f
I
t
l
t
i
m
DE Roooe golfslag
s% -
n
1
t£«Ca£a1t:fi ï06" 8l00t 'ij
^Suïïï M g—. !e-
5«Ü0ÏÏS;' op alle "Ider.
W.
EEN ONGEWETEN TRAGEDIE
DE EENHOORN
WOENSDAG 2 MAART 1932
SjiSamen haar vaai 11001 wat uren de
naar de huiskamer, vanwaar men een
-
yan dixrars gespreken, rijn in den
n
Hat dal der Welikaia is gezegend om
y 'fuohbaarheid en zijn heerlijke wou-
c-fl'- aar de wateren der rivier breed en
statige stroomen .enkele mijlen van de zee,
staat een landhuis in de gele vruchtbaar-
ejd, geen vijf minuten gaans van
raad van het'heerlijke woud. De_weg naar
Pskon en de zee loopt wel 100
de akkers, stoffig en slecht onderhouden,
voorbij het landhuis. Hij te we'nifJff.X
bijna zoo eenzaam als het ^en7' meeaie
Ook dit staat leeg geurende de meeste
biaanden van het jaar. Slee
ifoken is het bewoond. n_
Zoo was het ook in den na.
het jaar der revolutie in den tuttoen e
groenten meer waarde hadden dan w
ttenschenlevon en het bloed dronnel
minder waaide had dan een droppel
d« dictatuur! Weg mM de bour
geoisie! Weg met wie met „weg schreeuw
de! Wie van de burgers een schietwapen
In huis had, werd neergesabeld en het
slachten in het land nam geen einde......
Maar dat zijn dingen van verafDe
berichten kwamen slechts spaarzaam in
het feenzame huis aan de Welikaja en wan
neer zij er kwamen, waren het nog maar
berichten
De professor en zijn gezin, de weinige
gasten gasten waren in dezen tijd altijd
in het huis sloten zich haast stelselmatig
af tegen datgene, wat uit het groote Rijk
tot hen wilde doordringen en alleen wan
neer een gast vertrok en een nieuwe kwam
drong met hem ook iets van het leven daar
buiten tot hem door. Het minste te «i
kranten en drukwerken, het meeste uit
ervaringen en persoonlijke ondervinding
van hen, die zoo juist uit Leningrad
Moskou of Dorpat kwamen.
Wanneer zij dan zoo bijeenzaten 's
aan den zoom van het woud of in
veranda, aan het souper of in n\ ruiIne
derhoud en wanneer ta» Bezelhg
on
derhoud en wanneer vele „av, L,
uit het land onder hen besmmken
dan sidderde in allen den nood H
offers, maar wanneer zij lnt er„
gingen om zich ter ruste L elkander
werden »u te tp ^Sevcn, dan
af mSen i M?Wnaam be™St van de
van jinn »6a vermeende veiligheid
van hun momenteel verblijf. r- r
"VTOUW des een slartke b-ru-
leed het, meest bij het hooren der
^richten, want zij wist deze dingen niet
f'le g&isoleerd te zien, zij betrapte er zich
telkens weer op, hoe zij bezig was bruggen
ïe slaan waarover zulke dingen ook im
haar eigen kring konden komen.
Zh gaf nooit uiting aan zulke gedachten,
omdat zij wist. dajt in voorbarig waren,
rij kon ze echter nht van ^ich afzetten en
ne berichten
drukker en de golf hoe langer r.
volging naderde lan*zn° ^Keluk en ver
In Dorpat binnen tw rnaar z6ker'
eij terug daarheen ;n weken moesten
nu reeds de Roode trocjK.n°rr,at dus 'a"en
gevangenen er waren bet aantal
bij uit den kring harer kenni^ Weinifren
voortdurend grooter. Geruchten nr,r~ werd
loopig nog niet bevestigd werden voor-
melding van doodvonnissen en terTlaakteD
lingen. Het was niets bepaalds e<lltetel-
brachten, rnaar todh voldoende z'ï
adhtigheid en zorg in huis te bi-(.nJ^nuw-
Toen hoorden r.ij dat alleenstaande
buizen aan het Peipusmeer gepiu
waren. «uerd
Voor haar kinderen en voor haar easte
was dit het toeken om op te breken. 211
wilden vertrekken, eer de weg over pskovJ
hun versperd zou zijn. Een van hen Ver-
ïocht zijn zware koffer daar te mogen
laten, omdat hij vreesde, dat de»ze hem op
feis hinderlijk zou zijn.
