f I t l t i m DE Roooe golfslag s% - n 1 t£«Ca£a1t:fi ï06" 8l00t 'ij ^Suïïï M g—. !e- 5«Ü0ÏÏS;' op alle "Ider. W. EEN ONGEWETEN TRAGEDIE DE EENHOORN WOENSDAG 2 MAART 1932 SjiSamen haar vaai 11001 wat uren de naar de huiskamer, vanwaar men een - yan dixrars gespreken, rijn in den n Hat dal der Welikaia is gezegend om y 'fuohbaarheid en zijn heerlijke wou- c-fl'- aar de wateren der rivier breed en statige stroomen .enkele mijlen van de zee, staat een landhuis in de gele vruchtbaar- ejd, geen vijf minuten gaans van raad van het'heerlijke woud. De_weg naar Pskon en de zee loopt wel 100 de akkers, stoffig en slecht onderhouden, voorbij het landhuis. Hij te we'nifJff.X bijna zoo eenzaam als het ^en7' meeaie Ook dit staat leeg geurende de meeste biaanden van het jaar. Slee ifoken is het bewoond. n_ Zoo was het ook in den na. het jaar der revolutie in den tuttoen e groenten meer waarde hadden dan w ttenschenlevon en het bloed dronnel minder waaide had dan een droppel d« dictatuur! Weg mM de bour geoisie! Weg met wie met „weg schreeuw de! Wie van de burgers een schietwapen In huis had, werd neergesabeld en het slachten in het land nam geen einde...... Maar dat zijn dingen van verafDe berichten kwamen slechts spaarzaam in het feenzame huis aan de Welikaja en wan neer zij er kwamen, waren het nog maar berichten De professor en zijn gezin, de weinige gasten gasten waren in dezen tijd altijd in het huis sloten zich haast stelselmatig af tegen datgene, wat uit het groote Rijk tot hen wilde doordringen en alleen wan neer een gast vertrok en een nieuwe kwam drong met hem ook iets van het leven daar buiten tot hem door. Het minste te «i kranten en drukwerken, het meeste uit ervaringen en persoonlijke ondervinding van hen, die zoo juist uit Leningrad Moskou of Dorpat kwamen. Wanneer zij dan zoo bijeenzaten 's aan den zoom van het woud of in veranda, aan het souper of in n\ ruiIne derhoud en wanneer ta» Bezelhg on derhoud en wanneer vele „av, L, uit het land onder hen besmmken dan sidderde in allen den nood H offers, maar wanneer zij lnt er„ gingen om zich ter ruste L elkander werden »u te tp ^Sevcn, dan af mSen i M?Wnaam be™St van de van jinn »6a vermeende veiligheid van hun momenteel verblijf. r- r "VTOUW des een slartke b-ru- leed het, meest bij het hooren der ^richten, want zij wist deze dingen niet f'le g&isoleerd te zien, zij betrapte er zich telkens weer op, hoe zij bezig was bruggen ïe slaan waarover zulke dingen ook im haar eigen kring konden komen. Zh gaf nooit uiting aan zulke gedachten, omdat zij wist. dajt in voorbarig waren, rij kon ze echter nht van ^ich afzetten en ne berichten drukker en de golf hoe langer r. volging naderde lan*zn° ^Keluk en ver In Dorpat binnen tw rnaar z6ker' eij terug daarheen ;n weken moesten nu reeds de Roode trocjK.n°rr,at dus 'a"en gevangenen er waren bet aantal bij uit den kring harer kenni^ Weinifren voortdurend grooter. Geruchten nr,r~ werd loopig nog niet bevestigd werden voor- melding van doodvonnissen en terTlaakteD lingen. Het was niets bepaalds e<lltetel- brachten, rnaar todh voldoende z'ï adhtigheid en zorg in huis te bi-(.nJ^nuw- Toen hoorden r.ij dat alleenstaande buizen aan het Peipusmeer gepiu waren. «uerd Voor haar kinderen en voor haar easte was dit het toeken om op te breken. 