SOCIAAL EN ECONOMISCH. tijd wot [MILLIONAIRE DE STOPNAALD. ZATERDAG 19 MAART 1932 MERKWAARDIGE MINISTERIEELE REDE. :T- -•••- Het standpunt, dat in zijn algemeenheid onaantastbaar is De rede welke Minister Verschuur op 10 Maart 1.1. in de Eerste Kamer uitsprak, be vatte een passage, welke nog al wat monden en pennen in beweging heeft gebracht, mis schien ook van hen, die haar niet lazen. Zij schijnt ons toch wel gewichtig genoeg, haar tekstueel voor te leggen aan onze lezers, die er met belangstelling kennis van zullen ne men. Volgens de ..Handelingen" (bl. 409410) zei de katholieke bewindsman Economische werkzaamheid en sociale sfeer. Er is door Albert Thomas eens geschreven ik weet niet meer waar „je social doit valncre l'éoonomie", het sociale moet het economische overheerschen. Men kan uit een dergelijke adagium alles halen wat men wil, maar ik stel er prijs op te verklaren, op welke wijze ik dat adagium gaarne zou onderschrij ven. Men kan onderscheiden de economische werkzaamheid en de sociale sfeer. De econo mische werkzaamheid, daar is onder te bren gen alle werkzaamheid van het Individu, ge richt op de behartiging van zijn eigen be lang, en in de sociale sfeer hebben wij te doen met alle werkzaamheid, die op de gemeen schap is georiënteerd. Het spreekt vanzelf, dat dit laatste van een hoogere orde is, en. waaneer Aibert Thomas zegt, dat het sociale ïduet heer sell en over het economische, dan onderschrijf ik dit in zooverre, dat het sociale van een hoogere orde is, ln hiërarchie van de begrippen hooger staat. Dat wil niet zeg. gen, dat <5® gemeenschap een doel op zich zelf ware, waaraan het individu ondergeschikt zou zijn, waaraan het individu opgeofferd moet worden. De gemeenschap is geen zelf- doel, maar is niets anders dan een vorm van samenwerking van individuen, de gemeen schap is ook niets anders dan de exponent van de werkzaamheden van de individueele krachten. Men maakt zich schuldig aan een enorme begripsverwarring, door ook maar één oogenblik het begrip van de gemeenschap zoo te stellen, alsof het los ware te denken van den individueelen mensch. Die samenle ving, die de individueele menschen groepeert, heeft tot gevolg, dat de werkzaamheid van het individu wordt verhoogd, ja, als het ware vermenigvuldigd en heeft daarentegen ook dit effect, dat zij van de persoonlijke rechts sfeer en de persoonlijke belangensfeer offers vraagt. Staatsingrijpen. Nu merkt men dikwijls op, dat het ken merkt van het „vooruitstrevende" hierin wordt gezocht, dat groote offers gevraagd worden, dat nl. belangrijk In de rechtssfeer en in de belangensfeer der individuen ingegrepen wordt. Dat is niet het karakteristieke van de functie van de samenleving; dat is een nood zakelijk kwaad, dat men op dem koop toe moet nemen, maar dat geenszins nastreving verdient. Het iB zaak om zooveel mogelijk de bevordering van de persoonlijke werkzaam heid langs den weg van de samenleving en de maatschappelijke ordening te verkrijgen, maar het brengen van offers is daarbij geen doel, doch wel als middel gerechtvaardigd. Als men nu nagaat, op welke wijze men de gemeenschap wil laten optreden en wil laten ingrijpen, dan Is ook daaromtrent bui tengewoon veel meenlngsverschll. Ik kan daaromtrent een voorbeeld gebruiken, dat ook gisteren in het debat ter sprake is ge weest Als belangrijk voorbeeld kan ik noe men de correctie, welke de Overheid moet aan brengen ten aanzien van de juiste verdeeling vagi de inkomens. Men zou de Overheid te dien aanzien zóó kunnen laten optreden als of er een bepaalde beschikbare voorraad aan goederen bestond, waarbij het er slechts 'op aan kwam, dat een juiste verdeeling werd tot stand gebracht. Als men het vraagstuk zoo geheel naar een bepaald oogenblik gesteld beschouwt, dan is het een van de eenvoudig ste vraagstukken, waarvoor men gesteld kan geraken. Men kan dan de Overheid een tame lijk gelijke verdeeling laten tot stand bren gen. Maar zoo is het vraagstuk niet. Dat ware de statische beoordeeling van onze samenleving, terwijl het vraagstuk juist is, hoe wij de werkzaamheden, die de bron van allen rijkdom zijn, in verloop van tijd voor de samenleving waarborgen. Men moet het dus, naar de bekende onderscheiding, uitslui- tend of in hoofdzaak dynamisch bekijken. Als al de millioenen individueele grootheden, van wier werkzaamheid de samenleving het heb ben moet, niet op het maximum van hun nut