SOCIAAL EN ECONOMISCH.
tijd wot
[MILLIONAIRE
DE STOPNAALD.
ZATERDAG 19 MAART 1932
MERKWAARDIGE MINISTERIEELE
REDE.
:T- -•••-
Het standpunt, dat in zijn algemeenheid
onaantastbaar is
De rede welke Minister Verschuur op 10
Maart 1.1. in de Eerste Kamer uitsprak, be
vatte een passage, welke nog al wat monden
en pennen in beweging heeft gebracht, mis
schien ook van hen, die haar niet lazen. Zij
schijnt ons toch wel gewichtig genoeg, haar
tekstueel voor te leggen aan onze lezers, die
er met belangstelling kennis van zullen ne
men.
Volgens de ..Handelingen" (bl. 409410)
zei de katholieke bewindsman
Economische werkzaamheid
en sociale sfeer.
Er is door Albert Thomas eens geschreven
ik weet niet meer waar „je social doit
valncre l'éoonomie", het sociale moet het
economische overheerschen. Men kan uit een
dergelijke adagium alles halen wat men wil,
maar ik stel er prijs op te verklaren, op welke
wijze ik dat adagium gaarne zou onderschrij
ven. Men kan onderscheiden de economische
werkzaamheid en de sociale sfeer. De econo
mische werkzaamheid, daar is onder te bren
gen alle werkzaamheid van het Individu, ge
richt op de behartiging van zijn eigen be
lang, en in de sociale sfeer hebben wij te doen
met alle werkzaamheid, die op de gemeen
schap is georiënteerd. Het spreekt vanzelf,
dat dit laatste van een hoogere orde is, en.
waaneer Aibert Thomas zegt, dat het sociale
ïduet heer sell en over het economische, dan
onderschrijf ik dit in zooverre, dat het sociale
van een hoogere orde is, ln hiërarchie van
de begrippen hooger staat. Dat wil niet zeg.
gen, dat <5® gemeenschap een doel op zich zelf
ware, waaraan het individu ondergeschikt
zou zijn, waaraan het individu opgeofferd
moet worden. De gemeenschap is geen zelf-
doel, maar is niets anders dan een vorm van
samenwerking van individuen, de gemeen
schap is ook niets anders dan de exponent
van de werkzaamheden van de individueele
krachten. Men maakt zich schuldig aan een
enorme begripsverwarring, door ook maar
één oogenblik het begrip van de gemeenschap
zoo te stellen, alsof het los ware te denken
van den individueelen mensch. Die samenle
ving, die de individueele menschen groepeert,
heeft tot gevolg, dat de werkzaamheid van
het individu wordt verhoogd, ja, als het ware
vermenigvuldigd en heeft daarentegen ook
dit effect, dat zij van de persoonlijke rechts
sfeer en de persoonlijke belangensfeer offers
vraagt.
Staatsingrijpen.
Nu merkt men dikwijls op, dat het ken
merkt van het „vooruitstrevende" hierin wordt
gezocht, dat groote offers gevraagd worden,
dat nl. belangrijk In de rechtssfeer en in de
belangensfeer der individuen ingegrepen
wordt. Dat is niet het karakteristieke van de
functie van de samenleving; dat is een nood
zakelijk kwaad, dat men op dem koop toe
moet nemen, maar dat geenszins nastreving
verdient. Het iB zaak om zooveel mogelijk de
bevordering van de persoonlijke werkzaam
heid langs den weg van de samenleving en de
maatschappelijke ordening te verkrijgen, maar
het brengen van offers is daarbij geen doel,
doch wel als middel gerechtvaardigd.
Als men nu nagaat, op welke wijze men
de gemeenschap wil laten optreden en wil
laten ingrijpen, dan Is ook daaromtrent bui
tengewoon veel meenlngsverschll. Ik kan
daaromtrent een voorbeeld gebruiken, dat
ook gisteren in het debat ter sprake is ge
weest Als belangrijk voorbeeld kan ik noe
men de correctie, welke de Overheid moet aan
brengen ten aanzien van de juiste verdeeling
vagi de inkomens. Men zou de Overheid te
dien aanzien zóó kunnen laten optreden als
of er een bepaalde beschikbare voorraad aan
goederen bestond, waarbij het er slechts 'op
aan kwam, dat een juiste verdeeling werd tot
stand gebracht. Als men het vraagstuk zoo
geheel naar een bepaald oogenblik gesteld
beschouwt, dan is het een van de eenvoudig
ste vraagstukken, waarvoor men gesteld kan
geraken. Men kan dan de Overheid een tame
lijk gelijke verdeeling laten tot stand bren
gen. Maar zoo is het vraagstuk niet. Dat
ware de statische beoordeeling van onze
samenleving, terwijl het vraagstuk juist is,
hoe wij de werkzaamheden, die de bron van
allen rijkdom zijn, in verloop van tijd voor
de samenleving waarborgen. Men moet het
dus, naar de bekende onderscheiding, uitslui-
tend of in hoofdzaak dynamisch bekijken. Als
al de millioenen individueele grootheden, van
wier werkzaamheid de samenleving het heb
ben moet, niet op het maximum van hun nut
tige inspanning gehouden worden, dan is elk
stelsel van ingrijpen ten aanzien van de ver
deeling van de maatschappelijke inkomsten
bezwaarlijk, soms gevaarlijk, soms zelfs uit
den booze. Wanneer men dus het een of an
der sociaal systeem, of den een of anderen
Overheidsinvloed te dien aanzien aanwendt,
en men slaagt er niet in al die individueele
krachten op passende wijze op hun eigen be
lang georiënteerd te houden, dan legt men
den bijl aan den wortel van onze welvaart
en van ons geheele volksbestaan.