211 wilden vertrekken, eer de weg over pskovJ hun versperd zou zijn. Een van hen Ver- ïocht zijn zware koffer daar te mogen laten, omdat hij vreesde, dat de»ze hem op feis hinderlijk zou zijn. Nu zaten beiden, de professor en zijn Vrouw bijeen en hielden krijgsraad. - Ik kan het huis niet laten staan fcooals het is, zei de vrouw. Vertrek jij teongienvroeg, dan kom ik op bet einde ber week! En als ze nu voor dien tijd eens I ler ®°men? Dan zal het niet veel anders zijn a.s lij het nu in Dorpat toch al vinden zint. Den volgenden morgen reisde de man m rle vroegte af. Toen de bewaarder, aie n*rr> naar het station gereden had, Jerl1" vertelde hij, dat de golf reeds tot rh-Kij. v was doorgedrongen. Het station w "trgnbe roode gardisten bezet en m trotto^ legerden de bolsjewisten op a» ka - Ia J*e professor? PeriQb«ehinderd vertrokken; ik beb op overkapuw 8sst.aan tot de trein buiten ae was. Iiu alleen i^n nariht kon de vrouw, die was. den sl^ri groote huis achtergebleven bezorgd over rijiet vatten. Zij maakte zich werkelijk even man en wanneer zij seiing met een Rommelde, werd zij Plo,t" rij voelde haar w©er helder wakker en rijn? Hoe zou hi^ri bonzen. Waar zou hij Betroffen hebben? huis in de stad aan- Tegen den moj^ f00r de ramen naar »oen het licht reeds in ®®n diepe" drooJ^hnen drong, viel zij l,ur schrok zij wn??*p-n slaap. Tegen öa? hlepf zij vervuld en den heelen fitees. Me(; de vrouw een onbestemde der pn ZIjn dochter weru den huisbewaar- dag tot d„n avond toa, 'p rij den heelen Na drie dagen had zij ?nder verpoozen ®n op den morgen van h"is in orde meende zij te vertrekken n vierden dag Het was in den middag v„ fen dag. Zij ging door het he«, uM kamer tot kamer en haar bijte varl ?V8i zij moest achterlaten tot in ?Vf>rzap a' b°ekje. Zij stond droomerig v0Q .laatRtP kast en streek liefkoozend over do "u»' ruim uitzicht had over de omgeving. De stoffige weg liep als een geel lint door het gele landschap. Zij stond aan het raam en dacht - te wat dacht ze eigenlijk? Aan niets meer in dit huis. Misschien aan ©en van haar zoons in Warschau of Toela. Misschien aan haar manHaar gedach ten werden uiteengerukt als de draden een weefsel Juist op het punt waar van den stoffigen weg het pad naar dit huis afdraaide kwam een troep gewapende mannen Vier viTf ruiters waren er bij; rest, soldaten te'voet riten'met eln m HdeZelfcle uniform maar alten met een rooden band om den arm Het was een groote troep. Zi ging weg van het raam. Ren ho,ri„„ haar en zij gin? h™ge an?st ov™ radeloos - jn ^n" f P0rste m0™cnt twijfel, dat Waren Ldo 'J- f'tten; wisten e gardisten of bolsje- denkonritenedSrvBtJp" tlJd' rustig na ts er, d-Tvno hoorde zij verward roepen moes van «tWeeT'k!Ionk reeds 6611 geroeze" kromn e,ïlrhen door het huis. En toch deur r 1 lneen van angst toen de kamer- m sevvorPen werd een een aantal aan, binnentraden. Een van hen, de aanvoerder, ging breed VOOr haar staan. y te woont in dit, huis? vhter hem stonden de anderen met een Klewang jn de hand, ruwe kerels, die men 81 es kon toevertrouwen met dom brutale, breed© gezichten. En van het trappenhuis en Uit de benedenvertrekken klonken de stemmen en de schreden der soldaten door elkander. Waar zijn de njanncn? brulde de aan voerder weer en zijn oogen zwierven zoe kend door het vertrek. Momenteel woon ik alleen in dit huis. Mijn man is iD 't begin van de week naar Dorpat vertrokken. Dan gaat u mee, marschl En hij greep haar bij den arm en trok haar naar de deur. Zij wilde zich verzetten en keerde zich om. Daar zag