tige inspanning gehouden worden, dan is elk stelsel van ingrijpen ten aanzien van de ver deeling van de maatschappelijke inkomsten bezwaarlijk, soms gevaarlijk, soms zelfs uit den booze. Wanneer men dus het een of an der sociaal systeem, of den een of anderen Overheidsinvloed te dien aanzien aanwendt, en men slaagt er niet in al die individueele krachten op passende wijze op hun eigen be lang georiënteerd te houden, dan legt men den bijl aan den wortel van onze welvaart en van ons geheele volksbestaan. Hieruit blijkt dus welk een gebondenheid aan het economische zich stelt tegen sociaal willen, tegen sociale idealen. Dat is een ge bondenheid, niet alleen in zooverre, dat daar is, quantitatief, een beperkte hoeveelheid aan gegeven rijkdommen, maar er is een veel be langrijker gebondenheid van meer qualitatie- ven aard, die bestaat in de eigenaardigheid van het 'eigenlijk werkende element, dat is de individueele mensch. die op zijn eigenbe lang, volgens de wettelijkheid wel is waar der geméenschapsxJrde, geordend moet blijven. Dat is een tegenstelling eenerzijds van het sociale en het economische en dat is ook rangschik king, die duidelijk doet uitkomen, dat het sociale in rang staat - boven het economische, zooals het formeele boven het materieele is te stellen en zooals de ziel boven het lichaam is te stellen. Alle economische werkzaamheid moet Ingesteld zijn op het hooger sociologisch doel, maar anderzijds is geen enkele sociolo gische maatregel of doelstelling los te maken van da eigenaardigheid der gegeven econo mische potenties. Sociaal-wenschelijke en econo- misch-mo gelijke. Men kan misschien, zooals ik daar hoor, zeggen, dat dit eenigszins lijkt op een tijd schriftartikel, maar ik moet het thans eens hebben over den veel verbreiden gedachten- gang, waarin, vrijwel ins Blaue hlnein, wen schen worden geuit. Wanneer men van de Regeeringstafel zich. bij de overweging der vervulbaarheid van tal van wenschen begeeft in de oude onderscheiding, dat er geen sociale maatregel mogelijk Is, of men moet rekenen met het „economisch mogelijke", dan gebruikt men een zoodanig uitgesleten formule, dat wij daarmede vrijwel niets meer zeggen. En wan neer wij ook in dit debat weder gekomen zijn voor uitsluitend in sociale sfeer zich bewegen de wenschen, dan lijkt het mij noodzakelijk, niet het minst ook in verband met verschil lende uitingen in den lande, dat van de Re geeringstafel duidelijk uitkwam op welke wijze zij verstaat die bekende onderscheiding tusschen het sociale en het „economisch mo gelijke". Er is van Regeeringszljde alle reden om er op te wijzen op welke wijze het sociaal wenschelijke aan het economisch mogelijke is gebonden, en dat die gebondenheid betreft niet alleen de hoeveelheid van de voorradige goederen, maar ook de eigenaardigheden van het in het economische werkende element. De loonpolitiek. Een zelfden gedachten gang kan men ook krijgen bij de loonpolitiek. Ik stel mij ten aanzien van de lóóüen als den-beebe-n- toestand Voör, dat er heerscht een zekere gelijkheid In de loonen; dat men dus voor gelijk waard i gen arbeid loonen heeft, die niet al te zeer uiteen- loopen. Daar zijn wij allen in hoofdzaak voor, ofschoon ln de practijk daaraan nog wel het een en ander is te doen. Wanneer men de zaak aldus stelt, is ver volgens ieder er voor dat de loonen zoo hoog mogelijk worden gesteld. Maar ook daarbij is er een maximum peil, boven hetwelk men on mogelijk gaan kan. Men kan het algemeene loonpeil afgezien dus van loonen in be paalde bedrijven opvoeren tot een zoo hoog peil, dat onverbiddelijk werkloosheid intreedt, als men wijst op de koopkracht, zooals hier is gedaan, van de hooge loonen en op de ze genrijke economische gevolgen daarvan, dan is dat volkomen juist; tot aan de grens, waar mede men heeft bereikt het peil, waarop de loonen werkloosheid produceeren. Op dat oogenblik gaat de koopkracht niet van het individueele loon, maar van de gezamenlijke ln de samenleving verdiende loonen steeds meer afnemen. De koopkracht gaat verminde ren en het loon houdt op over het algemeen economisch verantwoord te zijn. Ook bij de werkloosheidsverzekering hebben wij gehoord, dat eischen werden gesteld, welke met den onverbiddelijken samenhang van hot sociaal gewenschte en het economisch doen lijke te maken hebben. Men kan bij de werk loosheidsverzekering allerlei stelsels beden ken, maar wanneer wij