Hieruit blijkt dus welk een gebondenheid
aan het economische zich stelt tegen sociaal
willen, tegen sociale idealen. Dat is een ge
bondenheid, niet alleen in zooverre, dat daar
is, quantitatief, een beperkte hoeveelheid aan
gegeven rijkdommen, maar er is een veel be
langrijker gebondenheid van meer qualitatie-
ven aard, die bestaat in de eigenaardigheid
van het 'eigenlijk werkende element, dat is
de individueele mensch. die op zijn eigenbe
lang, volgens de wettelijkheid wel is waar der
geméenschapsxJrde, geordend moet blijven. Dat
is een tegenstelling eenerzijds van het sociale
en het economische en dat is ook rangschik
king, die duidelijk doet uitkomen, dat het
sociale in rang staat - boven het economische,
zooals het formeele boven het materieele is
te stellen en zooals de ziel boven het lichaam
is te stellen. Alle economische werkzaamheid
moet Ingesteld zijn op het hooger sociologisch
doel, maar anderzijds is geen enkele sociolo
gische maatregel of doelstelling los te maken
van da eigenaardigheid der gegeven econo
mische potenties.
Sociaal-wenschelijke en econo-
misch-mo gelijke.
Men kan misschien, zooals ik daar hoor,
zeggen, dat dit eenigszins lijkt op een tijd
schriftartikel, maar ik moet het thans eens
hebben over den veel verbreiden gedachten-
gang, waarin, vrijwel ins Blaue hlnein, wen
schen worden geuit. Wanneer men van de
Regeeringstafel zich. bij de overweging der
vervulbaarheid van tal van wenschen begeeft
in de oude onderscheiding, dat er geen sociale
maatregel mogelijk Is, of men moet rekenen
met het „economisch mogelijke", dan gebruikt
men een zoodanig uitgesleten formule, dat wij
daarmede vrijwel niets meer zeggen. En wan
neer wij ook in dit debat weder gekomen zijn
voor uitsluitend in sociale sfeer zich bewegen
de wenschen, dan lijkt het mij noodzakelijk,
niet het minst ook in verband met verschil
lende uitingen in den lande, dat van de Re
geeringstafel duidelijk uitkwam op welke
wijze zij verstaat die bekende onderscheiding
tusschen het sociale en het „economisch mo
gelijke". Er is van Regeeringszljde alle reden
om er op te wijzen op welke wijze het sociaal
wenschelijke aan het economisch mogelijke is
gebonden, en dat die gebondenheid betreft
niet alleen de hoeveelheid van de voorradige
goederen, maar ook de eigenaardigheden van
het in het economische werkende element.
De loonpolitiek.
Een zelfden gedachten gang kan men ook
krijgen bij de loonpolitiek. Ik stel mij ten
aanzien van de lóóüen als den-beebe-n- toestand
Voör, dat er heerscht een zekere gelijkheid In
de loonen; dat men dus voor gelijk waard i gen
arbeid loonen heeft, die niet al te zeer uiteen-
loopen. Daar zijn wij allen in hoofdzaak voor,
ofschoon ln de practijk daaraan nog wel het
een en ander is te doen.
Wanneer men de zaak aldus stelt, is ver
volgens ieder er voor dat de loonen zoo hoog
mogelijk worden gesteld. Maar ook daarbij is
er een maximum peil, boven hetwelk men on
mogelijk gaan kan. Men kan het algemeene
loonpeil afgezien dus van loonen in be
paalde bedrijven opvoeren tot een zoo hoog
peil, dat onverbiddelijk werkloosheid intreedt,
als men wijst op de koopkracht, zooals hier
is gedaan, van de hooge loonen en op de ze
genrijke economische gevolgen daarvan, dan
is dat volkomen juist; tot aan de grens, waar
mede men heeft bereikt het peil, waarop de
loonen werkloosheid produceeren. Op dat
oogenblik gaat de koopkracht niet van het
individueele loon, maar van de gezamenlijke
ln de samenleving verdiende loonen steeds
meer afnemen. De koopkracht gaat verminde
ren en het loon houdt op over het algemeen
economisch verantwoord te zijn.
Ook bij de werkloosheidsverzekering hebben
wij gehoord, dat eischen werden gesteld, welke
met den onverbiddelijken samenhang van hot
sociaal gewenschte en het economisch doen
lijke te maken hebben. Men kan bij de werk
loosheidsverzekering allerlei stelsels beden
ken, maar wanneer wij daarbij zooals de
geachte heer Polak gisteren zeide te maken
hebben met een geheele boekenkast vol stu
diewerken en verslagen, alle betrekking heb
bende op de werkloosheid, dan zal men tel
kens en telkens zien, dat al deze arbeid daar
om zoo'n omvang heeft genomen, omdat men
13 gebotst tegen dezen onverbiddelijken sa
menhang ern dat bij bet vinden van een goed
stelsel van werkloosheidsverzekering het er
juist om gaat niet om den idealen toestand
te schetsen dat is gauw genoeg gedaan
maar om de economische elementen, die voor
de samenleving den rijkdom moeten voort
brengen, niet door de sociale maatregelen van
de werkloosheidsverzekering te remmen of
te stremmen in hun werkzaamheid.