Nu zaten beiden, de professor en zijn
Vrouw bijeen en hielden krijgsraad.
- Ik kan het huis niet laten staan
fcooals het is, zei de vrouw. Vertrek jij
teongienvroeg, dan kom ik op bet einde
ber week!
En als ze nu voor dien tijd eens I ler
®°men?
Dan zal het niet veel anders zijn a.s
lij het nu in Dorpat toch al vinden zint.
Den volgenden morgen reisde de man m
rle vroegte af. Toen de bewaarder, aie
n*rr> naar het station gereden had, Jerl1"
vertelde hij, dat de golf reeds tot
rh-Kij. v was doorgedrongen. Het station w
"trgnbe roode gardisten bezet en m
trotto^ legerden de bolsjewisten op a»
ka -
Ia J*e professor?
PeriQb«ehinderd vertrokken; ik beb op
overkapuw 8sst.aan tot de trein buiten ae
was.
Iiu alleen i^n nariht kon de vrouw, die
was. den sl^ri groote huis achtergebleven
bezorgd over rijiet vatten. Zij maakte zich
werkelijk even man en wanneer zij
seiing met een Rommelde, werd zij Plo,t"
rij voelde haar w©er helder wakker en
rijn? Hoe zou hi^ri bonzen. Waar zou hij
Betroffen hebben? huis in de stad aan-
Tegen den moj^
f00r de ramen naar »oen het licht reeds
in ®®n diepe" drooJ^hnen drong, viel zij
l,ur schrok zij wn??*p-n slaap. Tegen
öa? hlepf zij vervuld en den heelen
fitees. Me(; de vrouw een onbestemde
der pn ZIjn dochter weru den huisbewaar-
dag tot d„n avond toa, 'p rij den heelen
Na drie dagen had zij ?nder verpoozen
®n op den morgen van h"is in orde
meende zij te vertrekken n vierden dag
Het was in den middag v„
fen dag. Zij ging door het he«, uM
kamer tot kamer en haar bijte varl
?V8i zij moest achterlaten tot in ?Vf>rzap a'
b°ekje. Zij stond droomerig v0Q .laatRtP
kast en streek liefkoozend over do "u»'
ruim uitzicht had over de omgeving. De
stoffige weg liep als een geel lint door het
gele landschap. Zij stond aan het raam en
dacht - te wat dacht ze eigenlijk? Aan
niets meer in dit huis. Misschien aan ©en
van haar zoons in Warschau of Toela.
Misschien aan haar manHaar gedach
ten werden uiteengerukt als de draden
een weefsel
Juist op het punt waar van den stoffigen
weg het pad naar dit huis afdraaide kwam
een troep gewapende mannen Vier viTf
ruiters waren er bij; rest, soldaten te'voet
riten'met eln m HdeZelfcle uniform maar
alten met een rooden band om den arm
Het was een groote troep. Zi ging weg
van het raam. Ren ho,ri„„
haar en zij gin? h™ge an?st ov™
radeloos - jn ^n" f P0rste m0™cnt
twijfel, dat Waren Ldo 'J- f'tten;
wisten e gardisten of bolsje-
denkonritenedSrvBtJp" tlJd' rustig na ts
er, d-Tvno hoorde zij verward roepen
moes van «tWeeT'k!Ionk reeds 6611 geroeze"
kromn e,ïlrhen door het huis. En toch
deur r 1 lneen van angst toen de kamer-
m sevvorPen werd een een aantal
aan, binnentraden. Een van hen, de
aanvoerder, ging breed VOOr haar staan.
y te woont in dit, huis?
vhter hem stonden de anderen met een
Klewang jn de hand, ruwe kerels, die men
81 es kon toevertrouwen met dom brutale,
breed© gezichten. En van het trappenhuis
en Uit de benedenvertrekken klonken de
stemmen en de schreden der soldaten door
elkander.