daarbij zooals de geachte heer Polak gisteren zeide te maken hebben met een geheele boekenkast vol stu diewerken en verslagen, alle betrekking heb bende op de werkloosheid, dan zal men tel kens en telkens zien, dat al deze arbeid daar om zoo'n omvang heeft genomen, omdat men 13 gebotst tegen dezen onverbiddelijken sa menhang ern dat bij bet vinden van een goed stelsel van werkloosheidsverzekering het er juist om gaat niet om den idealen toestand te schetsen dat is gauw genoeg gedaan maar om de economische elementen, die voor de samenleving den rijkdom moeten voort brengen, niet door de sociale maatregelen van de werkloosheidsverzekering te remmen of te stremmen in hun werkzaamheid. De geachte afgevaardigde de heer Polak heeft de methode van den heer Reesing, die hij heeft aanbevolen, nogal bewonderd, naar het schijnt, doch wij hebben bij dat stelsel van den heer Keesing kunnen bemerken, dat de overigens bekwame schrijver zich uitslui tend bewoog in de sociale sfeer. Die geachte schrijver heeft eigenlijk niet veel meer ge daan dan een sprookje schrijven. Hij heeft opgemerkt, dat er verschillende menschen zijn op een bepaalden leeftijd zander inkomen en hij heeft gezegd: daar moet verandering in komen. Deze menschen moeten in plaats van het loon, dat zij derven, een inkomen van de maatschappij ontvangendaar moest eigen lijk een fonds zijn, waaruit wij dat zouden kunnen betalendat fonds moest eigenlijk ge vuld worden, niet uit de inkomens van die menschen in gewone tijden, maar met geld uit de samenleving, en daarvoor moesten we eigenlijk maar belasting gaan heffen; hoe veel tien millioen of honderd millioen per jaar en welke belastingen weet ik nog niet. Wanneer in zoo pure wenschelijksheidssfeer plannen worden gemaakt, hecht ik er totaal geen waarde aan, en vind ik, dat ik mij er in de Memorie van Antwoord nogal vriendelijk over heb uitgelaten. Het is een volkomen naïeve sociologie, die zich geheel losmaakt van de economische potenties. Wanneer nu de geachte afgevaardigde de heer Polak zegt: kom ook eens in die reine sociale sfeer en zeg eens of gij ook niet vindt, dat zoodanige uitkeering moet plaats vinden, dan pas ik daar geheel voor, omdat een antwoord op al lerlei sociale wenschen totaal onverantwoord is, wanneer het contact met het economisch mogelijke uit het oog verloren wordt. De geachte afgevaardigde de heer Sarra- rens heeft in een even aangenaam Voorge dragen als tot nadenken aanleiding gevend betoog gewezen op dezen kant in het be toog van prof. Adolf Weber, dat daarin een zijdig op de verhooging van de productie de aandacht wordt gevestigd. Het kan zijn, dat die eenzijdigheid daar bestaat: zoo ja, dan keur Ik het af, dat uitsluitend economisch beoordeeld wordt is hoever wij de productie kunnen doen stijgen, en andere, meer sociale factoren, zooals de verdeeling der productie, worden verwaarloosd. Het zal zaak zijn, het eene èn het andere te doen De goede methode kan slechts worden gevonden, wanneer wij de wederzijdsche gebondenheid in het oog houden. Vraagstukken als het juiste loonpeil zullen wij niet anders mogen bezien dan in verband met de werkloosheid en de nationale productiekracht; vooral wat betreft de export- productie; zij zijn van zoo ernstigen aard, dat men naar de meening der Regeering daar mede handelt over het voortbestaan van ons geheele economische systeem, vain ons geheele volksbestaan, en dat voor een nabije toekomst. De economische constructie van de wereld is in korten tijd hevig veranderd. Wanneer mem bijv. wijst op toestandem van vóór den oorlog, geeft men bijna geen argument; in nog geen twintig jaar is de constructie van de wereld zooveel veranderd, dat aan de kracht van der gelijke verwijzingen veel ontbreekt. Hadden wij tien jaar geleden in Indië weinig last van de Japaneohe concurrentie, thans worden onze textielgoederen daar zoogoed als geheel door de Japansche verdrongen. De Japansche con currentie is eenige jaren geleden doorgedron gen tot het Suezkanaal, ern thans wordt onze btnnenlandsche markt met Japansch goed overstroomd. Zóó snel zijn de veranderingen, zelfs in het begrip wereldmarkt! Dat alles bezielt de Regeering met de grootste zorg om de samenleving in den strijd om haar bestaan te versterken. De opinie van de Regeeriog is, dat het al- gemeen loonniveau dat is heel wat anders dan alle loonen ln verband met de ontwik keling van de wereldeconomie