zij het ge zicht va.n den aanvoerder spottend voor haar oogen en achter zicih de soldaten met gevelde bajonetten op het geweer, waarvan de loepen op de deur wezen. Zij moest met hen mee, zij moest hen van de eene kamer naar de andere bren gen en iedere kast openen. Wanneer zij den sleutel niet vlug genoeg bij de hand had, dan opende een regen van kolfslagen de gesloten deur. Matusrihka, moedertje, hoe staat hot daarmee? En hij kromde den wijsvinger en maakte bewegingen alsof hij den haan van een geweer overhaalde. Zij zag, hoe de gedichten der soldaten rond haar, vol verwachting koken en hoe zij haar vol spanning onafgebroken aan staarden. Plotseling viel haar in wat een van haar laatste bezoekers gezegd had: Wanneer rij een enkel wapen in huis vinden dan beteekent dat een zekeren dood. Een siddering overviel haar, bij het zien van al die bajonetten en ook viel haar, zonderling genoeg, een der soldaten daarbij op, die nog een kindergezicht had en haast angstig naar haar staarde. In dit huis is g©en enkel wapen, zei ze vastberaden, terwijl ze den man aankeek. U kunt doen wat. u wilt met alles, wat u bier vindt, maar wapenen zijn er niet Kom, moedertje, kom! en hij sleurde haar verder. Zij haalde alles uit de kasten en smeten het over de vloer. Het porceleln viel rink©, lend aan scherven, het zilver tinkelde en ril stampten met hun zware laarzen op "haar wit linnen en fijn damast Hulpeloos stond zij erbij, als een gestraft kind en liet gebeuren, zwijgend, duldend. Zij ,j v L boenen sidderen en telkens b°l m Eelfde woorden: - Wapens zijn er niet in huis. Een wapen zult u niet panden der alles wat zij zoo «orgvu**, van w gebruikt had m al de 1 hooT, Tot huwelijk met ruw geweld moest, ze den zolder gingen zi,l en Sffn en kasten en koffers, afgadankle Epn en °uwe rommel. En zij in kolfslag op leege kasten en1 Spanen. een trap op leege koffers en rij Vly!<to in elkaar verdJ°,daati^ lladden zich iT1, gr° Hun v»!?",,:1"' "ri*? dekrf van d« H»««; 1il TIKCn' kraakten in stukken. De i^bh k er d£> stukken planken uit want hij zag dat. ze vol was. En boven op 1.1 werp oen scbyinprben blik op de revolver T1aast hem 9tond lag Dat was de dood Zij wankelde en werd doodsbleek. Wat ia dat daar Paneh? .riep de aan- voerder, terwijl hij m((t gr00te passen naderbij kwam. Ja', br06<le»' kapitein, een volle koffer, en hij gmg er met zijn wijde mouwen in en liet, het. wanen daarin verdwijnen. De kapitein wierp zich op de koffer, rukte alles, wat er in gepakt zat eruit en smeet het over den vloer De gardist stond aohter hem en lfcoopte langzaam de gesp aan zijn wijde mouwen waarin hij de revolver verborgen had, vaster dicht. Over den kapitein heen keek hij de doodsbleeke vrouw aan met een diepen langen blik. En toen bewoog hij langzaam het hoofd van links naar rechts ,n van rechts naar ünks, terwijl een groot moedig lachje over zijn gezicht gleed Toen zij den zolder verlieten, ging de soldaat met de anderen naar beneden Zij zag hem ook de twee volgende dagen, zoo lang de plunderaars in huis bleven, niet meer. Haar zelf lieten zij ongemoeid en het viel haar niet zwaar, jneeffj 4® mannen in haar Usi ITALIË GRAAFT ZIJN GESCHIEDENIS VIT. Nieuwe uiitgravingen hebben het Forum Tra- jamum te Roane over steeds grooter oppervlakte blootgelegd. huis en tusschen haar eigendommen te laten begaan. Zij namen en lieten liggen wat zij wilden en trokken den derden dag af Nog