Waar zijn de njanncn? brulde de aan
voerder weer en zijn oogen zwierven zoe
kend door het vertrek.
Momenteel woon ik alleen in dit huis.
Mijn man is iD 't begin van de week naar
Dorpat vertrokken.
Dan gaat u mee, marschl
En hij greep haar bij den arm en trok
haar naar de deur. Zij wilde zich verzetten
en keerde zich om. Daar zag zij het ge
zicht va.n den aanvoerder spottend voor
haar oogen en achter zicih de soldaten met
gevelde bajonetten op het geweer, waarvan
de loepen op de deur wezen.
Zij moest met hen mee, zij moest hen
van de eene kamer naar de andere bren
gen en iedere kast openen. Wanneer zij
den sleutel niet vlug genoeg bij de hand
had, dan opende een regen van kolfslagen
de gesloten deur.
Matusrihka, moedertje, hoe staat hot
daarmee? En hij kromde den wijsvinger
en maakte bewegingen alsof hij den haan
van een geweer overhaalde.
Zij zag, hoe de gedichten der soldaten
rond haar, vol verwachting koken en hoe
zij haar vol spanning onafgebroken aan
staarden. Plotseling viel haar in wat een
van haar laatste bezoekers gezegd had:
Wanneer rij een enkel wapen in huis
vinden dan beteekent dat een zekeren dood.
Een siddering overviel haar, bij het zien
van al die bajonetten en ook viel haar,
zonderling genoeg, een der soldaten daarbij
op, die nog een kindergezicht had en haast
angstig naar haar staarde.
In dit huis is g©en enkel wapen, zei
ze vastberaden, terwijl ze den man aankeek.
U kunt doen wat. u wilt met alles, wat u
bier vindt, maar wapenen zijn er niet
Kom, moedertje, kom! en hij sleurde
haar verder.
Zij haalde alles uit de kasten en smeten
het over de vloer. Het porceleln viel rink©,
lend aan scherven, het zilver tinkelde en
ril stampten met hun zware laarzen op
"haar wit linnen en fijn damast Hulpeloos
stond zij erbij, als een gestraft kind en liet
gebeuren, zwijgend, duldend. Zij
,j v L boenen sidderen en telkens
b°l m Eelfde woorden: - Wapens
zijn er niet in huis. Een wapen zult u niet
panden der
alles wat zij zoo «orgvu**, van w
gebruikt had m al de 1 hooT, Tot
huwelijk met ruw geweld moest, ze
den zolder gingen zi,l en
Sffn en kasten en koffers, afgadankle
Epn en °uwe rommel. En zij
in kolfslag op leege kasten en1
Spanen. een trap op leege koffers en rij
Vly!<to in elkaar
verdJ°,daati^ lladden zich iT1, gr° Hun
v»!?",,:1"' "ri*? dekrf van d« H»««;
1il TIKCn' kraakten in stukken. De
i^bh k er d£> stukken planken uit
want hij zag dat. ze vol was. En boven op
1.1 werp oen scbyinprben blik op de
revolver T1aast hem 9tond lag
Dat was de dood
Zij wankelde en werd doodsbleek.
Wat ia dat daar Paneh? .riep de aan-
voerder, terwijl hij m((t gr00te passen
naderbij kwam.
Ja', br06<le»' kapitein, een volle koffer,
en hij gmg er met zijn wijde mouwen in en
liet, het. wanen daarin verdwijnen.
De kapitein wierp zich op de koffer, rukte
alles, wat er in gepakt zat eruit en smeet
het over den vloer
De gardist stond aohter hem en lfcoopte
langzaam de gesp aan zijn wijde mouwen
waarin hij de revolver verborgen had,
vaster dicht. Over den kapitein heen keek
hij de doodsbleeke vrouw aan met een
diepen langen blik. En toen bewoog hij
langzaam het hoofd van links naar rechts
,n van rechts naar ünks, terwijl een groot
moedig lachje over zijn gezicht gleed
Toen zij den zolder verlieten, ging de
soldaat met de anderen naar beneden Zij
zag hem ook de twee volgende dagen, zoo
lang de plunderaars in huis bleven, niet
meer.