zal moeten dalen, hetgeen ook weer niet hetzelfde is als vermindering van de sociale situatie of de koopkracht der massa, en wel voor de be- staanskanseü ze'-f van ons volk. Als ik ooit pleizier heb gehad, dan was het vandaag, zeide Pierre Langu, terwijl hij ln een apachenkroeg in de Rue d'Hautpoul, achter de Hüttes ChaUmont gezeten, zijn absinth dronk. Nee, nooit vergeet ik de poets, die ik dien gladjanus van 'n speurder heb gespeeld. Verbeeld je, daar slenterde ik van middag in het drukste middaguur, zoo'n beetje door het magazijn „du Louvre" om te kijken of ik niet mijn slag kon slaan. Het is gemakkelijker om in de volte te kijken wat een meneer in zijn zakken, een dame in haar taschje heeft dan wanneer slechts enkele lui tusschen da vitrines wandelen, In de drukte kijken de. menschen niet pp een zacht duwtje. Je. duwt, en je.: wordt geduwd. Ze weten wel, dat "zé elkaar niet goed kunnen passeere.n Zónder elkaar aan te raken. Het is een heen- en-weer- stooten en duwen en daarvan moeten wij, arme menschen, het hebben. In het gedrang, wan neer de lieden allerlei pogingen doen om er uit te komen, merken ze niet gauw wat je doet en dat je „stiekum", belangstelling toont voor wat ze zoo al meedragen. En bovendien krijg je veel meer kans Iets van de toonbank étalages weg te nemen, dan in de ochtenduren als het er betrekkelijk stil is. En ik had juist mijn oog laten vallen op een fijn zijden doekje, toen ik een eigenaardige ontdekking deed, een ontdekking, die eigen aardige gevoelens bij me opwekte. Ik wa3 dicht bij de heeren-afdeellng gekomen, toen ik een étalagepop in het oog kreeg, keurig uit gedost. Een deukhoed, boord, keurige das met modern dessin, handschoenen, goed zittend colbert, een pantalon, netjes ln de vouw, kort om een pop, die de fijnste artikelen van de af- deeling droeg. Jonge, jonge, dacht ik bij me zelf, waar heb ik dat gezicht meer gezien? Waar lijkt die poppekop op. Ik zocht in mijn herinneringen, zooals ik weieens kijk, of er nog een centime in mijn vestzak zit. Waar heb ik dat uitge streken bakkes toch meer gezien? pijnigde ik m'n hersens af. Ik wandelde de afdeeling op en neer, keek nu en dan naar de pop om mijn geheugen een beetje te helpen en eindelijk herinnerde ik me den kerel, op Wien de kop zoo leek. Het was de speurder Soulange, ja, de detective van de Sureté. Ik ken den kerel, omdat hij onzen kameraad Fouchère te pak ken heeft gekregen. Bij de rechtzitting had ik hem gezien. Ik liep eenige malen om de pop heen en ik zag al gauw, dat ik met een echten kerel, niet mét" een statige pop te doen had. Ik begreep. In den laatsten tijd hadden de kranten vol gestaan van diefstallen in het Louvre ik ben onschuldig hoor, en nu had hij zich zóó opgesteld, om een oogje te kunnen houden op lui, die graag iets zonder te betalen meenemen. Hij had zich een beetje laten schminken om meer het aanzien te krij gen van een wassen pop. Zijn gezicht glansde vettig en zijn wangen hadden een rood kleur tje.. Ik dacht bij mezelf: hoe bak ik dien kerel, die Jean in het bajes heeft laten stop pen, een poets. Eindelijk viel me iets ln, Tot verbazing van de juffrouw bij de handwerkafdeellng kocht jf'hen dikke stopnaald met eén goede' stevige plint. En toen ging ik weer naar de pop, die, het moet gezegd worden, onbeweeglijk op haar voetstuk bleef staan. Geen spiertje bewoog zich. Soulange staarde voor zich uit en kon daardoor een groot deel van de zaal gelijk vloers, overzien. Vlak bij hem maakte ik een opmerking te gen een oude dame: Tegenwoordig, die poppen, hoe maken ze het! Je kunt ze niet van echte menschen on derscheiden. Ja, meneer, zei het vrouwtje, Je zoudt zweren, dat die pop echt Is Ze wees naar Soulange. Nee, madame, dat is de kunst van tegen woordig. Het is alsof alles leeft, geen was, maar vleesch is. En toch is het was of hout. Zie maar. En plotseling stootte ik de stopnaald met kracht in het dikste gedeelte van het been van de pop. Soulange uitte een scherpen kreet van pijn, tot grooten schrik van de oude vrouw, die het bijna op haar zenuwen kreeg. Soulange sprong van het voetstuk en, vóór hij het wist, was hij omringd door vele nieuwsgierigen, die niet begrepen, hoe een pop in een levend mensch kon veranderen, En van de gelegen heid maakte ik gebruik om het magazijn te verlaten, blij, dat ik mijn kameraad had ge wroken. En zoo zie je, dat je je soms met een kleinigheid kunt