De geachte afgevaardigde de heer Polak
heeft de methode van den heer Reesing, die
hij heeft aanbevolen, nogal bewonderd, naar
het schijnt, doch wij hebben bij dat stelsel
van den heer Keesing kunnen bemerken, dat
de overigens bekwame schrijver zich uitslui
tend bewoog in de sociale sfeer. Die geachte
schrijver heeft eigenlijk niet veel meer ge
daan dan een sprookje schrijven. Hij heeft
opgemerkt, dat er verschillende menschen zijn
op een bepaalden leeftijd zander inkomen en
hij heeft gezegd: daar moet verandering in
komen. Deze menschen moeten in plaats van
het loon, dat zij derven, een inkomen van de
maatschappij ontvangendaar moest eigen
lijk een fonds zijn, waaruit wij dat zouden
kunnen betalendat fonds moest eigenlijk ge
vuld worden, niet uit de inkomens van die
menschen in gewone tijden, maar met geld
uit de samenleving, en daarvoor moesten we
eigenlijk maar belasting gaan heffen; hoe
veel tien millioen of honderd millioen per
jaar en welke belastingen weet ik nog niet.
Wanneer in zoo pure wenschelijksheidssfeer
plannen worden gemaakt, hecht ik er totaal
geen waarde aan, en vind ik, dat ik mij er
in de Memorie van Antwoord nogal vriendelijk
over heb uitgelaten. Het is een volkomen
naïeve sociologie, die zich geheel losmaakt
van de economische potenties. Wanneer nu de
geachte afgevaardigde de heer Polak zegt:
kom ook eens in die reine sociale sfeer en
zeg eens of gij ook niet vindt, dat zoodanige
uitkeering moet plaats vinden, dan pas ik
daar geheel voor, omdat een antwoord op al
lerlei sociale wenschen totaal onverantwoord
is, wanneer het contact met het economisch
mogelijke uit het oog verloren wordt.
De geachte afgevaardigde de heer Sarra-
rens heeft in een even aangenaam Voorge
dragen als tot nadenken aanleiding gevend
betoog gewezen op dezen kant in het be
toog van prof. Adolf Weber, dat daarin een
zijdig op de verhooging van de productie de
aandacht wordt gevestigd. Het kan zijn, dat
die eenzijdigheid daar bestaat: zoo ja, dan
keur Ik het af, dat uitsluitend economisch
beoordeeld wordt is hoever wij de productie
kunnen doen stijgen, en andere, meer sociale
factoren, zooals de verdeeling der productie,
worden verwaarloosd. Het zal zaak zijn, het
eene èn het andere te doen De goede methode
kan slechts worden gevonden, wanneer wij
de wederzijdsche gebondenheid in het oog
houden. Vraagstukken als het juiste loonpeil
zullen wij niet anders mogen bezien dan in
verband met de werkloosheid en de nationale
productiekracht; vooral wat betreft de export-
productie; zij zijn van zoo ernstigen aard, dat
men naar de meening der Regeering daar
mede handelt over het voortbestaan van ons
geheele economische systeem, vain ons geheele
volksbestaan, en dat voor een nabije toekomst.
De economische constructie van de wereld is
in korten tijd hevig veranderd. Wanneer mem
bijv. wijst op toestandem van vóór den oorlog,
geeft men bijna geen argument; in nog geen
twintig jaar is de constructie van de wereld
zooveel veranderd, dat aan de kracht van der
gelijke verwijzingen veel ontbreekt. Hadden
wij tien jaar geleden in Indië weinig last van
de Japaneohe concurrentie, thans worden onze
textielgoederen daar zoogoed als geheel door
de Japansche verdrongen. De Japansche con
currentie is eenige jaren geleden doorgedron
gen tot het Suezkanaal, ern thans wordt onze
btnnenlandsche markt met Japansch goed
overstroomd. Zóó snel zijn de veranderingen,
zelfs in het begrip wereldmarkt! Dat alles
bezielt de Regeering met de grootste zorg om
de samenleving in den strijd om haar bestaan
te versterken.
De opinie van de Regeeriog is, dat het al-
gemeen loonniveau dat is heel wat anders
dan alle loonen ln verband met de ontwik
keling van de wereldeconomie zal moeten
dalen, hetgeen ook weer niet hetzelfde is als
vermindering van de sociale situatie of de
koopkracht der massa, en wel voor de be-
staanskanseü ze'-f van ons volk.
Als ik ooit pleizier heb gehad, dan was het
vandaag, zeide Pierre Langu, terwijl hij ln een
apachenkroeg in de Rue d'Hautpoul, achter de
Hüttes ChaUmont gezeten, zijn absinth dronk.
Nee, nooit vergeet ik de poets, die ik dien
gladjanus van 'n speurder heb gespeeld.