Haar zelf lieten zij ongemoeid en het viel
haar niet zwaar, jneeffj 4® mannen in haar
Usi
ITALIË GRAAFT ZIJN GESCHIEDENIS VIT. Nieuwe uiitgravingen hebben het Forum Tra-
jamum te Roane over steeds grooter oppervlakte blootgelegd.
huis en tusschen haar eigendommen te
laten begaan. Zij namen en lieten liggen
wat zij wilden en trokken den derden dag
af
Nog veel dagen, in de revolutiedagen te
Dorpat en nog thans in ballingschap ge
denkt zij dezen dag als een dag van vrede.
Altijd ziet zij Het jongensgezicht boven het
smerige uniform met den rooden band en
het lachje en het schitteren van zijn oogen,
terwijl hij, achter den gebukten aanvoerder
staande, de gesp van zijn wijden jasmouw
nauwer aantrok. En zij heeft, zich nooit een
vraag gesteld bij deze gedachte en nooit
een waarom vernomen
Het beest, dat ln iedere stad boven de deur
van de eenof andere apotheek te vinden is.
ofwel wiens naam met groote letter® de spie
gelruit versiert, waarachter de planken vol
(lessohen, kruiken en kolven met geheim-
zinnig© vloeistofjes staan, dat beest is in al
9 dikke en vele boekdeelen van Brehm's
r"iJenl<3ven oict te vinden.
En toch schreef er de wijze, oude Aristote-
93 al over, en keizer Alexander de Groote
moet er jacht opgemaakt hebben, maar tever-
yee ,8' en boe dat dier eenmaal toch gevangen
,.f'at kunt ge lezen ln een der sprookjes van
uiimm waarin een dapper kleermakertje het
0PnD. Us"fe manier klaarspeelt.
a gebeurt meer, dat kleermakers en bak-
eis en smeden en al dat eerzame volk
vang waar koningen tevergeefs op jagen.
Me.n kan nu wel de opmerking maken, dat
in Alexander de Groote's tijd de eenhoorns
V»! Waren. dan In dien blonden
tijd der Middeleeuwen, toen er ln elk fatsoen
lijk boadh vast en zeker eenhoorns rondzwier
ven. Maar daar staat dan tegenover, dat er
in die Middeleeuwen veel meer koningen en
ook veel meer hooge baronnen en kanselieren
waren, die allen meenden, dat zij alleen den
eenhoorn buit mochten maken. En het lukte
dezen allen nimmer hert beest onder schot te
krijgen; zij moesten zich met herten en ever
zwijnen tevreden stellen, en dit zonderlinge
dier, half paard en half ezel, met zijn grooten
hoorn op den kop, liet zich pas grijpen, als
een ongerept meisje zich op zijn domein
waagde. Het dier kwam dan schuchter nader
bij en legde gedwee zijn kop in haar schoot.
Op dat oogenblik schoten de jagers en drij
vers toe, knevelden het dier en beroofden het
van zijn hoorn.
De eenige gevolgtrekking, die wel waard
is, om te trekken uit dezeii gang van zaken,
is, dat er ln de Middeleeuwen niet zoo veel
ongerepte meisjes waren als wij geneigd zijn
aan te nemen, want er waren heel weinig
hoorns in omloop; het sieraad van den een
hoorn was 'n goed handelsartikel en wij dur
ven niet veronderstellen, dat de som van
twintig a dertig duizend thaler verklaard
kan worden uit de onbetaalbare onschuld van
haar, die waard was den kop van het dier ln
den schoot te vinden.
De waarde van den eenhoorn stak ln zijn
zeldzaamheid en in rijn heel- en geneeskun
dige kwaliteiten. Hij gold voor een onfeilbaar
tegengift, en men gebruikte dit middel even
makkelijk als heden ten dage Sanatogea en
Kruschenzout, dat natuurlijk even probaat en
navenant minder duur is. Men schraapte een
beetje van den hoorn af en slikte 't in.
Heel rijke lieden lieten zich een beker van
den eenhoorn maken, die getrouw dienst deed
bij de maaltijden, omdat hij de eigenaardig
heid had, om te gaan zweeten, wanneer er
vergift school ln spijs en drank, welke uit den
beker genuttigd werden.