vermaken. En de stopnaald dan, vroeg iemand. Die zit er nog ln, als ze er niet is uit ge haald, lachte Pierre, terwijl hij zijn glas leeg dronk, maar voorloopig zal ik het Louvre mijden. NADRUK VERBODEN. Regeering en deflatie-gevaren. Wanneer de Regeering daarbij een bevoegd heid bezit en daden kan stellen, dan zijn die bevoegdheid en die daden maar zeer betrek kelijk. Indien de Regeering het in haar be voegdheid had om tot verlaging van de loonen rechtstreeks over te gaan, dan zou dat, dunkt mij consequenties hebben, als waarvan de ge achte afgevaardigde de heer Serrarens heeft gesproken. Die geachte afgevaardigde heeft nl. gewezen op de consequenties ten aanzien van de obligaties en do prijzen van huizen e.d. Wanneer de Regeering rechtstreeks in de loonen ingreep, zou de consequentie daarvan, dunkt mij, inderdaad zijn de verplichting, om ook het rendement van obligaties en do huren der huizen evenzeer te drukken, ik geloof intusschen, dat de economisch© krachten bij het intreden van een zekere deflatie zich niet onbetuigd zullen laten, maar een zoo groo ten toeloop naar de belegging in den vorm van obligaties zullen veroorzaken, dat het rendement van die obligaties ten slotte weer op het juiste peil zal komen. En wanneer de samenleving er in slaagt, te komen tot den bouw van nieuwe huizen tegen lageren prijs, dan zullen de lagere huren van de nieuwge bouwde huizen de overige huren terugbren gen tot een redelijker peil. De Regeering heeft intuscsen geen rechtstreeksche bevoegdheden ten aanzien van het loonpeil, maar zij kan wel Indirect optreden door te weigeren, positief mede te werken om het loon kunstmatig hoog te houden. Zoo kan zij ook op ander gebied slechts hier en daar indirect eenigen invloed op dit vraagstuk uitoefenen; doch voor zoo ver zij <3it kan, heeft zij zich ernstig en ge wetensvol de vraag te stellen, wat zij ten aan zien van ons geheele volksbestaan aan haar verantwoordelijkheid verplicht is. De Regeering is zeker niet van qordeel, dat het loon de eenige factor zou zijn, die onze productiekracht bepalen zal. De Hooge Raad van Arbeid is bezig een onderzoek in te stel len in hoeverre het loon invloed heeft op de productie prijzen. Wij willen dat onderzoek met helanestelline afwachten. Ook uit de op dracht aan ae oommissie, weiite ciat onderzoek instelt, blijkt, dat het eigenlijk gaat om de productieprijzen en om den invloed van het loon daarop. Het gaat hier rechtstreeks uit sluitend om de productieprijzen, welke zoowel door de arbeidsprestatie, waarover de geachte afgevaardigde de heer Serrarens zulke juiste opmerkingen heeft gemaakt, alsook door de rationalisatie,, door onze intensievere kapitali- scoring en ons ver voortgezet onderwijs en andere omstandigheden tot een zekere laagte kunnen worden neergedrukt, en zeker niet alleen door een loondaling. Internationaal staat het vraagstuk zeker v&el eenvoudiger. De geachte afgevaardigde de lieer. Serrarens heeft te recht de onder scheiding gemaakt, dat men internationaal loondaling kan afkeuren en ook als onnoodig kan beschouwen, maar dat men tegenover de feitelijke daling 'der loonen in andere landen (er is ook ln <jeze Kamer gewezen op de ge weldige depreciatie van verschillende valuta's) niets anders kan doen dan contrecoeur mede- gaan met een zekere daling in de loonen, in verband met de bestaansmogelijkheid van ons volk. „Het is zeer gemakkelijk, zoo besloot de "V'3* merkwaardig betoog, „om uit 15 1 V k'6r h«b gezegd, hier en daar zin nen tos te maken en daarvan vette koppen te maken in sommige dagbladen, ten einde daarmede t© bewijzen de snoodheid van de Régeering; maar iiü de'Rég-eering haar ziéns- wijze nog nader heeft uiteengezet* kan voor degenen, die van góeden wil zijn,' blijken, dat het de bedoeling is van de Regeering, om het heele econofniache volksbestaan voor een naastbijzijnde toekomsit te handhaven, en dat de Regeering alles doet, wat onder handha ving van een sociaal zeer hoog niveau onver mijdelijk is ter zake van de productiekoeten. Ik ben overtuigd, dat achter de Regering zich dienen te scharen allen, die de econo mische gevaren beseffen en die tegelijkertijd het maximum aan sociale mogelijkheden wil len gehandhaafd zien". Hoe ter wereld men deze rede als „liberaal" heeft willen kenschetsen is ons, evenals onzen collega van „De Volkskrant" een raadsel, zoo wij niet wisten, dat liberalen min of meer annexionlstisch