüdén-
regën |t Waé alsof hij 'n stukje vén dé zon
zelf was. Hij droop van het goud. Óveral'rijke,'
rijke weelde van kleuren.
Maar stilaan -gaat het geflonker bedaren. De
gouden regen verliest haar glans en 't wordt
stil en gedempt buiten.
Wasems stijgen uit den -grond op en alles
is stil.
'n Eenzame koe in 'n groote wei loeit.
Op straat zitten de menschen voor hun huis.
Hun stemmen klinken meest zacht met in
eens 'n opklinken.
Maar dan.- gaan ook zij. ter ruste.
En het- wordt .nog-stiiler en inniger huiten.
Maar - den gouden-regen-zie je nog -even. -.
Hij. staat daar als-een lichtende plek, 'n over- -
blijfsel van diep goeden, gouden dag.
ANNIE E.d. MAASTRICHT. -'
Mijn geheel, bestaat uit veertien letters
wordt in deze dagen zéér veel gehoord.
en
X
M
6
X
- 2
X
t
3
X
9-
B
4
X
5
6
X
B
6
X
7
X
1
'•V
t.'
X
9
V
s
<1
b
X
b
10
X
b
11
b
b
X
13
B
X
X
13
14
1: afkorting vóór den naam van een Zalige;'
2: soort visch; 3: liet gekkennommer; 4: be
woner eener Noordelijke provincie; 5: de H.
Stichteres der begijntjes; 6, schitteren, glin-.
steren; 7; bewoners van de Noordpoolstreken;]
8: voldaan; 9: vreemd, woord voor het Hol-
laudsche „voortbrenging'; 10: goed, dat dient
om opgegeten te worden; 11-: 'n rijfeest der'
studenten (vergeet liet lettertje ,,'n" niet!
12: zoet; 13: onontbeerlijk kleediugstuk
koude; 14: verkorting voor den 80-deelig®
thermometer.