Verbeeld je, daar slenterde ik van middag
in het drukste middaguur, zoo'n beetje door
het magazijn „du Louvre" om te kijken of ik
niet mijn slag kon slaan. Het is gemakkelijker
om in de volte te kijken wat een meneer in
zijn zakken, een dame in haar taschje heeft
dan wanneer slechts enkele lui tusschen da
vitrines wandelen, In de drukte kijken de.
menschen niet pp een zacht duwtje. Je. duwt,
en je.: wordt geduwd. Ze weten wel, dat "zé
elkaar niet goed kunnen passeere.n Zónder
elkaar aan te raken. Het is een heen- en-weer-
stooten en duwen en daarvan moeten wij, arme
menschen, het hebben. In het gedrang, wan
neer de lieden allerlei pogingen doen om er
uit te komen, merken ze niet gauw wat je
doet en dat je „stiekum", belangstelling toont
voor wat ze zoo al meedragen. En bovendien
krijg je veel meer kans Iets van de toonbank
étalages weg te nemen, dan in de ochtenduren
als het er betrekkelijk stil is.
En ik had juist mijn oog laten vallen op een
fijn zijden doekje, toen ik een eigenaardige
ontdekking deed, een ontdekking, die eigen
aardige gevoelens bij me opwekte. Ik wa3
dicht bij de heeren-afdeellng gekomen, toen ik
een étalagepop in het oog kreeg, keurig uit
gedost. Een deukhoed, boord, keurige das met
modern dessin, handschoenen, goed zittend
colbert, een pantalon, netjes ln de vouw, kort
om een pop, die de fijnste artikelen van de af-
deeling droeg.
Jonge, jonge, dacht ik bij me zelf, waar
heb ik dat gezicht meer gezien? Waar lijkt die
poppekop op. Ik zocht in mijn herinneringen,
zooals ik weieens kijk, of er nog een centime
in mijn vestzak zit. Waar heb ik dat uitge
streken bakkes toch meer gezien? pijnigde ik
m'n hersens af. Ik wandelde de afdeeling op
en neer, keek nu en dan naar de pop om mijn
geheugen een beetje te helpen en eindelijk
herinnerde ik me den kerel, op Wien de kop
zoo leek. Het was de speurder Soulange, ja,
de detective van de Sureté. Ik ken den kerel,
omdat hij onzen kameraad Fouchère te pak
ken heeft gekregen. Bij de rechtzitting had
ik hem gezien. Ik liep eenige malen om de pop
heen en ik zag al gauw, dat ik met een echten
kerel, niet mét" een statige pop te doen had.
Ik begreep. In den laatsten tijd hadden de
kranten vol gestaan van diefstallen in het
Louvre ik ben onschuldig hoor, en nu
had hij zich zóó opgesteld, om een oogje te
kunnen houden op lui, die graag iets zonder
te betalen meenemen. Hij had zich een beetje
laten schminken om meer het aanzien te krij
gen van een wassen pop. Zijn gezicht glansde
vettig en zijn wangen hadden een rood kleur
tje.. Ik dacht bij mezelf: hoe bak ik dien
kerel, die Jean in het bajes heeft laten stop
pen, een poets.
Eindelijk viel me iets ln, Tot verbazing van
de juffrouw bij de handwerkafdeellng kocht
jf'hen dikke stopnaald met eén goede' stevige
plint.
En toen ging ik weer naar de pop, die, het
moet gezegd worden, onbeweeglijk op haar
voetstuk bleef staan. Geen spiertje bewoog
zich. Soulange staarde voor zich uit en kon
daardoor een groot deel van de zaal gelijk
vloers, overzien.
Vlak bij hem maakte ik een opmerking te
gen een oude dame:
Tegenwoordig, die poppen, hoe maken ze
het! Je kunt ze niet van echte menschen on
derscheiden.
Ja, meneer, zei het vrouwtje, Je zoudt
zweren, dat die pop echt Is Ze wees naar
Soulange.
Nee, madame, dat is de kunst van tegen
woordig. Het is alsof alles leeft, geen was,
maar vleesch is. En toch is het was of hout.
Zie maar.
En plotseling stootte ik de stopnaald met
kracht in het dikste gedeelte van het been
van de pop.
Soulange uitte een scherpen kreet van pijn,
tot grooten schrik van de oude vrouw, die
het bijna op haar zenuwen kreeg. Soulange
sprong van het voetstuk en, vóór hij het wist,
was hij omringd door vele nieuwsgierigen, die
niet begrepen, hoe een pop in een levend
mensch kon veranderen, En van de gelegen
heid maakte ik gebruik om het magazijn te
verlaten, blij, dat ik mijn kameraad had ge
wroken. En zoo zie je, dat je je soms met een
kleinigheid kunt vermaken.
En de stopnaald dan, vroeg iemand.
Die zit er nog ln, als ze er niet is uit ge
haald, lachte Pierre, terwijl hij zijn glas leeg
dronk, maar voorloopig zal ik het Louvre
mijden.
NADRUK VERBODEN.
Regeering en deflatie-gevaren.