zijn aangelegd ten opzichte van al wat wijs is. En hoe „De Nederlan der" dit betoog durfde kwalificeeren als ,.ver" ward", is ons heelemaal een raadsel. De rede schijnt ons hoe men over onder- doelen, b.v. betreffende de te nemen maatre gelen tegen eventueele deflatie ook moge denken de omschrijving van e'erl stand punt, dat in zijn algemeenheid onaantastbaar is en dat werd uiteengezet in een vorm, welke waarlijk niet alledaagsch mag heeten. BRANDSTICHTING. De rechtbank te Winschoten veroordeelde Af teren den slager L. H. te Muntendam, thsnS in voorarrest, wegens opzettelijke brandsticht lng in zijn slagerij, in November j,lif tot 3 iaar ®e" vangenisstraf. De eisch was 3 jaar. 1 1 Een tweede Michael de Ruyter op het massale kruis, bestemd voor den kerktO' ren van Berg-Terblijt. BOND VEREENIGING „WESTLAND". De bond Vereeniging „Westland" hield een algemeene vergadering in café restaurant „Centraal" te Naaldwijk, onder leiding van den heer J. Barendse. Onder de aanwezigen merkten we op do heeren Eisen en Kampschöer burgemeester van resp. Naaldwijk en Monster. l)e voorzitter besprak ln zijn openingsrede uitvoerig den toestand in het Westlandsche tuinbouwbedrijf, de moeilijkheden waaronder het te lijden heeft. Onze Regeering, die met net contingenteeringswetje den eersten stap op het pad van verweer heeft gezet, moet blijk baar, zeide spr., nog bekeerd worden tot het standpunt van actieve handelspolitiek op de basis van wederkeerigheld. Ons land zal niét kunnen ontkomen aan de noodzakelijkheid van een onderhandelingstarief. Als gevolg van deze omstandigheden krijgt de vraag van de kwaliteitsverbetering een ongekende actualiteit. Opvoering der kwali teit is een dringende eisch. Slechts het feit, dat men ons product om zijn goede kwalitei. ten niet wil missen, zal ons moeten redden. Meer dan ooit moeten we het oog gericht hou den op de consumenten ln eigen land. Daarom zal het vraagstuk der reclame ernstig moe ten warden bezien. Aan de orde kwam het voorstel van de afdee ling Naaldwijk, om de actie van het weren van buitenlandsch fruit te versterken. Na zeer breedvoerige besprekingen stelde burgemeester Eisen, de voorzitter der com missie voor Westlandsche Belangen, aan de vergadering de volgende conclusie voor; „De Algemeene vergadering van den hond van Westlandsche Veilingvereenlgingen; is van meening, dat alle normale handel ln van elders onmogelijk wordt gemaakt; acht het voor het behoud van den Neder- landschen Tuinbouw absoluut noodig, dat door actieve handelspolitiek door onze Regeering aan afzetgebieden buiten onze grenzen nog wordt gered, wat te redden is; acht het daarnaast noodzakelijk en redelijk, dat aithans in ons eigen land den eigen tuin bouw een kans wordt gegeven zonder door vreemde producten de markt té zien over. voerd vraagt het Centraal Bureau van de Groep Veilingsvereenigingen in den Nederjandschen Tuïhbouwraa me grooten aandrang op maat- reSe,e"i„g aln te Van 6en en ando* W 1* Reg«er*n° aan te dringen. aannemen "Sie W'0rd met a»*«n®ene stemmen Speciale reclame voor druiven. een°°npLTT!! breedvoerlS Oproken over debat hl 1 dn,lvenreclame. Na een langdurig c besloot de vergadering met algemeen© '"men op voorstel van den voorzitter, dat speciale reclame voor de Westlandsche drui ven lil het binnenland noodzakelijk is. MATUSCHKA II! Binnenkort weer een treinaanslag? Cister morgen stond op het rijwielpad bi] -S'oestd'Utoem geschreven: binnenkort een aan lag op den trein UtrechtAmersfoort. Ma- tuscihka II. Deze spoorlijn wondt nu ln alle gemeenten, waar de trein passeert, bewaakt. iiimiw"!» m A too I J0D*100-« téOH'964 I'd» A 1000 100H100H |M i«N A ?SO0 100* I00M I9W B WO 101X101" 90 - JW9 B 1(100 4 1PIH «7* 1*29 B *00 6 10] 1019 100 ft MU ft in\ 'Oi .wi wrv Vrij naar het Engelscb van F. TINDEL. J 27). Harry, trek je werkpak aan. Morgen ochtend moet je aan het werk! riep Dolly vroolijk tot haar bruidegom. Je vader en ik gaan karwei voor je zoeken, als jij zelf niet overal rondsnuffelt, om werk te krijgen. O, hemel! jammerde Mr. Miller. Hij had in vollen ernst gesproken en zij antwoordde met een scherts. Nu, zei hij tot zijn vrouw, toen ze on der elkaar waren, dat is dat. AJs Harry niet kan optreden in de revue, dan zie ik geen kans voor hem. Geef jij hun een kans, George, zeide zijn vrouw. O, ik wil hun alle kans van de wereld geven. De hemel weet, dat ik andere dingen aan mijn