In de schatkamers van oude huizen en
steden zijn die kostbaarheden nog te vinden.
Zij doen geen dienst meer, omdat de bom
het vergift verdrongen heeft. De stad Frank
furt bezit er een, en het Hamburgsche huis
was rijk met zelfs meer dan één exemplaar.
Als u 'ns tijd hebt, moet u eens nagaan, hoe
ontstellend weinig Habsburgers door vergif
tiging om het leven zijn gebracht.
Pas ln de zeventiende eeuw zakte de een
hoorn plotseling enorm in de achting. De Zwe
den waren ln. Duitschland geweest, gedurende
den dertigjarigen oorlog en zij waren dom
genoeg om te beweren, dat het hoorn van den
eenhoorn heelemaal niet van den eenhoorn
afkomstig was, maar van den narwal, die de
Zweden bij dozijnen wisten te vangen. Dom
was dat, natuurlijk, omdat de waarde van een
hoogte van dertigduizend thaler neertuimelde
tot een diepte van dertig thaler. Voor zoo'n
spotprijs kon men sedert een narwaltanl
krijgen van twee meter lang.
Daartegenover staat, dat de narwal voor
zien werd van een wetenschappelijken naam:
monodon monoceros.
Doch wanneer we kier bij wetenschappe
lijke namen belanden, voelen we ons gedron
gen den dop op de vulpen te schroeven, om
dat 't niet zoo lang geleden is, dat we ons
fatsoen te grabbel hebben gegooid door onze
passer domesticus voor een sturnus vulgaris
aan te zien, ofwel onze musch voor een
spreeuw, wat heel wat anders Is dan onzen
uil 'n valk... 't Was waarlijk bijna zoo on
vergeeflijk als de biografie van den eenhoorn,
in de vorige eeuw nog geschreven door een
directeur van den Brusselscheu dierentuin,
die er vast van overtuigd was, dat het fabel
dier nog ergens in Azië moest voorkomen
Ik was moe. Doodop eigenlijk. Een moeizaam
reizen en trekken bad me lichamelijk uitge
put en het verwerken van allerlei indrukken
was mijn geest noodlottig geworden.
Ik voelde, dat mijn geest rust noodig had, ab
solute rust. Toen dit gevoel zich meer en meer
van me meester ntaakte, groeide langzaam
maar zeker de gedachte aan een rustkuur. Na
een paar dagen stond het als een paal boven
water, dat ik daaraan behoefte had. Alles wees
er op. Ik besloot er dus toe en was op dat mo
ment buitengewoon tevreden over me zelf. Ik
oordeelde, dat het me toekwam. Het zou me
goed doen, na een maand mijn werkkracht mis
schien wel verdubbelen.
Voor een rdstkuur ls natuurlijk allereerst
een rustige omgeving nocslig, en ik dwaalde
daarom door de eindelooze straten van de
drukke, rumoerige mlllioenenstad, op zoek
naar een oase van kalmte en stilte.
Naar bulten, ver naar bulten, naar her para
dijs eener rustieke omgeving kon lk niet. De
stad moest me geven, wat ik noodig had. Rust.
Rust en nog eens rust.
Heel lang heb ik gezocht. Eindelijk vond lk
wat ik verlangde. Wat een rust heerschte er
Alles ademde er rustRust, kalmte, tevreden
heid en stilte, de stilte van menschen, die het
woelige leven aan den horizon hunner gedach
ten met een bijna majesteltelijken vrede be
schouwen.
Er stonden palmen in hét rond. Welk een
rust gaat er van palmen uit I Ze zijn hoog en
statig, waardig en Ingetogen. Nooit maken ze
een overhaaste beweging. Hun bladeren wulven
rhythmisch, zelfs in den sterksten wind. En
hun rechte stammen maken slechts een gra
cieuze, welberekende buiging, als de storm
wind hem zijn macht wil toonen.