Wanneer de Regeering daarbij een bevoegd
heid bezit en daden kan stellen, dan zijn die
bevoegdheid en die daden maar zeer betrek
kelijk. Indien de Regeering het in haar be
voegdheid had om tot verlaging van de loonen
rechtstreeks over te gaan, dan zou dat, dunkt
mij consequenties hebben, als waarvan de ge
achte afgevaardigde de heer Serrarens heeft
gesproken. Die geachte afgevaardigde heeft
nl. gewezen op de consequenties ten aanzien
van de obligaties en do prijzen van huizen e.d.
Wanneer de Regeering rechtstreeks in de
loonen ingreep, zou de consequentie daarvan,
dunkt mij, inderdaad zijn de verplichting, om
ook het rendement van obligaties en do huren
der huizen evenzeer te drukken, ik geloof
intusschen, dat de economisch© krachten bij
het intreden van een zekere deflatie zich niet
onbetuigd zullen laten, maar een zoo groo
ten toeloop naar de belegging in den vorm
van obligaties zullen veroorzaken, dat het
rendement van die obligaties ten slotte weer
op het juiste peil zal komen. En wanneer de
samenleving er in slaagt, te komen tot den
bouw van nieuwe huizen tegen lageren prijs,
dan zullen de lagere huren van de nieuwge
bouwde huizen de overige huren terugbren
gen tot een redelijker peil. De Regeering heeft
intuscsen geen rechtstreeksche bevoegdheden
ten aanzien van het loonpeil, maar zij kan wel
Indirect optreden door te weigeren, positief
mede te werken om het loon kunstmatig hoog
te houden. Zoo kan zij ook op ander gebied
slechts hier en daar indirect eenigen invloed
op dit vraagstuk uitoefenen; doch voor zoo
ver zij <3it kan, heeft zij zich ernstig en ge
wetensvol de vraag te stellen, wat zij ten aan
zien van ons geheele volksbestaan aan haar
verantwoordelijkheid verplicht is.
De Regeering is zeker niet van qordeel, dat
het loon de eenige factor zou zijn, die onze
productiekracht bepalen zal. De Hooge Raad
van Arbeid is bezig een onderzoek in te stel
len in hoeverre het loon invloed heeft op de
productie prijzen. Wij willen dat onderzoek
met helanestelline afwachten. Ook uit de op
dracht aan ae oommissie, weiite ciat onderzoek
instelt, blijkt, dat het eigenlijk gaat om de
productieprijzen en om den invloed van het
loon daarop. Het gaat hier rechtstreeks uit
sluitend om de productieprijzen, welke zoowel
door de arbeidsprestatie, waarover de geachte
afgevaardigde de heer Serrarens zulke juiste
opmerkingen heeft gemaakt, alsook door de
rationalisatie,, door onze intensievere kapitali-
scoring en ons ver voortgezet onderwijs en
andere omstandigheden tot een zekere laagte
kunnen worden neergedrukt, en zeker niet
alleen door een loondaling.
Internationaal staat het vraagstuk zeker
v&el eenvoudiger. De geachte afgevaardigde
de lieer. Serrarens heeft te recht de onder
scheiding gemaakt, dat men internationaal
loondaling kan afkeuren en ook als onnoodig
kan beschouwen, maar dat men tegenover de
feitelijke daling 'der loonen in andere landen
(er is ook ln <jeze Kamer gewezen op de ge
weldige depreciatie van verschillende valuta's)
niets anders kan doen dan contrecoeur mede-
gaan met een zekere daling in de loonen, in
verband met de bestaansmogelijkheid van ons
volk.
„Het is zeer gemakkelijk, zoo besloot de
"V'3* merkwaardig betoog, „om uit
15 1 V k'6r h«b gezegd, hier en daar zin
nen tos te maken en daarvan vette koppen
te maken in sommige dagbladen, ten einde
daarmede t© bewijzen de snoodheid van de
Régeering; maar iiü de'Rég-eering haar ziéns-
wijze nog nader heeft uiteengezet* kan voor
degenen, die van góeden wil zijn,' blijken, dat
het de bedoeling is van de Regeering, om het
heele econofniache volksbestaan voor een
naastbijzijnde toekomsit te handhaven, en dat
de Regeering alles doet, wat onder handha
ving van een sociaal zeer hoog niveau onver
mijdelijk is ter zake van de productiekoeten.
Ik ben overtuigd, dat achter de Regering
zich dienen te scharen allen, die de econo
mische gevaren beseffen en die tegelijkertijd
het maximum aan sociale mogelijkheden wil
len gehandhaafd zien".
Hoe ter wereld men deze rede als „liberaal"
heeft willen kenschetsen is ons, evenals onzen
collega van „De Volkskrant" een raadsel,
zoo wij niet wisten, dat liberalen min of meer
annexionlstisch zijn aangelegd ten opzichte
van al wat wijs is. En hoe „De Nederlan
der" dit betoog durfde kwalificeeren als ,.ver"
ward", is ons heelemaal een raadsel.
De rede schijnt ons hoe men over onder-
doelen, b.v. betreffende de te nemen maatre
gelen tegen eventueele deflatie ook moge
denken de omschrijving van e'erl stand
punt, dat in zijn algemeenheid onaantastbaar
is en dat werd uiteengezet in een vorm, welke
waarlijk niet alledaagsch mag heeten.
BRANDSTICHTING.