hoofd heb, die me er wel van zullen afhouden, om over diie twee akelige kinderen te tobben. Alles, wat ik als tweede hypotheek kon krijgen, was 5000 pond. En daar betaal ik me een ongeluk voor. Drieduizend kan ik gebruiken van den chèque van deze maand, en dan moeten we een poosje zuinig zijn met onze uitgaven. Dat doet me er aan denken, antwoord de Jane. Er is post voor je, en eea Waar heb ik die dingen neergelegd? Het tele- giam was onbetaald. Ik wou, dat ieder zijn eigen telegrammen betaalde. Heb je het niet open gemaakt? Het zou iets belangrijks kunnen zijn. Ik had er geen tijd voor. Ik had het in mijn handen, toen jij telefoneerde en toen is het me heelemaal door mijn hoofd gegaan. Bovendien heb je er laatst een hoop drukte over gemaakt, toen ik een telegram voor jou open maakte. Nu, zei George, laten we het telegram en de brieven maar eene nakijken. Het kan niet uit Huil komen, voegde hij erbij. Hij scheurde het papier open, zonder bijzon dere haast be maken, en las. Oh! gilde hij. Dan barstte hij in een luidruchtig en zenuw achtig gelach uit. O, die is geweldig! Dat lieve kind! Onze lieve Rose! Dat heb je al heel prachtig uitge zocht. O, die is geweldig! Jane greep verschrikt het telegram uit zijn hand. Die vreemde lach joeg haar vrees aan. Zij vloog over de getypte woorden heen, uitte een schellen kreet, en viel bezwijmd in de ar men van haar man. Het papier dwarrelde zachtjes op den grond en terwijl George zijn vrouw teeder op de sofa uitstrekte, en haar kieeren wat losmaakte, staarden de getypte woorden van het telegram naar hen omhoog; „Robert en ik vamdaia.g hier getrouwd. Uw héél, héél héél gelukkig kindje. ROSE". Het telegram kwam uit Londen. Het was onbetaald, zooals al die telegrammen moesten zijn, want dat kleine ongemak van betalen,; verzacht ietwat de uitwerking van den inbeeé op den geadresseerde. De aandacht wordt er ©enigszins door afgeleid. Het is niet zoo slecht, als dat andere. dat andere huwelijk zei Mr. Miller, toen zijn vrouw sinds lang had opgehouden met snik ken. Maar waarom.waarom moeten ze zulke dingen doen? Die naarheden! Ze denken zeker, dat het mooi staat. En Castle! Bijna tweemaal zoo oud als zij! Die vervloekte vent! Ik mag hem miet. Ik weet niet, waarom ik eigenlijk niet van hem houd. Maar als je niet weet, waarom je niet van iemand houdt, dan heb je juist dubbel het land aan hem! XV Toen Rose en haar man thuiskwamen, bleek het vrijgezellen verblijf van den baron aller minst geschikt als woning voor een jonge bruid. De huize Miller daarentegen bleex bij zonder geschikt, voor dat doel. Bovendien is het voor een man in zaken altijd aangenaam te weten, dat zijn vrouw in geval van nood in de BChutse van haar natuurlijke beschermers is. De drie kamers op de tweede verdieping, e eens vol piëteit gereserveerd waren voor e amilie Wallis, kwamen nu goed b» pas. e een andere kamer erbij, waren deze ver trekken buitengewoon geschikt, om de beide bruidsparen te herbergen. Uit den aard der zaak hieven de nieuwe leden der familie niet bepeirkt tot hun eigen kamers. Zij namen bet heele huis in beslag. Het huis was vol- een beetje te vol, om zich op zijn gemak té voelen, maar niet te vol, om te sputteren En sputteren was het juist, waarin de meuwe leden der familie, met hun echtgenooten, uit blonken. Harry, die door de vroolijke' vol maaktheden van Robert Castle overmeesterd was tot den tijd, waarin de beide voorgenomen huwelijken vielen, werd nu ietwat koel jegens, gjfe nfwmaligen beschermer. Hij vond 49^ niet heelemaal in orde, dat de baron er op die manier met zijn zuster van door was ge gaan. Hij vond zijn zuster te Jong voor den baron. Kortom, hij was van meenimg, dat Castle cp minder behoorlijke wijze gebruik gemaakt had vain Rose's gebrek aau inzicht. Aanhanke lijk dacht Harry het alleen, doch het duurde niet lang, of hij begon het ook te zeggen. In zijn hart vermoedde hij, dat de baron zich niet uitsluitend door liefde had laten leiden. Iïij begreep, dat M1- Castle er voordeelen in gezien had, om de schoonzoon te worden van een man, die een groote zaak ging exploi- teeren in samenwerking met mr. Lonsdaie. Rose mn haar kant kon maar weinig ver diensten ontdekken in Harry's brujd. Bn nog minder verdiensten ontdekte ze al dadelijk de eerste week, toen ze een nieuwen Spaanschen sjaal miste, en dien even later sierlijk over Dolly's schouders zag hangen. De zaak kwam ter sprake aan die late ontbijt tafel. Gerust, Dolly, als Je dien sjaal wilit heb ben, zal ik hem aan je geven, zei Rose. Maar ik zou je zeer verplicht zijn, als je niet op mijn kamer kwam, om de dingen weg te nemen. Ik vond hem over den rug van een stoel op de gang boven, verklaarde Dolly. Ik wis niet van wie hij was. Ik had het koud, en deed hem daarom over mijn sc ou dors. Tusschen haakjes, oude Jongen, zol Ro bert Castle, zich tot Harry wendend waar heb je die das vandaan, die je aan hebt/ Gekocht, antwoordde Harry, lichtelijk blozend. 