De palmen deden het hem intusschen niet
alleen. Er waren galerijen rond het huis, op
welks facade waardig en kalm, zonder eenige
poeha's een simpel „Rustic Hotel" prijkte. Op
die galerijen lagen ln heerlijk gerieflijke,
schommelende stoelen bedaagde, rustige men
schen te genieten van den vrede alom. Vrien
delijke, oude heeren en moederlijke dames met
het soort van grijs haar dat vrouwen siert, die
mogelijk na veel zwoegen eindelijk de haven
van' den ouderdom hebben gevonden.
Ik wist het direct. Hier zou ik mijn zoo
hoog noodige rust vinden. Ik liep innerlijk
verheugd langs de minzaam groetende dames
en heeren en belandde bij een eigenaar, wiens
rustig, bescheiden en beleefd optreden me al
tot blijven- deed besluiten, voordat ik een ka
mer had gezien.
Mijn intuïtie had me echter niet bedrogen.
De kamer bleek een paradijs van rust. Ik zag
uit op een voor alle buitengeluiden hermetisch
afgesloten binnenplaats, waar ook weer pal
men zich ln keizerlijke zelfbewustheid ver
hieven en de prachtigste bloemen met weldadi
ge kleuren pronkten. Over een paadje van ge
stampte witte schelpen kroop kalmpjes een
groote schildpad. Ik voelde ln een paradijs te
zijn beland.
De dagen gingen voorbij, rustig en vredig
als die van den banneling op Patmos. Mijn
handen beefden niet meer. Mijn oogen standen
helder en sterk. Ik struikelde niet langer over
woorden en wanneer ik een autoclaxon hoorde
was het me niet meer alsof mijn hart in stuk
ken vloog en mijn maag een ijskast werd.
Er zat medicijn in die rust van het „Rustic
Hotel". Ik weet, ik zou er oud en grijs gewor
den zijn, indien het er niet zoo had getocht.
Ja, het tochtte er, tenminste, als het stormde.
Op een laten avond werd ik wakker, door
dat ik het gevoel had, dat ik uit mijn bed woei.
Het stormde buiten, de palmen bogen naar links
en naar rechts als menuetdansers. Maar on
danks mijn open raam, zou de storm me toch
niet zoo kunnen hinderen, als hij deed, indien
er geen andere oorzaak was.
Die oorzaak zat in de deur van de brand
trap. Ze stond altijd open. Dat was gezond en
luchtig. In dezen storm leek een open deur me
evenwel een overdreven maatregel en ik sloot
Uit het leven van Koning August
Frederik van Saksen
De pasoverleden koning van Saksen en ex
keizer Wilhelm konden maar kwalijk met
elkaar opschieten.
De overleden koning stond bekend om zijn
rake, maar soms bijtende Witzen.
„Hij is meer August dan Friedrieh", had
keizer Wilhelm eens van den Saksischen Ko
ning gezegd.
Maar op een keer, dat keiser Wilhelm zijn
verjaardag vierde, kwam ook de koning van
Saksen naar Berlijn om z'n opwachting te
maken.
„Ik vind 't vriendelijk", zei de keizer, „dat
je voor mij naar Berlijn bent gekomen".
„Och 't is de moeite niet", bromde koning
August-Friedrieh, „ik moest toch in Berlijn
zijn voor een hondantentoonsteUing."
Kindervraag
Jantje vraagt zijn moeder:
„Waarom huilt zusje zoo
„Ze krijgt tandjes", antwoordde moeder.
„En. wü zo die niet hebben Jtas&i Jantje.
haar stevig. Vergenoegd kroop ik weer onder
de dekens en zou opnieuw ingeslapen zijn, soo
de wind me niet voor de tweede maal bijna
had opgenomen.
Ik sprong op, keek de gang in, en, jawel,
het was precies dezelfde geschiedenis. De
deur stond weer open. Opengewaaid Het kon
niet anders. Ef moest dus een touw aan te pas
komen.
Nu zeker van mijn rust en stabiliteit, trotsch
op mijn zege over den storm, zocht ik de warm
te onder de dekens. Mijn trots werd Inmiddels
spoedig geknakt. Was het touw gebroken 7
Hoe kon het Mysterie. De deur stond wijd
open
Vier maal stond lk nog op om de deur te
sluiten. Want ik wilde slapen. Ik had nog
steeds rust noodig en wie heeft er rust, als de
wind langs zijn leden blaast, ja, giert
De vierde maal sloot lk de deur op onooi>
deelkundige wijze. Het glazen paneel viel klet
terend ln stukken. Dit alle andere kamers
kwamen slaperige en verschrikte koppen te
voorschijn. En men zeide minder vriendelijke
woorden aan mijn adres. Van den weeromstuit
kreeg ik ruzie met mijn buurvrouw. Ze ver
telde me ronduit, de deur telkens te hebben
open gezet, omdat ze van frlssche lucht hield.