De rechtbank te Winschoten veroordeelde Af
teren den slager L. H. te Muntendam, thsnS in
voorarrest, wegens opzettelijke brandsticht lng
in zijn slagerij, in November j,lif tot 3 iaar ®e"
vangenisstraf.
De eisch was 3 jaar.
1 1
Een tweede Michael de Ruyter op het
massale kruis, bestemd voor den kerktO'
ren van Berg-Terblijt.
BOND VEREENIGING „WESTLAND".
De bond Vereeniging „Westland" hield een
algemeene vergadering in café restaurant
„Centraal" te Naaldwijk, onder leiding van den
heer J. Barendse.
Onder de aanwezigen merkten we op do
heeren Eisen en Kampschöer burgemeester van
resp. Naaldwijk en Monster.
l)e voorzitter besprak ln zijn openingsrede
uitvoerig den toestand in het Westlandsche
tuinbouwbedrijf, de moeilijkheden waaronder
het te lijden heeft. Onze Regeering, die met
net contingenteeringswetje den eersten stap op
het pad van verweer heeft gezet, moet blijk
baar, zeide spr., nog bekeerd worden tot het
standpunt van actieve handelspolitiek op de
basis van wederkeerigheld. Ons land zal niét
kunnen ontkomen aan de noodzakelijkheid van
een onderhandelingstarief.
Als gevolg van deze omstandigheden krijgt
de vraag van de kwaliteitsverbetering een
ongekende actualiteit. Opvoering der kwali
teit is een dringende eisch. Slechts het feit,
dat men ons product om zijn goede kwalitei.
ten niet wil missen, zal ons moeten redden.
Meer dan ooit moeten we het oog gericht hou
den op de consumenten ln eigen land. Daarom
zal het vraagstuk der reclame ernstig moe
ten warden bezien.
Aan de orde kwam het voorstel van de afdee
ling Naaldwijk, om de actie van het weren
van buitenlandsch fruit te versterken.
Na zeer breedvoerige besprekingen stelde
burgemeester Eisen, de voorzitter der com
missie voor Westlandsche Belangen, aan de
vergadering de volgende conclusie voor;
„De Algemeene vergadering van den hond
van Westlandsche Veilingvereenlgingen;
is van meening, dat alle normale handel ln
van elders onmogelijk wordt gemaakt;
acht het voor het behoud van den Neder-
landschen Tuinbouw absoluut noodig, dat door
actieve handelspolitiek door onze Regeering
aan afzetgebieden buiten onze grenzen nog
wordt gered, wat te redden is;
acht het daarnaast noodzakelijk en redelijk,
dat aithans in ons eigen land den eigen tuin
bouw een kans wordt gegeven zonder door
vreemde producten de markt té zien over.
voerd
vraagt het Centraal Bureau van de Groep
Veilingsvereenigingen in den Nederjandschen
Tuïhbouwraa me grooten aandrang op maat-
reSe,e"i„g aln te Van 6en en ando* W 1*
Reg«er*n° aan te dringen.
aannemen "Sie W'0rd met a»*«n®ene stemmen
Speciale reclame voor druiven.
een°°npLTT!! breedvoerlS Oproken over
debat hl 1 dn,lvenreclame. Na een langdurig
c besloot de vergadering met algemeen©
'"men op voorstel van den voorzitter, dat
speciale reclame voor de Westlandsche drui
ven lil het binnenland noodzakelijk is.
MATUSCHKA II!
Binnenkort weer een treinaanslag?
Cister morgen stond op het rijwielpad bi]
-S'oestd'Utoem geschreven: binnenkort een aan
lag op den trein UtrechtAmersfoort. Ma-
tuscihka II. Deze spoorlijn wondt nu ln alle
gemeenten, waar de trein passeert, bewaakt.
iiimiw"!»
m A too I J0D*100-«
téOH'964 I'd» A 1000 100H100H
|M i«N A ?SO0 100* I00M
I9W B WO 101X101"
90 - JW9 B 1(100 4 1PIH
«7* 1*29 B *00 6 10]
1019 100 ft MU
ft in\ 'Oi
.wi wrv
Vrij naar het Engelscb
van
F. TINDEL.
J
27).
Harry, trek je werkpak aan. Morgen
ochtend moet je aan het werk! riep Dolly
vroolijk tot haar bruidegom. Je vader en ik
gaan karwei voor je zoeken, als jij zelf niet
overal rondsnuffelt, om werk te krijgen.
O, hemel! jammerde Mr. Miller.
Hij had in vollen ernst gesproken en zij
antwoordde met een scherts.
Nu, zei hij tot zijn vrouw, toen ze on
der elkaar waren, dat is dat. AJs Harry niet
kan optreden in de revue, dan zie ik geen
kans voor hem.
Geef jij hun een kans, George, zeide zijn
vrouw.
O, ik wil hun alle kans van de wereld
geven. De hemel weet, dat ik andere dingen
aan mijn hoofd heb, die me er wel van zullen
afhouden, om over diie twee akelige kinderen
te tobben. Alles, wat ik als tweede hypotheek
kon krijgen, was 5000 pond. En daar betaal
ik me een ongeluk voor. Drieduizend kan ik
gebruiken van den chèque van deze maand,
en dan moeten we een poosje zuinig zijn met
onze uitgaven.