veel dagen, in de revolutiedagen te Dorpat en nog thans in ballingschap ge denkt zij dezen dag als een dag van vrede. Altijd ziet zij Het jongensgezicht boven het smerige uniform met den rooden band en het lachje en het schitteren van zijn oogen, terwijl hij, achter den gebukten aanvoerder staande, de gesp van zijn wijden jasmouw nauwer aantrok. En zij heeft, zich nooit een vraag gesteld bij deze gedachte en nooit een waarom vernomen Het beest, dat ln iedere stad boven de deur van de eenof andere apotheek te vinden is. ofwel wiens naam met groote letter® de spie gelruit versiert, waarachter de planken vol (lessohen, kruiken en kolven met geheim- zinnig© vloeistofjes staan, dat beest is in al 9 dikke en vele boekdeelen van Brehm's r"iJenl<3ven oict te vinden. En toch schreef er de wijze, oude Aristote- 93 al over, en keizer Alexander de Groote moet er jacht opgemaakt hebben, maar tever- yee ,8' en boe dat dier eenmaal toch gevangen ,.f'at kunt ge lezen ln een der sprookjes van uiimm waarin een dapper kleermakertje het 0PnD. Us"fe manier klaarspeelt. a gebeurt meer, dat kleermakers en bak- eis en smeden en al dat eerzame volk vang waar koningen tevergeefs op jagen. Me.n kan nu wel de opmerking maken, dat in Alexander de Groote's tijd de eenhoorns V»! Waren. dan In dien blonden tijd der Middeleeuwen, toen er ln elk fatsoen lijk boadh vast en zeker eenhoorns rondzwier ven. Maar daar staat dan tegenover, dat er in die Middeleeuwen veel meer koningen en ook veel meer hooge baronnen en kanselieren waren, die allen meenden, dat zij alleen den eenhoorn buit mochten maken. En het lukte dezen allen nimmer hert beest onder schot te krijgen; zij moesten zich met herten en ever zwijnen tevreden stellen, en dit zonderlinge dier, half paard en half ezel, met zijn grooten hoorn op den kop, liet zich pas grijpen, als een ongerept meisje zich op zijn domein waagde. Het dier kwam dan schuchter nader bij en legde gedwee zijn kop in haar schoot. Op dat oogenblik schoten de jagers en drij vers toe, knevelden het dier en beroofden het van zijn hoorn. De eenige gevolgtrekking, die wel waard is, om te trekken uit dezeii gang van zaken, is, dat er ln de Middeleeuwen niet zoo veel ongerepte meisjes waren als wij geneigd zijn aan te nemen, want er waren heel weinig hoorns in omloop; het sieraad van den een hoorn was 'n goed handelsartikel en wij dur ven niet veronderstellen, dat de som van twintig a dertig duizend thaler verklaard kan worden uit de onbetaalbare onschuld van haar, die waard was den kop van het dier ln den schoot te vinden. De waarde van den eenhoorn stak ln zijn zeldzaamheid en in rijn heel- en geneeskun dige kwaliteiten. Hij gold voor een onfeilbaar tegengift, en men gebruikte dit middel even makkelijk als heden ten dage Sanatogea en Kruschenzout, dat natuurlijk even probaat en navenant minder duur is. Men schraapte een beetje van den hoorn af en slikte 't in. Heel rijke lieden lieten zich een beker van den eenhoorn maken, die getrouw dienst deed bij de maaltijden, omdat hij de eigenaardig heid had, om te gaan zweeten, wanneer er vergift school ln spijs en drank, welke uit den beker genuttigd werden. In de schatkamers van oude huizen en steden zijn die kostbaarheden nog te vinden. Zij doen geen dienst meer, omdat de bom het vergift verdrongen heeft. De stad Frank furt bezit er een, en het Hamburgsche huis was rijk met zelfs meer dan één