Waarna ik haar in enkele krachttermen mijn
intieme gedachten toevertrouwde, tot kenne
lijk vermaak van een ouden heer, die ln het
einde van de gang stond te grinneken.
Meine Ruh war min und mein Hers war
8cbwer. Und ieh fand si nimmer, ja nimmer
mehr. Althans niet in het „Rustic Hotel".
Den volgenden morgen werd ik opgewacht
door den grinnekenden ouden heer van den
vorigen nacht. Hij hield me staande. En, of
schoon hij van genoegen straalde, zag fk, hoe
zijn handen beefden en z'n oogen knipperden.
Hij maakte me stotterend zijn compliment over
de manier, waarip ik van me had afgebeten.
Ik begreep hem niet. Ik had toch de neder
laag geleden De deur, die dicht moest, was
toch opengebleven
Desondanks oordeelde htj, dat ik me kranig
had gedragen. „Ik zal U eens iets vertellen"
zei hij opeens, schuw naar de deur van mijn
Duurvrouw kijkend, die ik dien nacht pas
voor de eerste maal ln levenden lijve had ge
zien.
„VroegeT woonde Ik op nw kamer. Vlak naast
d< helleveeg. Altijd deed ze de branddeur open,
als ik haar dicht had gedaan. Ze bleef er des
nachts voor op. Eiken nacht was het 't zelfde.
Ik deed de deur dicht. En na een half uur
stond ze weer open. Het werd een lange, bit
tere strijd. Drie jaar heeft het geduurd."
„Drie jaar vroeg lk verbaasd.
„Ja, meneer, drie lange jaren. Tenslotte heb
ik het moeten opgeven. Ik kreeg er een zenuw
toeval van. Drie jaar lang lag ik 's nachts af
te wachten, tot ze haar kamer uitsl-oop en de
deur open zette. Ik ben nog zenuwachtig
Ik maakte aan het gesprek gauw een einde.
En hij slofte weg, met schuddend hoofd en tril
lende beenen, zijn handen nerveus gebarend.
Direct daarop nam lk een kloek besluit. Of
schoon ik meer rust noodig had, laadde lk
den rompslomp van een verhuizing op mijn
zwakke schouderen. Ik keerde het „Rustic
Hotel" den rug toe en ben er nooit meer in
de buurt geweest. Ik had geen behoefte meer
aan rust, waarom eigenlijk begreep ik niet.
Toen ik het hotel verliet, keek ik de om
geving nog eens aan. De palmen stonden daar
weer, kalm en waardig. De gemakkelijkste stoe
len op de galerijen noodden tot een weldadig
zitje. De oude heeren en oude dames vertoon
den het oude beeld van een hoogst bedaard ge
zelschap. En aan niets was te zien, welk een
barre conflicten in dat beminnelijke huia
woedden.
Ik weet nu, dat schijn kan bedriegen en ik
voel groote bewondering voor den journalist,
die in een artikel over hotels „1000 kamers,
duizend drama's" noemde. Die man liet zich
door den schijn niet misleiden
C. P. M. H.
Kleine wenken in wellevendheid
Beschaving en beleefdheidsvormen behleeden
een voorname plaats in ons maatschappelijk
leven. Trouwens, bijna ieder volk, dat deze
aarde bewoont, heeft bepaalde vormen en ge
bruiken, die het bij den uuaatsolxa.ppe 1 ij ken
omgang zorgvuldig in acht neemt en die het
niet spoedig zal overtreden. In onze oogen
schijnen deze gebruiken soms belachelijk, over
dreven of onaesthetisch; we achten ons ver
verheven boven „wilden" en „Inboorlingen"
en voelen ons zelf als de volmaakste wezens
van de heele schepping. Wanneer de Maori-
meisjes op Nieuw-Zeeland bij de begroeting
de neuzen tegen elkaar wrijven, dan vinden we
dit belachelijk, doch we vergeten maar al te
dikwijls, dat de uiterlijke beschaving In vele
gevallen het eenige is, waarop gelet wordt en
dat die als maatstaf geldt, waarnaar men in
onze moderne samenleving beoordeeld wordt.