1 Je mag die gerust hebben, als je ze roodlg hebt, verklaarde de baron goedig, maar je hebt nooit een das als die in je leven ge kocht, omdat je nooit geld hebt uitgegeven in de zaak, waar ze diie verkoopen. Ik heb die das gekocht bij Brown Jones in de Oxford- street. Er is geen tweede das van Fransche zijde als die, in heel Engeland, hehab© van Brown Jones. O heen, wordt t kwaad. Ik zeg er immers niets vattjn ^&n' a's we nu toch praten oyer persoo0 1 c el&6ndom, is het misschien beker, dat we ae saken goed stellen. t ff. De baron dronk zijn k° en spoedde zich de kamer uit. Hij w»s tfnmihste één lid van de familie, die ni'eit zl]n £®Wone bezigheid deed bestaan ult "niefcs was op de zaak hij Morton, vóór d® a™er«n van de ontbijt- tafel waren cypgiefl,taan' 0c^ mr. Castle voelde, dat zijn dagon va®.': invouidig verkoopertje bij Morton <'0' ,!t ,Waren. Hij was voorne mens, zonder drawn qe Zaak bij zijn achcKm- vader op n<? J te brengen, d.w.z. hem onomwonden tonnen te geven, dat er nu een echt zaKenmaii in de {amiiie wa9> ee,n man, die e ïaatschappij Wildrose tot bloei kon brengen als geen a,nd,ere. Mr- 1 er was nipt aan tafel, evenmin als zijn vrmnv. Op d©rden morgen na de verklaard nlsInS der familie had George niet meer met die schuimers eten. Jane. Ik kan het niet uithouden. Vandaag of moigen Verlies ik mijn geduld en schiet ik ze r'6er- Dt wil alleen met jou eten. 0, diat kunnen we niet doen. Het is maar voor een poosje, George. Natuurlijk moeten we elkaar allemaal goed leeren kennen, vóór 1e zalcen van eon leien dakje taan. Zóó lang zullen ze hier niet zijn, ant woordde George grimmig. Zoowaar Ik leef, ik zal de politie roepen, of den rattenvanger, of wien dan ook en ze eruit laten gooien. George, weet je wel hoe schandelijk Je daar over jo eigen kinderen spreekt? Ik wil ook niet, dat ze lang hier blijven, maar we moeten hun een kans geven, om hun eigen huishouden op te zetten. Nu, wat Castle betreft, de duivel hale dien kerel! die heeft me nog geen cent ge vraagd. Dat moet ik hem nageven. Maar hij" pakt me aanhoudend bij mijn knoopsgat, ëa verkoopt me een boop onzin, waf een reus achtige zakenman hij zou zijn, als hij maar eens wat flinks bij den kop kon krijgen. Hij bedoelt onze exploitatie-maatschappij. Nu, ik heb daar weinig zin in. Hij heeft een goeden, werkkring, net zooveel als hij waard 1». Eu je merkt ook niet, dat hij van plan ls, om 'de onkosten hier te betalen, hè? Allemachtig,-il£ ben er ziek van. Ik zit tot zoover vol. Jo maakt Iedereen ellendig met je ver drietigheden, en je schreeuwen, zei mr®. Mil ler pruilend, O, George, wat is er toch met je gebeurd? Je bent nooit zoo geweest. Het is net, alsof je ons allemaal kwijt wilt. Ik zeg je, dat ik er z-ieR van ben, riep Miller uit. Ik ben er ziek van- Het 1» ont zettend, zooals alles m« hindert. Het was lang zoo erg niet, vóór die Waploopers in hui3 kwamen. Je ziet ze toctl n'6' v«el. Daarvoor ben je niet genoeg thuis. Neen, en Ik zat Voortaan nog minder thuis zijn. Dit is geen thuis. Het is ©en hotel. Daisy gaat weg, is 't niet? Ja, maar dat beteekent niets. Er zijn massa's meisje®, die eem betrekking als deze willen hebben. Tweede-meisjes staan in een rij te wachten. Ja. je kunt e©n ander voor haar in de plaats krijgen, prachtig. Maar van nu af aan zullen ze gaan en komen. Geen enkel meisje wil weiken voor een half dozijn bazen tegelijk. Daisy is altijd een best meisje voor ons ge weest. Ik neem het haar niet kwalijk, dat ze weggaat. Stevens zal nummer 2 zijn. Hij zei Harry vanmorgen zoo Iets. Ik hoorde het Hij heeft óók gelijk, volkomen gelijk. O, als de bedienden bij jou hooger staan, dan wij.... Ja, dat staan ze zeker. Laat me eruit, dat Ik wat lucht hap. Zeg Walter, dat ik dadelijk de limousine noodig heb. (Wordt vervolgd)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1932 | | pagina 2