exemplaar. Als u 'ns tijd hebt, moet u eens nagaan, hoe ontstellend weinig Habsburgers door vergif tiging om het leven zijn gebracht. Pas ln de zeventiende eeuw zakte de een hoorn plotseling enorm in de achting. De Zwe den waren ln. Duitschland geweest, gedurende den dertigjarigen oorlog en zij waren dom genoeg om te beweren, dat het hoorn van den eenhoorn heelemaal niet van den eenhoorn afkomstig was, maar van den narwal, die de Zweden bij dozijnen wisten te vangen. Dom was dat, natuurlijk, omdat de waarde van een hoogte van dertigduizend thaler neertuimelde tot een diepte van dertig thaler. Voor zoo'n spotprijs kon men sedert een narwaltanl krijgen van twee meter lang. Daartegenover staat, dat de narwal voor zien werd van een wetenschappelijken naam: monodon monoceros. Doch wanneer we kier bij wetenschappe lijke namen belanden, voelen we ons gedron gen den dop op de vulpen te schroeven, om dat 't niet zoo lang geleden is, dat we ons fatsoen te grabbel hebben gegooid door onze passer domesticus voor een sturnus vulgaris aan te zien, ofwel onze musch voor een spreeuw, wat heel wat anders Is dan onzen uil 'n valk... 't Was waarlijk bijna zoo on vergeeflijk als de biografie van den eenhoorn, in de vorige eeuw nog geschreven door een directeur van den Brusselscheu dierentuin, die er vast van overtuigd was, dat het fabel dier nog ergens in Azië moest voorkomen Ik was moe. Doodop eigenlijk. Een moeizaam reizen en trekken bad me lichamelijk uitge put en het verwerken van allerlei indrukken was mijn geest noodlottig geworden. Ik voelde, dat mijn geest rust noodig had, ab solute rust. Toen dit gevoel zich meer en meer van me meester ntaakte, groeide langzaam maar zeker de gedachte aan een rustkuur. Na een paar dagen stond het als een paal boven water, dat ik daaraan behoefte had. Alles wees er op. Ik besloot er dus toe en was op dat mo ment buitengewoon tevreden over me zelf. Ik oordeelde, dat het me toekwam. Het zou me goed doen, na een maand mijn werkkracht mis schien wel verdubbelen. Voor een rdstkuur ls natuurlijk allereerst een rustige omgeving nocslig, en ik dwaalde daarom door de eindelooze straten van de drukke, rumoerige mlllioenenstad, op zoek naar een oase van kalmte en stilte. Naar bulten, ver naar bulten, naar her para dijs eener rustieke omgeving kon lk niet. De stad moest me geven, wat ik noodig had. Rust. Rust en nog eens rust. Heel lang heb ik gezocht. Eindelijk vond lk wat ik verlangde. Wat een rust heerschte er Alles ademde er rustRust, kalmte, tevreden heid en stilte, de stilte van menschen, die het woelige leven aan den horizon hunner gedach ten met een bijna majesteltelijken vrede be schouwen. Er stonden palmen in hét rond. Welk een rust gaat er van palmen uit I Ze zijn hoog en statig, waardig en Ingetogen. Nooit maken ze een overhaaste beweging. Hun bladeren wulven rhythmisch, zelfs in den sterksten wind. En hun rechte stammen maken slechts een gra cieuze, welberekende buiging, als de storm wind hem zijn macht wil toonen. De palmen deden het hem intusschen niet alleen. Er waren galerijen rond het huis, op welks facade waardig en kalm, zonder eenige poeha's een simpel „Rustic Hotel" prijkte. Op die galerijen lagen ln heerlijk gerieflijke, schommelende stoelen bedaagde, rustige men schen te genieten van den vrede alom. Vrien delijke, oude heeren en moederlijke dames met het soort van grijs haar dat vrouwen siert, die mogelijk