Dat doet me er aan denken, antwoord
de Jane. Er is post voor je, en eea
Waar heb ik die dingen neergelegd? Het tele-
giam was onbetaald. Ik wou, dat ieder zijn
eigen telegrammen betaalde.
Heb je het niet open gemaakt? Het zou
iets belangrijks kunnen zijn.
Ik had er geen tijd voor. Ik had het in
mijn handen, toen jij telefoneerde en toen is
het me heelemaal door mijn hoofd gegaan.
Bovendien heb je er laatst een hoop drukte
over gemaakt, toen ik een telegram voor jou
open maakte.
Nu, zei George, laten we het telegram
en de brieven maar eene nakijken. Het kan
niet uit Huil komen, voegde hij erbij.
Hij scheurde het papier open, zonder bijzon
dere haast be maken, en las.
Oh! gilde hij.
Dan barstte hij in een luidruchtig en zenuw
achtig gelach uit.
O, die is geweldig! Dat lieve kind! Onze
lieve Rose! Dat heb je al heel prachtig uitge
zocht. O, die is geweldig!
Jane greep verschrikt het telegram uit zijn
hand. Die vreemde lach joeg haar vrees aan.
Zij vloog over de getypte woorden heen, uitte
een schellen kreet, en viel bezwijmd in de ar
men van haar man.
Het papier dwarrelde zachtjes op den grond
en terwijl George zijn vrouw teeder op de sofa
uitstrekte, en haar kieeren wat losmaakte,
staarden de getypte woorden van het telegram
naar hen omhoog;
„Robert en ik vamdaia.g hier getrouwd. Uw
héél, héél héél gelukkig kindje.
ROSE".
Het telegram kwam uit Londen. Het was
onbetaald, zooals al die telegrammen moesten
zijn, want dat kleine ongemak van betalen,;
verzacht ietwat de uitwerking van den inbeeé
op den geadresseerde. De aandacht wordt er
©enigszins door afgeleid.
Het is niet zoo slecht, als dat andere.
dat andere huwelijk zei Mr. Miller, toen zijn
vrouw sinds lang had opgehouden met snik
ken. Maar waarom.waarom moeten ze
zulke dingen doen? Die naarheden! Ze denken
zeker, dat het mooi staat. En Castle! Bijna
tweemaal zoo oud als zij! Die vervloekte vent!
Ik mag hem miet. Ik weet niet, waarom ik
eigenlijk niet van hem houd. Maar als je niet
weet, waarom je niet van iemand houdt, dan
heb je juist dubbel het land aan hem!
XV
Toen Rose en haar man thuiskwamen, bleek
het vrijgezellen verblijf van den baron aller
minst geschikt als woning voor een jonge
bruid. De huize Miller daarentegen bleex bij
zonder geschikt, voor dat doel. Bovendien is
het voor een man in zaken altijd aangenaam
te weten, dat zijn vrouw in geval van
nood in de BChutse van haar natuurlijke
beschermers is.
De drie kamers op de tweede verdieping,
e eens vol piëteit gereserveerd waren voor
e amilie Wallis, kwamen nu goed b» pas.
e een andere kamer erbij, waren deze ver
trekken buitengewoon geschikt, om de beide
bruidsparen te herbergen. Uit den aard der
zaak hieven de nieuwe leden der familie niet
bepeirkt tot hun eigen kamers. Zij namen
bet heele huis in beslag. Het huis was vol-
een beetje te vol, om zich op zijn gemak té
voelen, maar niet te vol, om te sputteren
En sputteren was het juist, waarin de meuwe
leden der familie, met hun echtgenooten, uit
blonken. Harry, die door de vroolijke' vol
maaktheden van Robert Castle overmeesterd
was tot den tijd, waarin de beide voorgenomen
huwelijken vielen, werd nu ietwat koel jegens,
gjfe nfwmaligen beschermer. Hij vond 49^
niet heelemaal in orde, dat de baron er op
die manier met zijn zuster van door was ge
gaan. Hij vond zijn zuster te Jong voor den
baron. Kortom, hij was van meenimg, dat Castle
cp minder behoorlijke wijze gebruik gemaakt
had vain Rose's gebrek aau inzicht. Aanhanke
lijk dacht Harry het alleen, doch het duurde
niet lang, of hij begon het ook te zeggen. In
zijn hart vermoedde hij, dat de baron zich
niet uitsluitend door liefde had laten leiden.
Iïij begreep, dat M1- Castle er voordeelen in
gezien had, om de schoonzoon te worden van
een man, die een groote zaak ging exploi-
teeren in samenwerking met mr. Lonsdaie.
Rose mn haar kant kon maar weinig ver
diensten ontdekken in Harry's brujd. Bn nog
minder verdiensten ontdekte ze al dadelijk de
eerste week, toen ze een nieuwen Spaanschen
sjaal miste, en dien even later sierlijk over
Dolly's schouders zag hangen.
De zaak kwam ter sprake aan die late ontbijt
tafel.
Gerust, Dolly, als Je dien sjaal wilit heb
ben, zal ik hem aan je geven, zei Rose. Maar
ik zou je zeer verplicht zijn, als je niet op
mijn kamer kwam, om de dingen weg te
nemen.
Ik vond hem over den rug van een stoel
op de gang boven, verklaarde Dolly. Ik wis
niet van wie hij was. Ik had het
koud, en deed hem daarom over mijn sc ou
dors.