Nu verkeert niet iedereen in de gelukkige
omstandigheid, vanaf zijn prille jeugd met
de soms zeer ingewikkelde omgangsvormen
bekend te zijn en daarom kan het loffelijk stre
ven van auteurs, die zich bezighouden met het
schrijven van een „Handleiding voor de Wel
levendheid" of boe deze nuttige wenken ver
der mogen heeten, niet genoeg worden toe
gejuicht en zijn wij ervan overtuigd, dat ze
hiermede „in een lang gevoelde behoefte" voor
zien.
Toch lijken ons die boekjes dikwijls veel te
uitgebreid waardoor bet werkelijk interessante
en noodzakelijke gevaarloopt aan de aandacht
van den lezer te ontsnappen.
Wanneer men hen eens in dezen trant
schreef?
Ceremonieele bezoeken legt men bet best
af door in galop de eene deur van de kamer bin
nen te komen en deze in hetzelfde tempo door
de andere te verlaten: onderweg mompelt
men tot de aanwezigen eenige nlets-zeggende
beleefdheden
Digestie-vlsltez maakt men acht dagen nadat
men bö iemand gedineerd heeft, behalve na
tuurlijk ln het geval, dat men vergiftige cham
pions of niet geheel onbedorven oesters t* eten
heeft gekregen.
regel vrij kostbaar en met hoe minder gasten
men kan volstaan, des te voordeeliger is het.
Daarom is het ook het beste de uitnoodigingen
zoo laat mogelijk te verzenden, een ieder zal
geen gelegenheid hebben dan te kunnen ko
men, maar de uitgenoodlgde voelt zich in ieder
geval toch vereerd door de Invitatie.
Wat het menu betreft, hierbij moet men voor
al den schijn vermijden, niet van alles vol
doende te hebben. Uit een economisch oog
punt zorgt men daarom, dat de hors d'oeuvre
zwaar en de soep erg dik ls. Het serveeren
kan niet vlug genoeg gebeuren, daar de gasten
dan geen gelegenheid hebben zich overvloe
dig te bedienen, en zou het, na al deze voor.
zorgsmaatregelen toch nog blijken, dat men
te kort komt, dan kan men ln het uiterste
geval een klein defect ln het electrisch licht te
hulp roepen.
Wenscht men een meisje ten huwelijk te vra
gen, dan behoort dit persoonlijk te geschie
den, doch bij voorkeur niet telefonisch. VerdeT
is het zeer tactloos om bij het optvangen van
het ja woord direct over den bruidsschat te be.
glunen.
Bij een verloving zijn nu eenmaal twee voor
name dingen onvermijdelijk: een ring en een
diner. Mocht de verloving afraken, dan behoort
men den ring wèl, doch het diner niet terug
te geven.
Kleine geschenken onderhouden de vriend-
schap", zegt het spreekwoord. Vooral bloe
men en bonbons zijn uitermate geschikt om een
dame een attentie te bewijzen. In dergelijke
gevallen gebeurt het natuurlijk herhaaldelijk,
dat de begunstigde uit beleefdheid opmerkt;
„Maar dat is werkelijk veel te veel".
Het zou evenwel zeer onbeleefd van den ge
ver zijn om te zeggen: „Nu, dan zal ik de helft
maar mee terug nemen". Wel kan men, wan
neer een cadeau op het oogenblik minder goed
zou oonvenieeren. zeggen, terwijl men Ijverig
al rijn zakken doorzoekt: „Hemel nog toe, nu
heb ik de bonbons verloren!"
Het bovenstaande ls slechts een Weine
bloemlezing, hoe naar onze meening, dergelijke
handleidingen ln de wellevendheid, bebooren te
worden samengesteld, waarbij alle schijn vrwt
eentonigheid te vermeden.