na veel zwoegen eindelijk de haven van' den ouderdom hebben gevonden. Ik wist het direct. Hier zou ik mijn zoo hoog noodige rust vinden. Ik liep innerlijk verheugd langs de minzaam groetende dames en heeren en belandde bij een eigenaar, wiens rustig, bescheiden en beleefd optreden me al tot blijven- deed besluiten, voordat ik een ka mer had gezien. Mijn intuïtie had me echter niet bedrogen. De kamer bleek een paradijs van rust. Ik zag uit op een voor alle buitengeluiden hermetisch afgesloten binnenplaats, waar ook weer pal men zich ln keizerlijke zelfbewustheid ver hieven en de prachtigste bloemen met weldadi ge kleuren pronkten. Over een paadje van ge stampte witte schelpen kroop kalmpjes een groote schildpad. Ik voelde ln een paradijs te zijn beland. De dagen gingen voorbij, rustig en vredig als die van den banneling op Patmos. Mijn handen beefden niet meer. Mijn oogen standen helder en sterk. Ik struikelde niet langer over woorden en wanneer ik een autoclaxon hoorde was het me niet meer alsof mijn hart in stuk ken vloog en mijn maag een ijskast werd. Er zat medicijn in die rust van het „Rustic Hotel". Ik weet, ik zou er oud en grijs gewor den zijn, indien het er niet zoo had getocht. Ja, het tochtte er, tenminste, als het stormde. Op een laten avond werd ik wakker, door dat ik het gevoel had, dat ik uit mijn bed woei. Het stormde buiten, de palmen bogen naar links en naar rechts als menuetdansers. Maar on danks mijn open raam, zou de storm me toch niet zoo kunnen hinderen, als hij deed, indien er geen andere oorzaak was. Die oorzaak zat in de deur van de brand trap. Ze stond altijd open. Dat was gezond en luchtig. In dezen storm leek een open deur me evenwel een overdreven maatregel en ik sloot Uit het leven van Koning August Frederik van Saksen De pasoverleden koning van Saksen en ex keizer Wilhelm konden maar kwalijk met elkaar opschieten. De overleden koning stond bekend om zijn rake, maar soms bijtende Witzen. „Hij is meer August dan Friedrieh", had keizer Wilhelm eens van den Saksischen Ko ning gezegd. Maar op een keer, dat keiser Wilhelm zijn verjaardag vierde, kwam ook de koning van Saksen naar Berlijn om z'n opwachting te maken. „Ik vind 't vriendelijk", zei de keizer, „dat je voor mij naar Berlijn bent gekomen". „Och 't is de moeite niet", bromde koning August-Friedrieh, „ik moest toch in Berlijn zijn voor een hondantentoonsteUing." Kindervraag Jantje vraagt zijn moeder: „Waarom huilt zusje zoo „Ze krijgt tandjes", antwoordde moeder. „En. wü zo die niet hebben Jtas&i Jantje. haar stevig. Vergenoegd kroop ik weer onder de dekens en zou opnieuw ingeslapen zijn, soo de wind me niet voor de tweede maal bijna had opgenomen. Ik sprong op, keek de gang in, en, jawel, het was precies dezelfde geschiedenis. De deur stond weer open. Opengewaaid Het kon niet anders. Ef moest dus een touw aan te pas komen. Nu zeker van mijn rust en stabiliteit, trotsch op mijn zege over den storm, zocht ik de warm te onder de dekens. Mijn trots werd Inmiddels spoedig geknakt. Was het touw gebroken 7 Hoe kon het Mysterie. De deur stond wijd open Vier maal stond lk nog op om de deur te sluiten. Want ik wilde slapen. Ik had nog steeds rust noodig en wie heeft er rust, als de wind langs zijn leden blaast, ja, giert De vierde maal sloot lk de deur op onooi> deelkundige wijze. Het glazen paneel viel klet terend ln stukken. Dit alle andere kamers kwamen