Tusschen haakjes, oude Jongen, zol Ro
bert Castle, zich tot Harry wendend waar
heb je die das vandaan, die je aan hebt/
Gekocht, antwoordde Harry, lichtelijk
blozend. 1
Je mag die gerust hebben, als je ze
roodlg hebt, verklaarde de baron goedig, maar
je hebt nooit een das als die in je leven ge
kocht, omdat je nooit geld hebt uitgegeven
in de zaak, waar ze diie verkoopen. Ik heb die
das gekocht bij Brown Jones in de Oxford-
street. Er is geen tweede das van Fransche
zijde als die, in heel Engeland, hehab© van
Brown Jones. O heen, wordt t kwaad.
Ik zeg er immers niets vattjn ^&n' a's we
nu toch praten oyer persoo0 1 c el&6ndom, is
het misschien beker, dat we ae saken goed
stellen. t ff.
De baron dronk zijn k° en spoedde zich
de kamer uit. Hij w»s tfnmihste één lid van
de familie, die ni'eit zl]n £®Wone bezigheid
deed bestaan ult "niefcs was op de zaak
hij Morton, vóór d® a™er«n van de ontbijt-
tafel waren cypgiefl,taan' 0c^ mr. Castle voelde,
dat zijn dagon va®.': invouidig verkoopertje bij
Morton <'0' ,!t ,Waren. Hij was voorne
mens, zonder drawn qe Zaak bij zijn achcKm-
vader op n<? J te brengen, d.w.z. hem
onomwonden tonnen te geven, dat er nu
een echt zaKenmaii in de {amiiie wa9> ee,n
man, die e ïaatschappij Wildrose tot bloei
kon brengen als geen a,nd,ere.
Mr- 1 er was nipt aan tafel, evenmin als
zijn vrmnv. Op d©rden morgen na de
verklaard nlsInS der familie had George
niet meer met die schuimers eten.
Jane. Ik kan het niet uithouden. Vandaag of
moigen Verlies ik mijn geduld en schiet ik ze
r'6er- Dt wil alleen met jou eten.
0, diat kunnen we niet doen. Het is maar
voor een poosje, George. Natuurlijk moeten
we elkaar allemaal goed leeren kennen, vóór
1e zalcen van eon leien dakje taan.
Zóó lang zullen ze hier niet zijn, ant
woordde George grimmig. Zoowaar Ik leef,
ik zal de politie roepen, of den rattenvanger,
of wien dan ook en ze eruit laten gooien.
George, weet je wel hoe schandelijk Je
daar over jo eigen kinderen spreekt? Ik wil
ook niet, dat ze lang hier blijven, maar we
moeten hun een kans geven, om hun eigen
huishouden op te zetten.
Nu, wat Castle betreft, de duivel hale
dien kerel! die heeft me nog geen cent ge
vraagd. Dat moet ik hem nageven. Maar hij"
pakt me aanhoudend bij mijn knoopsgat, ëa
verkoopt me een boop onzin, waf een reus
achtige zakenman hij zou zijn, als hij maar
eens wat flinks bij den kop kon krijgen. Hij
bedoelt onze exploitatie-maatschappij. Nu, ik
heb daar weinig zin in. Hij heeft een goeden,
werkkring, net zooveel als hij waard 1». Eu
je merkt ook niet, dat hij van plan ls, om 'de
onkosten hier te betalen, hè? Allemachtig,-il£
ben er ziek van. Ik zit tot zoover vol.
Jo maakt Iedereen ellendig met je ver
drietigheden, en je schreeuwen, zei mr®. Mil
ler pruilend, O, George, wat is er toch met je
gebeurd? Je bent nooit zoo geweest. Het is
net, alsof je ons allemaal kwijt wilt.
Ik zeg je, dat ik er z-ieR van ben, riep
Miller uit. Ik ben er ziek van- Het 1» ont
zettend, zooals alles m« hindert. Het was lang
zoo erg niet, vóór die Waploopers in hui3
kwamen.
Je ziet ze toctl n'6' v«el. Daarvoor ben
je niet genoeg thuis.
Neen, en Ik zat Voortaan nog minder
thuis zijn. Dit is geen thuis. Het is ©en hotel.
Daisy gaat weg, is 't niet?
Ja, maar dat beteekent niets. Er zijn
massa's meisje®, die eem betrekking als deze
willen hebben. Tweede-meisjes staan in een
rij te wachten.
Ja. je kunt e©n ander voor haar in de
plaats krijgen, prachtig. Maar van nu af aan
zullen ze gaan en komen. Geen enkel meisje
wil weiken voor een half dozijn bazen tegelijk.
Daisy is altijd een best meisje voor ons ge
weest. Ik neem het haar niet kwalijk, dat ze
weggaat. Stevens zal nummer 2 zijn. Hij zei
Harry vanmorgen zoo Iets. Ik hoorde het Hij
heeft óók gelijk, volkomen gelijk.
O, als de bedienden bij jou hooger staan,
dan wij....
Ja, dat staan ze zeker. Laat me eruit, dat
Ik wat lucht hap. Zeg Walter, dat ik dadelijk
de limousine noodig heb.
(Wordt vervolgd)