slaperige en verschrikte koppen te voorschijn. En men zeide minder vriendelijke woorden aan mijn adres. Van den weeromstuit kreeg ik ruzie met mijn buurvrouw. Ze ver telde me ronduit, de deur telkens te hebben open gezet, omdat ze van frlssche lucht hield. Waarna ik haar in enkele krachttermen mijn intieme gedachten toevertrouwde, tot kenne lijk vermaak van een ouden heer, die ln het einde van de gang stond te grinneken. Meine Ruh war min und mein Hers war 8cbwer. Und ieh fand si nimmer, ja nimmer mehr. Althans niet in het „Rustic Hotel". Den volgenden morgen werd ik opgewacht door den grinnekenden ouden heer van den vorigen nacht. Hij hield me staande. En, of schoon hij van genoegen straalde, zag fk, hoe zijn handen beefden en z'n oogen knipperden. Hij maakte me stotterend zijn compliment over de manier, waarip ik van me had afgebeten. Ik begreep hem niet. Ik had toch de neder laag geleden De deur, die dicht moest, was toch opengebleven Desondanks oordeelde htj, dat ik me kranig had gedragen. „Ik zal U eens iets vertellen" zei hij opeens, schuw naar de deur van mijn Duurvrouw kijkend, die ik dien nacht pas voor de eerste maal ln levenden lijve had ge zien. „VroegeT woonde Ik op nw kamer. Vlak naast d< helleveeg. Altijd deed ze de branddeur open, als ik haar dicht had gedaan. Ze bleef er des nachts voor op. Eiken nacht was het 't zelfde. Ik deed de deur dicht. En na een half uur stond ze weer open. Het werd een lange, bit tere strijd. Drie jaar heeft het geduurd." „Drie jaar vroeg lk verbaasd. „Ja, meneer, drie lange jaren. Tenslotte heb ik het moeten opgeven. Ik kreeg er een zenuw toeval van. Drie jaar lang lag ik 's nachts af te wachten, tot ze haar kamer uitsl-oop en de deur open zette. Ik ben nog zenuwachtig Ik maakte aan het gesprek gauw een einde. En hij slofte weg, met schuddend hoofd en tril lende beenen, zijn handen nerveus gebarend. Direct daarop nam lk een kloek besluit. Of schoon ik meer rust noodig had, laadde lk den rompslomp van een verhuizing op mijn zwakke schouderen. Ik keerde het „Rustic Hotel" den rug toe en ben er nooit meer in de buurt geweest. Ik had geen behoefte meer aan rust, waarom eigenlijk begreep ik niet. Toen ik het hotel verliet, keek ik de om geving nog eens aan. De palmen stonden daar weer, kalm en waardig. De gemakkelijkste stoe len op de galerijen noodden tot een weldadig zitje. De oude heeren en oude dames vertoon den het oude beeld van een hoogst bedaard ge zelschap. En aan niets was te zien, welk een barre conflicten in dat beminnelijke huia woedden. Ik weet nu, dat schijn kan bedriegen en ik voel groote bewondering voor den journalist, die in een artikel over hotels „1000 kamers, duizend drama's" noemde. Die man liet zich door den schijn niet misleiden C. P. M. H. Kleine wenken in wellevendheid Beschaving en beleefdheidsvormen behleeden een voorname plaats in ons maatschappelijk leven. Trouwens, bijna ieder volk, dat deze aarde bewoont, heeft bepaalde vormen en ge bruiken, die het bij den uuaatsolxa.ppe 1 ij ken omgang zorgvuldig in acht neemt en die het niet spoedig zal overtreden. In onze oogen schijnen deze gebruiken soms belachelijk, over dreven of onaesthetisch; we achten ons ver verheven boven „wilden" en „Inboorlingen" en voelen ons zelf als de volmaakste wezens van de heele schepping. Wanneer de Maori- meisjes op Nieuw-Zeeland bij de begroeting de neuzen tegen elkaar wrijven, dan vinden we dit belachelijk, doch we vergeten maar al te dikwijls, dat de uiterlijke beschaving In vele gevallen het eenige is, waarop gelet wordt en dat die als maatstaf geldt, waarnaar men in onze moderne samenleving beoordeeld wordt. Nu verkeert niet iedereen in de gelukkige omstandigheid, vanaf zijn prille jeugd met de soms zeer ingewikkelde omgangsvormen bekend te zijn en daarom kan het loffelijk stre ven van auteurs, die zich bezighouden met het schrijven van een „Handleiding voor de Wel levendheid" of boe deze nuttige wenken ver der mogen heeten, niet genoeg worden toe gejuicht en zijn wij ervan overtuigd, dat ze hiermede „in een lang gevoelde behoefte" voor zien. Toch lijken ons die boekjes dikwijls veel te uitgebreid waardoor bet werkelijk interessante en noodzakelijke gevaarloopt aan de aandacht van den lezer te ontsnappen. Wanneer men hen eens in dezen trant schreef? Ceremonieele bezoeken legt men bet best af door in galop de eene deur van de kamer bin nen te komen en deze in hetzelfde tempo door de andere te verlaten: onderweg mompelt men tot de aanwezigen eenige nlets-zeggende beleefdheden Digestie-vlsltez maakt men acht dagen nadat men bö iemand gedineerd heeft, behalve na tuurlijk ln het geval, dat men vergiftige cham pions of niet geheel onbedorven oesters t* eten heeft gekregen. regel vrij kostbaar en met hoe minder gasten men kan volstaan, des te voordeeliger is het. Daarom is het ook het beste de uitnoodigingen zoo laat mogelijk te verzenden, een ieder zal geen gelegenheid hebben dan te kunnen ko men, maar de uitgenoodlgde voelt zich in ieder geval toch vereerd door de Invitatie. Wat het menu betreft, hierbij moet men voor al den schijn vermijden, niet van alles vol doende te hebben. Uit een economisch oog punt zorgt men daarom, dat de hors d'oeuvre zwaar en de soep erg dik ls. Het serveeren kan niet vlug genoeg gebeuren, daar de gasten dan geen gelegenheid hebben zich overvloe dig te bedienen, en zou het, na al deze voor. zorgsmaatregelen toch nog blijken, dat men te kort komt, dan kan men ln het uiterste geval een klein defect ln het electrisch licht te hulp roepen. Wenscht men een meisje ten huwelijk te vra gen, dan behoort dit persoonlijk te geschie den, doch bij voorkeur niet telefonisch. VerdeT is het zeer tactloos om bij het optvangen van het ja woord direct over den bruidsschat te be. glunen. Bij een verloving zijn nu eenmaal twee voor name dingen onvermijdelijk: een ring en een diner. Mocht de verloving afraken, dan behoort men den ring wèl, doch het diner niet terug te geven. Kleine geschenken onderhouden de vriend- schap", zegt het spreekwoord. Vooral bloe men en bonbons zijn uitermate geschikt om een dame een attentie te bewijzen. In dergelijke gevallen gebeurt het natuurlijk herhaaldelijk, dat de begunstigde uit beleefdheid opmerkt; „Maar dat is werkelijk veel te veel". Het zou evenwel zeer onbeleefd van den ge ver zijn om te zeggen: „Nu, dan zal ik de helft maar mee terug nemen". Wel kan men, wan neer een cadeau op het oogenblik minder goed zou oonvenieeren. zeggen, terwijl men Ijverig al rijn zakken doorzoekt: „Hemel nog toe, nu heb ik de bonbons verloren!" Het bovenstaande ls slechts een Weine bloemlezing, hoe naar onze meening, dergelijke handleidingen ln de wellevendheid, bebooren te worden samengesteld, waarbij alle schijn vrwt eentonigheid te vermeden.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 7